Alle rechtspraak  

IEF 7522

Niet voor het publiek toegankelijk

Rechtbank ’s-Gravenhage, 28 januari 2009, HA ZA 06-2844, NORMA tegen Vereniging NLKabel (voorheen VECAI) en diverse kabelaars en IRDA tegen NORMA en kabelaars.

Auteursrecht. Kabeldoorgifte is geen secundaire openbaarmaking. “Een uitleg waarbij artikel 14a WNR ook ziet op een primaire openbaarmaking zou contra legem zijn.

Vonnis in procedure van de collectieve belangenorganisaties Norma en Irda tegen de Nederlandse kabelexploitanten. Norma en Irda vorderden een vergoeding voor de kabeldoorgifte van de prestaties van uitvoerende kunstenaars opgenomen in televisieprogramma’s. Norma en Irda baseerden zich daarbij op (aansluitingscontracten gebaseerd op) artikel 14a lid 1 WNR dat bepaalt dat met betrekking tot ‘heruitzending’ (de nabuurrechtelijke tegenhanger van secundaire openbaarmaking in het auteursrecht) het naburige recht alleen kan worden uitgeoefend door collectieve belangenorganisaties zoals Norma en Irda.

De Haagse Rechtbank is van oordeel (dat niet betwist of onvoldoende gemotiveerd weersproken is) dat alle kabeldoorgifte door gedaagden (inmiddels) plaatsvindt op basis van een rechtsreeks door de omroep aangeleverd signaal dat niet voor het publiek toegankelijk is (ov. 4.1). Om die reden is volgens de rechtbank sprake van ‘uitzenden’ en niet van ‘heruitzenden’ (van een voorafgaande primaire uitzending) in de zin van artikel 14a lid 1 WNR. Omdat Norma en Irda alleen rechten vertegenwoordigen ten aanzien van dergelijk ‘heruitzenden’, worden  alle vorderingen afgewezen. Aan de beantwoording een aantal andere interessante, gecompliceerde, vragen (zoals de verhouding tot het wettelijke vermoeden van overdracht) komt de Rechtbank Den Haag niet toe.

“4.1. Bij de beoordeling van het verweer van Vecai en de kabelaars moet allereerst worden vastgesteld dat door Norma en Irda niet is betwist dat de omroepen het signaal rechtstreeks aan de kabelexploitant leveren, welk signaal niet voor het publiek toegankelijk is. Norma en Irda hebben bovendien niet, althans onvoldoende gemotiveerd, gesteld dat dit voor uitzendingen in een deel van de relevante periode in het verleden en/of voor een deel van de door de kabelaars aangeboden uitzendingen anders is. Zij stellen daarentegen slechts dat het regime van de artikelen 14a e.v. WNR van toepassing is op iedere openbaarmaking, waaronder naar hun mening ook dient te worden verstaan het voor de eerste maal voor het publiek beschikbaar maken van een speciaal daartoe enkel aan de kabelexploitant ter beschikking gesteld signaal. De onderhavige beoordeling zal zich daarom beperken tot de situatie waarin de omroepen een niet voor het publiek toegankelijk signaal rechtstreeks aan de kabelexploitanten leveren.

(…)

4.4. Omdat in de door Vecai en de kabelaars geschetste situatie – aanlevering door de omroepen van een niet voor het publiek toegankelijk signaal rechtstreeks aan de kabelaars per satelliet of door middel van een vaste verbinding – niet kan worden gesproken van het verspreiden van programma’s, is die aanlevering niet aan te merken als uitzenden door de omroep. Dit betekent dat de daarop volgende verspreiding van de programma’s door de kabelaars niet is aan te merken als heruitzenden, maar als uitzenden in de zin van de WNR. Van het gelijktijdig uitzenden in de hiervoor bedoelde zin is immers geen sprake. Niet alleen de wet is op dit punt duidelijk. Ook de Memorie van Toelichting biedt geen ruimte voor een andere uitleg.

(…)

4.6. Norma heeft bij pleidooi nog gesteld dat zij zich (ook) tegen de primaire openbaarmaking kan verzetten omdat dit verbodsrecht haar door de bij haar aangesloten uitvoerende kunstenaars is overgedragen. Nadat dit door Vecai en de kabelaars was tegengesproken heeft Norma erkend dat dit recht niet expliciet wordt genoemd in de onder 2.2 weergegeven overeenkomst maar die overdracht zou uit de strekking van de overeenkomst volgen. Deze stelling is te vaag om te worden onderzocht en wordt om die reden verworpen. In het midden kan daarom blijven of, zoals gesteld door Vecai en de kabelaars, in geval van een filmwerk dit recht als regel door de uitvoerende kunstenaar aan de producent wordt overgedragen of door de werking van artikel 45d Aw geacht wordt aan de producent te zijn overgedragen.

1019h proceskosten, kort weergegeven: Norma:  €25.000,- (afspraak partijen), proceskosten Irda: €1130,- (liquidatietarief wegens bezwaar en geen deugdelijke onderbouwing proceskosten).

Lees het vonnis hier.

IEF 7520

Het belang van de informatievoorziening

Gerechtshof Amsterdam, 27 januari 2009, zaaknummer 200.010.745/01 KG, De Rooij tegen Hollandse Hoogte B.V. (met dank aan Fulco Blokhuis, Boekx).

Auteursrecht. Portretrecht. Hoger beroep in de zaak over de stockfoto van een hardlopende moeder. (De Hollandse Hardloopster, IEF 6302). Eiseres is zonder haar toestemming gefotografeerd en gedaagde, het stockfotobureau Hollandse Hoogte, heeft deze foto zonder toestemming van eiseres op haar website (databank met foto's) geplaatst. Hollandse Hoogte heeft de foto in licentie gegeven aan de Consumentenbond, die de foto paginagroot in de Consumentengids heeft geplaatst bij een artikel over mp3-spelers (klik op afbeelding voor vergroting).

Het Gerechtshof Amsterdam bekrachtigt het vonnis waarvan beroep. Blijkens het arrest heeft Hollandse Hoogte aan eiseres meegedeeld dat zij heeft besloten om de foto niet meer op te nemen in de database, ‘uit begrip voor uw persoonlijke argumenten’, waardoor het vereiste spoedeisend belang ontbreekt. Bovendien wordt volgens het hof door publicatie en exploitatie van de foto geen inbreuk gemaakt op het portretrecht van eiseres.

“Het belang van de informatievoorziening brengt mee dat berichtgeving zoals hier aan de orde moet kunnen worden voorzien van illustratiemateriaal, zoals foto's van de werkelijkheid. Het is daarbij onvermijdelijk dat foto's van toevallige passanten worden gepubliceerd. De foto waar het in dit geding om gaat, is neutraal. Ook kan - objectief gezien - niet worden gezegd dat de foto op enigerlei wijze compromitterend of diskwalificerend is of een zodanig effect heeft.”

“4.3 Het hof overweegt voorts het volgende. Het is op zichzelf begrijpelijk dat De Rooij-Van den Boogaard - op grond van haar persoonlijke keuzes - bezwaar heeft tegen publicatie van de foto als hier aan de orde. In het midden kan blijven of dit - in dit geval - een redelijk belang oplevert op grond waarvan zij zich op de voet van artikel 21 Auteurswet 1912 tegen (verdere) openbaarmaking kan verzetten. Haar belang weegt hier naar het voorlopig oordeel van het hof niet op tegen het door Hollandse Hoogte ingeroepen belang op informatievoorziening. Het hof licht dit toe.

Het belang van de informatievoorziening brengt mee dat berichtgeving zoals hier aan de orde moet kunnen worden voorzien van illustratiemateriaal, zoals foto's van de werkelijkheid. Het is daarbij onvermijdelijk dat foto's van toevallige passanten worden gepubliceerd. De foto waar het in dit geding om gaat, is neutraal. Ook kan - objectief gezien - niet worden gezegd dat de foto op enigerlei wijze compromitterend of diskwalificerend is of een zodanig effect heeft.

De foto is slechts geëxploiteerd door deze in licentie te koop aan te bieden voor - zoals Hollandse Hoogte het formuleert - redactionele doeleinden. De foto en de wijze waarop deze op de website en vervolgens in de Consumentengids is gepubliceerd hebben ook niet de strekking tot aanbeveling van enig product of dienst. Dat voor de licentie (mede ten behoeve van de maker van de foto) wordt betaald, maakt dit niet anders.

Dit een en ander betekent dat de inbreuk op het recht van De Rooij-Van den Boogaard op eerbiediging van haar persoonlijke levenssfeer in ieder geval niet zo ernstig is dat voormeld belang van de informatievoorziening daarvoor moet wijken.

Het voorgaande brengt reeds mee dat de voorzieningenrechter de vorderingen terecht - met verwijzing van De Rooij-Van den Boogaard in de kosten - heeft afgewezen.”

Lees het arrest hier.

Op andere blogs:
NVJ (Wel of geen inbreuk op portretrecht)

IEF 7519

Go fast again

Go Fast!Nota bene: Voor wie al dacht dat de eind vorige week vrijgegeven ‘Go Fast’ ex parte beschikking wat merkwaardig aandeed: dat gevoel was juist. Per abuis is de verkeerde beschikking rondgemail. De juiste beschikking is hieronder weergegeven. Het verzoek blijkt toch gedeeltelijk te zijn toegewezen. 

Rechtbank ’s-Gravenhage, ex parte beschikking van 8 december 2008,  KG RK 08-2154, Go Fast Sports & Beverage Company.

Auteursrecht. Merkenrecht. Verzoeker Go Fast stelt dat voormalige distributeur zelf een energy drink op de markt brengt die sterk gelijken op de energy drink van verzoeker. De rechtbank wijst verzoek toe waar het het merkenrecht betreft:

Bevoegdheid: “2.1. De Nederlandse rechter heeft krachtens artikel 93 lid 5 [plaats van inbreuk – IEF]  van de Verordening (EG) 40/94 van de Raad van 20 december 1993 inzake het Gemeenschapsmerk (hierna te noemen: “GMVo”) rechtsmacht voor zover het verzoek ziet op de gestelde inbreuk op de Gemeenschapsmerken in Nederland. Voor zover een verbod is gevraagd op inbreuk op deze rechten buiten Nederland ontbreekt rechtsmacht (...).

2.2. Voor zover het verzoek is gebaseerd op inbreuk op de aan verzoeksters toekomende auteursrechten op het logo op de blikjes energydrink is de Nederlandse rechter bevoegd daarvan kennis te nemen, aangezien gerekwestreerde sub 1 in Nederland is gevestigd en tussen het verzoek jegens gerekwestreerde sub 1 enerzijds en het verzoek jegens gerekwestreerde sub 2 anderzijds een band zoals bedoeld in artikel 6 aanhef en onder 1 EEX bestaat.

2.3. Het op de gestelde inbreuk op het handelsnaamrecht gebaseerde verzoek is slechts gericht tegen gerekwestreerde sub 2. De Nederlandse rechter heeft ten aanzien van dat verzoek krachtens het bepaalde in artikel 5 lid 3 EEX rechtsmacht, doch uitsluitend voor zover het verzoek betrekking heeft op een verbod op inbreuk op het handelsnaamrecht van verzoeksters in Nederland. De Nederlandse rechter heeft geen rechtsmacht met betrekking tot de gestelde inbreuk op het handelsnaamrecht buiten Nederland.

Merkenrecht: (…) 2.6. De voorzieningenrechter constateert dat de op de door gerekwestreerden aangeboden blikjes energydrink aangebrachte en op de website met domeinnaam luckytime. nl geplaatste tekens gelijk zijn aan dan wel overeenstemmen met de aan verzoeksters toebehorende Gemeenschapsmerken en daarenboven in het economisch verkeer voor dezelfde waren worden gebruikt als waarvoor de Gemeenschapsmerken zijn ingeschreven. Gelet op hetgeen in het verzoekschrift is aangevoerd is voldoende aannemelijk dat uitstel onherstelbare schade voor verzoeksters zal veroorzaken. Het verzoek zal worden toegewezen op de wijze zoals hierna is verwoord.

Auteursrecht & handelsnaamrecht: 2.7. Het verzoek zal overigens worden afgewezen, omdat het niet in overeenstemming wordt geacht met de aan een ingrijpende maatregel als een ex parte verbod te stellen hoge eisen in het bijzonder ten aanzien van de aannemelijkheid van het bestaan van en/of de gestelde inbreuk op het auteursrecht en het handelsnaamrecht.”

Lees de beschikking hier.

IEF 7509

De werkelijke plaatser

Rechtbank Amsterdam, sector Kanton, 21 januari 2009, CV 08-20893, Eisers S. & D. tegen Stichting Maroc.nl (vonnis via blog Arnoud Engelfriet, Internetrecht / Ius Mentis)

Auteursrecht. Portretrecht. Eisers (fotograaf en ouder) maken bezwaar tegen het plaatsen van een door eiser S.  gemaakte foto van het kind van eiser D. op het forum van website Maroc.nl. De foto is geplaatst door een gebruiker van het forum. De vorderingen worden afgewezen.

Niet de website maar de gebruikers hebben het auteursrecht geschonden. De forumbeheerder is niet ‘van iedere verantwoordelijkheid ontslagen’, maar het gaat te ver om van een forumbeheerder te verlangen dat hij voorafgaand aan plaatsing iedere forumbijdrage tevoren op dergelijke aspecten controleert, dan wel het plaatsen van afbeeldingen volledig onmogelijk maakt. Wel mag van een forumbeheerder 'een alerte houding' worden verwacht en daarvan was i.c. wel degelijk sprake.  (1019h?) proceskosten: €50,00).

“4. Als niet betwist staat vast dat de door S. gemaakte foto van de dochter van D. zonder toestemming van S. en/of D. op het forum van Maroc is geplaatst. Aangenomen moet worden dat die plaatsing feitelijk is gebeurd door twee vooralsnog anoniem gebleven gebruikers van het forum. Onjuist is de kennelijke stelling van S. en D. dat door het voeren van een openbaar forum op het internet Maroc in dat geval geacht moet warden degene te rijn die de foto heeft geplaatst, waarmee de schending van het auteursrecht/portretrecht al gegeven zou zijn. Degenen die de foto's hebben geplaatst en daardoor de betreffende rechten hebben geschonden zijn de betreffende gebruikers van het forum.

5. De onder 4 gegeven conclusie maakt niet dat Maroc als forumbeheerder van iedere verantwoordelijkheid voor eventuele auteurs-/portretrechtelijke schendingen door de gebruikers van het forum is ontslagen, maar het gaat - mede gelet op doel en functie van een forum als discussieruimte voor gebruikers - te ver om, zoals S. en D. bepleiten, teneinde bedoelde schendingen door gebruikers te voorkomen, van een forumbeheerder te verlangen dat hij voorafgaand aan plaatsing iedere forumbijdrage tevoren op dergelijke aspecten controleert, dan wel het plaatsen van afbeeldingen volledig onmogelijk maakt. Wel mag van een forumbeheerder een alerte houding worden verwacht in het tegengaan van dit soort plaatsingen op zijn forum. De forumbeheerder dient daartoe ongewenste bijdragen als waarvan hier sprake is op eerste aanmaning te verwijderen en ook de mogelijkheid tot het doen van zulke aanmaningen te faciliteren, alsmede desgevraagd medewerking te verlenen aan het achterhalen van de identiteit van de werkelijke plaatser van auteursrechtelijk beschermd materiaal.

Niet is gebleken dat Maroc hierin in gebreke is gebleven. Immers, onbetwist is gebleven dat Maroc de mogelijkheid heeft gecreëerd voor iedere bezoeker om on-line de beheerder te waarschuwen met betrekking tot de inhoud van forumbijdragen, van welke mogelijkheid S.  en/of D. geen gebruik hebben gemaakt.

Voorts staat onvoldoende vast dat de bij dagvaarding overgelegde brieven van S. en D. aan Maroc van 14 april en 10 mei 2008 geadresseerd aan een voormalig vestigingsadres van Maroc deze hebben bereikt, nu Maroc de ontvangst ervan betwist, daarbij stellende dat rij in deze periode nog wel de post van dit oude adres ophaalde. Daarbij komt dat niet (voldoende) is betwist dat ten tijde van datering van die brieven het juiste adres op de website van Maroc en in de registers van de Kamer van Koophandel werd vermeld, zodat S. en D. voldoende gelegenheid hadden om achter het juiste adres te komen. Dat zij zijn afgegaan opde gegevens van SIDN, maakt dit niet anders, daar zij niet voldoende uitleggen waarom zij zonder nadere controle zouden mogen afgaan op de door die organisatie verstrekte gegevens.

Dat betekent dat er voor de beoordeling van moet worden uitgegaan dat pas met de dagvaarding Maroc door S. en D. in kennis is gesteld van de vermeende schendingen van het auteurs/portretrecht op de foto in kwestie. S. en D. hebben niet betwist dat Maroc daarna de gewraakte bijdragen terstond heeft verwijderd. Voor wat betreft het achterhalen van de identiteit van de plaatsers van de gewraakte bijdragen geldt dat niet is gesteld dat S. en D. Maroc daarin om medewerking hebben gevraagd, zodat ook hierin Maroc niet tekort is geschoten.

6. Het voorgaande betekent dat de vordering van S. en D. wordt afgewezen.

7. Gelet op de uitkomst van de procedure worden S. en D. veroordeeld in de proceskosten. Nu Maroc niet bij procesgemachtigde heeft geprocedeerd zijn deze in beginsel te stellen op nihil. Voor de persoonlijke verschijning op eerstdienende dag is evenwel een bedrag van € 50,00 aan reis- en verletkosten toewijsbaar.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7508

De menselijke eigenschappen van de kippen

KippengekeuvelRechtbank Amsterdam, 26 maart 2008, LJN: BF3727, Kunstenares  tegen Kippenfokster (met dank aan Aron Das Gupta, Van Mens & Wisselink).

Auteursrecht. Eiseres is professioneel kunstenares en maakster van het schilderij ‘Kippengekeuvel’ waarop drie kippen staan afgebeeld. Gedaagde fokt sierkippen en maakt ook schilderijen. Eisers A is er door een klant erop geattendeerd dat B zou exposeren in en dat op de website van B een kopie van haar schilderij ‘Kippengekeuvel’ zou worden aangeboden. B beroept zich op artikel 16b lid 1 Aw dat bepaalt dat werken van beeldende kunst voor eigen oefening, studie of gebruik verveelvoudigd mogen worden (mits).

Inbreuk wordt aangenomen, maar alle vorderingen (afgifte, een verklaring voor recht, schadevergoeding) worden afgewezen. Opmerkelijk is wellicht dat de 1019h proceskosten worden gecompenseerd. “De vorderingen van A zijn in deze procedure weliswaar allen afgewezen, maar desalniettemin is vastgesteld dat B met haar werken 1/15 en 4/15 inbreuk heeft gepleegd op het auteursrecht van A.”  maar,  “uit de overgelegde stukken blijkt immers dat B van meet af aan heeft getracht het geschil buiten rechte op te lossen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat A B door het voortzetten van deze procedure onnodig op kosten heeft gejaagd. Alle omstandigheden in aanmerking nemende ziet de rechtbank in het voorgaande aanleiding de proceskosten in het onderhavige geval te compenseren.

Inbreuk, eigen oefening: “4.2.  Ten aanzien van de schilderijen 1/15 en 4/15 heeft B erkend dat deze het resultaat zijn van haar poging ‘Kippengekeuvel’ na te schilderen, althans aan dit schilderij zijn ontleend. Zij beroept zich echter op artikel 16b lid 1 Aw dat bepaalt dat werken van beeldende kunst voor eigen oefening, studie of gebruik verveelvoudigd mogen worden, mits, aldus lid 3 van dit artikel, de kopie door haar formaat of werkwijze duidelijk van het origineel afwijkt.

Zoals A terecht heeft gesteld gaat het beroep van B op deze bepaling in dit geval niet op, omdat deze werken in ieder geval openbaar gemaakt zijn via de website van B. De ‘eigen-gebruik’-regeling van artikel 16b geldt niet voor het openbaar maken van voor eigen oefening of gebruik gemaakte verveelvoudigingen, aangezien -zodra een werk wordt openbaar gemaakt- van eigen oefening of studie geen sprake meer is. Dat de website van B geen commerciële aangelegenheid was, zoals zij heeft aangevoerd, en dat de toevoegingen ‘verkocht’ en ‘prijs op aanvraag’ voor de grap door haar dochter bij de afbeeldingen op de website waren geplaatst, doet in dit verband niet ter zake, daar vaststaat dat deze website wel voor derden vrij toegankelijk was. Dat de werken 1/15 en 4/15 in Ateliercafé Mauve, of elders dan op haar website, openbaar zouden zijn gemaakt, is overigens niet gebleken.

4.3.  Nu niet bestreden is dat de schilderijen 1/15 en 4/15 verveelvoudigingen zijn van ‘Kippengekeuvel’ en het beroep van B op artikel 16b Aw niet slaagt, staat in beginsel vast dat B met deze schilderijen inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van A.

4.4.  (…)  Bij de beantwoording van de vraag of 5/15 en 11/15 zijn aan te merken als verveelvoudigingen van ‘Kippengekeuvel’, en derhalve of B met deze schilderijen inbreuk pleegt op het werk van A, is van belang of hierin auteursrechtelijk beschermde trekken van ’Kippengekeuvel’ herkenbaar zijn overgenomen. Daarbij geldt dat het feit dat twee werken een zekere gelijkenis vertonen nog niet betekent dat ook sprake is van ongeoorloofde nabootsing, aangezien die gelijkenis kan berusten op bepaalde onbeschermde aspecten, zoals stijl, methode of feitelijke gegevens. Bij de beoordeling van de vraag in hoeverre beschermde trekken van een werk zijn overgenomen, kan bij werken van beeldende kunst als maatstaf worden gehanteerd in hoeverre de totaalindrukken van de beide werken overeenstemmen.

4.5.  (…) De rechtbank is van oordeel dat ‘Kippengekeuvel’ en de werken 5/15 en 11/15 aanmerkelijk verschillende totaalindrukken bieden. Voor zover enige overeenstemming vertonende elementen aan ‘Kippengekeuvel’ zijn ontleend, betreft het elementen die geen auteursrechtelijke bescherming genieten. Ook de door A ter comparitie beschreven kenmerken van haar werk, zoals de, naar haar zeggen, menselijke eigenschappen van de kippen, de knusheid, de gele snavel, de vlakvorming en de compositie zijn naar het oordeel van de rechtbank geen auteursrechtelijk beschermde kenmerken van ‘Kippengekeuvel’ die in 5/15 en 11/15 terug te vinden zijn. Daar komt bij dat de op 5/15 en 11/15 afgebeelde kippen in een andere positie zijn afgebeeld, waarbij de pluimstaarten van de kippen zichtbaar zijn (in tegenstelling tot de kippen op ‘Kippengekeuvel’ waarbij geen staarten zijn afgebeeld) de lichamen van de kippen beduidend anders zijn geschilderd, met meer contrasterende lijnen en dikker in verf zijn gezet, de poten van de kippen op 5/15 en 11/15 niet zichtbaar zijn, en als achtergrond éénn kleur is gebruikt, grasgroen, in tegenstelling tot de kleuren zwart en blauw die als achtergrond van ‘Kippengekeuvel’ zijn gebruikt. 5/15 en 11/15 houden dan ook voldoende afstand van ‘Kippengekeuvel’ en zijn derhalve niet aan te merken als verveelvoudigingen van dat werk. (…)

4.6.  Evenmin kan worden geoordeeld dat B zich met 5/15 en 11/15 schuldig zou hebben gemaakt aan onrechtmatige nabootsing. Handelingen die geen inbreuk op auteursrecht opleveren, maar wel schadelijk zijn voor de maker van een werk, kunnen onder omstandigheden weliswaar onrechtmatig zijn, maar van schade is, zoals uit het hiernavolgende blijkt, in dit geval niet gebleken.

4.7.  Uit het voorgaande volgt dat alle vorderingen ten aanzien van 5/15 en 11/15 moeten worden afgewezen. (…)

Afgifte: 4.8.  Werk 4/15 is ter comparitie door B aan A afgegeven, zodat A bij haar vordering tot afgifte ten aanzien van dat werk geacht moet worden geen belang meer te hebben.
Bij brief van 2 februari 2007 heeft B toegezegd “alle litigieuze werken die zij in haar bezit heeft” aan A, althans haar raadsman, af te staan. Bij brief van 27 maart 2007 heeft B aan A bericht dat zij 1/15 niet meer kon vinden en dat zij dit werk daarom niet kon afgeven. Ter comparitie heeft B desgevraagd verklaard dat zij hard gezocht heeft naar 1/15, omdat zij van begin af aan alles aan A heeft willen afgeven, maar dat 1/15 onvindbaar is gebleven.
Nu vaststaat dat B bij een veroordeling tot afgifte van 1/15 hieraan niet zal kunnen voldoen, en dit derhalve slechts tot het verbeuren van dwangsommen zal leiden, oordeelt de rechtbank dat deze vordering niet kan worden toegewezen.

Verklaring voor recht: 4.9.  A vordert verder te verklaren voor recht dat - kort samengevat - de werken van B ontoelaatbare verveelvoudigingen zijn. De rechtbank is van oordeel dat een vordering tot verklaring voor recht eiseres slechts toekomt, indien zij voldoende belang bij een dergelijke rechtsvordering heeft en dat A, zoals B terecht heeft aangevoerd, dat belang onvoldoende heeft aangetoond.

(…) A heeft ter comparitie desgevraagd toegelicht dat haar belang bij de gevraagde verklaring voor recht gelegen is in het persoonlijkheidsrechtelijke aspect van de zaak. (…) A miskent met die stelling echter dat B niet ‘Kippengekeuvel?’ (het werk, in de zin van artikel 25 Aw) onder haar naam openbaar heeft gemaakt, maar een (ontoelaatbare) verveelvoudiging, waartegen A zich krachtens de haar toekomende exploitatierechten kan verzetten. De gevorderde verklaring voor recht wordt derhalve afgewezen.

Schade: 4.12.  A heeft verder gesteld schade te hebben geleden door het handelen van B (…) A heeft erkend dat zij niet kan bewijzen dat zij inkomsten heeft misgelopen door de verveelvoudigingen van B. Dat aannemelijk zou zijn dat A door de werken van B minder van haar eigen werk heeft verkocht, zoals A stelt, is op geen enkele wijze inzichtelijk gemaakt.
Gelet op de betwisting door B en de onvoldoende onderbouwing van de schade door A, is deze niet toewijsbaar. De immateriële schade is gebaseerd op de schending van haar persoonlijkheidsrechten, zo stelt B. Nu van schending van de persoonlijkheidsrechten van B niet is gebleken, zoals volgt uit het hiervoor onder 4.9. overwogene, is deze schade reeds hierom niet toewijsbaar.

4.13.  Tot slot vordert A B te veroordelen tot betaling van de volledige proceskosten (…) De vorderingen van A zijn in deze procedure weliswaar allen afgewezen, maar desalniettemin is vastgesteld dat B met haar werken 1/15 en 4/15 inbreuk heeft gepleegd op het auteursrecht van A.  (…) In het onderhavige geval is de rechtbank van oordeel dat de omstandigheid dat B kort nadat zij door de raadsman van A was benaderd, zich bereid heeft verklaard tot het afgeven van de werken waar A bezwaren tegen had, alsmede een onthoudingsverklaring heeft getekend en een schikkingsbedrag heeft aangeboden, een omstandigheid is waarmee bij de vraag of -ondanks dat inbreuk vaststaat-  rekening moet worden gehouden bij de proceskostenveroordeling.

4.14.  (…) A kan niet gevolgd worden in haar stelling dat B onwillig en draaierig was en geen loyale medewerking heeft willen geven en dat zij pas in april 2007 onder druk van een kort geding tot afgifte van de werken en de onthoudingsverklaring werd overgegaan. Uit de overgelegde stukken blijkt immers dat B van meet af aan heeft getracht het geschil buiten rechte op te lossen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat A B door het voortzetten van deze procedure onnodig op kosten heeft gejaagd. Alle omstandigheden in aanmerking nemende ziet de rechtbank in het voorgaande aanleiding de proceskosten in het onderhavige geval te compenseren.

Lees het vonnis hier en inmiddels ook hier (rechtspraak.nl).

IEF 7507

Zonder toestemming openbaar maakt of dreigt openbaar te maken

Rechtbank ’s-Gravenhage, Ex parte beschikking van 22 januari 2009, KG RK 09-132, Eredivisie N.V. & Eredivisie clubs tegen MYP2P B.V. (met dank aan Bastiaan van Ramshorst, Klos Morel Vos & Schaap).

Auteursrecht. Merkenrecht. Interessante beschikking van de Rechtbank Den Haag in een zaak over livestreams van Eredivisiewedstrijden. Het op een website ter beschikking stellen van (bittorrent-achtige)  links waarmee illegale streams kunnen worden gedownload (die met eerder gedownloade sopcast-software bekeken kunnen worden, maar dus niet op de litigieuze website zelf staan) is aan te merken als een openbaarmakingshandeling, vergelijkbaar met het doorgeven van een signaal door middel van televisietoestellen door een hotel aan de gasten die in zijn kamers verblijven (HvJ EG, Hoteles).

Uit het verzoekschrift: “Myp2p verricht zelfstandig openbaarmakingshandelingen.  (…) Het begrip openbaarmaken in de zin van artikel 12 Aw. dient te worden uitgelegd aan de hand van artikel 3 lid 1 van Richtlijn 2001/29 (Richtlijn auteursrecht in de informatiemaatschappij).

 (…) Het HvJEG heeft in zijn Hoteles-arrest (HvJEG 7 december 2006(C-306/05)) dit begrip nader uitgelegd. In die zaak ging het om de vraag of de distributie van een signaal door middel van televisietoestellen aan klanten die in hotelkamers logeren, een mededeling aan het publiek in de zin van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29 vormt, en of de installatie van televisietoestellen in de kamers van een dergelijke zaak op zich een handeling van dien aard vormt.

 (…) Het Hof (…) oordeelde vervolgens dat op de eerste en de derde vraag [moet] worden geantwoord dat, ook al vormt de loutere beschikbaarstelling van fysieke installaties als zodanig geen mededeling in de zin van richtlijn 2001/29, het doorgeven van een signaal door middel van televisietoestellen door een hotel aan de gasten die in zijn kamers verblijven, ongeacht de gebruikte techniek van doorgifte van het signaal, een mededeling aan het publiek in de zin van artikel 3, lid 1, van deze richtlijn vormt (r.o. 46-47).

Myp2p verricht vergelijkbare handelingen als het hotel in bovengenoemd arrest. Immers: Myp2p is een andere organisatie van wederdoorgifte dan de oorspronkelijke. Zij verricht haar handelingen ten behoeve van een ander, nieuw publiek. Het nieuwe publiek bestaat uit mensen die niet aan een van de officiële partners van Verzoeksters betaald hebben voor het zien van de wedstrijden. (…)”

De voorzieningenrecht oordeelt, heel kort, het is tenslotte een ex parte,  dat er inderdaad sprake is van openbaarmaken:

“2.2. De voorzieningenrechter constateert dat de op de website van gerekwestreerden aangebrachte tekens (vergelijk productie 2) gelijk zijn aan dan wel overeenstemmen met de aan verzoeksters sub 1 tot en met sub 17 en sub 19 toebehorende Gemeenschap- en/of  Beneluxmerkrechten en daarenboven in het economische verkeer worden gebruikt voor dezelfde of soortgelijke waren of dienste, waardoor bij het publiek verwarring omtrent de herkomst van de door gerekwestreerden aangeboden streams kan ontstaan. Daarenboven constateert de voorzieningenrechter dat gerekwestreerden live uitzendingen van Eredivisievoetbalwedstrijden van verzoeksters sub 2 tot en met sub 19 zonder toestemming openbaar maakt of dreigt openbaar te maken. Gelet op hetgeen in het verzoekschrift is aangevoerd is voldoende aannemelijk dar uitstel onherstelbare schade voor verzoeksters zal veroorzaken. Het verzoek zal bijgevolg worden toegewezen op de wijze zoals hierna is verwoord, met dien verstande dat het op het merkenrecht gebaseerde verzoek van verzoekster sub 18 bij gebreke van een overgelegde merkinschrijving zal worden geweigerd.”

Lees de beschikking hier.

IEF 7506

Ingrijpende maatregelen (toegewezen)

1- Rechtbank 's-Gravenhage, ex parte beschikking van 18 december 2008, KG RK 08/2242. 3M Company.

Merkenrecht. Toegewezen ex parte. Gestelde counterfeit van mutsen onder de naam Thinsulate. Pan-Europees inbreukverbod.

"Voldoende aannemelijk is dat Minoes een teken gebruikt dat identiek is aan de Gemeenschaps woordmerken THINSULATE van 3M. Minoes gebruikt het teken voor dezelfde waren als waarvoor de merken van 3M zijn ingeschreven. Het verzoek zal op de wijze als hieronder verwoord worden toegewezen op grondslag van de ingeroepen Gemeenschaps merkrechten THINSULATE."

Lees de beschikking hier.

1- Rechtbank ’s-Gravenhage, ex parte beschikking van 16 oktober 2008, KG RK 08/1703, Teddy S.P.A.

Modellenrecht. Auteursrecht. Slaafse nabootsing. Gestelde inbreuk op gemeenschapsmodelrecht en auteursrecht m.b.t. een damesjas.

"2.4. De voorzieningenrechter oordeelt voorshands – vooropstellend de geldigheidspresumptie van het Gemeenschapsmodelrecht – dat de damesjas van gerekwestreerde bij de geïnformeerde gebruiker geen andere algemene indruk wekt dan het ingeschreven Gemeenschapsmodel. Alle wezenlijke elementen uit het Gemeenschapsmodel van Teddy zijn overgenomen: geplooide kraag, voorzijde met blinde, gesegmenteerde sluiting en gestileerde bloemen in 4 tegenover 1 opzet aan weerskanten (zij het dat de bloemen in de jas van gerekwestreerde ten opzichte van het del wellicht iets minder zijn uitgewerkt, maar dat maakt voor de totaalindruk geen verschil), alles afgezet met bies in afwijkende, donkerder kleur. Voldoende aannemelijk is dat tevens sprake is van een voor een aan een ingrijpende maatregel als een ex parte verbod te stellen spoedeisendheid; uitstel van een inbreukverbod zal onherstelbare schade voor verzoekster veroorzaken. De voorzieningenrechter ziet derhalve voldoende aanleiding voor toewijzing van het verzoek, reeds op grond van het ingeroepen Gemeenschapsmodel, evenwel als in het dictum verwoord. De overige aangevoerde grondslagen behoeven bij die stand van zaken in het kader van de beoordeling van het verzochte ex parte verbod thans geen beoordeling."

Lees de beschikking hier.

2 - Rechtbank ’s-Gravenhage, ex parte beschikking van 2 december 2008, KG RK 08/2128, Exide Technologies

Merkenrecht. Gestelde inbreuk op gemeenschapsmerk.

"Beoordeling: Het verzoek zal op de wijze als hieronder verwoord worden toegewezen op grondslag van het ingeroepen Gemeenschaps woord/beeldmerkrecht. Het teken op de door gerekwestreerde aangeboden accu’s stemt overeen met het Gemeenschapsmerk van Exide."

Lees de beschikking hier.

IEF 7502

Ingrijpende maatregelen (afgewezen)

Vier door de rechtbank uitgegeven publicaties van een afwijzingen van verzoeken in evenzovele ex parte procedures. Zeldzaam, omdat tot vandaag afwijzingen eigenlijk niet werden vrijgegeven. Duidelijk is nu wel dat de rechtbank “hoge eisen stelt aan een ingrijpende maatregel als een ex parte verbod”.

1- Rechtbank ’s-Gravenhage, ex parte beschikking van 8 december 2008,  KG RK 08-2154, Go Fast Sports & Beverage Company.

(Zie IEF 7519)

2- Rechtbank ’s-Gravenhage, ex parte beschikking van 11 december 2008, KG RK 08-2195, Xerox Corporation.

Merkenrecht. Gestelde inbreukmakende parallelimport van XEROX.

“2.2. Het verzoek wordt afgewezen, omdat het niet in overeenstemming wordt geacht met de aan een ingrijpende maatregel als een ex parte verbod te stellen hoge eisen en gelet op de sommatiebrief van 15 juli 2008 in het bijzonder ten aanzien van de spoedeisendheid van de zaak.”

Lees de beschikking hier.

3- Rechtbank ’s-Gravenhage, ex parte beschikking van 9 december 2008, KG RK 08/2159, Janty S.P.A.

Modellenrecht. Auteursrecht Gestelde inbreuk op gemeenschapsmodelrecht en auteursrecht m.b.t. een electronische sigaret.

2.2. Het verzoek wordt afgewezen, omdat het niet in overeenstemming wordt geacht met de aan een ingrijpende maatregel als een ex parte verbod te stellen hoge eisen, in het bijzonder ten aanzien van de aannemelijkheid van het bestaan van en de inbreuk op de gestelde auteursrechten alsmede ten aanzien van de aannemelijkheid van de gestelde inbreuk op de Gemeenschapsmodelrechten.

Lees de beschikking hier.

4- Rechtbank ’s-Gravenhage, ex parte beschikking 19 december 2008, KG RK 08-2239, Kamer Van Koophandel Nederland

Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Auteursrecht. Inbreuk Kantoor voor Klanten op IE-rechten KvK kan om diverse reden niet in dit ex parte bevel worden verboden.

“2.2. Het verzoek wordt afgewezen omdat het niet in overeenstemming wordt geacht met de aan een ingrijpende maatregel als een ex parte verbod te stellen hoge eisen, in het bijzonder ten aanzien van de aannemelijkheid van het gestelde recht en de gestelde inbreuk daarop en ten aanzien van de spoedeisendheid van de zaak. De voorzieningenrechter overweegt in dat verband dat de advocaat van verzoekster desgevraagd heeft aangegeven dat de in het verzoekschrift bedoelde websites op naam van gerekwestreerden sub 2 en 3 op dit moment niet langer actief zijn. Voor de toewijzing van een verbod als bedoeld in artikel 1019e Rv dient evenwel sprake te zijn van een actuele inbreuk op de intellectuele eigendomsrechten van verzoekster.

Ten aanzien van het handelen van gerekwestreerde sub 1 geldt dat verzoekster daarvoor reeds een ex parte verbod verleend heeft gekregen van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam. Dat aan dat verbod ten aanzien van gerekwestreerde sub 1 geen dwangsom is verbonden, rechtvaardigt geen nieuw ex parte verbod. Daarbij komt dat ook daar geldt dat niet is gebleken dat op dit moment nog steeds inbreuk wordt gemaakt. Een dreigende inbreuk op deze rechten is evenmin voldoende voor de toewijzing van een verbod.

 Het in het verzoekschrift beschreven handelen van gerekwestreerde sub 4, dient te worden aangemerkt als een onrechtmatige daad, hetwelk, gelet op artikel 1019 Rv, geen grondslag is voor een ex parte verbod in de zin van artikel 1019e Rv. Het telefonisch nog aangevoerde argument dat gerekwestreerde sub 4 de blanco facturen voorzien van een met het beeldmerk van verzoekster overeenstemmend teken bij e-mail van 11 november 2008 aan de drukker heeft gestuurd en deze instrueert over de lay out, kwalificeert ten hoogste als betrokkenheid bij inbreuk, hetgeen een onrechtmatige daad zou opleveren, hetgeen, zoals hiervoor reeds is overwogen, geen deugdelijke grondslag is voor een ex parte verbod. Gelet op het vorenstaande zal de voorziening worden geweigerd.

Lees de beschikking hier.

IEF 7465

De peildatum voor het bepalen van de mate van originaliteit

Links Tripp Trapp, Rechts Carlo (klik voor vergroting)Rechtbank Haarlem, 7 januari 2009, HA ZA 07-1510, Stokke AS c.s. tegen H3 Products B.V. c.s. (met dank aan Arnout Groen en Fabiënne Meershoek, De Brauw Blackstone Westbroek)

Auteursrecht. Haarlemse Stokke-zaak. De Carlo kinderstoel van gedaagde  maakt inbreuk op het auteursrecht van Stokke m.b.t. de bekende Tripp Trapp stoel (Links Tripp Trapp, rechts Carlo. Klik op afbeelding voor vergroting).Zaak is feitelijk vergelijkbaar met Rechtbank Den Haag 7 februari 2007, Stokke Fikszo &  H3 Products B.V (zie IEF 3423), maar de inhoudelijke benadering van beide gerechten verschilt. Over peildata, stijlelementen, technische functies, kunstmatige verlenging van octrooirechten, verwatering, harmonisatie en persoonlijkheidsrechten Voor nu een samenvatting in citaten:

“De peildatum voor het bepalen van de mate van originaliteit en de beschermingsomvang van het auteursrecht heeft te gelden het moment van totstandkoming van het werk.” (4.2)

“Het feit dat een bepaald onderdeel een technische functie heeft, sluit op zichzelf niet uit dat het vatbaar is voor auteursrechtelijke bescherming.” (4.6)

“De enkele omstandigheid dat een octrooi is verleend op het ontwerp van de Tripp Trapp betekent nog niet dar het onderwerp van auteursrechtelijke bescherming is uitgesloten.” (4.8)

“Hoewel het juist is dat het auteursrecht geen monopolie op stijlelementen verschaft, betekent dat echter niet dat ieder werk dat is te omschrijven met gebruik van dezelfde bewoordingen als waarmee een stijl wordt omschreven, om die reden niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt.” (4.9)

“Daarbij dient voorts in aanmerking te worden genomen het antwoord op de vraag of binnen de grenzen die getrokken worden door de mode, trend of stijl enerzijds en door de eisen van functionaliteit anderzijds, voldoende afstand van het werk is genomen en de beweerdelijk inbreukmaker met zijn ontwerp op een voldoende eigen wijze uiting gegeven heeft aan de vigerende stijl, trend of mode van ontwerpen. Bovendien geldt dat een stijl wel kan bijdragen tot het eigen karakter van het werk. Het feit dat twee werken die ook overigens in zekere mate overeenstemmen bovendien een aantal stijlkenmerken gemeen hebben is dan ook wel degelijk van belang voor de vraag of er sprake is van een inbreuk.” (4.11)

“Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat de Carlo-stoel van H3 Products c.s. als eeb  verveelvoudiging, in gewijzigde vorm van de Tripp Trapp is aan te merken en B3 Products c.s. met de productie, distributie en verkoop van de Carlo-stoel inbreuk maakt op de auteursrechten op de Tipp Trapp. Van een kunstmatige verlenging van octrooirechten is, anders dan H3 Products c.s. betoogt, geen sprake.”(4.15)

“Binnen de Europese Gemeenschap zijn de nationale auteursrechtelijke regels niet geharmoniseerd, zodat de uitkomst per land kan verschillen. Dat deze omstandigheid een beperkende werking in de handel mee kan brengen is verdisconteerd in artikel 30 EG verdrag en is, zolang wordt voldaan aan de aldaar gestelde voorwaarden, op zichzelf niet onredelijk” (4.16)

“Met betrekking tot het beroep van B3 Products C.S. op verwatering van het auteursrecht overweegt de rechtbank dat, nog afgezien van de vraag of verwatering van het auteursrecht in het algemeen mogelijk is, de enkele stelling van H3 Products c.s. dat Stokke niet tegen alle mogelijk inbreukmakende stoelen die op de markt zijn optreedt (voorzover dit al juist zou zijn, hetgeen gelet op de betwisting door Stokke niet is komen vast te staan) onvoldoende is om aan te nemen dat Stokke haar auteursrechten heeft verwerkt en dat Stokke daarom een beroep op haar auteursrechten op de Tripp Trapp moet worden ontzegd.” (4.17)

“Niet kan worden geconcludeerd dat de vormgeving en uitvoering van de Carlo-stoel een verminking van het ontwerp van de Tripp Trapp opleveren. Het gaat om aangebrachte wijzigingen die op zichzelf geen andere dimensie aan het ontwerp van Opsvik geven en evenmin aan de kwaliteiten van Opsvik als industrieel ontwerper afbreuk doen. In dit licht valt zonder nadere onderbouwing - die ontbreekt - bovendien niet in te zien dat er sprake is van een wijziging van Opsviks werk waartegen hij zich in redelijkheid kan verzetten. De persoonlijkheidsrechten van Opsvik zijn derhalve niet  geschonden.”(4.19)

“Stokke heeft bij dagvaarding op grond van artikel 1019h Rv de werkelijk gemaakte kosten gevorderd. Ter zitting hebben partijen laten weten dat zij overeenstemming hebben bereikt om een bedrag van €15.000,-- als de werkelijk gemaakte kosten over en weer te vorderen.”(4.23)

Lees het vonnis hier.

IEF 7462

De waarde van normen

Rechtbank ’s-Gravenhage, 31 december 2008, HA ZA 06-3308, Knooble B.V. tegen De Staat der Nederlanden & Stichting Nederlands Normalisatie Intsituut. (met dank aan Jaap Kronenberg, Dirkzwager).

Auteursrecht. NEN-normen en artikel 11 Aw (auteursrecht op wetten etc.) . Bodemprocedure over de vraag of de NEN-normen waarnaar in het Bouwbesluit 2003 en de Regeling Bouwbesluit 2003 wordt verwezen verbindend zijn en of het NNI (als maker) op dergelijke verwezen normen een auteursrecht kan doen gelden. Het NNI stelt de NEN-normen ter beschikking tegen betaling van een substantiële vergoeding.

De rechtbank oordeelt eerst dat de inhoud van die verwezen NEN-normen zijn vastgesteld als een ieder verbindende regel. Omdat echter de inhoud van die verwezen NEN-normen niet is gepubliceerd op de in de Bekendmakingswet voorgeschreven wijze, zijn de desbetreffende voorschriften, voorzover daarin is verwezen naar die NEN-normen, (nog) niet in werking getreden en dus (nog) niet verbindend.
 
Volgens de rechtbank betekent dat echter niet dat er geen auteursrecht op die verwezen NEN-normen zou rusten vanwege artikel 11 Aw. Het auteursrecht op de inhoud van die verwezen NEN-normen vervalt volgens de rechtbank pas nadat die inhoud is gepubliceerd in het Staatsblad of de Staatscourant. Zodra de Staat, door publicatie, de inhoud van die normen dus in werking doet treden als een ieder verbindende regel, vervalt het auteursrecht erop. Over de gevolgen die dat heeft voor NNI zal de Staat met het NNI nadere afspraken moeten maken. 

Lees het vonnis hier.