Alle rechtspraak  

IEF 15010

Rechtszaak schadevergoeding programmagegevens Telegraaf verjaard

Rechtbank Den Haag 10 juni 2015, IEF 15010; ECLI:NL:RBDHA:2015:6617 (TMG tegen Staat der Nederlanden)
Programmagegevens. Geen geschriftenbescherming. De Telegraaf Media Groep (TMG) krijgt geen schadevergoeding van de Staat voor het jarenlang niet mogen publiceren van programmagegevens in haar krant. Volgens de rechtbank heeft TMG te lang gewacht met de rechtszaak om deze schadevergoeding af te kunnen dwingen.

Waarom schadevergoeding? TMG begon eerder een aantal rechtszaken tegen de omroepen over publicatie van de programmagegevens. Het bedrijf verloor deze rechtszaken op basis van een bepaling in de Nederlandse Auteurswet. Uiteindelijk bevestigde een arrest van het Europese Hof van Justitie dat de Nederlandse regels over het gebruik van de gegevens in strijd waren met hogere regelgeving, namelijk de zogenoemde Europese databankrichtlijn. Volgens TMG heeft de Staat deze richtlijn dus niet goed ingevoerd en is de Staat daarvoor aansprakelijk. TMG wilde daarom een schadevergoeding afdwingen van de Staat.

Waarom verjaring? De rechtbank verwierp de eisen van TMG omdat de Staat zich kan beroepen op verjaring. In de wet staat dat de termijn van verjaring voor dit soort rechtszaken vijf jaar is. Het mediabedrijf heeft bepleit dat een beroep van de Staat op die verjaringstermijn niet redelijk is. TMG zegt dat ze er jarenlang van uitging dat het gezien de eerdere rechtszaken zinloos was een rechtszaak te beginnen over de mogelijk onjuiste invoering van Europese regels in Nederland.

Volgens de rechtbank heeft TMG ten onrechte de conclusie getrokken dat het zinloos was een rechtszaak tegen de Staat te beginnen over de vraag of Nederland de Europese regels over databanken goed had ingevoerd. Het bedrijf had dit wel degelijk bij de rechter ter discussie kunnen stellen. In deze situatie is het volgens de rechtbank niet onredelijk dat TMG aan de verjaringstermijn van vijf jaar wordt gehouden.

Over welke programmagegevens ging het? TMG publiceert in De Telegraaf een dagelijks overzicht van televisieprogramma’s op de zenders van de NPO (Nederland 1, 2 en 3), RTL (RTL 4, 5, 7 en 8) en SBS (SBS6, Net5 en Veronica). TMG wil echter al een lange tijd een weekoverzicht van de programma's en de dag en het tijdstip van uitzending kunnen publiceren. De omroeporganisaties hebben zich hiertegen in het verleden altijd verzet.
IEF 15009

Omgevingsverlichting lichtkunstwerk moet binnen veiligheidskader worden aangepast

Vzr. Rechtbank Noord-Nederland 10 juni 2015, IEF 15009; ECLI:NL:RBNNE:2015:2769 (Roosegaarde tegen Gemeente Assen)
Auteursrecht. Morele rechten. Over het lichtkunstwerk voor De Nieuwe Kolk (klik afbeelding voor vergroting) oordeelt de voorzieningenrechter dat een ordemaatregel geïndiceerd is. Roosegaarde c.s. heeft er belang bij, dat zijn lichtkunstwerk goed tot zijn recht komt, de gemeente heeft er belang bij dat daarbij aan de eisen van openbare orde en veiligheid wordt voldaan. Partijen wordt bevolen om per direct en jegens elkaar hun medewerking te verlenen aan een aanpassing van de belichting van het plein en de trappen voor De Nieuwe Kolk, om daar een veilige en niet gevaar zettende situatie te verkrijgen. Binnen dit veiligheidskader moeten omgevingsverlichting en uitstraling van het licht van het kunstwerk worden aangepast. De auteurs- en persoonlijkheidsrechten van Roosegaarde moeten worden gerespecteerd, voor zover dat binnen het veiligheidskader verantwoord is.

Dit brengt met zich mee, dat een versterking van de omgevingsverlichting, na een eventuele versterking van de uitstraling van het licht van het kunstwerk, minimaal dient te zijn.

5.7. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat een ordemaatregel geïndiceerd is. Roosegaarde c.s. heeft er belang bij, dat zijn kunstwerk goed tot zijn recht komt, de gemeente heeft er belang bij dat daarbij aan de eisen van openbare orde en veiligheid wordt voldaan. De voorzieningenrechter zal daarom een maatregel treffen, zoals door hem juist geacht, daarbij aansluitend op de subsidiaire vorderingen van partijen en vordering V. van de gemeente (een zodanige voorziening te treffen als de voorzieningenrechter juist acht). Hierbij merkt de voorzieningenrechter op, dat om dezelfde redenen waarom de primaire vorderingen niet toewijsbaar zijn, de subsidiaire vorderingen evenmin in de vorm waarin zij zijn ingesteld kunnen worden toegewezen. De voorzieningenrechter realiseert zich, dat partijen reeds een periode voor overleg hebben gehad, maar beoogt met de in dit vonnis te geven wederzijdse veroordelingen tot medewerking jegens elkaar een maatregel te geven die zowel in voldoende mate tegemoet komt aan het belang van Roosegaarde c.s. (het tot zijn recht komen van het kunstwerk) als aan het belang van de gemeente (dat daarbij wordt voldaan aan de eisen van openbare orde en veiligheid).

5.8. Partijen zal dan ook bevolen worden om per direct en jegens elkaar hun medewerking te verlenen aan een aanpassing van de belichting van het plein en de trappen voor De Nieuwe Kolk, teneinde aldaar een veilige en niet gevaar zettende situatie te verkrijgen. Binnen dit veiligheidskader dienen omgevingsverlichting - voor rekening van de gemeente - en uitstraling van het licht van het kunstwerk – voor rekening van Roosegaarde c.s. - te worden aangepast.
Bij deze aanpassing dient evenwel uitgangspunt te zijn, dat de auteurs- en persoonlijkheidsrechten van Roosegaarde c.s. worden gerespecteerd, voor zover dat binnen het hiervoor omschreven veiligheidskader verantwoord is, wat met zich meebrengt, dat een versterking van de omgevingsverlichting, na een eventuele versterking van de uitstraling van het licht van het kunstwerk, minimaal dient te zijn.
IEF 15003

Afweging in overweging: Kunst versus kunst

Cour de cassation 15 mai 2015, IEF 15003; ECLI:FR:CCASS:2015:C100519 (Klasen tegen Malka)
Bijdrage ingezonden door Rein-Jan Prins, Prins-avocat. De Franse hoogste rechter heeft op 15 mei jl. een belangrijk auteursrechtelijk arrest gewezen in een zaak die sterke gelijkenis vertoont met de “Luc Tuymanszaak” beslist door de Antwerpse voorzieningenrechter op 15 januari van dit jaar [IEF 14611] en ook met de “Louis Vuitton/Plesnerzaak”)[IEF 9614] die de Haagse voorzieningenrechter (op de grondslag van modelrecht) besliste op 4 mei 2011. De Franse Cour de Cassation lijkt niet de Antwerpse, maar veeleer de Haagse voorzieningenrechter gelijk te geven.

Peter Klasen, is een schilder van de Figuration Narrative. Hij had een aantal modefoto’s blauw gekleurd en in een van zijn schilderwerken opgenomen. De modefoto’s, die volgens hem het symbool vormden van “reclame en overconsumptie”, had hij uit een Italiaans modetijdschrift gehaald. De modefotograaf die de foto’s had gemaakt, Alix Malka, pikte dat niet en dagvaardde de schilder wegens auteursrechtinbreuk.

De schilder voerde primair als verweer het gebrek aan oorspronkelijkheid van de modefoto’s, subsidiair beriep hij zich op de uitzondering van vrijheid van artistieke expressie (art. 10 EVRM).Verder baseerde hij zich ook nog op de parodie-exceptie en de citeervrijheid.

In eerste instantie verloor de fotograaf omdat de rechtbank meende dat zijn foto’s onvoldoende persoonlijk karakter vertoonden en dus niet voor auteursrechtelijk bescherming in aanmerking kwamen, terwijl “ten overvloede” Klasen zich op de parodie-exceptie zou kunnen beroepen.

Voor het Hof Parijs [artdroit.org] voerde Malka aan dat de foto’s oorspronkelijk waren, immers het resultaat vormden van eigen esthetische keuzes en dat zowel zijn exploitatierechten als zijn morele rechten waren geschonden door de ongeoorloofde gewijzigde verveelvoudigingen in blauw zonder naamsvermelding. Het hof volgde Malka en achtte de foto’s, ook binnen het genre “glamourfotografie” voor modetijdschriften, voldoende oorspronkelijk.
Voor zover hier van belang verwierp het hof vervolgens de op art. 10 EVRM gebaseerde exceptie die Klasen inriep. De vrijheid van artistieke expressie kan beperkt worden teneinde andere individuele rechten te respecteren en, aldus het hof, het overnemen van beeldmateriaal van een ander om het door middel van een eigen creatie aan de kaak te stellen kan niet de auteursrechten in dat beeldmateriaal terzijde schuiven. De auteursrechten van de schilder zijn niet belangrijker, bij afwezigheid van een hoger staand algemeen belang, dan die van de fotograaf waarvan ze afgeleid zijn.
Voorts kon het hof er ook niet de humor van inzien die een parodie-exceptie zou legitimeren.
En de overname was te belangrijk in het schilderwerk om er een citaat in te zien.

Maar de Cour de cassation casseert dit arrest .
Gezien art. 10 lid 2 EVRM, overweegt de hoogste rechter, naar aanleiding van het oordeel van het hof dat zonder hoger belang de rechten van het afgeleide werk niet boven de rechten van het overgenomen werk kunnen gaan (mijn vertaling; rjp): “ Dat door aldus te oordelen, zonder op concrete wijze uit te leggen waarom het streven naar het bereiken van een juist evenwicht tussen de rechten in kwestie de door hem uitgesproken veroordeling noodzakelijk maakte, het hof geen rechtelijke grondslag heeft gegeven aan zijn beslissing, in het licht van genoemd artikel”.

Met andere woorden, het hof had moeten aangeven waarom de maatschappijkritische werkwijze van de schilder, die daartoe de modefoto’s had gebruikt, moet wijken voor de auteursrechten van de fotograaf, oftewel: waarom het belang van de bescherming van de auteursrechten van de fotograaf zwaarder zou moeten wegen dan het belang van de rechten van de schilder.

Deze beslissing geeft ruimte voor een meer welwillende afweging van conflicterende auteursrechtelijke belangen, in het nadeel van een ongestoord genot van de oorspronkelijke auteur, in het voordeel van het grondrecht van artistieke meningsuiting van de “toe-eigenende” auteur. Althans daar lijkt het op.

Eens zien of deze zaak over de landsgrenzen heen invloed krijgt!

Rein-Jan Prins

IEF 15001

Punitief karakter van AV Fotografenfederatie

Ktr. Rechtbank Rotterdam 6 februari 2015, IEF 15001, ECLI:NL:RBROT:2015:1345 (Winterbanden)
Auteursrecht. Foto. Eiser is een professionele fotograaf en maakt reclamecampagnes voor onder meer Profile Tyre Center. Hij heeft een fotoserie gemaakt en deze in exclusieve licentie gegeven aan haar voor de promotie van winterbanden. De foto is ook gebruikt op de website van gedaagde, die het websitebouwerverweer afgewezen ziet worden. De algemene voorwaarden van de Fotografenfederatie zijn niet tussen partijen overeengekomen, de verhoging van de schadeberekening hebben een duidelijk punitief karakter en dat is aan het Nederlandse schadevergoedingsrecht vreemd en er kan geen grondslag voor worden gevonden in de Handhavingsrichtlijn (noch in 27 lid 2 Aw). Voor de schadebegroting wordt uitgegaan van een (fictieve) gederfde licentievergoeding van € 750,00 en een verhoging van 50% vanwege het ontbreken van de naam.

De proceskosten voor deze juridische uiterst eenvoudige zaak, waarbij gebruik is gemaakt van in hoge mate gestandaardiseerde modeldocumenten.


4.8. Overwogen wordt als volgt. Voorop staat dat een berekening van de schade onder integrale toepassing van de bepalingen van de AV FotografenFederatie in het onderhavige geval niet in de rede ligt, nu toepasselijkheid van deze voorwaarden niet tussen partijen is overeengekomen. Bovendien hebben de verhogingen zoals in deze voorwaarden bepaald een duidelijk punitief karakter dat aan het Nederlandse schadevergoedingsrecht vreemd is en waarvoor ook geen grondslag kan worden gevonden in de Handhavingsrichtlijn (Richtlijn 2004/48/EG) als geïmplementeerd in onder meer artikel 27 lid 2 Aw. Om deze reden kan evenmin de hierboven genoemde door [eiser] geciteerde rechtsoverweging worden gevolgd.

4.9. Een en ander neemt niet weg dat het aanknopen bij de vergoeding die [eiser] zou hebben kunnen bedingen indien wel toestemming voor het gebruik van de foto’s was gevraagd, ter vaststelling van de schadevergoeding als een forfaitair bedrag een gebruikelijke en heel wel binnen ons rechtssysteem passende methode is. Daarin voorziet ook artikel 13 lid 1, tweede alinea, sub b van de Handhavingsrichtlijn. Anders dan [gedaagde1] meent, is een vergoeding van € 750,00 voor het gebruik van een foto op een commerciële website als de onderhavige niet onredelijk te noemen, gelet ook op de door [gedaagde1] in het geding gebrachte informatie met betrekking tot de prijsopgave van een derde voor het gebruik van een foto als deze. Daaraan kan niet afdoen het feit dat [eiser], zo blijkt uit de overgelegde e-mails, voor het gebruik van andere foto’s in het kader van een schoolproject genoegen zou hebben genomen met een koopprijs van € 25,00 “of een hele vette dikke slagroomtaart”. [eiser] heeft daarbij immers aangegeven dat – anders dan in het onderhavige geval – als uitgangspunt geldt dat er geen commerciële belangen spelen en dat voor het gebruik van de daar betreffende foto kennelijk geen exclusieve licentie aan derden was verleend. Voor het begroten van de schade wordt daarom, met [eiser], uitgegaan van een (fictieve) gederfde licentievergoeding van € 750,00.

4.10. Voor het begroten van de daarnaast nog geleden schade is allereerst van belang dat met betrekking tot de litigieuze foto een exclusieve licentie is verleend aan Profile Tyre Center. Deze exclusiviteit wordt door het gebruik van de foto door derden aangetast, waarin (nog) niet is voorzien in voormelde licentievergoeding. Bovendien staat als onbetwist vast dat de foto is afgebeeld zonder vermelding van de naam van [eiser], zodat sprake is van een inbreuk op de persoonlijkheidsrechten. Gelet hierop acht de kantonrechter een verhoging van de vergoeding met 50 % gerechtvaardigd.

4.14. Overwogen dat nu [gedaagde1] voorafgaand aan de procedure niet bereid leek tot betaling van enige vergoeding [eiser] goede grond had een gerechtelijke procedure te starten. Evenwel ziet de kantonrechter in de omstandigheden van het geval, het feit dat de inbreuk onmiddellijk is gestaakt en het geschil tussen partijen zich in de kern beperkt tot de hoogte van de te betalen schadevergoeding voor de gederfde licentie, het feit dat beide partijen op dat punt deels in het ongelijk zijn gesteld en dit geschil een juridisch uiterst eenvoudige zaak betreft, ter behandeling waarvan gebruik is gemaakt van in hoge mate gestandaardiseerde (model)documenten, de proceskosten te matigen tot een totaalbedrag van € 2.000,00 aan buitengerechtelijke kosten en kosten advocaat.
IEF 14997

Geen veminking nu wijziging een ondergeschikte, duidelijk zichtbare toevoeging is

Rechtbank Rotterdam 22 mei 2015, IEF 14997 ECLI:NL:RBROT:2015:3918 (Presentanza tegen Pay for People)
Auteursrecht. Fictief makerschap. Persoonlijkheidsrechten. Presentanza is een adviesbureau gespecialiseerd in ‘inbound marketing en imago’. P4P houdt zich bezig met diensten gerelateerd aan de arbeidsmarkt, personeel en administratie. Presentanza ontwikkelt de complete huisstijl/logo’s voor P4P. Het logo heeft P4P HRM Services B.V. op 11 februari 2008 als beeldmerk geregistreerd. Uiteindelijk besluit P4P de opdracht voor een jubileumlogo niet aan Presentanza te geven, maar aan het bureau ‘Kontrast’, welk bureau het eerdere ontwerp enigszins aanpast. Presentanza wenst het bij haar rustende auteursrecht op het logo van P4P over te dragen aan P4P voor een bedrag van EUR 20.763,60. P4P weigert te betalen. Presentanza doet een beroep op het auteursrecht en persoonlijkheidsrechten. De kantonrechter overweegt dat P4P fictief maker is, en dat de persoonlijkheidsrechten die Presentaza zouden toekomen niet geschonden zijn, nu de wijziging beperkt is gebleven tot een duidelijk zichtbare toevoeging aan het oorspronkelijke logo van ondergeschikte betekenis, waarbij het oorspronkelijke ontwerp in tact is gebleven.

5.6. Vooropgesteld wordt dat het in opdracht van P4P ontworpen logo een werk is in de zin van de Auteurswet. Partijen verschillen daarover ook niet van mening. Voorts is de kantonrechter met Presentanza van oordeel dat de wijziging daarvan als thans in het geding, het toevoegen van de ‘jubileumspetter’, gekwalificeerd moet worden als een verveelvoudiging in gewijzigde vorm als bedoeld in artikel 13 Aw. Dit betekent dat, indien het auteursrecht ter zake aan Presentanza toekwam en bij haar is gebleven, met het aanbrengen van deze wijziging zonder haar toestemming inbreuk is gemaakt op het verveelvoudigingsrecht en Presentanza zich daartegen alsdan in beginsel kan verzetten.
De stelling van Presentanza dat deze wijziging als een verminking moet worden aangemerkt in de zin van artikel 25 sub d Aw deelt de kantonrechter echter niet, nu de wijziging beperkt is gebleven tot een duidelijk zichtbare toevoeging aan het oorspronkelijke logo van ondergeschikte betekenis, waarbij het oorspronkelijke ontwerp in tact is gebleven. Daarbij gevoegd dat deze toevoeging naar zijn aard van tijdelijke aard is geweest en Presentanza met deze wijziging wel, maar uitsluitend, akkoord heeft willen gaan onder de voorwaarde dat de auteursrechten tegen betaling van een bedrag van € 20.763,60 zouden worden overgedragen, wordt het alsnog geboden verzet hiertegen uit hoofde van artikel 25 sub c Aw in strijd met de redelijkheid geacht.

5.9. Niet in geschil is dat (ook) P4P het logo openbaar heeft gemaakt en mocht maken in het kader van de gemaakte afspraken. Daarbij is geen natuurlijke persoon als maker vermeld. Nu hiervoor is geoordeeld dat partijen niet zijn overeengekomen dat het auteursrecht bij Presentanza is gebleven, heeft P4P als (fictieve) maker in de zin van artikel 8 Aw en daarmee als auteursrechthebbende te gelden. Voor zover zou moeten worden aangenomen dat de persoonlijkheidsrechten hier niet onder vallen, is de kantonrechter op grond van hetgeen hiervoor onder 5.6. reeds is overwogen van oordeel dat Presentanza geen beroep toekomt op artikel 25 lid 1 sub c en sub d Aw.
IEF 14996

Prejudiciële vragen: is geluidversterking nieuw auteursrechtelijk gebruik?

Prejucidiële vraag aan HvJ EU 30 maart 2015, IEF 14996; C-151/15 (Sociedade Portuguesa de Autores tegen Ministério Público)
Auteursrecht. Het Tribunal da Relação de Coimbra (Portugal) stelt de volgende vragen (via IPcuria.eu): 1. Moet het begrip mededeling van werken aan het publiek in de zin van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29 aldus worden uitgelegd dat daaronder mede valt de doorgifte van over de radio uitgezonden werken in commerciële lokalen als bars, cafés, restaurants of andere, gelijksoortige gelegenheden met behulp van televisieontvangsttoestellen, waarbij de verspreiding van de werken wordt versterkt met luidsprekers en/of versterkers, en in zoverre sprake is van nieuw gebruik van auteursrechtelijk beschermde werken?
2. Is het voor de beantwoording van de eerste vraag van belang dat om het geluid te versterken gebruik wordt gemaakt van luidsprekers en/of versterkers, dat wil zeggen andere technische middelen dan een televisieontvangsttoestel?

IEF 14991

Fotografenfederatievoorwaarden aanvaardbaar uitgangspunt

Ktr. Rechtbank Noord-Holland 27 mei 2015, IEF 14991 (Bert van Loo Produkties tegen Kunstkado Souvenirgroothandel)
Uitspraak ingezonden door Kitty van Boven, I-ee.. Auteursrecht. Foto's. Kunstkado heeft op twee koelkastmagneten foto's van Van Loo gebruik (Euromast met tulpenveld en kinderen in Zeeuwse klederdracht) en verkoopt deze via haar website. Gedaagde wist niet dat de foto's auteursrechtelijk beschermd waren, omdat de foto's van een blog van een Italiaanse amateurfotograaf afkomstig waren. Door het op deze wijze gebruik maken van foto's van internet, zonder na te gaan wie de auteursgerechtigde was, wordt het risico op de koop toe genomen. Dit levert auteursrechtinbreuk op. De leveringsvoorwaarden van de Fotografenfederatie zijn weliswaar niet van toepassing op niet-contractuele relatie, maar vormen naar het oordeel van de kantonrechter wel een rechtens aanvaardbaar uitgangspunt om de schade te begroten. De schade voor het verlies aan zelfbeschikkingsrecht is 100% per afbeelding. Vanwege de rectificatie op de website en relatief korte duur van de inbreuk, is 25% toeslag voor ontbreken van de naam van de maker toereikend.

5.13. Van Loo stelt dat zij door het verlies aan zelfbeschikkingsrecht over de foto's schade heeft geleden. Bovenstaande komt de kantonrechter niet ongegrond voor. Deze schade begroot Van Loo op een toeslag van 100% per afbeelding op het basistarief wegens 'regeling achteraf' zoals bepaald in artikel 18 van de leveringsvoorwaarden. Dit acht de kantonrechter neit onredelijk. In dit verband wordt overwogen dat het niet aantrekkelijk moet worden gemaakt voor een inbreukmaker om een inbreuk te herstellen door achteraf alsnog te betalen voor het gebruik. In dat geval zou het systeem van auteursrechten illusoir zijn en kan de inbreukmaker een financiële afweging maken als deze zich voor de keuze gesteld ziet: openbaarmaking met en zonder betaling van een licentievergoeding aan de rechthebbende. Dat deze toeslag volgens Kunstkado een punitief karakter heeft, volgt de kantonrechter niet. Dit deel van de vordering, te weten: €1.000,00 (2x €500,00), komt eveneens voor toewijzing in aanmerking.
IEF 14990

Ex parte verbod tegen torrent-uploader KickAssTorrents

Beschikking Rechtbank Gelderland 20 mei 2015, IEF 14989 (Stichting BREIN tegen X)
Beschikking ingezonden door Thomas Kriense, Stichting BREIN. Auteursrecht. Uploaden torrents. Ex parte. Gerekwestreerde X maakt op grote schaal auteurs- en nabuurrechtelijk beschermde werken openbaar via "BitTorrent"-website KickAssTorrents. Het gaat om films en tv-series. Bovendien worden deze uploads van bijbehorende omslagen voorzien. Brein heeft als belangenbehartiger van auteursrechthebbenden van film- en muziekproducenten en distributeurs en Nederlandse uitgeverijen, een ex parte verzoek ingediend om inbreuk door X te staken. De voorzieningenrechter beveelt binnen 24 uur de inbreukmakende handelingen te staken op last van dwangsommen.

IEF 14988

Filmscript maakt inbreuk op boeken "Weg van Lila" en "Vaderstad"

Hof 's-Hertogenbosch 2 juni 2015, IEF 14988; ECLI:NL:GHSHE:2015:2018 (Weg van Lila tegen Janey, Kind van de Rekening)
Uitspraak ingezonden door Hanneke Holthuis, Griffiths Advocaten en Roland Wigman, VWS advocaten. Zie eerder IEF 12888 en IEF 11118. Auteursrecht. Genre en thema's in boeken. Filmscript. In de zomer van 2010 heeft J het boek “Weg van Lila” van R gelezen en heeft bij eiser geïnformeerd of de filmrechten van zijn boeken nog beschikbaar zijn. Ze zijn niet tot overeenstemming gekomen en J mailt daarop dat hij dan liever zijn eigen verhaal verfilmt. Het gaat hier om twee romans, ten dele autobiografisch, ten dele fictie, van R "Weg van Lila" en "Vaderstad" tegenover een filmscript "Janey, Kind van de Rekening" van gedaagde. In de bodemprocedure is inbreuk op de eerdere boeken niet aangenomen. R stelt in hoger beroep met succes dat er wel sprake is van inbreuk. Het hof kent bescherming toe aan verschillende uitgewerkte elementen, en tevens de combinatie van onbeschermde elementen, van de boeken en oordeelt dat J hiervan te weinig is afgeweken in zijn filmscript. Verwijst naar de schadestaatprocedure nu aannemelijk is dat R schade heeft geleden doordat zijn uitgever heeft afgezien van de verfilming van zijn boek.

4.16.1. Het hof komt tot het oordeel dat de hiervoor vermelde elementen, ook waar deze op zich onbeschermde trekken of elementen behelzen, in de boeken - in onderlinge samenhang gelezen en bezien - steeds zo specifiek en kenmerkend zijn uitgewerkt dat deze een eigen oorspronkelijk karakter hebben en een persoonlijke stempel van de maker dragen, waardoor zij tezamen en in combinatie als een intellectuele schepping van R auteursrechtelijk beschermd zijn.

4.16.3. De door J gestelde verschillen [...] lijken vooral te zijn ingegeven door de pogingen om de door J gestelde eigen oorspronkelijkheid aan het verhaal te geven, maar voegen ieder op zichzelf en in onderlinge samenhang bezien aan het verhaal niet een heel andere dimensie toe in die mate dat de gekozen en uitgewerkte onderwerpen en thema's in de ontwikkeling naar het plot en de climax in de verhaallijn van het filmscript een andere is. Hierdoor doen de gesignaleerde verschillen russen de boeken en het filmscript onvoldoende af aan de hiervoor vastgestelde relevante parallellen en gelijkenissen. In de beantwoording van de overeenstemmingsvraag spelen deze, als te geringe dan wel daarvoor triviale, verschillen verder geen rol.

4.16.4. Op grond van de in het voorgaande weergegeven analyse van de diverse elementen - karakterisering van Hoofdpersonen en situering van gebeurtenissen in tijd en plaats, voortgang van verwikkelingen/intriges en ontwikkeling tot de in de verhaallijnen gekozen subplots (climax) - in de boeken en het filmscript en de vergelijking daarvan komt het hof tot de slotsom dat, niettegenstaande eveneens aan te wijzen verschillen, het filmscript op zoveel onderdelen en in zodanige mate overeenstemt met de boeken, en ook de totaalindruk van dat filmscript in zodanige mate overeenstemt met dat van de boeken, dat het filmscript geacht moet worden te veel overeen te stemmen met en te weinig te verschillen van de boeken en daarom inbreuk maakt op de auteursrechtelijk beschermde elementen van de boeken.  Van een compleet nieuw en oorspronkelijk werk waarmee geen inbreuk wordt gemaakt op de auteursrechtelijk beschermde elementen van de boeken is bij het filmscript geen sprake. [...]

4.16.5. Hiervoor heeft het hof uitgewerkt in welke mate en op welke auteursrechtelijk relevante onderdelen (combinaties van onderdelen daaronder begrepen) het filmscript overeenstemt met de boeken. Tegen de achtergrond van de gesprekken tussen R en J in samenhang met diens bekendheid met de boeken en het treatment komt het hof voorts tot de slotsom dat er voldoende aanwijzingen zijn dat het filmscript aan de boeken is ontleend zodat sprake is van een ongeoorloofde verveelvoudiging in de zin van art. 13 Aw.

4.16.6. J heeft naar het oordeel van het hof -ter ontzenuwing van vorenbedoeld vermoeden dat het filmscript wat betreft de door het hof geconstateerde overeenstemmende elementen uit de boeken de vrucht is van bewuste of onbewuste ontlening - onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het filmscript het verhaal is over de eigen scheiding van J en dat de daarin uitgewerkte verhaallijn is gebaseerd op en geïnspireerd door de speelfilm 'Kramer versus Kramer'.

4.17. Het voorgaande brengt het hof tot de conclusie dat het [...] filmscript van J inbreuk maakt op de auteursrechtelijk beschermde elementen en op combinaties van de op zichzelf niet auteursrechtelijk beschermde trekken en elementen uit de boeken. [...] Met de inbreuk op het auteursrecht van R is dan ook de schending van de persoonlijkheidsrechten van R en de onrechtmatige daad jegens hem als maker van de boeken gegeven, nu het filmscript door J is openbaar gemaakt zonder vermelding dat R ook de maker van het filmscript is. [...]

Lees de uitspraak (pdf/html)

IEF 14984

Onderscheid consumer en commercial thuiskopiechannels

Hof Den Haag 26 mei 2015, IEF 14984 (Stichting de Thuiskopie tegen Imation Europe B.V.)
Uitspraak ingezonden door Hanneke Holthuis, Griffiths advocaten. Zie IEF 21356, IEF 13010. Thuiskopie. Ongedifferentieerd heffen. Mutualisation. Opgaveverplichting. Vervalbeding en verjaring. Imation is niet gebonden aan het oude thuiskopiestelsel met betrekking tot “mutualisation”, maar moet wel opgave doen van alle door haar uitgeleverde cd’s en dvd’s in deze periode. Het is aan Stichting de Thuiskopie om, in de omstandigheden van dit geval (waarbij Imation zelf onderscheid heeft gemaakt tussen uitleveringen via een "consumer channel" en een "commercial channel"), aan de hand van die opgave te bewijzen welke dragers uit de commercial channel (niettemin) bij natuurlijke personen terecht zijn gekomen. Geen omkering bewijslast. Imation heeft geen vordering op Stichting de Thuiskopie tot terugbetaling van de in de periode september 2004 tot juni 2010 voor haar 'commercial channel' afgedragen thuiskopievergoeding.

Mutualisation:

5.1 De eerste vraag die in dit geding moet worden beantwoord, is of Imation was en is gebonden aan het mutualisation-stelsel. Bij de door STK voorgestane bevestigende beantwoording van deze vraag zijn al haar vorderingen toewijsbaar. De rechtbank heeft in navolging van Imation die vraag ontkennend beantwoord [...].

5.8 Vast staat dat het mutualisation-stelsel, of dat nu wel of niet in de SONT-besluiten was neergelegd, in de praktijk door STK is toegepast jegens Imation als importeur van blanco data-CD's en DVD's. In dit civielrechtelijke geding dient derhalve worden onderzocht of dat stelsel in strijd is met de Padawan, zoals Imation heeft gesteld en de rechtbank heeft geoordeeld. Dit is - anders dan STK lijkt te willen betogen in punt 24 PA - ook zo indien de handelwijze van STK zou berusten op de SONT-besluiten, die bij het ontbreken van formele rechtskracht immers door
de civiele rechter kunnen warden getoetst. Tegen het oordeel van de rechtbank, dat mutualisation in strijd is met het Padawan-arrest, is STK opgekomen met grief 7-ll.

5.9 Het Padawan-arrest is inmiddels uitgewerkt in twee latere HvJEU-arresten, namelijk in het hiervoor al aangehaalde Amazon-arrest en in het arrest van 5 maart 2015 in zaak C-463/12 'Copydan/Nokia' (hierna: het Copydan-arrest, of kortweg: Copydan).[...] e. Een stelsel waarbij een vergoeding voor het kopieren voor privegebruik
zonder onderscheid wordt opgelegd ter zake van alle dragers die geschikt zijn voor reproductie, waaronder dragers voor bedrijfsmatig gebruik, kan niettemin beantwoorden aan het 'rechtvaardig evenwicht' mits:
i) een dergelijk stelsel gerechtvaardigd wordt door praktische moeilijkheden;
ii) betalingsplichtigen zijn vrijgesteld van betaling als zij aantonen dat zij de dragers hebben geleverd aan andere dan natuurlijke personen die deze dragers duidelijk voor andere doelen dan het kopieren voor privegebruik aanschaffen;
iii) het stelsel voorziet in een recht op terugbetaling dat doeltreffend is en de teruggave niet uiterst moeilijk maakt. (punten 30-34 van Amazon punten 44 e.v van Copydan)

5.10 Het mutualisation-stelsel maakt geen onderscheid tussen dragers die werden gebruikt om prive-kopieen te maken en dragers die worden gebruikt om bedrijfsmatig te kopieren. Het is dus een stelsel als zojuist onder e. vermeld [...]. Nu daarbij - in ieder geval - twee van de zojuist genoemde voorwaarden niet zijn vervuld, is het utualisation-stelsel strijdig met artikel 5 lid 2 sub b ARl, en dus ook strijdig met de in overeenstemming daarmee uit te leggen artikelen 16c-e Aw.

5.12 Het voorgaande voert tot de conclusie dat Imation niet gebonden is aan het systeem van mutualisation, ook niet wanneer, zoals met grief I van STK wordt betoogd en hiervoor veronderstellenderwijs is aangenomen, de SONT-besluiten dit systeem zouden voorschrijven.

Vordering II

7.1 Vordering II van STK is door de rechtbank toewijsbaar geoordeeld op de grond dat het toepasselijke A-contract een contractuele opgaveplicht behelst die verder gaat dan de wettelijke opgaveplicht van artikel 16c lid 1 Aw. [...]
7.2 Dit betekent dat in dit geding verder tot uitgangspunt moet worden genomen dat Imation verplicht is om opgave te doen van alle door haar geleverde dragers.

Vordering I-Subsidiar

9.1 In het kader van Vordering 1-Subsidiair heeft de rechtbank geoordeeld dat uit de artikelen 7a en c van de A-voorwaarden voortvloeit dat op Imation de bewijslast rust ten aanzien van het daadwerkelijk professioneel gebruik van de door haar geleverde dragers, zie R-Overweging (1). [...]

9.5 lmations incidentele grief I is vanuit invalshoek b) bezien terecht voorgesteld: STK kan zich niet met vrucht beroepen op artikel 7 van de A-voorwaarden en de daarin opgenomen regel, dat Imation het bewijs van professioneel eindgebruik moet leveren. Op invalshoek c) hoeft nu niet meer te warden ingegaan.

9.6 In de visie van STK heeft Imation echter geen profijt van het slagen van haar voormelde grief omdat ook zonder de contractuele bewijsregel van artikel 7 van de A-voorwaarden de bewijslast met betrekking tot professioneel (eind-)gebruik op Imation ligt (punten 4 t/m 8 MvA-inc), gelet op artikel 150 Rv en punt 59 van Padawan. Hierover wordt het volgende overwogen.

9.10 Uit het onder 9.7 Um 9.9 overwogene vloeit voort dat het in rov. 9.6 weergegeven standpunt van STK niet opgaat. Dit, en het slagen van Imations incidentele grief I, brengt met zich dat het aan STK is om, bij voldoende gemotiveerde betwisting, te bewijzen dat de dragers aan particuliere eindgebruikers zijn geleverd. Het Tussenvonnis kan wat de beslissing over de bewijslastverdeling betreft niet in stand blijven. In zoverre zal het worden vernietigd.

Vordering III

10.1 Met deze vordering wil STK in rechte vastgesteld zien dat Imation ten onrechte beweert een vordering op STK te hebben wegens onverschuldigde betaling voor haar Commercial Channel over de periode tot juni 2010. [...]

10.4 Er zijn nu twee mogelijkheden:
A. de door Imation in de periode september 2004 t/m mei 2010 verrichte betalingen zijn gebaseerd op (een) anderc bepaling(en) van het A-contract/de A-voorwaarden dan artikel 7 van de A-voorwaarden (bijvoorbeeld artikel 4b
of c daarvan); met haar stelling dat Imation is gebonden aan het A-contract (o.m. punt 61 i11.fii1e CvR, punt 17 MvA-inc, punten 31 t/m 37 PA) lijkt STK van deze mogelijkheid uit te gaan;
B. de door Imation in de periode september 2004 tot juni 2010 verrichte betalingen zijn niet gebaseerd op het A-contract/de A-voorwaarden; met haar in rov. 9.1 weergegeven stellingen lijkt Imation van deze mogelijkheid uit te
gaan.

10.5 Bij mogelijkheid A kan er geen sprake zijn van onverschuldigde betaling aangezien er in dat geval een rechtsgrond voor de betaling bestaat in de vorm van het A contract / de A-voorwaarden. Omdat Imation dan geen vordering tot terugbetaling heeft, kan zij die ook niet in verrekening brengen. Het beroep op verrekening zou bij
mogelijkheid A bovendien stuk lopen op het verrekenverbod van artikel 4c van de A-voorwaarden waarop STK zich in punt 55 MvG heeft beroepen.

10.6 Uitgaande van mogelijkheid B wordt vooropgesteld dat Imation heeft bevestigd dat zij de thuiskopieheffing heeft doorberekend aan de bedrijfsmatig handelende eindgebruikers (punt 41 MvA/MvG-inc). De opmerking van Imation dat het 'niet zeker is dat zij op haar beurt niet aangesproken wordt tot restitutie aan bedrijfsmatig opererende klanten aan wie zij de hefting heeft doorberekend' duidt er op dat zij ten tijde van de MvG/Mv A-inc (29 oktober 2013) nog niet door die klanten tot terugbetaling was aangesproken. Gezien ook de korte ve1jaringstennijn voor een
vordering op basis van dwaling (artikel 3:52 BW) ligt het, zoals STK oppert onder 36 MvG, niet in de rede dat dat (in relevante mate) alsnog zal gebeuren.

10.8 Geconcludeerd moet worden dat Imation niet met succes annspraak kan maken op terugbetaling van de in de periode september 2004 tot juni 2010 voor haar Commercial Channel afgedragen thuiskopievergoeding, ook niet door middel van verrekening. Derhalve slagen STK's grieven 4 t/m 6 voor zover zij betrekking hebben op de periode voor juni 2010 en is haar vordering III toewijsbaar. In plaats van de behandeling van deze vordering aan te houden had de rechtbank aanstonds dienovereenkomstig moeten beslissen. Ook in zoverre zal het Tussenvonnis worden
vernietigd.