Alle rechtspraak  

IEF 2733

Het houden van kostgangers

Voor de auteursrechtliefhebber, uit de conclusie van AG Langemeijer bij Hoge Raad 6 oktober 2006, LJN: AX8847. [De vrouw] tegen [De man].
 
 “2.7. Indien echtgenoten het inkomensbegrip in hun huwelijkse voorwaarden willen koppelen aan begrippen uit de Wet IB 1964, zijn de volgende fiscaalrechtelijke bepalingen van belang. (…) In art. 22 lid 1 van deze wet werden `inkomsten uit arbeid' omschreven als:

"alle niet als winst uit onderneming aan te merken voordelen die worden genoten:
a. als loon uit dienstbetrekking;
b. uit niet in dienstbetrekking verrichte werkzaamheden en diensten, daaronder begrepen het houden van kostgangers, alsmede het produktief maken of vervreemden van een auteursrecht of een octrooi door de auteur of de uitvinder zelf."

IEF 2727

Haagse Groepstelevisierechten

ni.bmpRechtbank ’s-Gravenhage 9 oktober 2006, LJN: AY9705. Stichting Videma tegen gedaagde h.o.d.n. The Royal Bar.

Voetbaluitzendingen in café zonder Videma-licentie.Haags variant van dit  vonnis van de Rechtbank Amsterdam van vorige week (Videma tegen café De Overtoom).  Het is aan Videma om voldoende aannemelijk te maken dat haar contractanten de auteursrechthebbenden op de vertoonde programma’s zijn. In de Amsterdamse zaak slaagt Videma daar wel in, in de Haagse slechts gedeeltelijk.

Videma verleent tegen betaling licenties voor vertoning van televisie-uitzendingen in onder meer cafés. Zij doet dit krachtens overeenkomsten met onder andere de omroepen. Deze overeenkomsten bevatten een volmacht aan Videma om vorderingen in te stellen ten behoeve van de contractanten.

The Royal Bar heeft in zijn café volgens Videma zonder Videma-licentie een aantal televisieprogramma’s vertoond van omroepen die met Videma een overeenkomst hebben.

Videma vordert in kort geding staking van iedere vertoning van de betreffende televisie-uitzendingen van de door Videma vertegenwoordigd filmwerken zonder toestemming van de auteursrechthebbenden of van Videma. Videma stelt dat haar contractanten auteursrechten hebben op de vertoonde filmwerken en dat The Royal Bar daar inbreuk op maakt. 

The Royal Bar verzet zich tegen het gemak waarmee Videma naar zij meent voorbijgaat aan de haar bij herhaling gestelde vraag waaruit blijkt dat haar contractanten de auteursrechthebbenden zijn op de vertoonde televisieprogramma's. The Royal Bar wijst er op dat slechts de auteursrechthebbende een verbod op inbreuk op het auteursrecht kan vorderen, niet de licentiehouder.

De rechtbank sluit zich hierbij aan:

“Het is aan Videma om voldoende aannemelijk te maken dat haar contractanten de auteursrechthebbenden op de vertoonde programma's zijn zodat zij met de aan haar verstrekte processuele volmacht een verbod kan vorderen op inbreuk op de auteursrechten van haar contractanten. Dit moet worden beoordeeld aan de hand van de volgende uitgangspunten. Voor filmwerken geldt dat als regel de producent van het filmwerk geacht wordt het recht op openbaarmaking te hebben verkregen (artikel 45d Aw.). Artikel 4 Aw. houdt onder meer in het bewijsvermoeden dat, behoudens tegenbewijs, voor de maker van het filmwerk moet worden gehouden degene die als zodanig op of in het werk is aangeduid. Wordt het filmwerk openbaar gemaakt door uitzending zonder vermelding van de maker, dan volgt uit artikel 8 Aw. dat de rechtspersoon die het werk uitzendt als maker wordt aangemerkt. Tot slot geldt, zoals [gedaagde] terecht heeft aangevoerd, dat het recht om een verbod op inbreuk op het auteursrecht te vorderen is voorbehouden aan de auteursrechthebbende. (…)

Gezien het voorgaande dient het gevorderde verbod te worden toegewezen voor zover dit ziet op inbreuk van aan NOS en SBS toekomende auteursrechten. De omstandigheid dat [gedaagde] inbreuk heeft gemaakt op aan NOS en SBS toekomende auteursrechten zou aanleiding kunnen zijn aan te nemen dat ook andere contractanten van Videma inbreuk op hun auteursrecht te vrezen hebben.

Voor een verbod als gevorderd is echter slechts aanleiding indien moet worden aangenomen dat het auteursrecht op uitgezonden filmwerken bij die contractanten berust. Het door Videma gestelde biedt, zoals ook blijkt uit hetgeen hiervoor is overwogen, te weinig aanknopingspunten om dat in deze procedure zonder meer aan te nemen. Het gevorderde verbod is dus slechts toewijsbaar in de beperkte omvang als hierna vermeld.“

De rechtbank komt tot de conclusie dat wat betreft de vertoonde programma’s in veel gevallen niet aannemelijk is gemaakt dat de auteursrechten bij de contractanten van Videma rusten. Alleen ter zake van de voorbeschouwingen bij de WK-wedstrijden gaat de rechtbank ervan uit dat aan de betrokken omroepen het auteursrecht toekomt. Het gevorderde verbod wordt daarom slechts beperkt toegewezen.

Lees het vonnis hier

IEF 2719

Daarop voortbordurende maar wel daarvan afwijkende

vuisten.bmpRechtbank Middelburg, 18 augustus 2005 (gepubliceerd 6 oktober 2006), LJN: AY9647. Eiser tegen de V.O.F Art Bizniz c.s.

Stukgelopen samenwerking. Gedaagden hebben een aantal wandornamenten laten vervaardigen die nagenoeg identiek zijn aan de wandreliëfs van eiser, een beeldhouwer die zich beroepsmatig bezig houdt met het ontwerpen en vervaardigen van kunstvoorwerpen voor de detailhandel.

Onderdeel van de door eiser ontworpen kunstvoorwerpen zijn wandreliëfs, bestaande uit beeldhouwwerken die “uitrijzen” uit een platte plaat die een onverbrekelijk deel uitmaakt van het beeldhouwwerk waardoor deze aan de muur kunnen worden opgehangen. De wandreliëfs zijn voorzien van het persoonlijk merkteken van eiser.

 

Tussen partijen bestond gedurende de jaren 2003 en 2004 een samenwerkings-overeenkomst. Op 17 januari 2005 is deze overeenkomst door eiser telefonisch en zonder inachtneming van een opzegtermijn opgezegd.

“Gesteld noch gebleken is voorshands dat er reeds (nagenoeg) identieke wandreliëfs op de markt aanwezig waren op het moment dat eiser zijn wandreliëfs op de markt bracht. Voorts is gesteld noch gebleken dat eiser de wandreliëfs van reeds bestaande wandreliëfs heeft nagemaakt.

Eiser heeft op basis van bestaande thema’s en methoden zelf nieuwe wandreliëfs gemaakt waarvoor hij afbeeldingen heeft gebruikt die hij zelf uit klei heeft geboetseerd. Op deze manier is naar voorlopig oordeel een origineel werk met een eigen en uniek karakter ontstaan wat het persoonlijk stempel van de maker draagt.

Dat er al veel soortgelijke beeldhouwwerken op de markt aanwezig zijn, maakt niet dat daarop voortbordurende maar wel daarvan afwijkende beeldhouwwerken niet meer als origineel werk met een eigen en uniek karakter met een persoonlijk stempel van de maker kunnen worden aangemerkt. Gelet hierop zijn de wandreliëfs naar voorlopig oordeel auteursrechtelijk beschermd.

Vaststaat dat gedaagden deze wandreliëfs hebben laten namaken en dat zij die namaak-wandreliëfs vervolgens op de markt hebben gebracht. Hiermee hebben zij een inbreuk gemaakt op de auteursrechten van eiser. Eiser heeft derhalve recht en belang bij het optreden tegen die inbreuken op zijn auteursrechten.”

Lees het vonnis hier.

IEF 2711

Groeptelevisierechten

tvs.bmpRechtbank Amsterdam, 5 oktober 2006, KG06-1392P, Stichting Videma tegen Café De Overtoom. (Met dank aan Ruben Brouwer, Vogel en Ruitenberg)

“Op 16 juni 2006 heeft toegevoegd kandidaat deurwaarder N.M.K. J.  geconstateerd dat in Café de Overtoom ongeveer 70 personen aanwezig waren, dat er één TV stond opgesteld en speelde, waarbij het logo van de zender NOS duidelijk zichtbaar was, dat er één groot videoscherm stond opgesteld waarop TV beelden werden vertoond van de NOS, door middel van een beamer, dat de grootte van de caféruimte indicatief 100 m2 was en dat voor het raam een aankondiging was geplaatst voor een TV uitzending, meer in het bijzonder “Alle voetval live op groot scherm”. In het terzake opgestelde proces- verbaal van constatering staat verder vermeld dat hij binnenkomst de televisie aanstond en dat een TV programma van de NOS, te weten de voorbeschouwing voor de wedstrijd Nederland-Ivoorkust en de wedstrijd, met geluid werd vertoond.”

De stichting Videma tracht haar doel (het behartigen van de belangen van en het optreden als uitvoerder van vertoningrechten van producenten en auteursrechthebbenden van flimwerken) onder meer te verwezenlijken door het verlenen van auteursrechtelijke vertoningvergunningen aan derden. Videma verleent tegen betaling licenties voor groeptelevisie aan vertoners, zoals cafés, scholen, winkels, sportclubs, overheidsinstellingen

.

Op 18 februari 2003 hebben Eredivisie NV en Videma een Groeptelevisieovereenkomst gesloten, betreffende de uitoefening van groeptelevisierechten. Videma heeft met Koninklijke Horeca Nederland (KHN) onderhandelingen gevoerd en voorstellen gedaan. Bij brief van 20 oktober 2005 heeft KHN aan Videma bericht dat Videma en KHN niet tot een overeenkomst kunnen komen voor de bedrijfstak horeca.

Videma heeft een een brief gestuurd waarin Café de Overtoom de mogelijkheid werd geboden om een licentie aan te vragen, waarop Café de Overtoom heeft gereageerd met het  “Model bezwaarschrift VIDEMA” van de KHN gereageerd. (“Op advies van mijn branche-organisatie Koninklijk Horeca Nederland werk ik niet mee aan een verdere uitbreiding van het aantal auteursrechtelljke incasso organisaties waaraan ik als horecabedrijf een vergoeding zou zijn verschuldigd.”)

Niet valt te betwisten dat in het algemeen op televisieprogramma’s auteursrechten rusten en dat auteursrechthebbenden gerechtigd zijn om hun rechten te handhaven en een vergoeding te vragen voor (weder)vertoning van die programma’s, zoals in cafés. Voorshands kan er ook vanuit gegaan worden dat ook de registratie van een voetbalwedstrijd een filmwerk in de zin van artikel 45a Aw is, nu bij het maken van de uitzending van een voetbalwedstrijd door de maker(s) bepaalde keuzes gemaakt worden en het werk als gevolg daarvan een eigen, oorspronkelijk karakter heeft dat het persoonlijk stempel van de maker(s) draagt. Overigens dient er een onderscheid gemaakt te worden tussen de auteursrechten en de uitzendrechten op voetbalwedstrijden. Voor dat laatste geldt dat de (thuisspelende) clubs recht op bescherming van de exploitatie van het product, de wedstrijden, hebben, en dus de uitzendrechten, hetgeen echter iets anders is dan de auteursrechten op de filmbeelden van die wedstrijden.

Er is geen rechtsregel die verbiedt dat auteursrechthebbenden collectief hun rechten (laten) handhaven en vergoedingen voor vertoning (laten) vragen, door gebruik te maken van een stichting. Het is evenmin verboden om collectief aan de ‘wedervertoner’, zoals een café, een jaarlicentie te verstrekken, waarna de incasseerder tot verdeling van de geïnde gelden onder de rechthebbenden overgaat.

De aan Videma gegeven toestemming en volmacht strekt zich uiteraard slechts uit over die programmaonderdelen, waarvan het auteursrecht bij de bij Videma aangesloten zendgemachtigden en producers berust. Voor zover programma’s worden uitgezonden op basis van een aan de zendgemachtigden gegeven licentie, geldt dit slechts indien in de licentieovereenkomst daarin uitdrukkelijk wordt voorzien. Voor toewijzing van de vorderingen van Videma is dan ook slechts plaats, indien Café de Overtoom inbreuk heeft gemaakt op zulke auteursrechten.

Ten aanzien van de voorbeschouwingen bij de voetbalwedstrijden op 16 en 30 juni 2006 is voorshands voldoende aannemelijk dat het auteursrecht bij de NOS ligt. Hetzelfde geldt voor het programma Dr. Phil van RTL5. Door het vertonen hiervan in het café heeft Café de Overtoom derhalve inbreuk gemaakt op de auteursrechten van die zendgemachtigden.

Café de Overtoom is niet bereid voor uitzendingen toestemming aan de rechthebbenden te vragen en daarvoor eventueel een vergoeding te betalen. Zij heeft evenmin gesteld in het vervolg te zullen afzien van verdere vertoningen van televisieprogramma’s. Op grond hiervan is voldoende aannemelijk dat er gevaar bestaat voor toekomstig onrechtmatig handelen om het gevraagde verbod te rechtvaardigen.

De voorzieningenrechter beveelt Café de Overtoom om met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis te staken en gestaakt te houden iedere openbaarmaking door middel van vertoning van een televisie-uitzending van filmwerken of een gedeelte daarvan, waarvan de auteursrechten aan een van de bij Videma aangesloten zendgemachtigden of producers toekomen, zonder dat daarvoor toestemming is verkregen van Videma of de auteursrechthebbende op het betreffende filmwerk.

Lees het vonnis hier.

IEF 2710

Jeugd van tegenwoordig

De Standaard Online bericht dat het Belgische  “SeniorenNet geen muziekbestanden meer ter beschikking mag stellen van zijn gebruikers, omdat het anders in overtreding is met de wet op de auteursrechten. Dat heeft de Antwerpse kortgedingrechter beslist. SeniorenNet krijgt tien dagen de tijd om alle muziekbestanden te verwijderen die auteursrechtelijk beschermd zijn.

(…) De auteursrechtenvereniging Sabam en de Belgische federatie voor muziekproducten IFPI hadden echter gemerkt dat er ook muziekbestanden werden uitgewisseld, onder meer via de mailgroep 'Muziekcarrousel'. De bijlagen met muziek werden door SeniorenNet bovendien een tijdlang opgeslagen in een elektronisch archief.”

Lees hier en hier meer.

IEF 2707

Uitgereikt aan een

fa.bmpRechtbank Arnhem, 11 juli 2006,  LJN: AY9528.  Phoenix Publishers B.V. tegen gedaagden.

 

Wat hoort bij wat en bij wie en waarom? Geschil over de overdracht van een marketingconcept

FoodPersonality is een vakblad, gericht op managers van levensmiddelenfabrikanten en retailers. Het blad was tot mei 2006 het enige magazine waarin berichtgeving plaats vond over de FoodAwards, de FoodAwards met Sterren en de uitverkiezing van Captain of the Category en de FoodManager van het Jaar. De FoodAward wordt jaarlijks uitgereikt aan een "uitverkoren" product.

Tussen partijen is in de kern in geschil of FoodAwards als een zelfstandig evenement, dan wel als het marketingconcept van FoodPersonality moet worden aangemerkt. Phoenix Publishers stelt zich - kort gezegd - op het standpunt dat de FoodAward een zelfstandig evenement is dat los gezien kan en moet worden van het magazine FoodPersonality. Door de verkoop van FoodPersonality aan gedaagden, is in haar visie dus niet tevens de organisatie van de FoodAwards overgegaan. Gedaagden stellen dat de organisatie van de FoodAwards al sedert haar bestaan (circa 20 jaar) verbonden was aan FoodPersonality en daar onderdeel van uitmaakt. Het is in haar visie het marketingconcept van FoodPersonality.

De vermeende overdracht van FoodAwards is niet helemaal duidelijk, maar blijkt volgens de voorzieningrechter afdoende uit een aantal feiten.

De omzet van FoodAwards werd steeds tot de omzet van FoodPersonality gerekend. De cijfers wijzen uit dat zij daarvan een aanzienlijk deel uitmaakte.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is de naam FoodPersonality niet zonder meer weg te laten uit het logo van FoodAward, zoals Phoenix Publishers stelt, nu deze naam op speelse wijze in het logo, namelijk opgesplitst aan weerzijde van het kroontje, de hoofdletter W uit de naam FoodAward, is geïncorporeerd. De naam FoodPersonality maakt daarmee onderdeel uit van het logo.

Uit de verschillende advertenties voor (deelname aan) de FoodAwards (blijkt naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter van de samenhang tussen FoodPersonality en FoodAwards doordat met name FoodPersonality als organisator en presentator van de FoodAwards en als opsteller/afzender van de advertentie wordt opgevoerd.

En hoewel Phoenix Publishers stelt dat uitsluitend de uitgaverechten van FoodPersonality zijn overgegaan en niet de onderneming, zoals de werknemers en de lopende verplichtingen, heeft zij ter zitting de stelling van gedaagden dat in het najaar van 2005 zij nog de enige medewerkers waren van Phoenix Mediaset B.V. die zich bezig hielden met FoodPersonality, en zij daarnaast ook geen ander werk voor FoodPersonality deden, niet weersproken. Dat zij uit dien hoofde in ieder geval verantwoordelijk waren voor het overgrote deel van de werkzaamheden ten behoeve van de FoodAwards, is evenmin weersproken.

Daarmee is de stelling van Phoenix Publishers dat er voor de overdracht van de FoodAwards meer werknemers c.q. ondernemingsactiviteiten hadden moeten worden overgedragen, onvoldoende aannemelijk geworden.

Deze feiten leiden tot het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dat FoodAwards niet als een van FoodPersonality losstaand evenement is aan te merken.

De Rechtbank beveelt Phoenix Publishers om met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis iedere bemoeienis met betrekking tot de organisatie en de uitreiking van de FoodAwards te staken en gestaakt te houden,

Phoenix Publishers moet verder een lijst afgeven met (potentiële) adverteerders, welke door Phoenix Publishers tot de datum van dit vonnis zijn benaderd in het kader van deelname aan de FoodAwards en de bedoelde (potentiële) adverteerders een bericht te versturen met de mededeling “dat de organisatie van de uitreiking van de FoodAwards voortaan in handen is van Shelflife B.V. (i.o.), zijnde sedert 17 mei 2006 de uitgever van het vakblad FoodPersonality. Shelflife B.V. (i.o.).”

Lees het vonnis hier

IEF 2706

Rood

De Telegraaf bericht dat Marco Borsato niet wil dat de PvdA zijn hit  “Rood” nog langer gebruikt op partijcongressen en bijeenkomsten. “Wij beseffen dat de kleur van de PvdA rood is, maar Marco wil zich bewust niet aan welke partij dan ook binden. Hij staat voor Warchild, maar dat is het enige politieke statement dat hij wil maken”, stelt de platenmaatschappijvan de zanger. De PvdA respecteert de wens van Borsato. 

IEF 2703

Geen generiek hergebruik

vk.bmpGerechtshof Amsterdam, 27 juli 2006, rolnr. C00/513. Stam tegen De Volkskrant B.V.

Langlopende procedure, 10 jaar, over de vergoeding die De Volkskrant aan Stam dient te betalen voor filmrecensies die zonder zijn toestemming in de jaren negentig zijn gepubliceerd op de toenmalige website van De Volkskrant.

Het hof stelt voorop dat kenmerkend voor het onderhavige geschil is dat er geen algemeen aanvaarde methode is om het honorarium voor het hergebruik op cd-rom en internet te bepalen. Elke voorgestelde methode zal blootstaan aan kritiek.

 

Voor zover partijen, met name De Volkskrant, bezwaren aanvoeren tegen de wijze waarop de deskundige aannames en begrippen uit de (micro)economie aan die methode ten grondslag heeft gelegd, zien zij naar het oordeel van het hof eraan voorbij dat de deskundige geen volgens alle regels van de (micro)economie verantwoorde berekening heeft willen maken, maar slechts bij die discipline te rade is gegaan om tot een methodiek te komen waarmee het honorarium kan worden vastgesteld.

Een redelijk honorarium is echter niet zonder meer hetzelfde als het honorarium dat in de gegeven omstandigheden, kort gezegd, had kunnen worden bedongen, dus het honorarium dat De Volkskrant nog bereid zou zijn geweest te betalen. Voor de vaststelling daarvan heeft het hof ook de bijzondere omstandigheden waarin het hergebruik plaatsvond in aanmerking te nemen. Het hof acht daarbij het volgende van belang.

Er was sprake van een nieuwe ontwikkeling (zolang loopt de zaak dus al, IEF), die zich - in elk geval ten aanzien van het gebruik van internet - in een experimentele fase bevond. De mogelijkheden van dat gebruik en de toegevoegde waarde en opbrengst van het hergebruik van publicaties waren niet ten volle te overzien. Wel had De Volkskrant kosten te maken om het gebruik te ontwikkelen, Het ligt in de rede dat De Volkskrant, maar ook Stam, in die experimentele fase daarmee rekening zouden hebben gehouden bij de vaststelling van het honorarium. Gelet op de financiële last die een vergoeding ineens van 20 procent van het oorspronkelijke honorarium voor De Volkskrant zou hebben meegebracht, valt dan ook niet aan te nemen dat een - in die experimentele fase - dergelijke vergoeding zou zijn overeengekomen.

Anderzijds neemt het hof evenmin aan dat De Volkskrant louter het oog zou hebben gehad op de kosten en opbrengsten op de korte termijn. Het gebruik van met name het internet dient mede om het eigen dagblad te presenteren en onder de aandacht te brengen. Daarnaast zag met name de ontwikkeling van het gebruik van internet op de langere termijn. De Volkskrant kan bovendien geacht worden er belang bij te hebben gehad om de verschenen publicatie zo compleet mogelijk op het internet en cdrom te presenteren. Het ontbreken van de publicaties van een recensent als Stam is dan een gemis.

Dat geldt temeer waar het hier gaat om filmrecensies, dus publicaties die voor een breder publiek gedurende langere tijd van betekenis blijven om te worden geraadpleegd. Daarbij komt dat — niet enkele publicaties maar - alle filmrecensies van Stam voor De Volkskrant in de periode van maart 1994 tot en met september 1998, 392 in totaal, via het internet voor ieder toeganke1ijk zouden worden gemaakt. Als dan met de deskundige moet worden aangenomen dat een redelijk honorarium voor het hergebruik van de filmrecensies in beginsel een eenmalige betaling van 20 procent van het oorspronkelijke honorarium is, dan is het niet aannemelijk dat De Volkskrant voor het verkrijgen van de toestemming van Stam niet méér zou hebben willen betalen dan de in het algemeen aan de freelancers aangeboden 2 procent over het in het voorafgaande jaar verdiende honorarium, wat neerkomt op een eenmalige betaling van 2 procent van het oorspronkelijke honorarium. Wel, acht het hof het aannemelijk dat De Volkskrant zich jegens Stam geen te grote afwijking van dat aanbod had kunnen en/of willen veroorloven.

In het licht van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden gaat het hof ervan uit dat De Volkskrant (nog) bereid zou zijn geweest Stam een jaarlijkse vergoeding aan te bieden, welke vergoeding voor Stam (nog) zou zijn geweest, van 6 procent van het oorspronkelijke honorarium, wat betreft het hergebruik op internet. Voor het hergebruik op cd-rom kan het hof daarvan niet uitgaan, nu dat in wezen een vorm van archivering was, ter vervanging van de microfiche, ten behoeve van een beperkt publiek, zoals De Volkskrant onweersproken heeft uiteengezet.

In zoverre volgt het hof evenals partijen - de deskundige niet, die uitgaat van een honorarium voor generiek hergebruik. Het hof zal voor het hergebruik op cd—rom een vergoeding aanhouden van 1 procent van het oorspronkelijke honorarium. De vergoeding over de jaren 1994-1996 voor het hergebruik op internet en cd—rom komt dan in totaal op 7% van het oorspronkelijke honorarium en de vergoeding Over de jaren 1997-1999 voor het hergebruik op internet op 6% van het oorspronkelijke honorarium.

De conclusie is dat de uiteindelijk als honorarium aan Stam te betalen vergoeding lager is dan de rechtbank heeft vastgesteld. Het vonnis waarvan beroep moet worden vernietigd voor zover het betreft de hoogte van de aan Stam toegewezen vergoeding.

Lees het vonnis hier. Lees de interpretatie van de NVJ hier.

 

IEF 2700

Kinetische bodem

tchnp.bmpRechtbank Utrecht, 4 oktober 2006, HA ZA 05-547. Technip Benelux B,V. tegen Goossens. (Met dank aan Olaf Trojan, Simmons & Simmons

Auteursrecht op kinetische schema’s. Na het kort geding (lees het arrest van de Hoge Raad hier), nu de bodem. “Gelet op het grote aantal keuzemogelijkheden, de relatief beperkte hoeveelheid componenten en reactievergelijkingen die in het kinetisch schema zijn opgenomen en het ontbreken van wetmatigheden of objectieve uitgangspunten die dwingen tot de gemaakte keuzes, acht de rechtbank de conclusie gerechtvaardigd dat de selectie van die gegevens met het oog op het al dan niet opnemen ervan in het kinetisch schema, een eigen, oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt.”

Het computerprogramma Spyro is een simulatieprogramma ten behoeve van onder meer de sturing van het productieproces van ethyleen en propyleen in de petrochemische industrie. EssentieeI onderdeel van Spyro is een kinetisch schema, waarin het voornoemde productieproces schematisch in onder andere een verzameling chemische reactievergelijkingen wordt weergegeven. 

Goossens is van 1967 tot 1979 in dienst geweest van Technip en was in die hoedanigheid betrokken bij de ontwikkeling van Spyro. Na het einde van zijn dienstverband bij Technip heeft Goossens onder meer een computerprogramma ontwikkeld met dezelfde toepassing als Spyro, aanvankelijk genaamd Genies, later Primo en tot, slot PrirnX. Tussen Technip en Goossens is een verschil van mening ontslaan over de vraag of Primo/Genius een auteursrechtelijke inbreuk vormt op Spyro.

Partijen hebben vervolgens een overeenkomst gesloten, die is vastgelegd in een akte van dading, die op 3 april 2002 door partijen is ondertekend. Deze akte vermeldt onder neer het volgende: “Goossens,  tot de conclusie komende dat zijn simulatieprogramma PRIMO dan wel GENIUS genaamd inbreuk maakt op hel SPYRO programma van Technip, verbindt zich middels ondertekening van deze overeenkomt het gebruik door, c.q. ten behoeve van (een) derde(n,), de aanbieding. verhandeling dan wei andere beschikkingshandelingen met betrekking tot het door hem vervaardigde PRIMO/GENIUS computerprogramma te staken en gestaakt te houden.”

Goossens heeft op 10 september 2003 aangegeven voornemens te zijn het kinetisch schema van Primo/Genius te publiceren. Technip heeft hierop aan Goossens bericht een dergelijke publicatie niet toe te staan, stellende dat daarmee Technip auteursrechten op Spyro worden geschonden.

Technip legt aan haar vorderingen ten grondslag, verkort en zakelijk weergegeven, dat het kinetisch schema een auteursrechtelijk beschermd werk is alsmede een beschermde databank. Goossens stelt het tegenovergestelde.

Kinetisch Schema

Het  kinetisch schema geeft het productieproces van ethyleen en propyleen in de petrochemische industrie schematisch weer in onder andere een verzameling chemische reactievergelijkingen. Het heeft ten doel om de vorming van producten en afvalstoffen hij verschillende omstandigheden en variabelen in het systeem bij benadering te voorspellen. Kern van het geschil tussen partijen betreft de beantwoording van dc vraag of het kinetisch schema voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt.

Goossens stelt zich met nadruk op het standpunt dat onderzoeksresultaten zoals Spyro en zeker het kinetisch schema behoren tot het publiek domein en naar hun aard en functie nimmer kunnen vallen onder auteursrechtelijke bescherming. Uitvindingen die worden gedaan dienen het algemeen belang en behoren ter beschikking te worden gesteld aan liet publiek domein teneinde te voorkomen dat slechts enkelen in de samenleving baat zouden hebben van fundamenteel objectieve gegevens die aan anderen worden onthouden. Een dergelijke ontwikkeling zou desastreus kunnen zijn voor de samenleving en de vooruitgang ernstig belemmeren.

De rechtbank volgt het betoog van Goossens niet. Ingevolge artikel 1 Auteurswet is het auteursrecht het uitsluitend recht van de maker van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst om dit openbaar te maken en te verveelvoudigen, behoudens de beperkingen, hij de wet gesteld. De door Goossens beoogde afweging, waarbij de belangen van eventuele rechthebbenden moeten worden afgewogen tegen de maatschappelijke of economische belangen van anderen of tegen het algemeen maatschappelijk of economisch belang, vindt echter geen grondslag in enige wettelijke bepaling.

Op zichzelf is het juist dat bijvoorbeeld een octrooi juist met het oog op maatschappelijke en economische belangen slechts een beperkt aantal jaren bescherming biedt. Die beperkte bescherming volgt echter uit de wet. Het is, anders dan Goossens wellicht wil betogen, niet aan de rechter om in aftwijking van het bepaalde in de Auteurswet, de auteursrechtelijke bescherming aan werken van wetenschappelijke aard te onthouden of te beperken.

Oorspronkelijk karakter en persoonlijk stempel

Voor de beantwoording van de vraag of het kinetisch schema kan gelden als een werk in de zin van artikel 10 lid 1, aanhef en slot, Auteurswet dient te worden onderzocht of het kinetisch schema een eigen, oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt. De rechtbank overweegt in dat verband dat de in het schema opgenomen chemische reactievergelijkingen op zichzelf slechts een hoeveelheid objectieve wetenschappelijke gegevens vormen, die als zodanig niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen. In dit verband dient echter te worden onderzocht of de selectie van die gegevens met liet oog op het al dan niet opnemen ervan in het kinetisch schema, een eigen, oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt.

Aan dit vereiste kan zijn voldaan indien de selectie ten behoeve van het kinetisch schema van een groot aantal chemische componenten en reacties uit een veel groter (schier oneindig) aantal van dergelijke componenten en reacties is gebaseerd op wetenschappelijke en/of technische kennis, inzichten ervaring, terwijl de selectie betrekking heeft op objectieve wetenschappelijke gegevens en wetmatigheden en gericht is op doeleinden van wetenschappelijke of technische aard (HR 24 februari 2006, IER 2006, 39).

Selectie ten behoeve van het kinetisch schema

(…) Goossens lijkt te onderschrijven dat de selectie ten behoeve van het kinetisch schema van een groot aantal chemische compenenten en reacties uit een veel groter aantal van dergelijke componenten en reacties is gebaseerd op wetenschappelijke en/of technische kennis, inzicht en ervaring, terwijl de selectie betrekking heeft op objectieve wetenschappelijke gegevens en wetmatigheden en gericht is op doeleinden van wetenschappelijke of technische aard. Kern van zijn betoog is echter dal de selectie niet gebaseerd is op een vrije, subjectieve keuze, maar dat de gemaakte keuzes gebaseerd zijn op proefondervindelijk vastgestelde, objectieve feiten. Het selecteren uit miljoenen mogelijke reacties is volgens Goossens op zich dan ook niet creatief, het is slechts een uitvoerig proces van systematische selectie op basis van bewezen proefresultaten.

Goossens heeft niet gesteld dat het kinetisch schema tot stand gekomen is door alle mogelijke componenten en reactievergelijkingen systematisch te onderzoeken. Gelet op liet zeer grote aantal mogelijke componenten en reacties, is dit overigens ook uitgesloten. Evenmin is gesteld of gebleken dat de selectie door de makers van juist deze componenten en reactievergelijkingen berust op een objectieve eliminatie van de overige mogelijke componenten en reactievergelijkingen, noch dat de selectie dwingend voortvloeit uit een objectief te bepalen uitgangspunt. Zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, valt daarom niet in te zin dal het onderhavige kinetisch schema louter proefondervindelijk tot stand gekomen is op basis van een systematische selectie. Dat het strikt theoretisch gesproken mogelijk zou zijn proefondervindelijk een kinetisch schema op te stellen dat de werkelijkheid het beste weergeeft, doet aan het bovenstaande niet af.

Anders dan Goossens stelt, is tevens niet van doorslaggevend belang of de makers van het kinetisch schema beoogd hebben de werkelijkheid zo dicht mogelijk te benaderen. Dit streven staat bij een zeer groot aantal keuzemogelijkheden immers niet in de weg aan de mogelijkheid dat de selectie van die gegevens met het oog op het al dan niet opnemen ervan in het kinetisch schema, een eigen, oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt.

Goossens heeft voorts gewezen op het arrest Van Dale/Romme (HR 4 januari 1991, Nj 1991/608). Anders dat Goossens kennelijk meent, staat dit arrest niet in de weg aan het oordeel dat het kinetisch schema auteursrechtelijk beschermd is. Ook in dat arrest heeft de Hoge Raad immers geoordeeld dat een hoeveelheid feitelijke gegevens voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking kan komen indien de verzameling het resultaat zou een van een selectie die de persoonlijke visie van de maker tot uitdrukking brengt.

Tol slot heeft Goossens gesteld dat circa 60% van het kinetisch schema bestaat uit substituut reacties, die het resultaat zijn van een door een computerprogramma (MAMA) berekende reacties van koolwaterstoffen op basis van een beperkt aantal fundamentele parameters. Volgens Goossens kan een kinetisch schema thans zelfs volledig computer gegenereerd worden. Goossens heeft ter gelegenheid van het pleidooi echter niet weersproken dat de keuzes die aan hel kinetisch schema ten grondslag liggen in dat geval in het computerprogramma besloten liggen. Hieruit volgt dat de selectie nog steeds het persoonlijk stempel van de maker draagt.

Gelet op het grote aantal keuzemogelijkheden, de relatief beperkte hoeveelheid componenten en reactievergelijkingen die in het kinetisch schema zijn opgenomen en het ontbreken van wetmatigheden of objectieve uitgangspunten die dwingen tot de gemaakte keuzes, acht de rechtbank de conclusie gerechtvaardigd dat de selectie van die gegevens met het oog op het al dan niet opnemen ervan in het kinetisch schema, een eigen, oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt.

Het computerprogramma Spyro

Partijen verschillen van mening over de beantwoording van de vraag of het computerprogramma Spyro auteursrechtelijk beschermd is.

(…) Voor zover Goossens beoogd heefl te stellen dat technische ontwerpen nimmer auteursrechtelijke bescherming kunnen genieten, vindt zijn stelling geen steun in de wet. Goossens heeft voorts slechts in zijn algemeenheid gesteld dat keuzes bij een technisch- industrieel product niet kunnen leiden tot een eigen karakter van dit product, zonder daarbij voldoende concreet in te gaan op de keuzes die volgens Technip ten behoeve van de ontwikkeling van Spyro zijn gemaakt. Hiermee heeft hij de stellingen van Technip ten aanzien van de keuzevrijheid van de makers onvoldoende gemotiveerd betwist. De rechtbank komt dientengevolge tot het oordeel dat Spyro door de gemaakte keuzes een eigen oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt. (…) Voorzover Goossens bij conclusie van repliek heeft betwist dat de heren Dente, Ranzi en Losco makers in de zin van de Auteurswet zijn, heeft hij deze betwisting onvoldoende feitelijk onderbouwd.

(…) Goossens heeft niet, althans onvoldoende concreet onderbouwd, betwist dat Genius, later Prirno en tot slot PrimX een afgeleide zijn van Spyro. De rechtbank overweegt dat Goossens hij akte vandading van 3 april 2002 erkend heeft dat Primo/Genics “auteursrechtinbreuk maakt op Spyro”. Goossens stelt in deze procedure ten aanzien van deze akte van dading slechts dat hij gedwaald heeft ten aanzien van de vraag of Spyro auteursrechtelijk beschermd was. Hij stelt echter niet althans onvoldoende feitelijk onderbouwd, dat er - gegeven het feit dat Spyro auteursrechtelijk beschermd is- geen sprake is van een inbreuk. De rechtbank concludeert derhalve dat Goossens met Primo/Genius/Primx inbreuk maakt op Spyro.

Voorzover het kinetisch schema auteursrechtelijk beschermd zou zijn, stelt  Goossens in reconventie dat hij als bewerker van het Kinetisch schema op grond van artikel 10 lid 2  Auteurswet auteursrechthebbende is. (...) Hoewel Goossens in algemene bewoordingen heeft geschetst waaruit zijn bijdrage aan de ontwikkeling van Spyro en het kinetisch schema heeft bestaan, bieden zijn stellingen onvoldoende concrete aanknopingspunten voor liet oordeel dat zijn bewerking in voldoende mate een oorspronkelijk karakter heeft. Het uitvoeren van testruns en liet ter beschikking stellen van experimentele gegevens is daartoe, zonder nadere onderbouwing die ontbreekt, onvoldoende.

(…) Daargelaten de vraag in hoeverre een mogelijk auteursrecht op de verbeterde versies van het kinetisch schema van Shell relevant is voor onderhavige procedure, kan ook de enkele, niet concreet ingevulde, stelling dat een en ander plaatsvond onder supervisie en op aanwijzingen en gegevens van Goossens, niet leiden tot het oordeel dat Goossens als bewerker moet worden aangemerkt.

Lees het vonnis hier.

IEF 2697

Uitgeefgigant

In aansluiting op deze eerdere berichten, voor de volledigheid nog even het persbericht van de  beroepsorganisaties voor freelancers: 
 
"Klein succes voor beroepsorganisaties in procedure tegen Sanoma. Uitgeefgigant Sanoma moet  haar algemene voorwaardenregeling voor freelancers aanpassen omdat een bepaling uit die voorwaarden onredelijk bezwarend is. Dat oordeelde het Gerechtshof in Den Haag in een arrest van 28 september 2006. De procedure werd in 2004 gestart door vier beroepsorganisaties van freelancers: de Vereniging van Schrijvers en Vertalers (VSenV), de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ), de Beroepsorganisatie Nederlandse Ontwerpers (BNO) en de Fotografenfederatie (FF). De organisaties maakten bezwaar tegen de Sanoma-voorwaarden die het hergebruik van werk van freelance auteurs regelen. 

In de loop van de procedure wijzigde Sanoma de voorwaarden enkele keren. Het Hof zag helaas geen ruimte om eerdere versies van de regeling te toetsen, waardoor geen principiële uitspraak werd verkregen over bijvoorbeeld de ‘syndication’-bepaling. Volgens deze bepaling was het Sanoma toegestaan het werk van freelancers door te verkopen aan derden, zonder dat de freelancers hiervoor een redelijke vergoeding ontvingen.
 
Het succes van het arrest ligt in het oordeel van het Hof dat de exclusiviteitstermijn van anderhalf jaar ‘een duidelijk nadeel voor de freelance auteurs betekent’, omdat de auteur gedurende die periode zijn werk niet kan aanbieden aan derden. Een termijn van negen maanden acht het Hof echter wel redelijk en Sanoma dient de voorwaarden op dit punt aan te passen. Daarnaast stelt het Hof vast dat de freelancers ‘tot op heden slechts in beperkte mate hebben geprofiteerd van de toegenomen exploitatiemogelijkheden van hun werken’ en constateert het Hof dat een freelancer tegenover een uitgever een zwakke onderhandelingspositie heeft en ook niet snel zal gaan procederen.
 
De vergoedingsregeling voor hergebruik acht het Hof helaas niet onredelijk bezwarend. Dit ondanks het feit dat deze regeling in de Sanoma-voorwaarden volgens het Hof ‘niet transparant te noemen is’ en niet weersproken is dat Sanoma met haar voorwaarden alle exploitatiebevoegdheden naar zich toehaalt, zonder daar een substantiële vergoeding voor te betalen. Volgens de regeling hebben freelancers recht op een symbolische vergoeding voor hergebruik van 12,5% van € 7,50, wat neerkomt op € 0,94. Dat dit een bijzonder laag bedrag is, blijkt uit een andere recente rechtszaak tussen een schrijvend journalist en de Volkskrant. Daarin bepaalde het Gerechtshof in Amsterdam dat voor hergebruik van een geschreven artikel op internet een vergoeding van 20% van het oorspronkelijk honorarium redelijk is.
 
De verkorting van de exclusiviteitstermijn van 18 naar 9 maanden kan als een succes worden gezien, maar is onder omstandigheden nog steeds onredelijk, bijvoorbeeld bij publicaties in dag- of weekbladen. Daarnaast is het te betreuren dat er geen principiële uitspraak is gedaan over de vergoedingsregeling. Van groot belang is echter dat de positie van freelance auteurs door deze uitspraak versterkt is. Er is een duidelijk signaal naar de uitgevers afgegeven dat zij rekening moeten houden met de positie van freelance auteurs en niet zomaar eenzijdige algemene voorwaarden kunnen opleggen.
 
De beroepsorganisaties beraden zich op de uitspraak en op mogelijke vervolgstappen."