Alle rechtspraak  

IEF 7698

De eis van tijdigheid

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 24 februari 2009, zaaknummer 105.007.131/01, Carmo B.V. tegen  Reich GmbH.

Eerst even voor jezelf lezen. Modellenrecht. Auteursrecht. Slaafse nabootsing. Proceskosten.

Kort gezegd gaat het in dit hoger beroep om de vraag of, en in hoeverre, Reich, door een parkeerhulp voor caravans, genaamd RK Mover Trend, op de markt te brengen, inbreuk maakt op het Gemeenschapsmodelrecht dat Sora heeft verkregen op de SimPark, eveneens een parkeerhulp voor caravans, en/of op het auteursrecht daarop en/of zich schuldig heeft gemaakt aan slaafse nabootsing. De Voorzieningenrechter heeft de vorderingen van Carmo c.s. afgewezen en hen in de kosten veroordeeld.

Het hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep (Rechtbank 's-Gravenhage 28 juni 2007, IEF 4263),  behalve waar het de proceskosten betreft. De overwegingen van het hof betreffen vooral de termijn van indienen van de noodzakelijke onderbouwing van de vordering tot volledige proceskostenvergoeding, dit i.v.m. het bepaalde in art. 10.5.1 van het rolreglement voor dagvaardingsprocedures bij de hoven.

Modellenrecht: 16. Wat betreft de kenmerken die niet zijn bepaald door hun technische functie is het hof, met de Voorzieningenrechter, voorshands van oordeel dat de RK Mover Trend bij de geïnformeerde gebruiker een andere algemene indruk wekt dan de SimPark. Het hof verwijst naar hetgeen de Voorzieningenrechter op dit punt heeft overwogen en neem dat over. Voor nadere bewijslevering omtrent de door Sora gestelde verwarring is, gelet op het feit dat het om een kort geding gaat, geen plaats.

Auteursrecht & Slaafse nabootsing: 18. (…) Blijkens hetgeen in r.o. 14 is overwogen, zijn de door Sora genoemde kenmerken nu juist wel (te zeer) bepaald door hun technische functie. Daarvan uitgaand, kan, gelet op hetgeen in r.o. 16 is overwogen, niet worden gezegd dat de RK Mover Trend de auteursrechtelijk beschermde trekken van de SimPark vertoont in een mate dat de totaalindrukken van beide parkeerhulpen overeenkomen. Ook deze grief faalt dus.

19. Gelet op het voorgaande is de RK Mover Trend naar ’s hofs voorlopig oordeel geen slaafse nabootsing van de SimPark, zodat ook grief 6 wordt verworpen.

Proceskosten: 23. Naar ’s Hofs voorlopig oordeel omvat de specificatie-eis meer dan de opgave die in eerste aanleg als productie 9 is overgelegd. Daaruit blijkt immers niet aan welke werkzaamheden de daarop vermelde uren zijn besteed, waardoor niet toetsbaar is of het aantal bestede uren voldoet aan de redelijkheids- en evenredigheidstoets. Ook in hoger beroep heeft Reich, ondanks de tegen de kostenveroordeling gerichte grief, de vereiste specificatie niet tijdig overgelegd. Eerst op 6 januari 2009 (twee dagen voor het pleidooi) heeft Reich een specificatie in het geding gebracht. De - door het beginsel van hoor en wederhoor ingegeven - eis van tijdigheid is nader uitgewerkt in artikel 10.5.1 van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven, zoals dat sinds 1 september 2008 van toepassing is (hierna: het rolreglement), ingevolge artikel 11.2 ook op de onderhavige procedure. In artikel 10.5.1 van het reglement is bepaald dat een partij die bij pleidooi nieuwe producties in het geding wil brengen, deze uiterlijk op de elfde dag voor de dag van het pleidooi indient. Ingevolge artikel 1.2 sub d van het rolreglement gaat het daarbij om werkdagen.

24. Anders dan Reich betoogt, bestaat er geen grond om deze bepaling ten aanzien van een specificatie van de proceskosten buiten toepassing te laten. Dat betekent dat de onderbouwing en specificatie van kosten, voor zover bekend, uiterlijk op de elfde werkdag voor het pleidooi moet worden ingediend. Ten aanzien van de kosten die nadien nog gemaakt worden overweegt het hof, met toepassing van artikel 1.14 van het rolreglement, dat de vereiste specificatie van die kosten uiterlijk bij gelegenheid van het pleidooi nog kan worden overgelegd. Veelal zal het daarbij immers gaan om een stuk dat kort en eenvoudig te doorgronden is, waardoor de wederpartij niet in diens recht op verweer zal worden geschaad.

Lees het arrest hier.

IEF 7680

Creatieve keuzes

Rechtbank Amsterdam, 28 januari 2009, LJN: BH5886, A tegen Civas
 
Auteursrecht. Inbreuk op het op een vragenlijst (voor gebruikers van de Bachbloesemtherapie) rustende auteursrecht.  Eerst even voor jezelf lezen.

4.4.  Met [A] is de rechtbank voorts van oordeel dat de door [A] ontwikkelde/vervaardigde vragenlijst een bewerking is in de zin van artikel 10 lid 2 Aw en als zodanig auteursrechtelijke bescherming toekomt. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Ten opzichte van de vragenlijst van [B] en [C] heeft [A] duidelijk andere creatieve keuzes gemaakt bij de ontwikkeling/vervaardiging van haar vragenlijst. Deze creatieve keuzes zijn niet alleen af te leiden uit het aantal vragen en een andere lay-out maar ook uit de formulering. [A] heeft er onder meer voor gekozen de vragen te formuleren vanuit een ik-perspectief in plaats van in algemene bewoordingen. Daarbij heeft [A] haar vragenlijst voorzien van een inleiding, die een instructie geeft voor het gebruik van de lijst, en is de lijst qua inhoud en samenstelling wezenlijk anders doordat [A] aan elke hoofdvraag één of meer subvragen en bijpassende remedies heeft toegevoegd en op andere plaatsen bewust subvragen en remedies heeft weggelaten.

Lees het vonnis hier.

IEF 7671

Dat een kind veilig en comfortabel wordt gefixeerd

Vlnr Safe T Sleep - SnooozzzVzr. Rechtbank Amsterdam, 12 maart 2009, LJN: BH5888, Safe T Sleep International (Nz) Ltd. tegen Tom's Babycare B.V. (Met dank aan Douwe Linders, Solv)

Auteursrecht. Slaafse nabootsing. Stukgelopen samenwerking. De Safe T Sleep (afbeelding links, klik voor vergroting) slaapwikkel is een auteursrechtelijk beschermd werk. Het op de markt brengen van de Snoozzz slaapwikkel door de distributeur van de conceptueel wel maar in uiterlijk onvoldoende overeenstemmende  slaapwikkel Safe T Sleep levert geen inbreuk op de auteursrechten van Safe T Sleep op. Evenmin is sprake van onrechtmatig handelen (door slaafse nabootsing of anderszins) of wanprestatie door de distributeur.

De in reconventie gevorderde rectificatie van door Safe T Sleep gedane uitlatingen wordt eveneens afgewezen hoewel één van die uitlatingen wel onrechtmatig jegens de distributeur was, omdat de distributeur in de gegeven omstandigheden geen belang bij rectificatie heeft. Ook het verbod tot het doen van onjuiste, misleidende en nodeloos grievende mededelingen over de Snoozzz wordt afgewezen. 

Lees het vonnis hier en hier.

IEF 7667

De geestelijke en stoffelijke belangen

Rechtbank Amsterdam, 24 december 2008,  LJN: BH5615, Stichting Ter Incasso Van Commercial Kabelgelden (Tick) tegen Vereniging Ter Exploitatie Van Vertoningsrechten Op Audiovisueel Materiaal (Vevam).

Auteursrecht. Poging tot herstel van fouten voormalig bestuur. Geen vernietiging vaststellingsovereenkomst wegens statutaire doeloverschrijding in de zin van art 2:7 BW. Geen verplichting de geïnde gelden ook aan de individuele auteursrechthebbende af te dragen op grond van art 26a Auteurswet (uitoefening van het recht om toestemming te geven voor kabeluitzending). Objectief criterium.  Liquidatietarief.
 
Eiser Tick is een stichting die namens de auteursrechthebbenden commercial kabelgelden incasseert in verband met de gelijktijdige, integrale en ongewijzigde doorgifte van door televisie-uitzending openbaargemaakte commercials. Vevam is een vereniging met als doel de bevordering van de geestelijke en stoffelijke belangen van schrijvers, regisseurs en producenten, in het bijzonder met betrekking tot filmauteursrechten.

Tick en Vevam hebben in december 2002 een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin onder meer is overeengekomen dat Vevam jaarlijks een afkoopsom van EUR 160.000,00 aan Tick zal voldoen en Tick Vevam zal vrijwaren tegen eventuele auteursrechtelijke claims van derden vanwege doorgifte via de kabel van via de Nederlandse publieke omroepen uitgezonden Televisiecommercials. Bij brief van 19 december 2005 heeft Vevam aan Tick medegedeeld dat zij de vaststellingsovereenkomst niet zal voorzetten, omdat Tick geen repartitie onder de rechthebbenden toepast, maar de uit te keren vergoeding aanwendt voor projecten die passen bij de doelstellingen van Tick. Het toenmalige bestuur van Vevam zou de vaststellingsovereenkomst met Tick zijn aangegaan, terwijl dit in strijd was met haar toenmalige doelstelling. “Met één blik op de statuten van Vevam had Tick kunnen begrijpen dat er bij Vevam sprake was van doeloverschrijding.”

Tick vordert nakoming en ziet haar vordering toegewezen.

4.1.  Vevam verweert zich primair met de stelling dat zij de vaststellingsovereenkomst niet hoeft na te komen omdat Tick geen repartitie onder de rechthebbenden toepast en dus wel op papier maar niet feitelijk kwalificeert als een rechtspersoon in de zin van artikel 26a Auteurswet. Tick zou daarom volgens Vevam niet-ontvankelijk zijn in haar vordering. Dit verweer gaat niet op. Hetgeen is bepaald in artikel 26a Auteurswet legt Tick niet de verplichting op de door haar geïnde gelden ook aan individuele auteursrechthebbenden af te dragen. Zoals Tick terecht stelt, volgt uit artikel 26a Auteurswet niet de wijze waarop geïnde gelden aan belanghebbenden beschikbaar moeten worden gesteld. Tick valt gezien de doelomschrijving in haar statuten (opgenomen onder 2.3) onder de werkingssfeer van artikel 26a Auteurswet. Dat zij geen repartitie onder de individuele rechthebbenden toepast, doet daar niet aan af. In zoverre kan derhalve niet worden gezegd dat Tick niet-ontvankelijk is in haar vordering.

4.2.  Vevam verweert zich voorts met een beroep op de vernietigbaarheid van de vaststellingsovereenkomst in verband met doeloverschrijding. Ook dit verweer faalt. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Artikel 2:7 BW bepaalt dat een door een rechtspersoon verrichte rechtshandeling vernietigbaar is, indien daardoor het doel wordt overschreden en de wederpartij dit wist of zonder eigen onderzoek moest weten. Deze wetenschap van de wederpartij betreft een objectief criterium. Vevam heeft slechts feiten en omstandigheden gesteld die er op neerkomen dat Tick had behoren te weten of had kunnen weten dat er met het aangaan van de vaststellingsovereenkomst bij Vevam sprake zou zijn van doeloverschrijding. ‘Eén blik in de statuten’, zoals Vevam dat ter onderbouwing van haar standpunt aanvoert, impliceert een onderzoeksplicht welke op grond van artikel 2:7 BW niet valt aan te nemen. Ook uit het standpunt van Vevam dat Tick wist dat haar aanspraak niet bij Vevam thuis hoorde maar bij SEKAM/AGICOA volgt niet dat Tick door het sluiten van de vaststellingsovereenkomst met Vevam wist dat er sprake was van enig doeloverschrijden. Immers, niet is gezegd dat hetgeen in de vaststellingsovereenkomst is vastgelegd, naar beste weten van Tick, niet ook binnen de doelomschrijving van Vevam zou kunnen vallen. Al zou er dus sprake zijn van doeloverschrijding dan heeft Vevam onvoldoende gesteld om toe te komen aan het bewijs dat Tick van de doeloverschrijding wist of zonder eigen onderzoek op de hoogte had moeten zijn.

4.3.  Nu het niet-ontvankelijkheidsverweer van Vevam niet slaagt en Vevam onvoldoende heeft gesteld om toe te komen aan het bewijs dat Tick van de doeloverschrijding op de hoogte was, dient Vevam de vaststellingsovereenkomst alsnog na te komen en de gevorderde en onweersproken gebleven bedragen evenals de onbestreden wettelijke rente aan Tick te voldoen. De vordering van Tick is mitsdien toewijsbaar.

Lees het vonnis hier.

IEF 7664

Langs lijnen van geleidelijkheid

Geleidelijn TG LiningRechtbank ’s-Gravenhage, 11 maart 2009, HA ZA 08-2054, Den Toom Vloertechniek B.V. tegen Kick TG Holding B.V. & TG Lining B.V.

Octrooirecht. Auteursrecht. Slaafse nabootsing. Zowel eiser Den Toom als gedaagde TG Lining houden zich bezig met het aanbrengen van geleidelijnen en markeringen, bestaande uit ribbels op harde ondergronden, als voorziening voor blinden en slechtzienden. Gedaagde Kick TG is houdster van een EP voor  het aanbrengen van geleidelijnen. Na een negatief advies van het octrooicentrum heeft Kick afstand gedaan van een NL octrooi m.b.t. dezelfde materie. Gedaagden hebben een desbewustheidsexploit laten betekenen aan eisers i.c. Den Toom.

Den Toom stelt dat het EP van Kick niet geldig is en vordert vernietiging van het Nederlandse deel van het EP en van het NL octrooi voor de tijd dat dit heeft bestaan. Die vorderingen worden toegewezen. Geen aanhouding i.v.m. oppositieprocedure bij het EOB (ROW is ruimer dan OV waar het de fictieve stand van de techniek betreft). Voorrangsrecht vervallen. Geen wapperverbod Kick c.s., wel rectificatie. Geen auteursrecht. Geen slaafse nabootsing of ongeoorloofde mededinging. 1019h proceskosten: €119 165,56 (incl. kosten advisering OCN).

Aanhouding: De gevorderde aanhouding wegens een lopende oppositie bij het EOB wordt afgewezen, omdat de stelling van Den Toom niet in oppositie aan de orde kan komen, maar wel van belang is voor de beoordeling van geldigheid van het Nederlandse deel van EP 549.

4.1 (…) De rechtbank wijst dat verzoek af, in elk geval wat betreft de beoordeling van de stelling van Den Toom dat EP 549 nietig is wegens anticipatie door NL 708. Op grond van artikel 75 lid 2 ROW wordt onder de stand van de techniek mede begrepen de inhoud van uit hoofde van de ROW ingediende octrooiaanvragen die zijn ingediend vóór de Europese octrooiaanvrage, maar die eerst op of ná die datum zijn ingeschreven (de zg. fictieve stand van de techniek). Daarmee is de fictieve stand van de techniek onder de ROW ruimer dan op grond van het EOV, waar de fictieve stand van de techniek is beperkt tot eerder ingediende maar nog niet gepubliceerde Europese aanvragen. De stelling van Den Toom zal derhalve niet in oppositie aan de orde kunnen komen, maar is wel van belang voor de beoordeling van geldigheid van het Nederlandse deel van EP 549.

Voorrangsrecht vervallen: 4.2 Kick c.s. heeft aangevoerd dat het EOB het voorrangsrecht bij beslissing van 2 oktober 2006 vervallen heeft verklaard ‘with effect from 4.12.1999’ zodat het recht van voorrang pas met ingang van die datum, zonder terugwerkende kracht, is vervallen. Omdat het voorrangsrecht nog van kracht was op het moment dat NL 708 werd gepubliceerd (12 januari 1999) zou deze publicatie niet nieuwheidschadelijk zijn. Kick c.s. kan daarin niet worden gevolgd. De stelling van Kick c.s. berust op een onjuiste interpretatie van de woorden with effect from 4.12.1999 en is overigens ook onverenigbaar met de bewoording van artikel 91 lid 3 EOV, waarin is bepaald dat indien een gebrek dat betrekking heeft op het recht van voorrang niet wordt opgeheven, dit recht voor de aanvrage vervalt. Voor het op een dergelijke aanvrage verleend octrooi is derhalve geen recht van voorrang van kracht, zoals ook volgt uit de publicatie van the deletion of the priority claim in het European Patent Bulletin op 21 juni 2000 en zoals eveneens blijkt uit het voorblad van het octrooischrift waarop geen prioriteitsrecht is vermeld. De door Kick c.s. verdedigde mogelijkheid van een recht van voorrang gedurende een bepaalde periode van de verleningsprocedure, die evenwel voor derden niet kenbaar is, is bovendien in strijd met de rechtszekerheid.

4.3 Vast staat derhalve dat voor EP 549 het recht van voorrang gebaseerd op NL 708 is vervallen. De nieuwheid van de aanvrage dient derhalve te worden beoordeeld naar de stand van de techniek bedoeld in artikel 4 ROW – de fictieve stand van de techniek daaronder begrepen – op de aanvraagdatum van EP 549.

Geen gevolg termijnoverschrijding OCN: 4.6 De stelling van Kick c.s. dat Den Toom niet ontvankelijk zou zijn in haar vordering tot vernietiging van NL 708 omdat het advies van OCN niet conform artikel 85 lid 3 ROW binnen twee maanden is uitgebracht verwerpt de rechtbank. De wet biedt geen aanknopingspunt voor het verbinden van een dergelijk rechtsgevolg aan een termijnoverschrijding door het OCN.

Nietigheid NL octrooi: De rechtbank oordeelt dat het Nederlandse deel van het EP inderdaad nietig is. Het vervallen NL octrooi ontneemt de nieuwheid aan het EP, nu alle maatregelen van het EP reeds geopenbaard in dat NL octrooi.

4.18 Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de slotsom dat geen van de conclusies van NL 708 geldig was en dat de vordering tot vernietiging van NL 708 voor de periode waarin deze van kracht was derhalve voor toewijzing in aanmerking komt.

Wapperverbod: 4.21 De gevorderde verklaring voor recht dat Kick c.s. onrechtmatig heeft gehandeld door mededelingen te doen over vermeende inbreuken op EP 549 of NL 708, wijst de rechtbank eveneens af. Naar het oordeel van de rechtbank hoefde Kick c.s. er – tot het advies van het OCN d.d. 1 februari 2008 – geen rekening mee te houden dat een gerede kans bestond dat deze octrooien in een nietigheidsprocedure geen stand zouden houden. Niet gesteld is dat Kick c.s. nadien nog mededelingen heeft gedaan over dergelijke vermeende inbreuken.

Rectificatie: 4.23 Wel voor toewijzing in aanmerking komt het gevorderde bevel een rectificatie te sturen in de bewoordingen als in het dictum vermeld aan al degenen aan wie mededelingen zijn gedaan over gestelde inbreuken op het Nederlandse deel van EP 549 of NL708. Op deze wijze kan het inmiddels onjuist gebleken beeld dat Den Toom inbreuk zou maken op NL 708 en/of EP 549, worden weggenomen.

Grensoverschrijdende vorderingen: 4.26 Voor zover door Kick c.s. grensoverschrijdende vorderingen zijn ingesteld wijst de rechtbank deze af bij gebrek aan belang, nu Kick c.s. onvoldoende feiten heeft aangevoerd op grond waarvan kan worden aangenomen dat Den Toom in het buitenland werkzaam is (geweest) dan wel daartoe reële dreiging bestaat. De enkele omstandigheid dat Den Toom een [door de rechtbank afgewezen-IEF] verklaring voor recht heeft gevorderd dat zij geen inbreuk maakt op EP 549 in alle landen waar dit van kracht is, is daartoe onvoldoende.

Auteursrecht: 4.27 Kick c.s. heeft daarnaast aangevoerd dat Den Toom inbreuk zou plegen op het auteursrecht van Kick (…) Ut de stellingen van Kick c.s. leidt de rechtbank af dat zij bescherming inroept van de specifieke ribbelpatronen en daarvoor gebruikte mallen zoals beschreven in het uitvoeringsvoorbeeld en conclusie 9 van NL 708.

4.28 (…) Zoals Kick c.s. uitvoerig heeft betoogd, zijn de precieze maatvoering van de door Kick c.s. gebruikte mal en daarmee te verkrijgen ribbelpatronen bepaald door het daarmee te verkrijgen technisch effect, te weten geleidelijnen met optimale tactiele waarneembaarheid. (…) In het licht van die stukken valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien welke creatieve inbreng daarnaast nog mogelijk was en/of en hoe deze een weerslag heeft gevonden in de door Kick c.s. gehanteerde werkwijze en mallen en daaruit resulterende ribbels. Voor zover Kick c.s. zich heeft beroepen op auteursrecht op tekeningen en documentatie, heeft zij onvoldoende feiten gesteld op grond waarvan zou kunnen worden aangenomen dat Den Toom daarop inbreuk zou maken.

Slaafse nabootsing: 4.29 Verder heeft Kick c.s. betoogd dat Den Toom de mal, gereedschappen (met name het plamuurmes) en ingrediënten (met name epoxyhars) slaafs zou nabootsen. (…) Daarvan zal in het algemeen alleen sprake kunnen zijn indien het nagebootste product dan wel werkwijze een eigen gezicht heeft op de markt. Kick c.s. heeft niet voldoende gemotiveerd gesteld dat zij een onderscheidende positie op de markt inneemt met haar werkwijze, de maatvoering van haar ribbels, de gebruikte gereedschappen en gebruikte materialen (…) Evenmin heeft Kick c.s. voldoende aannemelijk gemaakt dat bij het in aanmerking te nemen publiek, te weten opdrachtgevers, reëel gevaar voor verwarring te duchten valt. Verder stuiten de op slaafse nabootsing gebaseerde vorderingen ook af op de technische functionaliteit van de tot stand te brengen ribbels en daarmee de maatvoering van de mal.

Ongeoorloofde mededinging:  4.30 (…) Voor (aanvullende) bescherming op grond van ongeoorloofde mededinging is slechts onder zeer uitzonderlijke omstandigheden plaats. Het gestelde ‘navolgen’ van de werkwijze van Kick c.s. als zodanig, als daarvan al sprake zou zijn, hetgeen in het licht van het verweer van Den Toom onvoldoende is onderbouwd, is daartoe onvoldoende.

Proceskosten: 4.32 De door Den Toom gevorderde proceskosten in conventie zullen worden toegewezen. Niet bestreden is dat de kosten verbonden aan de adviesprocedure voor het OCN dienen te worden begrepen onder de in artikel 1019h Rv bedoelde kosten van handhaving, nu dit artikel ook ziet op de kosten gemoeid met het verweer tegen de handhaving van een intellectueel eigendomsrecht. De rechtbank ziet geen aanleiding die kosten desalniettemin voor rekening van Den Toom te laten omdat oppositie kon worden ingesteld, waarbij geen proceskostenveroordeling plaatsvindt, zoals Kick c.s. heeft betoogd. Naast EP 549 was immers een afzonderlijk Nederlands octrooi van kracht waarop Kick c.s. zich ook expliciet heeft beroepen. Op dat octrooi had de oppositieprocedure geen invloed. In het genoemde bedrag van € 35.248,-, zijn blijkens de specificatie naast de direct aan de OCN advies procedure verbonden kosten ook de kosten van advisering naar aanleiding van de ontvangen desbewustheidsexploiten, begrepen. Anders dan Kick c.s. heeft aangevoerd, zijn ook deze aan te merken als kosten van handhaving als bedoeld in artikel 1019h Rv en daarom toewijsbaar. De direct aan de onderhavige procedure gerelateerde proceskosten ter hoogte van € 83.917,58 zijn niet gemotiveerd bestreden noch onevenredig, mede in aanmerking genomen de wijze waarop Kick c.s. heeft geprocedeerd. Deze kosten zullen voor de helft (dus een bedrag van € 41.958,78) worden toegerekend aan het door Den Toom gevoerde verweer in reconventie. De aan de adviesprocedure voor het OCN verbonden kosten zullen worden toegerekend aan de procedure in conventie.

4.33 In de procedure in reconventie zal Kick c.s. eveneens worden veroordeeld in de proceskosten van Den Toom. Zoals volgt uit hetgeen hiervoor is overwogen zijn deze te begroten op € 41.958,78.

Lees het vonnis hier.

IEF 7658

In de vorm van een gele bank

Gerechtshof Arnhem, 20 januari 2009, LJN: BH4145, Typisch Enschede B.V. tegen Stichting Beeldrecht,

Auteursrecht. Huis-aan-huisblad Typisch Enschede gebruikt kunstwerk aan de openbare weg in Enschede enige tijd in de  basisvormgeving van de krant . Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat er sprake in van inbreuk op het auteursrecht van kunstenares Guusje Beverdam. “Anders dan Typisch Enschede stelt is de bank in de collage geïsoleerd gebruikt, en de omgeving waar de bank staat is daarbij niet afgedrukt. In die zin is geen sprake van een afbeelding van de bank “zoals het (werk) zich daar bevindt”, zoals artikel 18 Aw vereist.” Ook geen verwerking van ondergeschikte betekenis (18a Aw). De inbreuk is aan Typisch Enschede toe te rekenen, omdat deze krachtens de in het verkeer geldende opvatting voor haar rekening komt. € 2.546,60 vergoeding.

Beeldrecht behartigt i.c. de belangen van beeldend kunstenares Guusje Beverdam. Beverdam heeft in 1996 in opdracht van de Rabobank te Enschede een kunstwerk vervaardigd in de vorm van een gele bank, genaamd “Bank (1996)”. De bank is op de openbare weg naast het gemeentehuis van Enschede geplaatst.

Huis-aan-huisblad Typisch Enschede heeft Typisch Enschede de bank gedurende een periode van ten minste tien weken in de basisvormgeving van de krant gebruikt. De bank maakte onderdeel uit van een collage van enkele voor de stad Enschede kenmerkende objecten; over deze collage heen was de naam van de krant gedrukt.

“4.1. De vraag die partijen verdeeld houdt is of het onder 3.4 omschreven gebruik van de bank door Typisch Enschede een inbreuk op het auteursrecht van Beverdam oplevert en Typisch Enschede deswege schadeplichtig is. De kantonrechter heeft deze vraag bevestigend beantwoord en onder meer de door de Stichting gevorderde schadevergoeding toegewezen. Typisch Enschede kan zich met dit vonnis niet verenigen.”

4.3  Typisch Enschede beroept zich voorts op artikel 18 van de Auteurswet (hierna: Aw). Dit beroep faalt. Anders dan Typisch Enschede stelt is de bank in de collage geïsoleerd gebruikt, en de omgeving waar de bank staat is daarbij niet afgedrukt. In die zin is geen sprake van een afbeelding van de bank “zoals het (werk) zich daar bevindt”, zoals artikel 18 Aw vereist. De omstandigheid dat de bank deel uitmaakt van een collage met typische gebouwen, kunstwerken en andere herkenningspunten uit Enschede maakt dit niet anders.

4.4  Ook het beroep van Typisch Enschede op artikel 18a Aw in grief 6 kan naar het oordeel van het hof niet slagen. Genoemd artikel sluit van inbreuk op het auteursrecht uit de incidentele verwerking van een kunstwerk als onderdeel van ondergeschikte betekenis in een ander werk. Het onder 3.4 bedoelde gebruik in de krant, wekelijks gedurende een periode van ten minste tien weken kan niet als incidenteel gebruik in de zin van dit artikel gelden. Nu de bank als onderdeel van de collage is gebruikt bij de basisvormgeving van de krant is evenmin sprake van verwerking van ondergeschikte betekenis. De vraag in hoeverre Beverdam een vergoeding voor haar werk van de Rabobank heeft ontvangen acht het hof in het kader van de beoordeling van het beroep op artikel 18a Aw niet van belang.

4.5  Uit het voorgaande volgt dat het onder 3.4 bedoelde gebruik een inbreuk op het auteursrecht van Beverdam oplevert. Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat Typisch Enschede deswege schadeplichtig is jegens de Stichting. De vraag in hoeverre Typisch Enschede zich bewust was van deze inbreuk doet daarbij niet ter zake. De inbreuk is aan Typisch Enschede toe te rekenen, omdat deze krachtens de in het verkeer geldende opvatting voor haar rekening komt. Het had immers op haar weg gelegen om, alvorens de bank in de collage op te nemen, zich ervan te vergewissen of dit gebruik ook was toegestaan.

4.6  Typisch Enschede betwist tot slot door middel van de grieven 8 tot en met 10 de hoogte van gevorderde vergoeding. Krachtens artikel 27 lid 2 Aw kan de rechter de schadevergoeding vaststellen als een forfaitair bedrag. Daarbij is de gederfde licentievergoeding, gebaseerd op in het maatschappelijk verkeer gangbare tarieven, een goed handvat. Het hof acht het gevorderde bedrag, dat door de Stichting aan de hand van deze tarieven in eerste aanleg deugdelijk is onderbouwd, in dit verband redelijk. De betreffende grieven slagen dus niet. De Stichting heeft in hoger beroep geen zelfstandige bezwaren aangevoerd tegen de buitengerechtelijke incassokosten. Ditzelfde geldt voor het gevorderde en toegewezen verbod met dwangsom. Ook de grieven 11, 12 en 13 falen daarom. In grief 14 betoogt Typisch Enschede terecht dat het door de kantonrechter onder 3 van het dictum toegewezen bedrag onjuist is (te weten € 2.5476,60 in plaats van € 2.546,60 zoals gevorderd). De grief slaagt en het hof zal deze kennelijke verschrijving corrigeren.

4.6  De grieven falen, behoudens grief 14. Het bestreden vonnis van 26 februari 2008 zal worden bekrachtigd met uitzondering van de hoogte van het in het dictum onder 3 genoemde bedrag aan schadevergoeding. Het vonnis zal op dit punt worden vernietigd en het hof zal alsnog het juiste bedrag toewijzen. Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij zal Typisch Enschede in de kosten van het hoger beroep worden veroordeeld.

Lees het arrest hier.

IEF 7657

De aanbesteding dwingt niet tot inbreuk

L&D - Gemeente ZwolleVzr. Rechtbank Zwolle, 28 oktober 2008, LJN: BH3767, L&D Support B.V. Gemeente Zwolle.

Merkenrecht. Auteursrecht. Aanbesteding gemeente Zwolle met betrekking tot re-integratieactiviteiten. Gedaagde L&D heeft zich ingeschreven voor de cluster cliëntmeting, maar is niet uitgekozen. L&D maakt bezwaar omdat de procedure onvoldoende tansparant zou zijn geweest en omdat Zwolle inbreuk zou hebben gemaakt op haar IE-rechten. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen af. Liquidatietarief.

Er is geen strijd met het transparantiebeginsel. Zo er al inbreuk is op rechten van intellectuele eigendom dan leidt dat niet tot verbod tot gunning of tot gebod tot heraanbesteding, maar tot verplichting om inbreuk te staken en/of de geleden schade te vergoeden. Evenmin is sprake van uitlokking van onrechtmatig handelen. Het is niet aannemelijk geworden dat de aanbesteding degene aan wie de opdracht zal worden gegund dwingt inbreuk te maken op de merk- en/of auteursrechten van L&D.

1.1.  Ten derde heeft L&D aangevoerd dat Gemeente Zwolle inbreuk heeft gemaakt op intellectuele eigendomsrechten van L&D. Daartoe stelt zij dat zij een meet-instrument op de markt heeft gebracht met de merkenrechtelijk beschermde naam “ABC-meting”. Het betreft volgens L&D een “web-based meetinstrument (…) Het is Gemeente Zwolle volgens L&D niet toegestaan, zoals zij wel heeft gedaan, de naam te gebruiken in de aanbestedingsstukken. Voorts kan L&D auteursrechten doen gelden op de door haar ontwikkelde methode. Hetgeen Gemeente Zwolle blijkens de aanbestedingsleidraad vraagt van de inschrijvers is een aanbieding om een methode te gebruiken die auteursrechtelijk beschermd is. De Gemeente Zwolle lokt onrechtmatig handelen uit door de inschrijvers expliciet om de “ABC-meting” te vragen, aldus nog steeds L&D.

1.1.1.  Door Gemeente Zwolle is erkend dat - zo zij stelt, abusievelijk - in een bijlage bij de aanbestedingsleidraad (de concept-overeenkomst) éénmaal het woord “ABC-meting” is genoemd. Zo al zou moeten aangenomen dat zulks onrechtmatig is geweest jegens L&D dan leidt dat niet tot toewijzing van één van haar vorderingen. Indien sprake zou zijn geweest van onrechtmatig handelen dan leidt dat tot een verplichting van vergoeding van de dientengevolge geleden schade. De vorderingen zien echter op staking van de aanbesteding en/of heraanbesteding. Niet valt in te zien hoe deze vorderingen de beweerdelijke onrechtmatigheid zouden kunnen wegnemen.

.1.1.  Vervolgens is de vraag aan de orde of de vorderingen (deels) zouden moeten worden toegewezen op de grond dat Gemeente Zwolle onrechtmatig handelt jegens L&D door andere inschrijvers uit te lokken tot onrechtmatig handelen jegens L&D.

(…)

1.1.1.  Niet aannemelijk is echter geworden dat een dergelijke situatie zich hier voordoet. In de eerste plaats is van belang dat Gemeente Zwolle in de nota van toelichting heeft opgemerkt: “De ABC-meting wordt ten onrechte genoemd in het concept-contract. Gemeente Zwolle wil de beschikking hebben over een cliëntmeting. De ABC-meting is daar een voorbeeld van.” Bij die stand van zaken is onvoldoende aannemelijk dat Gemeente Zwolle andere inschrijvers “aanzet” tot het gebruik van de term “ABC-meting”, en aldus inbreuk wordt gemaakt op het merkenrecht van L&D.

1.1.1.  Evenmin is aannemelijk geworden dat de aanbesteding degene aan wie de opdracht zal worden gegund dwingt inbreuk te maken op auteursrechten van L&D.

1.1.1.  Daarbij is van belang dat de uiteindelijke contractant niet uitgenodigd of aangezet wordt tot het gebruik maken van door L&D gehanteerde en mogelijk auteursrechtelijk beschermde software, logo’s, vragenlijsten, rapportages etcetera. Uit het debat van partijen ter zitting is naar voren gekomen dat de methode betreffende de ABC-meting niet auteursrechtelijk beschermd is. Zo er evenwel toch van uit zou moeten worden gegaan dat de methode auteursrechtelijk beschermd is dan brengt dat nog niet mee dat de concept-overeenkomst de uiteindelijke contractant verplicht een prestatie te leveren die noodzakelijkerwijze een inbreuk impliceert op dat auteursrecht.

1.1.  Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen van L&D dienen te worden afgewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 7655

Mogen luisteren

Vzr. Rechtbank Zwolle, 10 december 2008, LJN: BH4922, Vereniging Buma tegen Suplacon B.V.

Auteursrecht. Buma-zaak. Mogen luisteren is ‘openbaar maken in de zin van artikel 12 lid 1 aanhef en onder 4 Auteurswet 1912’. 

4.3.  De voorzieningenrechter is van oordeel dat uit het feit dat medewerkers van Suplacon tijdens werktijd naar muziek mogen luisteren, zelfs middels een i-Pod of mobiele telefoon, volgt dat Suplacon een bedrijfsbelang heeft dat zijn medewerkers naar muziek kunnen luisteren. Immers, tevreden werknemers werken harder. Er is dan ook sprake van een openbaarmaking van muziek in de zin van artikel 12 van de Auteurswet. Suplacon maakt inbreuk op de door Buma geëxploiteerde auteursrechten en handelt dus onrechtmatig jegens haar. Het gevorderde verbod is naar het oordeel van de voorzieningenrechter toewijsbaar. Tevens is de gevorderde schadevergoeding, tegen de hoogte waarvan geen bezwaar is gemaakt, toewijsbaar.

Lees het vonnis hier.

IEF 7636

De rechten welke uit die film voortvloeien

Rechtbank Arnhem, 31 juli 2008, LJN: BH4909, X tegen de inspecteur van de Belastingdienst.

Fiscaal recht met IE-component. Veertigtal film CV’s . Nieuw feit. De uit de licentie-overeenkomsten (o.a. met betrekking tot de filmrechten) verkregen informatie vormt een losstaand feit als bedoeld in het arrest van de Hoge Raad 17 november 1999 (BNB 2000/7). Deze informatie kan als bewijs gelden van een feit op grond waarvan verweerder tot navordering kan overgaan.

De omstandigheid dat het verweerder reeds bij de aanslagregeling redelijkerwijs bekend had moeten zijn dat de aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld, staat niet eraan in de weg dat de belasting wordt nagevorderd op grond van het andere feit.

Lees de uitspraak hier

IEF 7633

Ongeautoriseerde kopieën

Rechtbank Breda, 3 maart 2009, KG ZA 09-55, Stichting BREIN tegen gedaagde (met dank aan Stichting Brein).

Auteursrecht. Verstekvonnis. Naar blijkt uit een begeleidend schrijven bood gedaagde voor €5,- per stuk illegale kopieën (van wat precies vermeldt het vonnis niet) aan op een veilingwebsite. Nadat haar advertenties herhaaldelijk op verzoek van BREIN werden verwijderd en tenslotte zelfs geweigerd, zond gedaagde bestellijsten naar haar klantenkring. Na de naam-, adres- en woonplaatsgegevens van gedaagde achterhaald te hebben, is gedaagde gesommeerd een onthoudingsverklaring te ondertekenen, bij weigering waarvan gedaagde is gedagvaard. En bij verstek veroordeeld. 

3.1. verbiedt gedaagde om direct na betekening van dit vonnis ongeautoriseerde kopieën, zoals gedefinieerd onder punt 1. van de dagvaarding, te vervaardigen, kopen, verkopen, ten verkoop aanbieden, adverteren, ter beschikking stellen, (ver)huren, (uit)lenen, (in)ruilen, importeren, exporteren, distribueren; het via een (tele-)communicatienetwerk verrichten van deze handelingen, daaronder begrepen het verschaffen van de mogelijkheid om door middel van downloading een reproductie te vervaardigen; alsmede het doen of laten verrichten van deze handelingen en/of het daarbij direct of indirect op enigerlei wijze betrokken zijn en/of belang hebben, alsmede het met het oog op zodanige handelingen onder zich en/of in voorraad en/ of in douanedepot hebben.

Lees het vonnis hier.