Alle rechtspraak  

IEF 7129

Uitingen van een stijl/een modetrend

Rechtbank ‘s-Gravenhage, 1 oktober 2008, HA ZA 07-2131, Hansgrohe AG tegen Tiger Nederland B.V.

Eerst even voor jezelf lezen. (Gemeenschaps-)modellenrecht en auteursrecht op douchekop. Model is geldig, maar heeft beperkte beschermingsomvang en is gedeeltelijk technisch bepaald. Geen inbreuk, andere algemene indruk Auteursrecht niet betwist, maar geen inbreuk. € 61.684,19 niet-betwiste proceskosten.

“4.3. Dat sprake is van een geldig Gemeenschapsmodel laat onverlet dat het eigen karakter van dat Gemeenschapsmodel niet geacht kan worden te zijn gelegen in die elementen die een uiting zijn van een bepaalde stijl of mode. Het enkel volgen van een bepaalde stijl of mode zal er immers niet toe leiden dat bij de geïnformeerde gebruiker een andere algemene indruk wordt gewekt. Daarnaast is van belang dat een recht op een Gemeenschapsmodel niet geldt voor de uiterlijke kenmerken van een voortbrengsel die uitsluitend door de technische functie worden bepaald (art. 8 lid 1 GModVo). De rechtbank wijst voorts op art. 10 lid 2 GModVo, waarin is bepaald dat bij de beoordeling van de draagwijdte van de bescherming van een model rekening dient te worden gehouden met de mate van vrijheid van de ontwerper bij de ontwikkeling van het model.

4.4. De rechtbank is, indachtig hetgeen onder 4.3. is overwogen, van oordeel dat de beschermingsomvang van het Gemeenschapsmodel van Hansgrohe beperkt is. Verschillende aspecten zijn daarbij van belang. De rechtbank stelt in de eerste plaats vast dat zijdens Hansgrohe ter zitting desgevraagd is bevestigd dat de afgeronde (organische) vormen en de chroom-uitvoering van haar Gemeenschapsmodel uitingen zijn van een stijl/een modetrend die ook vóór het depot van haar Gemeenschapsmodel bestond. (…).

4.5. De rechtbank stelt vervolgens vast dat de grootte van de douchekop in verhouding tot de lengte van de handgreep technisch is bepaald. (…) Hoe korter de handgreep, des te groter kan de douchekop worden uitgevoerd. (…) De lengte van de handgreep zal om die reden niet korter worden uitgevoerd dan de breedte van een gemiddelde hand.

4.6. Uitgaande van de beperkte beschermingsomvang van het Gemeenschapsmodel van Hansgrohe, is de rechtbank van oordeel dat dit Gemeenschapsmodel en de Niagara bij de geïnformeerde gebruiker een andere algemene indruk wekken. Hierbij is van belang dat de algemene indruk van het Gemeenschapsmodel in grote mate wordt beïnvloed door de grote douchekop en de in verhouding tot die douchekop korte handgreep, door het gebruik van chromen/verchroomde ronde vormen en het overlopen van de handgreep in de douchekop. De ontwerper die binnen de heersende stijl/modetrend tot een ontwerp van een wellnesshanddouche wil komen, wordt juist op die punten beperkt in zijn vrijheid. (…) De ontwerper had uiteraard een andere technische oplossing kunnen kiezen om dit doorknikken tegen te gaan - hetgeen zou hebben geleid tot een aanmerkelijk andere vormgeving - maar juist omdat de korte greep niets anders is dan een technische oplossing van een technisch probleem, welke vrijelijk mag worden toegepast nu niet is gebleken van enigerlei andere bescherming van de korte greep, is de ontwerper niet gehouden de weg van een andere techniek in te slaan. Daarbij valt op dat de handgreep van de Niagara, indien deze wordt vergeleken met het Gemeenschapsmodel van Hansgrohe, bovendien slanker (en daarmee langer) oogt. De vrijheid die de ontwerper van een wellness-handdouche heeft, is door de ontwerper van de Niagara voorts anders benut dan door de ontwerper van het Gemeenschapsmodel. Zo is de voor het Gemeenschapsmodel (eveneens) kenmerkende platte douchekop bij de Niagara aan de bovenzijde veel boller vormgegeven. Ook het verloop naar de handgreep oogt bij de Niagara veel ronder. Daar komt bij dat de handgreep bij het Gemeenschapsmodel als het ware één is met de douchekop doordat handgreep en douchekop vloeiend in elkaar overlopen. Bij de Niagara wordt door de ‘driehoekconstructie’ bovenop de douchekop veeleer de indruk gewekt dat de douchekop onder de handgreep is komen te hangen.

4.7. Ook op andere (voor de algemene indruk van minder belang zijnde) kenmerken wijkt de Niagara af van het Gemeenschapsmodel. (…)

(…) 4.9. Omdat de Niagara een andere algemene indruk wekt dan het Gemeenschapsmodel van Hansgrohe, is van inbreuk op dat Gemeenschapsmodel geen sprake. De op het Gemeenschapsmodel van Hansgrohe gebaseerde vorderingen dienen daarom te worden afgewezen.

4.10. Niet betwist is dat de Raindance een auteursrechtelijk beschermd werk is. Voor de beantwoording van de vraag of de Niagara een verveelvoudiging van de Raindance is, moet worden beoordeeld of de Niagara de auteursrechtelijk beschermde trekken van de Raindance vertoont, zodanig dat de totaalindrukken overeenkomen. Onder verwijzing naar hetgeen de rechtbank onder 4.4. tot en met 4.8. heeft overwogen inzake de voor het modelrecht van belang zijnde beschermingsomvang en de algemene indruk, stelt zij vast dat (ook) de totaalindruk van de Niagara en die van de Raindance verschillen. Ook de op het auteursrecht gebaseerde vorderingen zullen daarom worden afgewezen.

4.11. Als de in het ongelijk gestelde partij zal Hansgrohe in de kosten worden veroordeeld, tot op heden aan de zijde van Tiger begroot op € 61.684,19, zijnde de door Tiger verantwoordde en door Hansgrohe niet betwiste kosten. “

Lees het vonnis hier.

IEF 7121

De prestatie van Buma

Rechtbank Amsterdam, 17 september 2008, LJN: BF3735, Coöperatieve Raiffeisen-Boerenleenbank B.A. tegen Vereniging Buma.

BUMA-zaak. Auteursrecht, fiscaalrecht. Op basis van een overeenkomst tussen Rabobank en Buma is aan Rabobank, tegen een vergoeding aan Buma, voor de duur van de overeenkomst de toestemming verleend om in haar vestigingen het zogenaamde Buma-repertoire ten gehore te brengen. Onder Buma-repertoire wordt verstaan de muziekwerken ten aanzien waarvan de makers (of hun rechtverkrijgende) de exploitatie en handhaving van het muziekauteursrecht aan Buma hebben toevertrouwd of nog zullen toevertrouwen.

De centrale vraag is of Buma diensten aan Rabobank verleend, waarover BTW is verschuldigd. Deze vraag wordt bevestigend beantwoord, onder meer onder verwijzing naar jurisprudentie van het HvJ (inzake de van toepassing zijnde richtlijn 2006/112/EG van de Raad van de Europese Unie van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijk stelsel van BTW).  

“4.9.  De prestatie die Buma op basis van de door haar op eigen naam met Rabobank gesloten overeenkomst tegen een vergoeding aan haar aan Rabobank levert, houdt - kort gezegd - in het bieden van de mogelijkheid om alle muziekwerken uit het wereldwijd auteursrechtelijk beschermde muziekrepertoire ten gehore te brengen. Teneinde deze prestatie aan Rabobank (en andere muziekgebruikers) te kunnen leveren, heeft Buma reeds vele exploitatiecontracten met diverse auteurs/uitgevers van auteursrechtelijk beschermde muziekwerken gesloten en sluit zij - zoals niet gemotiveerd is weersproken - ook nu nog (dagelijks) nieuwe contracten om zodoende, onder verwerving van de daartoe benodigde rechten, het aan de muziekgebruikers ter beschikking te stellen Buma-repertoire aan te vullen.

Daarnaast beschikt Buma - zoals zij onbetwist heeft uitgelegd - over een eigen, zelfstandig opererende organisatie bestaande uit computersystemen, databanken en ook mankracht, die onder meer zorg draagt voor de controle van het gebruik van het Buma-repertoire, het optreden tegen inbreuken op de aan Buma overgedragen auteursrechten, het incasseren van de vergoedingen van de diverse muziekgebruikers, het bewaken van de juiste verdeling van de ontvangen gelden over de auteurs/uitgevers, het administreren en invoeren van nieuwe muziekwerken in haar computerbestanden en tot slot het onderhandelen met (potentiële) nieuwe muziekgebruikers over de condities waaronder een overeenkomst tussen de (mogelijk) nieuwe gebruiker en Buma zal worden aangegaan. Als onweersproken staat vast dat zonder deze organisatie van Buma het voor onder andere Rabobank als gebruiker van het mondiale muziekrepertoire niet mogelijk is de wettelijk vereiste toestemming tot het ten gehore brengen van het wereldwijde muziekrepertoire te verwerven.

Immers, nog afgezien van het feit dat de auteurs/uitgevers door middel van de exploitatiecontracten met Buma hun rechten aan Buma hebben overgedragen en op grond daarvan geen licentie aan de gebruikers kunnen bieden om hun muziekwerken ten gehore te brengen, zouden de auteurs/uitgevers ook zonder de exploitatiecontracten met Buma het totaalpakket dat Buma thans tegen een bepaalde vergoeding aan de muziekgebruikers - waaronder Rabobank - levert, niet kunnen aanbieden. Dit niet alleen vanwege het feit dat - zoals Buma benadrukt - de auteurs/uitgevers zonder de exploitatiecontracten ieder afzonderlijk enkel over de rechten op hun eigen muziekrepertoire kunnen beschikken, maar ook omdat in dat geval de hiervoor genoemde faciliteiten die Buma thans aan onder meer Rabobank als muziekgebruiker levert, zonder welke het Buma-repertoire niet ter beschikking gesteld kan worden, alsdan niet voorhanden zijn.

4.10.  De conclusie van het bovenstaande is dat Buma zelfstandig en in het economische verkeer diensten aan Rabobank (en andere muziekgebruikers) levert en aldus als ondernemer in de zin van de Wet OB 1968 is aan te merken. Dat Buma - zoals Rabobank nog benadrukt - (vanuit haar verenigingsoogpunt) de inkomsten die zij ontvangt van de muziekgebruikers (via een bepaalde verdeelsleutel) als tegenprestatie voor de aan haar overgedragen exploitatierechten aan de auteurs/uitgevers uitkeert na aftrek van haar kosten, doet - anders dan Rabobank bepleit - aan de voornoemde conclusie niet af. De wijze van aanwending van de inkomsten uit de overeenkomsten met de muziekgebruikers zegt (op zich) immers niets over de zelfstandigheid waarmee Buma de diensten aan de muziekgebruikers verricht.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7119

Een nogal recht-door-zee auteursrechtelijke zaak

Vzr. Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 5 september 2008, LJN: BF3693, Vivant tegen Lemetex Import/Export B.V.

Geregistreerd auteursrecht. Niet objectief bepaalde keuzes en veel op elkaar lijkende stoffen.  Na de hors catégorie proceskosten uit Den Haag (hier en hier), nu de basse catégorie uit Den Bosch. De indicatietarieven komen niet ter sprake maar de volledige kostenveroordeling wordt sterk gematigd op grond van o.a. het waarborgen van vrije toegang tot de rechter.  “Daarnaast dient een beweerdelijk inbreukmaker die, zoals Lemetex een bewust afwijkend dessin (spiralen in plaats van ovalen) op de markt brengt, niet door een onevenredig en onbillijk procesrisico belemmerd te worden om de vraag of dat afwijkend dessin al dan niet een inbreuk oplevert, aan de rechter te kunnen voorleggen. Veel meer dan het aan de rechter voorleggen van de beide dessins teneinde dat oordeel te geven, is er in deze zaak niet voorgevallen. In die zin is het een nogal recht-door-zee auteursrechtelijke zaak.” 15 uur uit en thuis advocatenwerk is redelijk en evenredig. Helaas zonder plaatjes (wie ze heeft, mag ze mailen).

Eiser Vivant ontwikkelt twee maal per jaar een nieuwe collectie luxe verpakkingsmaterialen en decoratiematerialen, ontworpen door haar eigen ontwerpafdeling. Vivant laat deze ontwerpen registeren bij de Inspecteur van Belastingen "ten einde de aanvang van haar auteursrecht vast te leggen". Gedaagde Lemetex exploiteert een groothandel in woningtextiel en brengt een decoratieve stof op de markt had gebracht die identiek, althans nagenoeg identiek, was aan een ontwerp  van Vivant, de Daylight, een doorzichtige voile die is bedrukt met een glitterprint, zijnde in rijen geplaatste min of meer ovale figuren. “Het ontwerp is geregistreerd voor uiteenlopende toepassingen, met name het gebruik als een “Deco Ribbon”, zijnde een decoratieve tafelloper voor de kerstdagen”

Lemetex erkent dat zij inbreuk maakt op het auteursrecht van Vivant en zegt toe om met het aanbieden van de inbreukmakende stof te staken, maar voornemens te zijn een soortgelijk product op de markt brengen, doch dat het ontwerp daarvan voldoende zal afwijken van het ontwerp van Vivant. Lemetex brengt vervolgens een decoratieve stof op de markt onder de naam “Delphine”. Die stof is het onderwerp van geschil in de onderhavige zaak.

De voorzieningenechter stelt vast dat de Daylight in aanmerking komt voor auteursrechtelijke bescherming (“niet objectief bepaalde keuzes”) en dat de Delphine een inbreukmakend ontwerp is.

“4.1 Bij Vivant’s ontwerp van Daylight zijn een aantal niet objectief bepaalde keuzes gemaakt die uiteindelijk hebben geleid tot een ontwerp met een oorspronkelijk karakter dat het persoonlijk stempel van de ontwerper draagt. De in rijen geplaatste min of meer ovale figuren gedrukt op een transparante stof zijn het resultaat van een keuze die niet is bepaald door vereisten van technische of praktische aard. Het ontwerp “Daylight” is dan auteursrechtelijk beschermd.
  
4.2.  Lemetex’ ontwerp Delphine heeft onvoldoende afwijkende uiterlijke kenmerken van het ontwerp Daylight. (…) Hoewel het bewerken van een dergelijke stof in verschillende kleuren en dessins niet nieuw is, lijken in beide gevallen de geprinte figuren – min of meer ronde figuren van dezelfde grote in glitterprint – veel op elkaar. Het onderscheid tussen de ovalen (Daylight) en spiralen (Delphine) is daarbij onvoldoende in het oog springend en de breedte van de lijnen van de figuren onvoldoende afwijkend om de totaalindruk van het ontwerp Delphine anders te doen zijn dan die van het ontwerp Daylight. Dan is het verspreiden van het ontwerp Delphine auteursrechtelijk een inbreuk op de rechten van Vivant.”

Maar van belang lijken vooral de  overwegingen met betrekking tot de werkelijke proceskostenveroordeling. De voorzieningenrechter komt, zonder naar de indicatietarieven te verwijzen, tot een bedrag van ongeveer €3000,-  aangezien een dergelijke zaak in 15 uur, inclusief zitting, afgerond kan worden.   

“4.9.  Met betrekking tot de gevorderde volledige kostenveroordeling en de kostenstaat van de raadsman van Vivant wordt overwogen:

4.9.1.  Lemetex zal als de voor het grootste gedeelte in het ongelijk gestelde partij in de volledige proceskosten worden veroordeeld, doch uitsluitend voor zover die geacht kunnen worden betrekking te hebben op onderdeel 1 van de vordering en betrekking hebben op werkzaamheden na de ontdekking in december 2007 van het verschijnen op de markt van Lemetex’ product “Delphine”.

4.9.2.  Daarnaast dient een beweerdelijk inbreukmaker die, zoals Lemetex een bewust afwijkend dessin (spiralen in plaats van ovalen) op de markt brengt, niet door een onevenredig en onbillijk procesrisico belemmerd te worden om de vraag of dat afwijkend dessin al dan niet een inbreuk oplevert, aan de rechter te kunnen voorleggen. Veel meer dan het aan de rechter voorleggen van de beide dessins teneinde dat oordeel te geven, is er in deze zaak niet voorgevallen. In die zin is het een nogal recht-door-zee auteursrechtelijke zaak.

4.9.3.  Over de kostenstaat valt nog op te merken:

Overleg met een Octrooibureau en met een Merkenbureau heeft niets met deze auteursrechtelijke zaak van doen. Het besteden van 492 minuten aan het opstellen van de dagvaarding, van daarenboven 180 minuten “opstellen processtukken” en daarnaast nog eens 208 uur ongespecificeerde “dossierstudie” is gezien de voorshands gebleken omvang van de inbreuk en de aard van dit geding buitenproportioneel.

Gelet op een en ander acht de rechter bij het opgegeven uurtarief van € 190,00 een kostenveroordeling van:
Vooroverleg en studie  2 uur    € 380,00
Diverse correspondentie  3 uur    € 570,00
Dagvaarding    6 uur    € 1.140,00
Behandeling zitting    4 uur    € 760,00
Totaal          € 2.850,00
redelijk en evenredig. ”

Lees het vonnis hier.

IEF 7117

Voor haar geen waarde heeft

Gerechtshof 's-Gravenhage, 18 december 2007, 2 september 2008, LJN: BE9566, Hoger beroep van de Inspecteur tegen de uitspraak van de Rb. Rotterdam  ten aanzien van Stichting [X] te [Z].

Aardig om te vermelden, maar veel meer ook niet. IE-argument in belastingzaak. Partijen zijn verdeeld over de waarde die op de waardepeildatum aan de onroerende zaak, De Kunsthal, dient te worden toegekend. 

.“6.1  Het primaire standpunt van belanghebbende houdt in dat de onroerende zaak in economische zin voor haar geen waarde heeft, omdat deze voor haar geen nut oplevert. Het Hof zal belanghebbende niet volgen in deze stelling. Het Hof acht aannemelijk dat de onroerende zaak is ontworpen en gebouwd als museum. Het gebouw wordt ook als zodanig door belanghebbende overeenkomstig haar doelstelling gebruikt. Niet kan worden gezegd dat de onroerende zaak voor belanghebbende geen ander nut oplevert dan dat deze blijft voortbestaan als architectonisch belangwekkend gebouw. De omstandigheid dat aan het gebouwde gedurende de periode dat de intellectuele eigendom van het ontwerp bij de architect berust, geen wijzigingen kunnen worden aangebracht en het ook overigens dient te blijven bestaan, brengt hierin geen verandering.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7094

Naakte schaatsers

Rechtbank Amsterdam. 17 september 2008, HA ZA 06-1242, Ofpact Ltd. tegen Stichting Men On-Line (Met dank aan Kees Berendsen, Croon Davidovich).

Auteursrecht. Eindvonnis in zaak over auteursrechtinbreuk op de films Cherries, The English Student, Greek Holiday part 1 en 2, XL Files, An American in Prague, Barebacking Across America en Bare Skaters. Fragmenten films zijn geen citaat. De producenten worden in deze zaak vertegenwoordigd door Ofpact, de rechtenorganisatie van de porno-industrie. Proceskosten volgens indicatietarief eenvoudige bodemzaak, maar toch (ongeveer) €25.000,- .

“2.9. Nu Ofpact is geslaagd in het haar onder 2.1 sub 1 en 2 opgedragen bewijs, liggen de vorderingen onder 3.1 sub 1 tot en met 5 voor toewijzing gereed, als hierna te melden. Dat betekent dat de producenten ook recht hebben op schadevergoeding van de schade die zij geleden hebben ten gevolge van het zonder hun toestemming openbaar maken en verveelvoudigen van (fragmenten) van bun films. Nu Ofpact ook het recht van de producenten heeft verkregen om ten behoeve van hen schadevergoeding te vorderen, is de vordering tot betaling van schadevergoeding eveneens toewijsbaar, zij het dat de omvang van de schade thans nog niet vaststaat. In dat kader is het - overeenkomstig hetgeen de rechtbank reeds heeft overwogen in 4.7 van het tussenvonnis -thans aan Men On-Line om door middel van geverifieerde gegevens inzicht te verschaffen in het aantal downlaads van (fragmenten van) de films dat heeft plaatsgevonden, en de omvang daarvan, en van het aantal gegevensdragers met de betreffende filmfragmenten dat zij heeft verstrekt. Verificatie van de gegevens dient door een accountant te geschieden.

(…) 2.11. Men On-Line heeft de door Ofpact opgevoerde proceskosten betwist, althans gesteld dat deze niet redelijk zijn. De rechtbank acht de gemaakte kosten inderdaad niet redelijk of evenredig aan het belang en de ingewikkeldheid van de zaak. Het zal de redelijke en evenredige kosten gemaakt tot aan het tussenvonnis derhalve naar billijkheid begroten overeenkomstig het indicatietarief voor eenvoudige bodemzaken met re- en dupliek op EUR 10.000,- en de kosten gemaakt na het tussenvonnis op EUR 10.829,51 zodat een totaalbedrag van EUR 20.829,51 zal worden toegewezen. De reden voor toewijzing van de gehele kosten gemaakt na het tussenvonnis is gelegen in het feit dat Ofpact voorafgaande aan het maken van de kosten na het tussenvonnis heeft aangeboden om van bewijslevering af te zien, maar Men On-Line hierop niet heeft gereageerd en deze kosten overigens niet onredelijk of onevenredig worden geacht. Bovendien ziet het indicatietarief enkel op advocaatkosten en de kosten gemaakt na het tussenvonnis zien grotendeels op andere kosten. Daarnaast komen tevens EUR 3.280,- aan vastrecht (3.365,- minus 85,- dat reeds is opgenomen in kostenstaat van kosten na tussenvonnis) en EUR 84,87 kosten dagvaarding voor toewijzing in aanmerking.

2.12. Er is daarnaast geen plaats meer voor toewijzing van de buitengerechtelijke advocaatkosten aangezien deze wel reeds zijn inbegrepen in hel indicatietarief. Gesteld noch gebleken is dat er daarnaast nog andere buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt.”

Lees het eindvonnis hier, tussenvonnis hier, vonnis in incident hier.

IEF 7085

Dat er in de schoenenbranche nauwelijks sprake is van originaliteit

Rechtbank Breda, 7 mei 2008, HA ZA 06-2064, Amisa B.V. tegen Hisa B.V. (met dank aan Martin Hemmer, AKD Prinsen Van Wijmen)

Eerst even voor jezelf lezen. Schoenen. Eindafrekening stukgelopen samenwerking. Auteursrecht. Merkenrecht. Niet-geregistreerd gemeenschapsmodellenrecht. Met een wellicht wat boude overweging over originaliteit in de schoenenbranche:

“3.14 Hisa heeft echter onvoldoende gesteld om te kunnen beoordelen of de schoenmodellen aan dit criterium voldoen. Daarbij is van belang dat in veel gevallen aan modellen in de schoenenbranche oorspronkelijkheid ontzegd moet worden op grond van de omstandigheid dat er in de schoenenbranche nauwelijks sprake is van originaliteit in de ontwerpen, omdat elk nieuw model is afgeleid van een vorig model en vanuit de modetrend voorspelbaar is. Aannemelijk is dat ook de modellen van Hisa oorspronkelijkheid missen en de heersende mode volgen. Het had op de weg van Hisa gelegen te onderbouwen dat en waarom de modellen een opmerkelijke en originele combinatie zijn van nieuwe, dan wel reeds bestaande, elementen, waarvan het resultaat een nieuw type schoen oplevert, dat is aan te merken als een werk met een eigen gezicht en derhalve auteursrechtelijke bescherming geniet. Dit heeft zij nagelaten. Voor zover de vorderingen van Hisa zijn gebaseerd op het auteursrecht zijn deze dan ook niet toewijsbaar.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7080

De gegevens op de chip

Punch Telematix JamaVzr. Rechtbank Zutphen, 15 september 2008, Punch Telematix Nederland B.V. tegen Jama B.V. (Met dank aan Arnout Groen, De Brauw Blackstone Westbroek).

Eerst even voor jezelf lezen. Auteursrecht. Over het gebruik van RFID chips in vuilniscontainers en de vraag of de toegangscode tot die chips gekraakt mag worden. Beroep op auteursrecht en ongeoorloofde mededinging afgewezen. Veel is onvoldoende aannemelijk of gebleken. Het gestelde intellectuele eigendomsrecht maakt slechts een summier deel uit van de procedure: liquidatietarief.

“4.3. De voorzieningenrechter acht de stelling van Punch, dat zij met Rd4 een gebruiksbeperking ten aanzien van de chips is overeengekomen op grond waarvan Rd4 geen recht heeft op het password van de chips, onvoldoende aannemelijk geworden, aangezien Jama die stelling gemotiveerd heeft betwist en Punch onvoldoende bewijs heeft overgelegd van haar stelling. (…) Nu niet gebleken is van een overeengekomen gebruiksbeperking, Punch ter zitting heeft erkend dat niet kan worden uitgesloten dat niet Jama maar Rd4 het password heeft gekraakt en Punch onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat Jama Rd4 heeft uitgelokt tot het kraken van het password van de Punch-chips, is onvoldoende gebleken dat Jama door het beschikken over het password onrechtmatig handelt jegens Punch.

4.4. Ook is onvoldoende aannemelijk geworden dat er sprake is van inbreuk op de door Punch ontwikkelde programmatuur, aangezien niet gesteld is dat Jams gebruik maakt van de programmatuur van Punch, maar slechts de chip gebruikt. Punch heeft gesteld dat de structuur van de gegevens op de chip uniek is, maar Jama heeft deze stelling betwist en aangevoerd dat op eenvoudige wijze toegang tot de gegevens kan worden gekregen. Ten aanzien van de gegevens op de chip is niet gebleken van een Punch toekomend auteursrecht, omdat door Punch onvoldoende is gesteld en aannemelijk gemaakt op grond waarvan ten aanzien van de gegevens op de chip sprake is van een eigen oorspronkelijk karakter en een persoonlijk stempel van Punch. Onvoldoende is gebleken dat Jama door het lezen van de Punch-chips onrechtmatig handelt jegens Punch.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7078

Het kruis tussen de poten ontbreekt

Het Anker: CleopatraRechtbank Arnhem, 27 augustus 2008, HA ZA 07-1380, Montis Design B.V. tegen B.V. Meubelindustrie Het Anker Druten (Met dank aan Titia Deurvorst, Brainich Advocaten). 

Eerst even voor jezelf lezen. Auteursrecht. Tussenvonnis in stoelenzaak. Rechtsverwerking m.b.t. bepaalde modellen. Vaststellingsovereenkomst. Treffen van een dading heeft geen relevantie voor het beroep op rechtsverwerking. Bewijslevering (niet ondertekende) vaststellingsovereenkomst.

“4.4. Met inachtneming van het hierboven genoemde uitgangspunt komt de rechtbank tot het oordeel dat het verweer van Het Anker dat sprake is van rechtsverwerking doel treft. De volgende omstandigheden zijn bij die beoordeling doorslaggevend.
Eind 2003 is Het Anker in kort geding gedagvaard door een meubelfabriek in Oisterwijk (OSP), die stelde dat Het Anker met de productie van de Armada, Twist, Bingo en Cleopatra inbreuk maakte op zijn auteurs/ en modelrechten.
Niet in geschil is dat Het Anker met oog op het door haar in die procedure te voeren verweer enige vorm van bijstand heeft verzocht aan Montis. Montis erkent dat Het Anker haar in ieder geval heeft gevraagd om een modelinschrijving. Voorts staat vast dat de heer P. Van der Aa, directeur van Het Anker Montis in het kader van dit verzoek om bijstand heeft bezocht en dat de toenmalige directeur van Montis, de heer H Van Straaten eveneens minimaal tweemaal een bezoek heeft gebracht aan de showroom van Het Anker. Het Anker heeft onweersproken aangevoerd dat Van Straaten de vier op dat moment, in de procedure van OSP tegen Het Anker, in het geding zijnde stoelen, evenals de hierboven genoemde Rio, uitvoerig heeft bestudeerd en dat hij ook in die stoel heeft gezeten.
Hoewel Montis betwist dat Van Straaten Het Anker op dat moment heeft toegezegd dat de stoelen van Van (sic) Anker geen inbreuk maken op de Charly en de Chaplin, staat onweersproken vast dat Montis na het bekijken van de stoelen evenmin bezwaren, van welke aard ook, heeft geuit tegen één van die stoelen. Van Straaten zou in de showroom hebben geconstateerd dat de Bingo wel veel leek op de Charly en de Chaplin, zo verklaart Montis onweersproken, maar tevens heeft hij volgens het Anker hardop vastgesteld dat het kruis tussen de poten bij de stoelen van Het Anker ontbreekt.
Vast staat ten slotte dat Montis korte tijd later het procesdossier van Het Anker van de procedure tegen OSP – waarin zich ook foto’s van de vier stoelen bevonden – heeft meegenomen. Bij retournering van het dossier heeft Montis opnieuw geen bezwaren geuit.” 

Lees het vonnis hier.

IEF 7076

De toepassing van een berekeningsmethode

A-G Vericy TrstenjakHvJ EG, 11 september 2008, conclusie A-G Trstenjak in zaak C-52/07, Kanal 5 Ltd & TV 4 AB tegen Föreningen Svenska Tonsättares Internationella Musikbyrå (STIM). Verzoek van de Marknadsdomstol (Zweden) om een prejudiciële beslissing.

Artikel 82 EG. Machtspositie. Misbruik. Auteursrechtenbureau. Organisatie met feitelijk monopolie. Uitzending door TV-zender. Methode voor berekening van vergoeding.
 
“116. Gelet op het voorgaande geef ik het Hof in overweging de vragen van de verwijzende rechter als volgt te beantwoorden:

1) Artikel 82 EG moet aldus worden uitgelegd dat een auteursrechtenbureau dat in een lidstaat een feitelijk monopolie heeft en jegens commerciële TV-zenders voor het gebruik van auteursrechtelijk beschermde muziekwerken uit zijn totale repertoire een berekeningsmethode toepast, op grond waarvan de vergoeding een vast aandeel van de inkomsten van de TV-zenders uit reclam- en abonnementsovereenkomsten bedraagt, misbruik maakt van zijn machtspositie. De toepassing van een berekeningsmethode, op grond waarvan de vergoeding een variabel aandeel van de inkomsten bedraagt, vormt evenwel geen misbruik, mits een dergelijke berekeningsmethode in aanmerking neemt in welke mate een TV-zender de auteursrechtelijk beschermde muziekwerken gebruikt.

2) De toepassing van een berekeningsmethode kan misbruik in de zin van artikel 82 EG vormen, indien er een alternatieve berekeningsmethode bestaat waarin de mate van het gebruik van een auteursrechtelijk beschermd muziekwerk nauwkeuriger in aanmerking kan worden genomen, en de toepassing van de onnauwkeurigere berekeningsmethode niet wordt gerechtvaardigd door voordelen op het gebied van efficiëntie, met name in de vorm van kostenbesparingen bij het beheer van de overeenkomsten en van het toezicht op het gebruik van de beschermde muziekwerken.

 De toepassing van een berekeningsmethode kan niet worden aangemerkt als misbruik in de zin van artikel 82 EG op de enkele grond dat zij niet in aanmerking neemt in welke mate andere factoren dan het gebruik van een auteursrechtelijk beschermd muziekwerk een stijging van de inkomsten tot gevolg hebben.

3) De toepassing van een berekeningsmethode vormt geen misbruik in de zin van artikel 82 EG op de enkele grond dat zij niet het werkelijke kijkcijfer in aanmerking neemt, mits ervan kan worden uitgegaan dat zij het potentiële of verwachte kijkcijfer voldoende in aanmerking neemt.”

4) De toepassing van verschillende berekeningsmethoden voor commerciële TV-zenders enerzijds en een publieke TV-zender anderzijds vormt een misbruik in de zin van artikel 82 EG, indien dit ten eerste ertoe leidt dat de publieke TV-zender, vergeleken met de commerciële TV-zenders, een lagere vergoeding voor een gelijkwaardige prestatie van het auteursrechtenbureau betaalt, en er ten tweede tussen de publieke TV-zender en één van de commerciële TV-zenders een concurrentieverhouding bestaat.

Lees de conclusie hier.

IEF 7074

Geestelijke eigendom

Rechtbank Amsterdam, LJN: BF0620, 10 september 2008, Corneille c.s. tegen gedaagden

Overdracht van auteursrechten bij geestelijke stoornis. Eerst even voor jezelf lezen:  Rechtshandelingen nietig en/of vernietigbaar op grond van geestelijke stoornis dan wel beschikkingsonbevoegdheid? Art. 3:32, 3:34, 3:35, 3:36 BW In deze procedure wordt de nietigheid en/of vernietigbaarheid ingeroepen van door kunstschilder gegeven toestemming tot het (laten) exploiteren van zijn werk.

"Er wordt een beroep gedaan op een geestelijke stoornis in de zin van artikel 3:34 BW en daarnaast zou de kunstschilder zijn auteursrechten reeds eerder aan zijn vrouw hebben overgedragen. Aan de orde is voorts of gedaagde zich kan beroepen op de bescherming van artikel 3:35/3:36 BW. De rechtbank acht bewezen dat de kunstschilder ten tijde van de overeenkomst van 9 juli 2004 leed aan een geestelijke stoornis in de zin van artikel 3:34 BW. Gedaagden worden toegelaten tot het bewijs van de stelling dat zij niet wisten dan wel behoorden te weten dat Corneille leed aan een geestelijke stoornis." 

Lees het vonnis hier