Alle rechtspraak  

IEF 15205

Geschillencommissie Auteursrechten moet advies geven over billijkheid tarieven

Rechtbank Rotterdam 26 augustus 2015, IEF 15205; ECLI:NL:RBROT:2015:6050 (NVZ Vereniging Ziekenhuizen tegen Stichting Videma)
Collectief beheer. Auteursrechten. De zaak gaat over een collectieve actie van de branchevereniging over billijkheid van tarieven voor vertoning en doorgifte van TV en video's in ziekenhuizen. Het feit dat Videma de tarieven voor de ziekenhuisbranche niet in overleg met NVZ heeft vastgesteld, is niet te wijten aan de gestelde onwil van Videma en dus niet onrechtmatig. Videma verschilt qua marktkracht in haar optreden niet wezenlijk van dat van organisaties met verplicht collectief beheer, die een monopoliepositie hebben. Videma heeft daarom een economische machtspositie. De Rechtbank Rotterdam is voornemens om nog wat vragen voor te leggen aan de Geschillencommissie Auteursrechten.

4. De beoordeling
4.11.Volgens de vermelding op de website van Videma hebben de zenders waarvan zij de rechten beheert 85% van het marktaandeel in de consumentenmarkt. Voorts is niet in geschil dat er op de Nederlandse markt geen anderen dan de oorspronkelijke rechthebbenden zelf zijn die buiten Videma om licenties aan gebruikers kunnen verstrekken. Het zal voor een gebruiker niet aanlokkelijk zijn om met iedere individuele rechthebbende afzonderlijke overeenkomsten te sluiten, omdat daaraan zoals NVZ c.s. onweersproken hebben gesteld aanzienlijk meer transactiekosten verbonden zullen zijn. Tenslotte blijkt ook uit de parlementaire geschiedenis van de Wet toezicht cbo’s (Tweede Kamer 2008-2009, 31.766, nr. 3, p. 3 - 5) dat het daarin geregelde toezicht noodzakelijk is geacht omdat er geen volwaardige markt van elkaar beconcurrerende beheersorganisaties bestaat en dat Videma volgens de wetgever qua marktkracht in haar optreden niet wezenlijk verschilt van dat van organisaties met verplicht collectief beheer, die een monopoliepositie hebben. Op grond van dit alles staat voldoende vast dat het marktaandeel van Videma op de markt voor licenties voor zakelijke (groeps)vertoning van televisieprogramma’s en speelfilms en doorgifte van televisieprogramma’s in elk geval meer dan 50% bedraagt. Feiten of omstandigheden waaruit zou kunnen worden afgeleid dat er sprake is van een uitzondering op het onder 4.10 vermelde beginsel zijn niet door Videma gesteld, zodat hiermee vast staat dat Videma een economische machtspositie heeft.

4.17. Ingevolge artikel 24 juncto artikel 22 van de op 1 juli 2013 in werking getreden Wet toezicht cbo’s beslist de rechter over een geschil tussen een cbo en betalingsplichtigen over de billijkheid van de hoogte en de toepassing van de door cbo’s in rekening gebrachte vergoedingen niet dan nadat de in artikel 22 van die wet bedoelde geschillencommissie (verder: de Geschillencommissie Auteursrechten) in de gelegenheid is gesteld hieromtrent advies uit te brengen, tenzij die commissie hierover reeds uitspraak heeft gedaan of de rechter ook zonder advies aanstonds kan beslissen. Van een eerdere uitspraak van de Geschillencommissie Auteursrechten is niet gebleken. De andere uitzondering doet zich evenmin voor nu Videma de gestelde onbillijkheid van de tarieven betwist (vgl. Tweede Kamer 2008-2009, nr. 31.766, nr. 3, p 38). De rechtbank zal derhalve de Geschillencommissie Auteursrechten in de gelegenheid stellen het bedoelde advies te geven. Dat de taak van de Geschillencommissie Auteursrechten bij artikel 3 van haar reglement (bijlage I bij Regeling aanwijzing geschillencommissie ex artikel 22 Wet toezicht cbo’s) is beperkt tot geschillen over de billijkheid van de hoogte en toepassing van door cbo’s op of na 1 juli 2013 in rekening gebrachte vergoedingen, geeft gelet op het verplichte karakter van het advies van de Geschillencommissie Auteursrechten geen aanleiding tot een andere beslissing, te meer nu het onderhavige geschil vergoedingen omvat die na die datum in rekening zijn gebracht.

4.34. Uit het vorenstaande volgt dat het feit dat Videma de tarieven voor 2013 en/of 2014 voor de ziekenhuisbranche, althans voor de NVZ-leden, niet in overleg met NVZ heeft vastgesteld niet is te wijten aan de gestelde onwil van Videma en in de gegeven omstandigheden niet onrechtmatig was. Dit leidt er toe dat vordering sub 6 als ongegrond dient te worden afgewezen.

4.64. De rechtbank is voornemens de volgende vragen aan de Geschillencommissie Auteursrechten voor te leggen:
1. Is de hoogte van de door Videma voor 2013 en 2014 voor de leden van NVZ vastgestelde tarieven voor
a)    doorgifte van TV
b)    vertoning van TV
c)    voor vertoning van TV en video en doorgifte van TV (de all-in prijs)
en de op basis daarvan in rekening gebrachte vergoedingen over die jaren billijk?
Wilt u bij de beantwoording van deze vraag in ieder geval ingaan op het debat tussen partijen over:
-    de in die jaren door Videma gehanteerde tarieven in vergelijkbare branches, zoals zorginstellingen, hotels, cafés en recreatiebedrijven,
-    het verschil tussen de all-in prijs van 2012 en die van 2013 en 2014
-    vergelijkbare tarieven in andere lidstaten van de EU,
-    de aard en de omvang en de intensiteit van het gebruik.
2. Als er sprake is van verschillen ten opzichte van vergelijkbare branches zijn die dan gerechtvaardigd, bijvoorbeeld vanwege bestaande afspraken betreffende de branche en/of in het Pastorsoverleg gemaakte afspraken?
3. Als er sprake is van aanzienlijke verschillen met vergelijkbare tarieven in andere lidstaten van de EU zijn die dan gerechtvaardigd?
4. Indien en voor zover u zichzelf niet bevoegd acht om de voormelde vragen met betrekking tot de in (de eerste helft van) 2013 gehanteerde tarieven en in rekening gebrachte vergoedingen te beantwoorden, wilt u dan in ieder geval de vragen beantwoorden met betrekking tot de in het restant van de in vraag 1 vermelde periode gehanteerde tarieven en in rekening gebrachte vergoedingen?
5. Heeft u overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang kunnen zijn?
Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte uit te laten (uitsluitend) over de aan de Geschillencommissie Auteursrechten voor te leggen vragen, zulks ten einde aanscherpingen en/of aanvullingen van die vragen voor te stellen. Hiertoe zal de zaak, onder aanhouding van iedere verdere beslissing, naar de rol worden verwezen.
IEF 15202

Inbrengen kopie rapport in bodemprocedure niet in strijd met art. 22 lid 2 Aw

Vzr. Rechtbank Oost-Brabant 10 augustus 2015, IEF 15202; ECLI:NL:RBOBR:2015:5077 (Geen verbod rapport in bodemprocedure in het geding te brengen)
Auteursrecht. De voorzieningenrechter ziet niet in hoe de eer en goede naam van eiser 1 zou worden aangetast door het inbrengen van het Rapport in de Haagse procedure. Dat de inhoud niet meer klopt door een tijdsverloop van 14 jaar, doet hieraan geen afbreuk. Eiser heeft zijn plicht tot geheimhouding geschonden. Eiser heeft zich beroepen op art. 22 lid 2 Auteurswet. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat dit begrip nadere invulling van de rechter behoeft. De voorzieningenrechter blijft dicht bij de bewoordingen zelf. Het door gedaagde 1 en gedaagde 2 inbrengen van een kopie van het Rapport in de Haagse civiele procedure, om daarmee een stelling te onderbouwen, valt te kwalificeren als het "overnemen" van het werk "om het goede verloop van een gerechtelijke procedure te waarborgen". Voor het goede verloop van een civiele procedure is onderbouwing van stellingen zeer belangrijk. Het Rapport mag dus in de Haagse bodemzaak aan de Haagse rechter voorgelegd worden.

4. De beoordeling
4.10. De voorzieningenrechter ziet niet hoe de eer en goede naam van mr. [eiser 1] zou worden aangetast door het inbrengen van het Rapport in de Haagse procedure. Mr. [eiser 1] heeft zijn plicht tot geheimhouding niet geschonden. Zonder toelichting, die op dit punt ontbreekt, kan de voorzieningenrechter ook aan de inhoud van het Rapport geen redenen ontlenen om te vrezen dat de eer en goede naam van mr. [eiser 1] door de inhoud van het Rapport in het geding zal komen. Dat de inhoud van het Rapport niet meer klopt door het tijdsverloop van veertien jaar thans niet meer klopt (en wellicht ook doordat [overledene] als cliënt adviezen - die maar een klein deel van het Rapport uitmaken - niet onverkort heeft opgevolgd), doet natuurlijk nog geen afbreuk aan de reputatie van mr. [eiser 1] . Dat het Rapport vanuit het belang van [overledene] en [eiser 2] is geschreven en niet ten behoeve van crediteuren, zoals [gedaagde 2] , is op zichzelf ook niet schadelijk voor de eer en goede naam van mr. [eiser 1] . Artikel 10a, eerste lid aanhef en onder b, Advocatenwet verlangt van de advocaat immers partijdigheid en behartiging van gerechtvaardigde belangen van de cliënt.

4.12. In de wetsgeschiedenis (Kamerstukken II 2001/02,28 482, nr. 3, p.54) wordt omtrent de reikwijdte van deze bepaling slechts opgemerkt dat dit begrip nadere invulling door de rechter zal behoeven. De voorzieningenrechter, thans tot invulling geroepen, blijft dicht bij de bewoordingen van de bepaling zelf. Deze wetsbepaling is algemeen geformuleerd. Er worden - anders dan door [eiser 1] c.s. betoogd - in artikel 22 lid 2 Auteurswet geen beperkingen aangebracht in soorten werken van letterkunde, wetenschap of kunst. Er worden ook geen restricties gehanteerd ten aanzien van de aard van de gerechtelijke procedure. Het door mr. [gedaagde 1] namens [gedaagde 2] inbrengen van (een kopie van) het Rapport in de Haagse civiele procedure, om daarmee een stelling te onderbouwen, valt te kwalificeren als het “overnemen” van het werk “om het goede verloop van een gerechtelijke procedure te waarborgen”. Voor het goede verloop van een civiele procedure is onderbouwing van stellingen zeer belangrijk.

4.13. Het beroep van mr. [eiser 1] op de eerbiedigende werking van deze op 1 september 2004 ingevoerde wetsbepaling (de voor het tijdstip van inwerkingtreding verrichte exploitatiehandelingen, alsmede vóór dat tijdstip verworven rechten blijven onverlet) betekent nog niet zonder meer dat [gedaagde 1] c.s. zich niet op artikel 22 lid 2 Auteurswet kan beroepen. Niet gesteld is welke exploitatiehandelingen van mr. [eiser 1] door toepassing van artikel 22 lid 2 worden aangetast. Voorshands ligt het in de rede dat de exploitatie van het kennelijk hoogst vertrouwelijke - en naar [eiser 1] c.s. zelf stellen inmiddels inhoudelijk achterhaalde - Rapport door mr. [eiser 1] reeds in of omstreeks juni 2001 feitelijk is voltooid, bij het verstrekken aan [overledene] en - wellicht - declareren van de werkzaamheden ter vervaardiging van het Rapport bij [overledene] . Daar brengt toepassing van artikel 22 lid 2 Auteurswet in 2015 geen verandering in. Het is ook niet op voorhand aannemelijk dat mr. [eiser 1] als maker van het Rapport naar het vóór 1 september 2004 geldende recht het recht had verworven om het goede verloop van een gerechtelijke procedure te beletten.

4.19.Uit het vorenoverwogene volgt dat het onder I en II gevorderde wordt afgewezen. [gedaagde 1] c.s. mogen als de gedaagde partij en diens advocaat het Rapport bij antwoord in de Haagse bodemzaak aan de Haagse rechter voorleggen (wat de Haagse rechter er vervolgens mee doet is een tweede). Met dit oordeel verdraagt zich niet een bevel aan [gedaagde 1] c.s. om binnen 24 uur na het vonnis het Rapport en alle afschriften daarvan aan mr. [eiser 1] te overhandigen. Voorshands is daarmee ook onverenigbaar een verbod het Rapport onder zich te houden. Ook na het nemen van de conclusie van antwoord zal mr. [gedaagde 1] zo lang de procedure loopt (eerder is gebleken dat dat bij deze partijen geruime tijd kan zijn) een compleet procesdossier nodig hebben.

IEF 15190

Oordeel over persoonlijkheidsrechten op Naturalis-gebouw niet in incident

Rechtbank Den Haag 19 augustus 2015, IEF 15190; ECLI:NL:RBDHA:2015:9669 (Eiser tegen Stichting Naturalis Biodiversity Center)
Uitspraak mede ingezonden door Aimée van Hattum, Hofhuis Alkema Groen. Persoonlijkheidsrechten. Auteursrecht. Eiser vordert een verklaring voor recht dat NBC met de voorgenomen verbouwing en uitbreiding van het Naturalis-gebouw inbreuk maakt op art. 25 Aw (aantasting en misvorming). De rechtbank wijst de vorderingen af. De stelling dat eiser geen persoonlijkheidsrechten heeft is niet het verweer waarop in dit incident beslist dient te worden voor een tussen- of eindbeslissing in de hoofdzaak. Er kan niet vanuit worden gegaan dat eiser de overeenkomsten gesloten tussen Mabon en VVKH voor (het ontwerp van) het Naturalis-gebouw en het Darwin House te zijner beschikking heeft, op grond van art. 843a Rv.

4. De beoordeling
4.1. De stelling van NBC dat [eiser] geen persoonlijkheidsrechten heeft ter zake van het Naturalis-gebouw en het Darwin House, is geen verweer waarop gezien de belangen van partijen en het belang van een doelmatige procesvoering voorafgaand aan een tussen- of eindbeslissing in de hoofdzaak incidenteel dient te worden beslist.1Dit verweer dient in de hoofdzaak te worden onderzocht en indien daarvoor aanleiding bestaat kan daarop, zoals NBC verzoekt, allereerst worden beslist.
4.2.
NBC veronderstelt slechts dat de onder 3.4 genoemde documenten in bezit van [eiser] zijn. [eiser] heeft dat gemotiveerd weersproken. Onder die omstandigheden kan er in dit incident niet vanuit worden gegaan dat [eiser] de betreffende documenten te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. De op artikel 843a Rv gebaseerde vordering tot inzage in die documenten stuit al daarop af. Het beroep op artikel 22 Rv kan evenmin leiden tot toewijzing van de incidentele vordering.
4.3.
De incidentele vorderingen dienen derhalve te worden afgewezen. De rechtbank houdt de beslissing over de proceskosten in het incident aan tot de beslissing in de hoofdzaak.
IEF 15188

Panasonic had licentie voor IQonn Software

Rechtbank Den Haag 15 juli 2015, IEF 15188 (World Wide Technical Services tegen Panasonic)
Auteursrecht. Octrooirecht. Software. WWTS voert aan dat Panasonic auteursrechtinbreuk heeft gemaakt op de IQonn Software, versie 4, door openbaarmaking en verveelvoudiging van 7121 exemplaren. Daarnaast eist WWTS staking van o.a. de verkoop en levering van exemplaren van de als Toughbooks aangeduide typen computerapparatuur. Panasonic brengt met succes er tegen in dat zij een licentie hadden voor de IQonn Software die meegeleverd zat bij de Toughbooks. Ook het octrooi (dat ziet op het updaten van "data") is voor nietig te houden volgens de rechtbank, zodat de daarop gebaseerde vorderingen afgewezen moeten worden.

In conventie:
3.1. WWTS vordert in conventie - samengevat- dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,

Ten aanzien van het auteursrecht:
- voor recht verklaart dat met de openbaarmaking en verveelvoudiging van 7.121 exemplaren van de IQonn Software, versie 4, gedaagden ieder voor zich en/of afzonderlijk inbreuk hebben gemaakt op de bij WWTS berustende auteursrechten met betrekking tot de IQonn software, versie 4,
- gedaagden hoofdelijk veroordeelt tot afdracht van de met de inbreuk genoten winst aan WWTS, dan wel voldoening aan haar van de schade ter zake van deze inbreuk op auteursrechten tot een bedrag ad 534.074 euro te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, althans gedaagden hoofdelijk veroordeelt tot voldoening van de schade aan de zijde van WWTS ter zake van deze inbreuk op auteursrechten, welk bedrag der zake is op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,

Ten aanzien van het octrooi:
- voor recht verklaart dat gedaagden gezamenlijk en/of ieder afzonderlijk met de productie, het aanbieden, het in voorraad hebben, de verkoop en de levering van exemplaren van de als Toughbooks aangeduide typen computerapparatuur inbreuk hebben gemaakt en maken op EP 882,
- gedaagden, gezamenlijk en/of ieder afzonderlijk, gelast de productie, het aanbieden, het in voorraad hebben, de verkoop en de levering van exemplaren van de als Toughbooks aangeduide typen computerapparatuur, in Nederland te staken en gestaakt te houden, op straffe van een dwangsom,
- gedaagden hoofdelijk veroordeelt tot vergoeding van de schade, die te rekenen vanaf de datum van octrooiverlening is veroorzaakt door de op EP 882 inbreuk makende handelingen, en tot afdracht van de winst die door gedaagden gezamenlijk en/of ieder afzonderlijk is behaald met de productie, het aanbieden, de verkoop en de levering van de als Toughbooks aangeduide typen computerapparatuur, in Nederland, zulks op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
- gedaagden gelast om opgave, voorzien van een goedkeurende verklaring van een registeraccountant, te doen aan WWTS van het aantal geproduceerde en verkochte, althans in Nederland geleverde typen computerapparatuur, waarin de inbreukmakende connection management methoden werden toegepast, de duur waarbinnen en de tijdstippen waarop deze productie, verkoop en leveringen hebben plaatsgevonden en de productiekosten en de verkoopprijs van geproduceerde, verkochte en geleverde exemplaren van de inbreukmakende typen computerapparatuur, eveneens op straffe van een dwangsom,

Ten aanzien van de proceskosten:
- met veroordeling van Panasonic in de proceskosten overeenkomstig artikel 1019h Rv.

3.2. WWTS stelt daartoe -kort gezegd- dat Panasonic 7.121 Toughbooks heeft voorzien van IQonn Software, versie 4, zonder dat zij daartoe een licentie had van WWTS. Panasonic had slechts een licentie voor versie 3 gekregen. Bij gebruik van de Toughbooks van Panasonic wordt voorts door de daarop geïnstalleerde software de werkwijze van (conclusie 1 van) het octrooi toegepast, zodat sprake is van indirecte inbreuk door Panasonic.

3.3. Panasonic voert hiertegen gemotiveerd verweer, onder meer stellende dat zij wel degelijk versie 4 een licentie had gekregen en betaald. Verder is er volgens haar geen sprake van een octrooi-inbreuk, niet alleen omdat geen sprake is van toepassing van alle maatregelen uit de conclusie maar voorts omdat sprake is van een nietig octrooi, omdat het toegevoegde materie bevat en niet inventief is.

4. De beoordeling
Auteursrecht

4.2. WWTS stelt dat sprake is van inbreuk op haar auteursrechten ter zake de IQonn software. Panasonic bestrijdt dat met de stelling enerzijds dat zij de verspreiding van de software heeft gestaakt en anderzijds dat zij voordien toestemming daartoe had krachtens een licentie van Diginext. De rechtbank overweegt als volgt.
4.3. WWTS heeft onvoldoende onderbouwd gesteld dat Panasonic thans nog de software verspreidt of anderszins software zou hebben verspreid waarvoor zij geen afdracht heeft gedaan van een licentievergoeding aan Diginext dan wel WWTS. De zaak spitst zich dan ook toe op de vraag of de TC V4 die Panasonic bij 7121 Toughbooks heeft meegeleverd, onder de licentie viel of niet. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is, waarbij zij de volgende omstandigheden in aanmerking heeft genomen.
(...)
Octrooirecht
(...)
4.25. Zodoende zou de gemiddelde vakman zonder inventieve denkarbeid komen tot de in conclusie 1 van het octrooi neergelegde maatregelen, ook als deze wordt gelezen in de beperkte zin als door WWTS voorgestaan.

Slotsom en proceskosten
4.26. De slotsom luidt dat conclusie 1 van het octrooi voor nietig is te houden, zodat de daarop gebaseerde vorderingen afgewezen moeten worden. Voorts doet Panasonic wat betreft de auteursrechten terecht een beroep op het bestaan van OEM Licentie, waarmee ook die grondslag van de vorderingen niet kan opgaan. Het in conventie gevorderde moet om die reden worden afgewezen. Gelet op de voorwaarden waaronder de reconventie is ingesteld, komt de rechtbank daaraan niet toe.

IEF 15186

Staking van wekelijkse uploads muziekcollectie via Usenet

Beschikking Vzr. Rechtbank Zeeland-West-Brabant 25 juni 2015, IEF 15186 (Stichting BREIN tegen X)
Beschikking ingezonden door Thomas Kriense, Stichting BREIN. Auteursrecht. Ex parte. Gerekwestreerde uploadt wekelijks op Usenet een collectie van de nieuwe Nederlandstalige muziekproducties van onder meer Gerard Joling, Wolter Kroes, Ali B en Nick & Simon. Dit gebeurt via NZB-bestanden die via "spots" naar een bestand leiden die via nieuwsgroepen gedownload kunnen worden. Er volgt een dwangsom van 2.000 per dag(deel), met een maximum van 50.000 [red. inzender meldt dat een schikking is getroffen].

IEF 15176

BGH over aansprakelijkheid van access provider voor Sharehoster-linksite

BGH 30 juli 2015, Sachen I ZR 3/14 (3dl.am)
In Duitsland heeft GEMA Duitslands grootste telecomonderneming in haar rol als acces-provider aangesproken op auteursrechtinbreuk die door derden zijn begaan door het verzamelen van hyperlinks naar sharehosters (RapidShare, netload, Uploaded).

Persbericht: Die Klägerin ist die Gesellschaft für musikalische Aufführungs- und mechanische Vervielfältigungsrechte (GEMA). Sie nimmt ihr von Komponisten, Textdichtern und Musikverlegern aufgrund von Berechtigungsverträgen eingeräumte urheberrechtliche Nutzungsrechte an Musikwerken wahr.

Die Beklagte ist Deutschlands größtes Telekommunikationsunternehmen. Sie war Betreiberin eines zwischenzeitlich von einer konzernverbundenen Gesellschaft unterhaltenen Telefonnetzes, über das ihre Kunden Zugang zum Internet erhielten. Als sogenannter Access-Provider vermittelte die Beklagte ihren Kunden auch den Zugang zu der Webseite "3dl.am".

Nach Darstellung der Klägerin konnte über diese Webseite auf eine Sammlung von zu urheberrechtlich geschützten Musikwerken hinführenden Hyperlinks und URLs zugegriffen werden, die bei Sharehostern wie "RapidShare", "Netload" oder "Uploaded" widerrechtlich hochgeladen worden seien. Die Klägerin sieht hierin eine Verletzung der von ihr wahrgenommenen Urheberrechte, wobei sie geltend macht, Inhaberin des Rechts der öffentlichen Zugänglichmachung im Einzelnen benannter Musikwerke zu sein. Sie macht geltend, die Beklagte habe als Störerin für das Bereithalten der einen Download durch beliebige Nutzer ermöglichenden Links und URLs auf der Webseite "3dl.am" einzustehen, da es ihr möglich und zumutbar sei, derartige Rechtsverletzungen zu unterbinden. Die Klägerin hat die Beklagte auf Unterlassung in Anspruch genommen, über von ihr bereitgestellte Internetzugänge Dritten den Zugriff auf Links zu den streitbefangenen Werken über die Webseite "3dl.am" zu ermöglichen.

Das Landgericht hat die Klage abgewiesen. Das Berufungsgericht hat die Berufung der Klägerin zurückgewiesen. Es hat angenommen, auch ein Access-Provider könne zwar grundsätzlich als Störer für Urheberrechtsverletzungen Dritter haften. Die Voraussetzungen, bei deren Vorliegen einem Access-Provider untersagt werden könne, Dritten solche Rechtsverletzungen zu ermöglichen, lägen im Streitfall jedoch nicht vor. Der Beklagten sei es - ohne eine ausdrückliche gesetzliche Grundlage - insbesondere mit Blick auf die mit möglichen Sperrmaßnahmen verbundenen Beeinträchtigungen von (Grund-)Rechten Dritter nicht zuzumuten, den Zugang zu den streitbefangenen Links und URLs zu unterbinden.

Mit der vom Berufungsgericht zugelassenen Revision verfolgt die Klägerin ihr Unterlassungsbegehren weiter.
IEF 15168

Ex parte tegen torrentuploaders Dutch Release Team

Beschikking Vzr. Rechtbank Noord-Holland 10 april 2015, IEF 15168 (Stichting BREIN tegen Dutch Release Team - V) en Vzr. Rb Noord-Holland 15 april 2015, (tegen beheerder hetmultimediacafe.nl A) en Vzr. Rb Limburg 13 april 2015, IEF 15168 (- d)
Beschikkingen ingezonden door Victor den Hollander en Bastiaan van Ramshorst, Stichting BREIN. Ex parte. Auteursrecht. V/d/A - laatste is ook beheerder hetmultimediacafe.nl - maken onderdeel uit van Dutch Release Team dat zich richt op gratis ter beschikking stellen van films, tv-series en andere beschermde werken via BitTorrent websites. V/d/A uploaden torrents, die bij het downloaden van een bestand, reeds gedownloade delen van het bestand automatisch uploaden (seeden); dit kan pas beëindigd worden nadat het volledige bestand is gedownload. Op multimediacafe.nl worden reviews geplaatst, zonder directe links naar de bestanden, waarbij de titel van de review direct resultaat in zoekmachines oplevert naar de torrent-sites. Bevel tot staking wordt gegeven, onder last van dwangsom van €2.000 met een maximum van 50.000.

Op andere blogs:
Stichting BREIN

IEF 15166

Een ingekochte oorsteker toevoegen aan een elders bedachte hanger

Vzr. Rechtbank Oost-Brabant 3 augustus 2015, IEF 15166; ECLI:NL:RBOBR:2015:4745 (X Oorbellen tegen Djemmie)
Auteursrecht (nee). Slaafse nabootsing (nee). Eiseres claimt auteursrechtelijke bescherming op het basiselement (de hanger), dan wel op de combinatie van het basiselement en de oorsteker, maar verschaft te weinig duidelijkheid. Eiseres heeft basiselementen ingekocht bij een Italiaanse leverancier die deze heeft laten produceren in India. Eiseres stelt dat dat zij de oorsteker van de oorbel (in de vorm van een afgeplat, rond element, met reliëf) inkoopt bij een leverancier/edelsmid. De bewerking van eiseres beperkt tot de toevoeging van een elders ingekochte oorsteker aan de elders bedachte en ingekochte basiselementen. Bij zoveel onduidelijkheid over de creatie van de oorbellen in de vormen braam druppel en braam ovaal, wordt toewijzing van de vorderingen eigenlijk al onverantwoord. Vorderingen afgewezen.

4.4. Wie vorderingen in kort geding toegewezen wil krijgen, moet beginnen met duidelijkheid te verschaffen over de relevante feiten. Opvallend is dat [eiseres] met stelligheid, bij brief van 27 februari 2015, aan ’ [gedaagde] heeft bericht: “Uiteraard houdt cliënte ( [eiseres] , vzr.) de auteurs- (…) rechten op de door haar ontworpen designs.” Bij gebruik van termen als “uiteraard” (“het hoeft geen betoog dat” of “het kan niet zo zijn dat” vallen ook in die categorie) is onderzoek geïndiceerd naar feiten en omstandigheden die de met dergelijke termen aangekondigde conclusie daadwerkelijk kunnen dragen. De ervaring leert dat dat niet steeds het geval is.

4.8. Bij zoveel onduidelijkheid over de creatie van de [eiseres] oorbellen in de vormen braam druppel en braam ovaal, wordt toewijzing van de vorderingen van [eiseres] in kort geding op basis van een gesteld auteursrecht eigenlijk al onverantwoord.

4.12. Immers, de door [eiseres] ontworpen oorbellen vormen een combinatie van reeds op de markt beschikbare elementen, terwijl die elementen op een voor de hand liggende wijze met elkaar zijn gecombineerd. Hieruit volgt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat die combinatie onvoldoende oorspronkelijkheid bezit om te kunnen spreken van een werk in de zin van de Auteurswet. Gelet op het gemotiveerde verweer zijdens [gedaagde] , meer in het bijzonder de hiervoor reeds aangehaalde producties 6, 9 en 10 blijkt dat ovale of druppelvormige hangers (basiselementen) al vele jaren, ook vóór 2012 worden verkocht op de Nederlandse/Europese markt.

4.13. De subsidiaire grondslag kan [eiseres] evenmin baten. Ingevolge het bepaalde in artikel 27a Auteurswet kan [eiseres] haar vorderingen niet als licentienemer van haar Italiaanse leverancier instellen, nu dit op grond van dat artikel slechts is toegestaan indien zij dit recht heeft bedongen van de auteursrechthebbende. In dit kort geding kan niet worden vastgesteld dat de Italiaanse leverancier de auteursrechthebbende is op de (van de oorbellen deel uitmakende) basiselementen. Het Gasseltje heeft dat immers gemotiveerd betwist, terwijl de door [eiseres] in dat kader als productie 5 overgelegde distributieovereenkomst, meer in het bijzonder artikel 1.3. van die overeenkomst, daar geen uitsluitsel over geeft. Bovendien heeft [eiseres] in de dagvaarding en de producties de identiteit van de Italiaanse leverancier bewust geheim gehouden. De dagvaarding voldeed in zoverre niet aan de daaraan te stellen eisen, aangezien ’ [gedaagde] en de voorzieningenrechter daarmee in het ongewisse werden gelaten wiens rechten in het geding waren.

4.14. Ook van onrechtmatige - al dan niet systematische - nabootsing is geen sprake. Voor een geslaagd beroep op slaafse nabootsing, is vereist dat de [eiseres] oorbellen in uiterlijke zin een onderscheidend vermogen hebben ten opzichte van soortgelijke oorbellen op de markt. Het gaat daarbij om het totaalbeeld dat die producten oproepen bij een gemiddeld (kopers-)publiek. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat de [eiseres] oorbellen voormeld onderscheidend vermogen missen, althans [eiseres] heeft, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door [gedaagde] onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de [eiseres] oorbellen een eigen plaats op de markt innemen en van andere, soortgelijke oorbellen, gemaakt van geregen glazen kraaltjes, aanmerkelijk verschillen, althans dat [gedaagde] het ontwerp van deze oorbellen aan de [eiseres] oorbellen heeft ontleend.
IEF 15155

Muziekuitgaverechten schriftelijk terug overdragen aan oud-Volumia!-zanger

Rechtbank Midden-Nederland 29 juli 2015, IEF 15155; ECLI:NL:RBMNE:2015:5442 (Music Creations Publishing tegen Xander de Buisonjé)
Uitspraak ingezonden door Margriet Koedooder, De Vos & Partners. [red. hoger beroep is aangekondigd] Auteurscontractenrecht. Auteursrecht. Buisonjé is zanger/pianist geweest van door eiser/gitarist/manager opgerichte band Volumia! Bij overeenkomst zijn de auteursrechten ondergebracht bij de uitgever. Na de ontbinding van Volumia heeft De Buisonjé gevraagd om de nakoming van de op eiser rustende administratieve, promotie- en exploitatiewerkzaamheden over de periode 1998-2012, en vervolgens buitengerechtelijk de overeenkomst ontbonden. In de muziekuitgaveovereenkomsten is niet expliciet opgenomen welke werkzaamheden Nieskens als uitgever diende te verrichten. Eiser moet alle door De Buisonjé aan hem overgedragen muziekuitgaverechten overdragen en dat schriftelijk bevestigen.

4.2. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat MCP op grond van de overeenkomsten rechthebbende op de muziekuitgaverechten is geworden. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 6:159 BW geldt als vereiste voor contractsoverneming dat de wederpartij daaraan toestemming dient te verlenen. De Buisonjé heeft gemotiveerd betwist dat hij daaraan toestemming heeft verleend. Nu MCP geen concrete feiten en/of omstandigheden heeft gesteld op grond waarvan zou kunnen blijken dat met toestemming van De Buisonjé van contractsoverneming door MCP sprake is, moet worden geconclttdeerd dat die muziekuitgaverechten niet door contractsovememing op MCP zijn overgegaan.

4.3. Voor zover MCP tevens beoogt te stellen dat aan haar een (deel) van de door De Buisonjé aan Nieskens overgedragen auteursrechten op de muziekwerken van De Buisonjé zijn overgedragen en zij op grond daarvan rechthebbende daarop is geworden, faalt dat betoog. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 van de Auteurswet geldt voor de overdracht van die rechten een akte. MCP heeft ter comparitie aangegeven dat er geen akte is waaruit blijkt dat Nieskens de muziekuitgaverechten aan MCP heeft overgedragen. Nu daarvan niet is gebleken, moet worden geconcludeerd dat die muziekuitgaverechten niet rechtsgeldig zijn overgedragen aan MCP en daarom nog bij Nieskens rusten.

Verjaring
4.8. De Buisonjé betwist dat de vordering tot ontbinding is verjaard. Hij stelt daartoe, onder verwijzing naar de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 4 september 2013 (ECLI:NL:RBAMS:2013:5971) dat de vordering niet is verjaard voor zover de tekortkomingen zich hebben voorgedaan in een periode voorafgaand vijfjaar voor de ontbinding, omdat op de muziekuitgever een doorlopende inspanningsverplichting rust, waartoe De Buisonjé zich ook beperkt. Daarnaast zijn, volgens De Buisonjé, eerst in de onderhavige tussen partijen gevoerde procedure, tekortkomingen aan het licht gekomen, waarvan hij niet eerder op de hoogte was.

4.2 5. Van die omstandigheden is, naar het oordeel van de rechtbank, niet gebleken. De door Nieskens aangevoerde omstandigheden, te weten het lange tijdsverloop, liet gestelde innemen van een ander standpunt, het tijdstip waarop de overeenkomsten zijn gesloten en de bijstand van De Buisonjé door gespecialiseerde advocaten, kunnen - zonder een detigdeljke toelichting, die ontbreekt - niet tot de conclusie leiden dat op grond van die omstandigheden bij Nieskens het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat De Btiisonjé zijn aanspraak niet (meer) geldend zou maken. De stelling van Nieskens dat zijn positie onredelijk benadeeld of verzwaard is omdat De Buisonjé bij brief van 15 augustus 2013 heeft verzocht alle correspondentie niet derden die de administratie van de werken betreft aan De Bttisonjé toe te sturen, volgt de rechtbank niet. Nieskens stelt immers niet dat hij niet ( meer) beschikt over die stukken en - zonder nadere toelichting, die ontbreekt - valt niet in te zien dat het toezenden van in liet bezit zijnde stukken zijn positie benadeelt of verzwaart.

4.27. Uit het hiervoor vermelde volgt dan ook dat Nieskens zich niet terecht op een ‘gedekt verweer’, rechtsverwerking en een handelen in strijd met de goede procesorde door De Buisonjé kan beroepen.

tekortkoming
4.37. De aard van de overeenkomst brengt mee dat Nieskens De Buisonjé desgevraagd inzicht verschaft in alle werkzaamheden die hij in het kader van de overeenkomst heeft verricht, waaronder de administratieve verwerking van die werkzaamheden. Bij brieven van 28juni 2013 en 15 augustus 2013 heeft De Buisonjé Nieskens daartoe gesommeerd. Uit het voorgaande blijkt dat Nieskens aan die sommatie niet heeft voldaan. De hiervoor besproken informatie over bladmuziek en synchronisaties heeft Nieskens immers pas in het kader van deze procedure verstrekt. Met betrekking tot deze informatieverplichting was Nieskens dan ook op 23 augustus 2013, de datum van de door de Buisonjé aangekondigde ontbinding van de overeenkomsten, in verzuim.

ontbinding gerechtvaardigd
4.3 8. Nieskens stelt dat de tekortkomingen de ontbinding niet rechtvaardigen omdat primair de bijzondere aard van de overeenkomst en subsidiair de geringe betekenis van de tekortkomingen de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.

4.45 (...) Door niet volledig openheid van zaken te geven en inkomsten niet (gedeeltelijk) aan DeBuisonjé af te dragen heeft Nieskens dat vertrouwen geschonden. De conclusie luidt dan ook dat de ontbinding gerechtvaardigd is.

opschorting en schuÏdeisersverzuim
4.49. Op grond van het bepaalde in artikel 6:271 BW leidt de ontbinding van de overeenkomsten tot ongedaanmakingsverbintenissen. In dat kader is Nieskens gehouden tot overdracht van de muziekuitgaverechten aan De Buisonjé, zoals dit door De Buisonjé ook in reconventie is gevorderd. Het door De Buisonjé onder 1. in reconventie gevorderde is dan ook toewijsbaar. Dit geldt tevens voor het onder 3. in reconventie gevorderde. Immers Buma/Stemra moet daarvan op de hoogte worden gesteld zodat zij aan De Buisonjé de via haar geïncasseerde gelden kan tiitkeren.

Het door De Buisonjé onder 2. in reconventie gevorderde moet echter worden afgewezen. nu die vordering te onbepaald is. Nieskens zal eerst rekening en verantwoording moeten afleggen voordat kan worden vastgesteld welk bedrag hij had moeten afdragen voordat de overeenkomsten waren ontbonden. Een daartoe strekkende vorderintz ontbreekt. Bovend i en ktinnen de door Nieskens in het kader an de oereenkornsten \errichte erkzaarnheden niet onedaan otden gemaakt. zodat daar oor een ergoeding in de plaats treedt ten belope an haar aarde op het tijdstip taii de ontvangst (artikel 6:272 lid 1 BW).

Lees de uitspraak (pdf/html)

IEF 15151

Met een klik ongeautoriseerde e-books en muziekwerken downloaden

Beschikking Vzr. Rechtbank Noord-Holland 17 juli 2015, IEF 15151 (Stichting BREIN tegen X)
Beschikking ingezonden door Thomas Kriense, Stichting BREIN. Ex parte. Auteursrecht. Naburige rechten. Gerekwestreerde biedt op grote schaal e-books en muziekwerken aan via zijn website, gebruikers dienen eerst een (gratis) account aan te maken om met één klik het e-book of gewenste muziekalbum te downloaden. Er zijn geen (ingewikkelde) downloadprogramma's vereist. Gerekwestreerde wordt bevolen dit handelen te staken op straffe van een dwangsom van €2.000 per dag(deel), met een maximum van €50.000. [red. inzender meldt: "Naar aanleiding van de ex parte heeft BREIN een schikking getroffen met de inbreukmaker."]