Alle rechtspraak  

IEF 12669

BGH: Framing of embedden is geen inbreuk, toch prejudiciële vragen

BGH 16 mei 2013, I ZR 46/12 (Framing) - dossier zaak C-348/13.
BGH stelt dat embedden geen inbreuk is, maar stelt toch prejudiciële vragen. Het Landesgerichtshof München heeft, zoals het BGH, juist aangenomen dat de loutere koppeling van inhoud op een derde website gehoste werken met hun eigen website via "framing" in beginsel geen publiekelijk toegankelijk maken is in de zin van § 19a van de Duitse Auteurswet, omdat alleen de houder van de derde website bepaald of het werk toegankelijk blijft voor het publiek.

Echter een zodanige link kan, bij lezing van artikel 3 lid 1 Richtlijn 2001/29/EG, een inbreuk op een onbenoemd exploitatierecht zijn. Het BGH heeft daarom prejudiciële vragen gesteld of het 'embedden' van een werk dat op een derde internetsite staat op een eigen internetsite een openbaarmaking is in de zin van artikel 3 lid 1 Richtlijn 2001/29/EG.

Uit't persbericht:

Das Berufungsgericht hat zwar - so der Bundesgerichtshof - mit Recht angenommen, dass die bloße Verknüpfung eines auf einer fremden Internetseite bereitgehaltenen Werkes mit der eigenen Internetseite im Wege des "Framing" grundsätzlich kein öffentliches Zugänglichmachen im Sinne des § 19a UrhG darstellt, weil allein der Inhaber der fremden Internetseite darüber entscheidet, ob das auf seiner Internetseite bereitgehaltene Werk der Öffentlichkeit zugänglich bleibt. Eine solche Verknüpfung könnte jedoch bei einer im Blick auf Art. 3 Abs. 1 der Richtlinie 2001/29/EG zur Harmonisierung bestimmter Aspekte des Urheberrechts und der verwandten Schutzrechte in der Informationsgesellschaft gebotenen richtlinienkonformen Auslegung des § 15 Abs. 2 UrhG ein unbenanntes Verwertungsrecht der öffentlichen Wiedergabe verletzen. Der Bundesgerichtshof hat dem Gerichtshof der Europäischen Union daher die - auch unter Berücksichtigung der Rechtsprechung des Gerichtshofs nicht zweifelsfrei zu beantwortende - Frage vorgelegt, ob bei der hier in Rede stehenden Einbettung eines auf einer fremden Internetseite öffentlich zugänglich gemachten fremden Werkes in eine eigene Internetseite eine öffentliche Wiedergabe im Sinne des Art. 3 Abs. 1 der Richtlinie 2001/29/EG vorliegt.

Gestelde vraag:

Stellt die Einbettung eines auf einer fremden Internetseite öffentlich zugänglich gemachten fremden Werkes in eine eigene Internetseite unter Umständen, wie sie im Ausgangsverfahren vorliegen, eine öffentliche Wiedergabe im Sinne des Art. 3 Abs. 1 der Richtlinie 2001/29/EG dar, auch wenn das fremde Werk damit nicht für ein neues Publikum wiedergegeben wird und die Wiedergabe nicht nach einem spezifischen technischen Verfahren erfolgt, das sich von demjenigen der ursprünglichen Wiedergabe unterscheidet?

Onofficiële Engelse vertaling:

Where a third-party’s copyright-protected work is made available to the public on a third-party’s internet site, does the work’s embedding into a person’s own website, in circumstances such as those in the present case, constitute a communication to the public within the meaning of Article 3(1) of Directive 2001/29/EC, even where the work is not communicated to a new public, and the communication is not the result of a specific technological process distinct from that of the original communication?

Lees de uitspraak: Arrest.

Op andere blogs:
EU Law Radar

IEF 12661

Geheel van tekening en foto geldt als een parodie

Hof van beroep Gent 13 mei 2013, 2012/AR/2900 (politieke organisatie Groen Dwars tegen Pieter Aspe en tweede geïntimeerde)
Vervolg IEF 11865. Auteursrecht. Parodie. Betreft een omstreden verkiezingscampagnefolder die een afbeelding van misdaadauteur Pieter Aspe in spiegelbeeld heeft afgedrukt en bewerkt met een koffer waarop 'geen idee' staat. De centrale vraag is of er sprake is van een parodie. De rechter in eerste aanleg gaat niet mee in het parodie-verweer van Groen Dwars en veroordeelt haar onder verbeurte van een dwangsom. Groen Dwars gaat in hoger beroep.

Het Hof van beroep is van oordeel dat het geheel van tekening en foto geldt als een parodie. De foto is door Groen Dwars in de parodie gebruikt in het kader van dezelfde gemeenteraadsverkiezingen als die waarin de heer Van Aspe openlijk zijn steun betuigd heeft. De oorspronkelijke foto en de parodie dienden politieke doeleinden. Het beroep wordt gegrond verklaart.

Auteursrechtinbreuk
(...)De foto gebruikt door Dwars Groen vormt een geheel met het getekende figuurtje er vlak naast en met de vraagtekens die er boven geplaatst zijn. Dit geheel is origineel in de zin van de Auteurswet en van de rechtspraak van het Europees Hof van Justitie. Er zijn vrije keuzes gemaakt in het gebruik van één van de drie foto’s van de kalender in spiegelbeeld in combinatie met het getekende mannetje, de vraagtekens en de toegevoegde woorden. De eerste voorwaarde voor een parodie is vervuld.

Hoewel humor verbonden is met de persoonlijke smaak, kan uit het geheel van de compositie afgeleid worden dat de maker gepoogd heeft zijn of haar boodschap op een humoristische manier te brengen. In combinatie met de titel boven de foto, de tekening en de begeleidende tekst ernaast “De toekomst van Blankenberge en Uitkerke. Hallo! Welke toekomst?” blijkt de bedoeling om ironie over te brengen. De tweede voorwaarde om van een parodie te kunnen spreken, is vervuld.

De gebruikte foto met het getekende figuurtje en de toegevoegde woorden leveren met beelden kritiek op het beleid en / of het voorgestelde beleid en / of de verkiezingspropaganda van Open VLD. De vervanging van de woorden “koffers vol ideeën” door “geen idee” onder de titel van het artikel, de twee vraagtekens en naast de woorden “schuld armoede zonder werk” tonen aan dat het om kritiek gaat. Minstens hebben zij die bedoeling. Ook de derde voorwaarde voor een parodie is voldaan.

De maker van de illustratie nam niet meer vormelementen over uit de foto van de kalender dan strikt nodig was om de parodie te creëren. Hij of zij beperkte zich tot de overname van de meest linkse foto op de kalenderfoto en nam het spiegelbeeld ervan. Hij voegde die ene foto samen met een tekening en plaatste het geheel in een context met een tekst en titel. De woorden op de koffer werden gewijzigd. Ook de vierde voorwaarde is vervuld. Het onderscheid met de oorspronkelijke foto is zeer duidelijk. Er is geen verwarring mogelijk tussen het gebruikte gedeelte van de foto door Dwars Groen en het origineel van de foto, zoals op de kalender van Open VLD weergegeven.

(...) Verder is de heer A een bekend figuur, vooral op basis van de boeken die hij geschreven heeft. Zijn boeken werden ook verfilmd, met gebruik van zijn pseudoniem. Het is in belangrijke mate omwille van zijn bekendheid dat hij op de kalender voorkomt. (...) Met zijn bekendheid heeft hij Open VLD en haar gedachtengoed willen steunen. De context van de gemeente- en provincieraadsverkiezingen van 14 oktober 2012 is essentieel in de beoordeling van deze zaak. De foto is door Dwars Groen in de parodie gebruikt in het kader van diezelfde gemeenteraadsverkiezingen als die waarin de heer A openlijk zijn steun aan Open VLD betuigd heeft. De oorspronkelijke foto en de parodie dienden dus politieke doeleinden, meer bepaald het duidelijk maken van een standpunt aan de burger in het kader van democratische verkiezingen.
(...)
Deze laatste elementen vormen de keerzijde van de vorige overwegingen en wegen er niet tegen op. In een democratische verkiezingsstrijd is, binnen zekere grenzen, een vergelijking van programma’s door gebruik en hergebruik van beelden geoorloofd. Het is niet aangetoond dat de foto opnieuw gebruikt is met het oogmerk de auteur of de afgebeelde persoon te schaden. Het was wel de bedoeling het eigen partijprogramma te promoten, ten koste van dat van Open VLD. De grenzen van humor of milde spot of de welvoeglijkheid zijn niet overschreden. Het opzet om de auteur van de foto of het originele werk te schaden is niet aangetoond.

IEF 12656

Ex parte (x3): Vrees uitholling bewijspositie

Ex parte beschikking Rechtbank Arnhem 20 december 2012 (Il Mito Modegroep B.V. tegen Basic Wear B.V.);    beschikking Rechtbank Almelo 20 december 2012 (Il Mito Modegroep B.V. tegen Moda Italia) ;   beschikking Rechtbank Arnhem 18 december 2012 (Il Mito Modegroep B.V. tegen Rigans B.V.)
Beschikkingen ingezonden door Bert Gravendeel, Gravendeel Advocaten.

Samenvatting uit het verzoekschrift: Ex parte bevel. Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Modelrecht. Auteursrecht. Gerekwesteerden maken inbreuk op de handelsnaamrechten, merkrechten en ongeregistreerde gemeenschapsmodelrechten en auteursrechten van Il Mito op kledingstukken. Il Mito heeft bij beslag een ex parte bevel tot staking van de inbreuk verzocht. Daarnaast heeft zij belang bij de bewijsbescherming en verzoeken zij om inzage/afschrift van bepaalde bescheiden ex art. 843a Rv. jo 1019b jo 1019c RV, beschrijving en monsterneming van de inbreukmakende kledingstukken ex art. 1019b jo 1019d Rv. en conservatoir derdenbeslag op banktegoed van gerekwesteerden. Na sommatie hebben gerekwesteerden de beweerde inbreuk ontkend, maar laten zij de goederen in opslag en zullen zij niet overgaan tot verkoop. Il Mito weet niet of dit zo blijft en om welke hoeveelheden het gaat. Zij vreest verduistering en/of vernietiging zodat hun bewijspositie wordt uitgehold. De voorzieningenrechter wijst de ex parte-verzoeken toe.

IEF 12654

Prejudiciële vragen over elektronische leesplaatsen in bibliotheken geformuleerd

Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU 20 september 2012, zaak C-117/13 (Technische Universität Darmstadt)
LibraryEerder berichtte we al [IEF 11773]: "BGH stelt vragen over toelaatbaarheid van elektronische leesplaatsen in bibliotheken". Inmiddels is er een zaaknummer bekend en zijn de vragen over de uitlegging van artikel 5 lid 3 sub n van Richtlijn 2001/29/EG geformuleerd, als volgt:

1. Is een werk te koop aangeboden of aan licentievoorwaarden onderworpen in de zin van artikel 5, lid 3, sub n, van richtlijn 2001/29/EG, wanneer de rechthebbende de in dat artikel bedoelde instellingen het afsluiten van licentieovereenkomsten voor het gebruik van dit werk onder redelijke voorwaarden aanbiedt?

2. Mogen de lidstaten op grond van artikel 5, lid 3, sub n, van richtlijn 2001/29/EG de instellingen het recht toekennen, de in hun verzamelingen opgenomen werken te digitaliseren, indien dat noodzakelijk is om deze werken via terminals beschikbaar te stellen?

3. Mogen de door de lidstaten overeenkomstig artikel 5, lid 3, sub n, van richtlijn 2001/29/EG vastgestelde rechten zo ver gaan dat gebruikers van de terminals aldus beschikbaar gestelde werken op papier kunnen printen of op een USB-stick kunnen opslaan?
IEF 12651

Opdrachtgever moet mogelijkheid hebben om video's te wijzigen

Vzr. Rechtbank Amsterdam 8 mei 2013, LJN CA0023 (HOTEL CONTACT B.V. tegen Angry Nerds en ST.28 Ltd.)
Uitspraak mede ingezonden door Bert Gravendeel, Gravendeel Advocaten.
Auteursrecht. Contractenrecht. Wijziging van eigen logo in video is geen inbreuk persoonlijkheidrechten. Geen databankinbreuk gezien de contractuele relatie.

Angry Nerds heeft op grond van een overeenkomst met Hotel Contact promotievideo's gemaakt voor accommodaties. Nadien ontstaat een geschil over de auteursrechten op die video's die op het YouTubekanaal zijn geplaatst.

Hotel Contact heeft de overeenkomst in redelijkheid zo mogen begrijpen dat zij met het eigendomsrecht van de video’s ook het recht zou krijgen om deze te bewerken, met inachtneming van eventuele persoonlijkheidsrechten. Deze uitleg is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet strijdig met de uitleg van Angry Nerds dat zij na plaatsing van de accommodatievideo’s op het YouTubekanaal nog in aanmerking wil kunnen komen voor het verkrijgen van vervolgopdrachten als bedoeld in de overeenkomst. De voorzieningenrechter is van oordeel dat Hotel Contact over de mogelijkheid moet beschikken om de accommodatievideo’s die reeds zijn geplaatst op het YouTubekanaal nadien te kunnen wijzigen, zonder dat hiervoor de medewerking van Angry Nerds is vereist en zonder dat Angry Nerds hiervoor een vergoeding kan vragen.

De beoogde wijzigingen in de video’s behelzen met name het wijzigen van een logo en van een hotelnaam en vormen geen inbreuken op persoonlijkheidsrechten ex 25 Aw. Gezien de contractuele relatie tussen partijen is van een inbreuk op de Databankwet geen sprake.

De voorzieningenrechter legt de overeenkomst tussen partijen zo uit dat die rechten toekomen aan Hotel Contact. Hotel Contact dient in staat te worden gesteld wijzigingen aan te brengen in de video's.

3.3 (...) Verder voert Angry Nerds aan dat op grond van artikel 2 lid 2 van de Auteurswet auteursrechten alleen schriftelijk kunnen worden overgedragen en dat die overdracht voldoende specifiek moet zijn, hetgeen hier niet het geval is. Bij de uitleg van de overeenkomst verwijst Angry Nerds met name naar de artikelen 2, 3 en 21 daarvan. Hieruit volgt dat Angry Nerds het ruwe materiaal onder zich moet houden voor eventuele vervolgopdrachten. Mogelijke vervolgopdrachten waren voor Angry Nerds essentieel bij het sluiten van de overeenkomst. Angry Nerds zou pas winst maken indien zij vervolgopdrachten zou krijgen. De prijs van € 80,- per video is immers een stuk lager dan de commerciële prijs van € 140,-. Daarnaast doet Angry Nerds een beroep op haar persoonlijkheidsrechten zoals bedoeld in artikel 25 van de Auteurswet en op haar databankrechten, zoals bedoeld in de Databankwet. Tot slot maakt zij aanspraak op een volledige proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 1019h Rv. Zij heeft een specificatie van haar raadsman ingediend waaruit volgt dat zij (inclusief griffierechten en btw) € 6.327,90 aan kosten heeft gemaakt.

5.4.  Op grond daarvan is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat Hotel Contact over de mogelijkheid moet beschikken om de accommodatievideo’s die reeds zijn geplaatst op het YouTubekanaal nadien te wijzigen, zonder dat hiervoor de medewerking van Angry Nerds is vereist (en zonder dat Angry Nerds hiervoor een vergoeding kan vragen). De bepalingen die zien op de overdracht van rechten, met name artikel 20 van de overeenkomst, en de bepalingen die zien op overdracht van (video)bestanden dienen in deze zin te worden uitgelegd. In artikel 20 is immers bepaald dat “Het eigendom en alle rechten van de accommodatie video worden overgedragen”. Hierbij is van belang dat de tekst van de overeenkomst is opgesteld door Angry Nerds en Hotel Contact niet beschikt over gespecialiseerde kennis van filmmateriaal. Hotel Contact heeft de overeenkomst, en met name artikel 20, in redelijkheid zo mogen begrijpen dat zij met het eigendomsrecht van de video’s ook het recht zou krijgen om deze te bewerken (met inachtneming van eventuele persoonlijkheidsrechten, waarover hierna meer). Deze uitleg is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet strijdig met de uitleg van Angry Nerds dat zij na plaatsing van de accommodatievideo’s op het YouTubekanaal nog in aanmerking wil kunnen komen voor het verkrijgen van vervolgopdrachten als bedoeld in artikel 3 van de overeenkomst. Dat Angry Nerds met betrekking tot mogelijke vervolgopdrachten “ruw materiaal” onder zich wenst te houden, sluit niet uit dat ook Hotel Contact over de mogelijkheid moet kunnen beschikken om wijzigingen in de reeds gemonteerde accommodatievideo’s aan te brengen. Ter zitting is overigens ook door Hotel Contact verklaard dat zij enkel de reeds gemonteerde accommodatievideo’s (van ongeveer één minuut per video) wil kunnen wijzigen; zij is niet van plan om opnames van Angry Nerds die niet zijn gebruikt bij het monteren alsnog te gaan gebruiken.

5.7.  Een beroep van Angry Nerds op haar persoonlijkheidsrechten als bedoeld in artikel 25 Auteurswet staat niet aan toewijzing van de vordering zoals hiervoor bedoeld in de weg. De door Hotel Contact beoogde wijzigingen in de video’s behelzen met name het wijzigen van een logo en van een hotelnaam etc. Met wijzigingen van deze aard worden voorshands geen inbreuken gemaakt op persoonlijkheidsrechten als bedoeld in artikel 25 Auteurswet.

5.8.  Gezien de contractuele relatie tussen partijen, die zoals hiervoor overwogen meebrengt dat Hotel Contact in de gelegenheid moet worden gesteld wijzigingen in de video’s aan te brengen, is van een inbreuk op de Databankwet, zoals Angry Nerds nog heeft aangevoerd, geen sprake.

7.1.  veroordeelt gedaagden hoofdelijk om binnen zeven werkdagen na betekening van dit vonnis hun onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de overdracht van het auteursrecht op de 276 accommodatievideo’s die door gedaagden op het YouTubekanaal van Worldmeetings zijn geplaatst, conform de als productie 16 bij de dagvaarding overgelegde concept-leveringsakte, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag dat de overdracht na de genoemde termijn niet heeft plaatsgevonden, met een maximum van € 15.000,-, en bepaalt daarbij dat de levering van de auteursrechten niet in de weg mag staan aan het uitvoeren door gedaagden van vervolgopdrachten op grond van artikel 3 en 21 van de overeenkomst,

Lees de uitspraak LJN CA0023 (pdf)

IEF 12642

Prejudiciële vragen omtrent interpretatie 'parodie'

Hof van Beroep Brussel 8 april 2013, Nr. 2011/AR/914 & 2011/AR/915 (Johan Deckmyn tegen Vandersteen c.s. / Vrijheidsfonds VZW tegen Vandersteen c.s.) - dossier zaak C-201/13
Uitspraak ingezonden door Johan Deckmyn, Fractieleider Vlaams Belang Gent.

Vervolg van IEF 9652. Auteursrecht. Definitie parodie. Prejudiciële vragen. Betreft een tussenarrest waarbij het Hof de zaak verwijst naar het Europees Hof van Justitie. Het is aan laatstgenoemde om te definiëren wat er onder parodie moet worden verstaan. Geïntimeerden zijn de erfgenamen van wijlen de heer Willebrord Vandersteen, auteur van de stripalbums 'Suske en Wiske'. De heer Deckmyn is lid van de politieke partij het Vlaams Belang. In januari 2011 heeft Deckmyn plooikalenders uitgedeeld, met daarop de vermelding 'De Wilde Weldoener', welke tekening overeen komt met de cover van het gelijknamige Suske en Wiske-album. Dezelfde tekening werd tevens gepubliceerd in het informatieblad van het Vlaams Belang. Vandersteen c.s. menen dat de gelaakte tekening en de mededeling ervan aan het publiek een schending van auteursrecht opleveren. De rechter in eerste aanleg heeft de vordering van Vandersteen c.s. gegrond verklaard en stelde vast dat het Vrijheidsfonds en Deckmyn een inbreuk plegen op de auteursrechten van Vandersteen c.s..

In Richtlijn 2001/29 wordt het begrip 'parodie' niet gedefinieerd of omschreven en het Hof van Justitie heeft tot op heden het begrip 'parodie' niet uitgelegd. Prejudiciële vragen:

1. Is het begrip 'parodie' een autonoom Unierechtelijk begrip?
2. Indien ja, dient een parodie de volgende voorwaarden te vervullen of aan de volgende kenmerken te voldoen:
- het vertonen van een eigen oorspronkelijk karakter (originaliteit);
- en wel zodanig dat de parodie redelijkerwijze niet aan de auteur van het oorspronkelijke werk kan toegeschreven worden;
- erop gericht zijn om aan humor te doen of de spot te drijven, ongeacht of de daarbij eventueel geuite kritiek het oorspronkelijke werk of iets dan wel iemand anders raakt;
- de bron vermelden van het geparodieerde werk.
3. Dient een werk nog andere voorwaarden te vervullen of aan andere kenmerken te voldoen om als een parodie bestempeld te kunnen worden?

IEF 12623

Delfts blauwe Hollandse opdrukken van boertjes en molens zijn gemeengoed

Ktr. Rechtbank Amsterdam 5 september 2012, zaaknr. 1320218 / HA EXPL 12-171 (Bert van Loo Produkties B.V. tegen Souvenirindustrie Buis B.V.)
Uitspraak ingezonden door Titia Deurvorst, Brainich Advocaten.

Geen sprake van verjaring. Delfts blauwe tekeningen zijn ontleend aan eerder werk. Opdrukken van molens zijn gemeengoed. Geen sprake van slaafse nabootsing nu product geen eigen plaats in de markt inneemt.

Van Loo produceert en drijft handel in toeristische producten, waaronder ansichtkaarten, fotoboeken, sleutelhangers en onderzetters. Zij levert onderzetters waarop Delfts blauwe tekeningen van 'boertjes blauw' staan en sleutelhangers met afbeeldingen van molens. Buis is een groothandel in toeristische producten en geeft een catalogus uit. Partijen hebben eerder zaken met elkaar gedaan.

Er is geen sprake van verjaring: artikel 3:310 bepaalt een (subjectieve) verjaringstermijn van vijf jaren nadat de benadeelde met schade en de persoon bekend is geworden. Er komt geen auteursrechtelijke bescherming toe aan de Delfts blauwe tekeningen (boertjes blauw) die zijn ontleend aan eerder bestaand werk en ook de sleutelhangers met Hollandse opdrukken van molen zijn gemeengoed. Een beroep op slaafse nabootsing slaagt evenmin; Van Loo is geen marktleider en heeft geen feiten gesteld op basis waarvan geoordeeld kan worden dat haar producten een eigen plaats innemen.

24. Ten aanzien van de onderzetters heeft Buis onder meer betoogd dat de Delfts blauwe tekeningen niet als oorspronkelijk werk zijn te beschouwen en aan eerder bestaand werk zijn ontleend. De tekeningen zijn volgens Buis gemeengoed. Van Loo heeft dit naar het oordeel van de kantonrechter niet, althans niet voldoende, betwist. Hoewel Van Loo wel heeft gesteld dat zij aan Van Rixoort heeft gevraagd 'Delfts blauwe afbeeldingen' te maken met daarop boertjes en boerinnetjes, heeft zij niet concreet gemaakt waarom de tekeningen aan eerder bestaand werk zijn ontleend en het hierbij gaat om een combinatie van standaard Delfts blauwe Hollandse vormelementen. Gelet hierop acht de kantonrechter onvoldoende gesteld dat er sprake is van een oorspronkelijk ontwerp. Om die reden komt aan de tekeningen op de onderzetters geen auteursrechtelijke bescherming toe.

25. Ten aanzien van de sleutelhangers heeft Buis eveneens betoogd dat Van Loo geen exclusieve rechten heeft nu de vorm, lay-out en de Hollandse opdrukken van molens niet door Van Loo zijn ontworpen maar gemeengoed zijn. (...)

29. Buis heeft hierover aangevoerd dat Van Loo geen marktleider is en de producten geen onderscheidend vermogen hebben. Dit is niet door Van Loo betwist. Van Loo heeft ook geen feiten gesteld op basis waarvan kan worden geoordeeld dat haar producten een eigen plaats in de markt hebben en zich onderscheiden van andere sleutelhangers. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat Van Loo niet, althans onvoldoende, heeft gestelde dat haar producten een eigen plaats in de markt innemen. (...) Zelfs indien derhalve zou worden geoordeeld dat de ontwerpen van Van Loo klakkeloos door Buis zijn overgenomen, zou hiermee nog niet zijn voldaan aan de vereisten voor een geslaagd beroep op slaafse nabootsing.

IEF 12622

Conclusie A-G strekt tot stellen vragen in zaak Canvastransfer

Conclusie AG HR 3 mei 2013, nr. 12/02298; ECLI:NL:PHR:2013:CA0265 (Art&Allposters International tegen Stichting Pictoright)
Conclusie ingezonden door Job Hengeveld, Hengeveld Advocaten en Thijs van Aerde, Houthoff Buruma, mede ingezonden door Peter Claassen en Roderick Chalmers, AKD en Tobias Cohen Jehoram, De Brauw Blackstone Westbroek.

Auteursrecht. Pictoright. Persoonlijkheidsrechten. Uitputtingsleer. 12b Aw. Nieuwe exploitatiemogelijkheid. Middels een chemisch procedé worden afbeeldingen van o.a. de kunstenaars Matisse, Picasso, Miro van een poster (waarvoor licentie) overgezet op een canvasdrager. Conclusie strekt tot prejudiciële vragen van uitleg auteursrechtrichtlijn 2001/29/EG. Het Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat er sprake is van een nieuwe exploitatiemogelijkheid en dus een inbreuk op auteursrechten. [IEF 11804], na IEF 10737 (Hof 's-Hertogenbosch), IEF 9106 (Rb Roermond) en IEF 8567 (Vzr. Amsterdam)

De Conclusie, de te stellen vragen:

1. Dient art. 4 (Auteursrechtrichtlijn) ARl aldus te worden uitgelegd dat een wijziging ten aanzien van de vorm van een reproductie van een auteursrechtelijk beschermd werk, die optreedt nadat het betreffende werk door of met toestemming van de rechthebbende in de Gemeenschap is verkocht en aanwezig blijft wanneer de reproductie vervolgens verder wordt verhandeld, relevant kan worden geacht bij de beoordeling van de vraag ofhet distributierecht van de auteursrechthebbende krachtens genoemd artikel al dan niet kan worden uitgeoefend?
2. Indien vraag 1 bevestigend beantwoord wordt, is de beoordeling van de (eventuele) relevantie van zulk een wijziging ten aanzien van de vorm van de reproductie dan:
(a) onderwerp van door het Unierecht (in het bijzonder: art. 4 ARI) beheerst recht; of
(b) overgelaten aan het recht van de lidstaten?

3.1. Indien vraag 2 beantwoord wordt in de onder (a) bedoelde zin, welke maatstaven dienen dan te worden aangelegd om van een Unierechtelijk in aanmerking te nemen - aan de toepassing van art. 4, lid 2 ARI in de weg staande - wijziging ten aanzien van de vorm van de reproductie te spreken?

3.2. Kan of moet daartoe voldoende geacht worden dat sprake is van:
(a) enigerlei vorm van verduurzaming van de reproductie; en/of
(b) enigerlei vorm van verbinding van de reproductie met enigerlei omlijsting; en/of
(c) overbrenging van de atbeelding van het werk (via een chemisch, mechanisch of ander procédé) van het door of met toestemming van de rechthebbende in de Gemeenschap verkochte materiaal (de 'ene drager', bijv. van papier) op een 'andere drager' (bijv. van canvas), waarbij de atbeelding (in casu: de inkt) van de 'ene drager' verdwijnt?

4.1. Indien vraag 3,2 in die zin beantwoord vvordt dat toepassing van een ofmeer van de daar onder (a), (b) en (c) genoemde varianten op zichzelf niet voldoende is om van een aan de toepassing van art. 4, lid 2 ARl in de weg staande wijziging ten aanzien van de vorm van de reproductie te spreken, maar dat dit laatste onder een of meer bijkomende omstandigheden wel het geval kan zijn, welke omstandigheden zijn daartoe dan in aanmerking te nemen?

4.2. Kan of moet als een zodanige omstandigheid gelden, dat de wijziging ten aanzien van de vorm van de reproductie leidt tot:
(a) een nieuwe exploitatiemogelijkheid; en/of
(b) een andere functie van de reproductie; en/of
(c) de mogelijkheid van het realiseren van een hogere prijs; en/of
(d) de mogelijkheid dat een andere doelgroep wordt bereikt?

5. Ziet het Hof van Justitie aanleiding om, rekeninghoudend met de door de Hoge Raad geuite twijfeld, hem anderszins elementen van uitlegging van Unierecht aan te reiken die nuttig kunnen zijn voor de beslechting van de bij hem aanhangige zaak?

Lees de conclusie nr. 12/02298, ECLI:NL:PHR:2013:CA0265

IEF 12613

In database geplaatste foto is verantwoordelijkheid websitehouder

Kantonrechter Rechtbank Oost-Brabant 25 april 2013, LJN BZ9289 (Bert van Loo producties tegen F-Actif B.V.)
Uitspraak ingezonden door Bert van Loo, Van Loo Products.

Auteursrecht. Foto. Gematigde schadevergoeding gevorderd. Aansprakelijkheid eigenaar website. Van Loo is gediplomeerd beroepsfotograaf en heeft een toeristisch fotoarchief van Nederland opgebouwd. F-Actif exploiteert onder de naam trouwlocaties.nl een website met een database met verschillende soorten trouwlocaties. Op haar website wordt een foto (ook als thumbnail op de startpagina) getoond waar Van Loo auteur van is.

Dat de foto is verwijderd en per vergissing en foutief geplaatst is en dat er geen commercieel belang is, neemt niet weg dat er geen inbreuk is gepleegd. Het beroep op de disclaimer van F-Actif slaagt niet, evenmin als het verweer dat er misbruik wordt gemaakt van het auteursrecht ex 3:12 lid 2 BW. Dat (een stagiaire bij) Trouwbox de database heeft samengesteld doet er niet aan af dat F-Actif als eigenaar van de website verantwoordelijkheid draagt.

Van Loo heeft aansluiting gezocht bij het door haar gehanteerde basistarief (van €750) en een verhoging op grond van haar leveringsvoorwaarden (3x toeslag). Het totaalbedrag heeft zij gematigd tot €1.500 exclusief BTW, F-Actif wordt veroordeeld in de proceskosten.

4.2. Het verweer dat de foto thans verwijderd is, dat de foto -achteraf bezien- per vergissing en foutief geplaatst is en dat F-Actif geen enkel commercieel belang had bij het plaatsen van de foto neemt niet weg dat F-Actif ten tijde van het plaatsen inbreuk gemaakt heeft (...) zodat deze verweren niet opgaan.

4.3. Ook het beroep dat F-Actif doet op de op haar website geplaatste disclaimer slaagt niet. Gesteld noch gebleken is dat hetgeen in de disclaimer vermeld is, tussen partijen is overeengekomen. Een eenzijdige verwijzing naar een disclaimer op een website kan niet worden aangemerkt als een rechtshandeling die derden zoals Van Loo bindt.

4.5. Ten slotte heeft F-Actif ter comparitie nog naar voren dat niet zij, maar (een stagiaire in dienst van) Trouwbox de database heeft samengesteld. Dit doet echter niet af aan de verantwoordelijkheid die F-Actif als eigenaar van de website heeft voor hetgeen daarop gepubliceerd wordt. Dit kan daarom geen afbreuk doen aan de aansprakelijkheid van F-Activ voor inbreuk op het auteursrecht.

4.7. Van Loo heeft bij de begroting van haar schade aansluiting gezocht bij het door haar gehanteerde basistarief, dat in het onderhavige geval €750,- exclusief btw bedraagt. Op grond van haar leveringsvoorwaarden is zij, naar zij onweersproken gesteld heeft, gerechtigd daarover drie toeslagen van ieder € 750,- exclusief BTW toe te passen. Het totaal heeft Van Loo voorts gematigd tot €1.500, - exclusief BTW.
4.9. De kantonrechter stelt voorop dat het niet aantrekkelijk gemaakt moet worden voor gebruikers van auteursrechtelijk beschermd werk door een inbreuk te herstellen door achteraf alsnog het gangbare tarief te betalen en dan niet slechter af te zijn dan als zij tevoren toestemming zouden hebben gevraagd. In dat geval zou immers het systeem van bescherming van auteursrechten illusoir worden gemaakt. Daarom acht de kantonrechter de door Van Loo gevorderde schade, zoals hiervoor weergegeven, gerechtvaardigd. De schadevordering is dan ook toewijsbaar.

Lees het vonnis rolnr. 12-11211/417, LJN BZ9289 (pdf)

IEF 12597

Benoeming deskundige voor vergelijking narrowcasting-software

Rechtbank Den Haag 24 april 2013, zaaknr. C/09/414540 / HA ZA 12-299 (iSource Flexscreen tegen X)
Auteursrechten. Gemeenschappelijk auteursrecht. Voortbouwen op open source en standaardsoftware. Benoeming deskundige ter vergelijking van de software. Verwijzing naar kantonrechter.

iSource is in 1989 opgericht en houdt zich onder meer bezig met het ontwikkelen van software op het gebied van narrowcasting, sinds 2003 onder de naam "FlexScreen". X is na beëindiging van de arbeidsovereenkomst met iSource voor zichzelf begonnen. iSource Flexscreen vraagt om een verklaring voor recht dat door X inbreuk is gemaakt op auteursrechten van iSource en/of FlexScreen op onderdelen van de onder andere de iSource-software.

X voert aan dat het niet duidelijk is welke positie FlexScreen als medeauteur inneemt en welke auteursrechtelijke gevolgen verbonden zijn aan de niet nader gespecificeerde wijzigingen die zijn aangebracht, daartoe acht de rechtbank dat er sprake is van een gemeenschappelijk auteursrecht. X wijst er op dat desbetreffende software mede bestaat uit standaardsoftware of opensourcesoftware. Vanwege de betwisting kan geen inbreuk op auteursrechten of onrechtmatig handelen vast komen te staan. De rechtbank is van oordeel dat een deskundige zal worden gevraagd om de software te vergelijken en de overeenkomsten en verschillen te tonen.

Verder verwijst de Rechtbank de zaak voor zover deze betrekking heeft op vorderingen die gegrond zijn op de (inmiddels beëindigde) arbeidsovereenkomst tussen iSource en X, in de stand waarin deze zaak zich bevindt, naar de sector kanton van deze rechtbank, locatie Leiden.

4.4. Vervolgens rijst de vraag of de vorderingen van FlexScreen en de vorderingen van iSource gegrond op het auteursrecht daarmee zodanig samenhangen, dat deze samenhang zich tegen een afzonderlijke behandeling van deze vorderingen verzet. Dit is onder meer het geval indien het om dezelfde feitelijke of juridische geschilpunten gaat dan wel indien de vorderingen zodanige samenhang vertonen dat consistentie van de uitspraken wenselijk of noodzakelijk is. In dit verband overweegt de rechtbank dat voor de beoordeling van deze vorderingen uit hoofde van (schending van) auteursrecht niet de specialistische kennis van het arbeidsrecht vereist is waarover de kantonrechter bij uitstek beschikt. Tussen deze vorderingen en de op de arbeidsovereenkomst gegronde vorderingen bestaat ook geen samenhang die zich tegen afzonderlijke behandeling verzet, terwijl er wel samenhang bestaat tussen de op het auteursrecht gebaseerde vorderingen van iSource en FlexScreen.

Daarom verwijst de rechtbank ambtshalve de zaak zowel in het incident als in de hoofdzaak, voor zover deze betrekking heeft op (gesteld) handelen in strijd met de arbeidsovereenkomst, in de stand waarin deze zaak zich bevindt naar de sector kanton van deze rechtbank, locatie Leiden. Dit betekent dat de vorderingen sub 1, 3 en 6 door de rechtbank zullen worden beoordeeld aangezien deze geen verband houden met de arbeidsovereenkomst maar verband houden met gestelde auteursrechten. Beoordeling van de vorderingen sub 2, 4 en 5 is aan de kantonrechter voor zover deze vorderingen hun grondslag vinden in de arbeidsovereenkomst en diezelfde vorderingen zullen door de rechtbank worden beoordeeld voor zover sprake is van een andere grondslag (bijvoorbeeld: auteursrechtinbreuk, onrechtmatige daad).

4.5. Omdat deze beslissing tot verwijzing is gebaseerd op een voorlopig oordeel (artikel 71 Rv), zal de rechtbank de beslissing over de proceskosten overlaten aan de kantonrechter.

Auteursrechten
4.10. In het licht van X’ betwisting dat sprake is van auteursrechtinbreuk, kan met het vorenstaande niet worden vastgesteld dat er sprake is van inbreuk op auteursrechten of anderszins onrechtmatig handelen. De rechtbank stelt vast dat de bewijslast van de stelling dat de bijdrage van X aan de Eezer-sofware van Firm-IT inbreuk maakt op de auteursrechten van iSource en FlexScreen op de iSource-/FlexScreen-software, dat wil zeggen dat die bijdrage een bewerking is van de iSource-/FlexScreen-software op iSource en FlexScreen rust. De rechtbank is voorshands van oordeel dat een deskundige dient te worden benoemd aan wie zal worden gevraagd de desbetreffende sofware te vergelijken en zich uit te laten over de overeenkomsten en verschillen. Hierna bij de bespreking van de vordering tot inzage in de beslagen documentatie, zal de nadere uitwerking van de rol van een te benoemen deskundige aan de orde komen.

4.15. Gelet op het voorgaande wordt de incidenteel primair gevorderde inzage afgewezen en ligt de incidenteel subsidiair gevorderde inzage door tussenkomst van een door de rechtbank aan te wijzen deskundige voor toewijzing gereed.