Auteursrecht  

IEF 11498

Harmonisatie auteursrechtelijk exploitatiebegrip afgerond

Een bijdrage: ‘Harmonisatie van auteursrechtelijke exploitatiebegrippen door Europees Hof afgerond’ van Joost Becker, Dirkzwager.

Met de recente arresten Donner en SAS Institute/World Programming geeft het Europese Hof zichzelf een eigen ‘lente’-akkoord om de auteursrechtelijke kernbegrippen - de uitsluitende rechten die aan de auteur toekomen - vervolmaakt te harmoniseren. Eerder was al sprake van een harmonisatieslag op de begrippen ‘mededeling aan het publiek’ en ‘distributie’. Daar worden nu aan toegevoegd de toerekening van de handelingsketen aan de handelaar in het kader van distributie en de uitbreiding van het recht op ‘reproductie’.
(…)
De traditionele betekenissen van openbaarmaking en verveelvoudiging uit de Auteurswet kunnen (bijna) helemaal de prullenbak in: sinds de afgeronde harmonisatie van de auteursrechtelijke exploitatiebegrippen door het Hof heten bewerken en verveelvoudigen gezamenlijk ‘reproductie’ en bestaat openbaar maken uit twee rechten: ‘mededeling aan het publiek’ en ‘distributie’.
(…)
“Deze [door het Europese Hof geformuleerde begrippen] spelen nu een doorslaggevende betekenis bij de uitlegging van het begrip ‘mededeling aan het publiek’. Vele handelingen die voorheen traditioneel onder het (immateriële) openbaarmakingsbegrip uit de Auteurswet vielen, moet nu worden bezien in dit licht. Zodoende heeft het Hof gezorgd voor een vergaande harmonisatie.
(…)

Met de introductie van deze laatste omstandigheden harmoniseert het Hof het begrip distributie nog verder. Dat is ook nodig – zeker in gevallen van internetverkoop waarbij auteursrechtelijke werken of kopieën worden verkocht – omdat eigendomsoverdracht van producten vaak pas bij (af)levering aan een lid van het publiek plaatsvindt. Zo behoudt het Hof de uitlegging van het begrip ‘distributie’ voor zichzelf.
(…)
Waar na het Infopaq-arrest mogelijk nog aan twijfel onderhevig kon zijn of handelingen die traditioneel als bewerkingen onder het verveelvoudigingsrecht van de auteur vallen ook reproductiehandelingen zijn, is na het SAS Institute/World Programming-arrest die twijfel bij mij weggenomen: dit zijn de jure reproductiehandelingen ex art. 2 ArRl.
(...)
Eén ding is in mijn optiek helder: in nagenoeg alle gevallen moet bij beoordeling van de inbreuk op de uitsluitende rechten van de auteur, of de afbreuk daarvan, de recente rechtspraak van het Europese Hof, die de exploitatiebegrippen harmoniseert, worden toegepast. Dat de traditionele begrippen ‘openbaar maken’ en ‘verveelvoudigen’ uit de Auteurswet na de afgeronde harmonisatie van de uitsluitende rechten van deauteursrechthebbende door het Europese Hof nog zomaar kunnen worden toegepast in Nederland, lijkt verleden tijd. De rechtspraktijk zal uitwijzen of de uitkomst in dezelfde gevallen wezenlijk anders zal zijn. Ik hoop en verwacht van niet.

Lees hier het gehele artikel.

IEF 11495

Opheffing samenloop leidt tot verruiming rechten 'namakers'

Conclusie A-G Timmerman BenGH 13 juni 2012, in zaak A 2011/4 (MAG Instrument Incorporated tegen Edco C.S.)

Conclusie ingezonden door Niels Mulder, DLA Piper.

Merkenrecht. Auteursrecht. Modellenrecht.

De Hoge Raad heeft in zijn arrest  van 28 oktober 2011 (LJN BR3059) prejudiciële vragen gesteld met betrekking tot de overgangsbepaling van het Protocol houdende wijziging van de Eenvormige Beneluxwet inzake tekeningen of modellen van 20 juni 2002 (hierna: het Protocol) . Dit is geschied nadat een vonnis van de rechtbank Amsterdam (LJN BA1277) en een arrest van het gerechtshof Amsterdam (LJN BK8821) is gewezen.

Feiten
MAG produceert en verkoopt diverse modellen zaklampen (de 'Mag-Lite zaklampen') en treedt op tegen het op de markt brengen van een zaklamp door Edco (de 'Alu-zaklamp'). Naar aanleiding van een eerder geschil in 1998 hebben de partijen een overeenkomst gesloten, waarbij Edco zich zou onthouden van verhandelen van kopieën van MAG's zaklampen. Edco heeft zich hier niet aan gehouden.

Prejudiciële vragen en beantwoording door A-G

1. Dient art. IV van het Protocol aldus te worden uitgelegd dat onder de in dat artikel genoemde handelingen moeten worden begrepen, de handelingen waartegen de houder van de tekening of het model zich niet kon verzetten krachtens de tekst van art. 14 lid 8 BTMW, zoals dat gold vóór het tijdstip van de inwerkingtreding van dat Protocol?

2. Indien vraag 1 ontkennend beantwoord wordt, dient dan nochtans als regel van overgangsrecht te worden aangenomen dat artikel 14 lid 1 BTMW, zoals gewijzigd bij het Protocol, niet van toepassing is op handelingen die worden verricht door degene die daarmee vóór het tijdstip van inwerkingtreding van dit Protocol was begonnen, indien de houder van de tekening of het model zich niet kon verzetten tegen deze handelingen krachtens art. 14 lid 8 BTMW zoals dat gold vóór het tijdstip van de inwerkingtreding van dit Protocol?

3.26 Dit alles overziend meen ik dat, alhoewel getwijfeld kan worden hoe het antwoord op
de eerste prejudiciele vraag moet luiden als art. IV Protocol naar de letter wordt gelezen, die
bepaling uitgelegd naar diens ratio en strekking tot de slotsom leidt dat de eerste prejudiciele
vraag bevestigend beantwoord dient te worden.

3.27 Als uw Hof zou menen dat art. IV Protocol naar de letter moet worden uitgelegd en dat de uitkomst daarvan is dat de eerste vraag ontkennend beantwoord dient te worden, meen ik dat de ratio van de regel, de strekking van de toelichting, de rechtszekerheid en de wenselijkheid van uniformiteit in het overgangsrecht, zoals die hiervoor zijn besproken, aanleiding geven om art. IV Protocol naar analogie toe te passen op handelingen waartegen op grond van het samenloopverbod onder het oude recht niet kon worden opgetreden. In gelijke zin betoogt Geerts34 . Dat zou betekenen dat de tweede prejudicie!e vraag bevestigend beantwoord dient te worden.

IEF 11491

Ons auteursrecht is uiterst auteursonvriendelijk

Een bijdrage: 'De mierenkolonie Nederland' van Erwin Angad-Gaur, Ntb.

De Nederlandse politiek kan een visionair kunstbeleid aan zijn laars lappen, omdat de mieren die het Nederlandse culturele klimaat domineren niets moeten hebben van creatieve krekels.

(...) Het is fijn voor een muzikant of acteur als Kunstenaar, met grote of desnoods met kleine k, gerespecteerd te worden, maar een noodzaak is dat niet. Kunst hoeft niet per definitie en consequent als iets hoogs en verhevens aanbeden te worden. Minder onschuldig en vele malen hinderlijker
wordt het, zodra de in ons land klaarblijkelijk diep gewortelde overtuiging dat kunst of cultuur voornamelijk iets is ‘om erbij te doen’, toegang vindt bij onze volksvertegenwoordiging, in onze wetgeving en in ons kunstbeleid. Ons auteursrecht is uiterst auteursonvriendelijk, ons kunstbeleid nauwelijks doordacht, ons omroepbeleid is blijven steken in de jaren vijftig. (...)

Verschijnt een dezer dagen tevens in Sena Performers Magazine 2, 2012.

Lees hier het volledige artikel.

IEF 11490

Actualiteitenbijeenkomst 'Wetsvoorstel Auteurscontractenrecht'


Op 26 juni 2012 vond op initiatief van Uitgeverij deLex de goed bezochte actualiteitenbijeenkomst plaats met als thema 'Auteurscontractenrecht het wetsvoorstel'. Vanzelfsprekend stond het wetsvoorstel van 19 juni 2012 hierbij centraal. Professor Dirk Visser gaf een interessante visie op het geheel en er vond een levendige discussie plaats tussen het panel en deelnemers. Voor diegene die hierbij niet aanwezig konden zijn, volgt hieronder een verkort overzicht van de presentatie van Professor Dirk    Visser en kunt u de volledige presentatie downloaden.

1. Art. 2 akte vereiste en uitlegregel
2. Art. 25b toepassingsbereik
3. Art. 25c billijke vergoeding
4. Art. 25d disproportionaliteitsregel
5. Art. 25e non usus
6. Art. 25f onredelijke bedingen
7. Art. 25g geschillencommissie
8. Art. 25h geen afstand en conflictregel
9. Art. 45d proportionele vergoeding film
10. Artikel II WNR
11. Artikel III overgangsrecht

Eerder is op IE-Forum het wetsvoorstel gepubliceerd (IEF 11458).

Bekijk hier de volledige presentatie.

IEF 11489

The Pirate Bay: a never ending story


Een bijdrage van Bjorn Schipper, Bousie advocaten

Betreft een artikel over de saga rondom The Pirate Bay.

Met de opkomst van internet nam ook de digitale exploitatie van muziek een aanvang. Eind jaren ’90 van de vorige eeuw was het onder andere Napster dat als een van de eerste muziekplatforms de mogelijkheden liet zien van muziekdistributie via internet. Aanvankelijk zonder toestemming van de rechthebbenden hetgeen Napster uiteindelijk duur is komen te staan. Met Napster was de digitale geest uit de fles en nam illegale muziekdistributie een
vlucht. Omdat onder andere legale alternatieven (te) lang op zich lieten wachten, kreeg de
bestaande muziekorde het aan de stok met soortgelijke muziekplatforms die probeerden te voorzien in de groeiende digitale muziekbehoefte bij consumenten. Dit leidde wereldwijd tot een aanhoudende stroom van rechtszaken waarbij de ene na de andere digitale aanbieder van programma’s waarmee muziek kon worden uitgewisseld op zwart ging. Denk aan Kazaa, Streamcast, Grokster en Mininova. In Nederland is op dit moment al een aantal jaar de strijd om The Pirate Bay gaande. In deze bijdrage ga ik in op de aanloop naar deze juridische strijd en geef ik een overzicht van de tegen The Pirate Bay gevoerde rechtszaken. In een volgende bijdrage voor Muziekwereld zal ik meer de nadruk leggen op de argumenten die recent door de internet providers zijn gehanteerd in de principiële procedures over het al dan niet moeten blokkeren van de toegang naar de website van The Pirate Bay.

Eerder verschenen in Muziekwereld 2012-2.

Lees hier het volledige artikel.

IEF 11488

WIPO Beijing Treaty on Audiovisual Performances

 

Op 26 juni 2012 is het Beijing Treaty on Audiovisual Performances gesloten.

The diplomatic conference to finalize a new treaty for audiovisual performers was successfully concluded on June 26, 2012 as negotiators from WIPO’s member states signed the Beijing Treaty on Audiovisual Performances– so-named in recognition of the city that hosted the final round of negotiations. The new treaty brings audiovisual performers into the fold of the international copyright framework in a comprehensive way, for the first time.

The Beijing Treaty on Audiovisual Performances (BTAP) will strengthen the economic rights of film actors and other performers and could provide extra income from their work. It will potentially enable performers to share proceeds with producers for revenues generated internationally by audiovisual productions. It will also grant performers moral rights to prevent lack of attribution or distortion of their performances.

Importantly, the new treaty will strengthen the precarious position of performers in the audiovisual industry by providing a clearer international legal framework for their protection. For the first time it will provide performers with protection in the digital environment. The treaty will also contribute to safeguarding the rights of performers against the unauthorized use of their performances in audiovisual media, such as television, film and video.

The Diplomatic Conference was attended by 156 member states, 6 intergovernmental organizations and 45 non-governmental organizations. This is the highest level of participation ever at a WIPO Diplomatic Conference. 122 countries signed the Final Act of the treaty, and 48 countries have signed the treaty itself.

The treaty will enter into force once it has been ratified by 30 eligible parties, including countries or certain intergovernmental organizations.

Signature of the treaty constitutes a preliminary endorsement by demonstrating the state’s intent to examine the treaty domestically and consider ratification, though signing does not create a binding legal obligation to ratify.

Lees het volledige persbericht hier.

IEF 11486

Toch wel deel 3

Gerechtshof Amsterdam 26 juni 2012, LJN BW9334 (Uitgeverij Van Oorschot B.V. tegen Schafthuizen)

In navolging van IEF 9793  & IEF 9807

Auteursrecht. Citaten uit ongepubliceerd werk. Toestemming.

Betreft hoger beroep. In eerste instantie heeft [Schafthuizen] bij de Voorzieningenrechter een publicatieverbod gevorderd (op straffe van verbeurte van een dwangsom) van de aangereikte versie van het derde deel van de biografie van Gerard Reve, voor zover daarin citaten uit niet eerder gepubliceerd werk van Gerard Reve zijn opgenomen.

Het hof neemt in appel aan dat [Schafthuizen] (voorwaardelijk) toestemming heeft verleend voor het gebruik van de citaten, omdat hij in beginsel met het opnemen in de biografie van fragmenten uit ongepubliceerd werk van Gerard Reve akkoord ging doch daarbij een voorbehoud maakte met betrekking tot het kunnen schrappen van passages waardoor mensen (onnodig) zouden worden gekwetst of financiële zaken zouden worden geopenbaard.

Het standpunt van [Schafthuizen] dat een ontoelaatbare inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer wordt gemaakt acht het hof onvoldoende onderbouwd. Het door hem gevorderde verbod is voor zover het daarop is gebaseerd derhalve evenmin toewijsbaar.

Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep.

3.4.1. Nadat [ uitgever ] bij brieven van 15 december 2008 en 27 januari 2009 toestemming had gevraagd voor het gebruik van citaten uit niet eerder gepubliceerde documenten in de uit drie delen bestaande biografie van Gerard Reve heeft [ Geïntimeerde ] bij brief van 6 februari 2009 medegedeeld, kort gezegd, dat hij deze eerst wilde inzien en daarbij de mogelijkheid wilde hebben om eventueel kwetsende zaken te schrappen en voorts niet wilde dat er financiële gegevens werden vermeld. Daaruit valt op te maken dat [ Geïntimeerde ] in beginsel met het opnemen in de biografie van fragmenten uit ongepubliceerd werk van Gerard Reve akkoord ging doch daarbij een voorbehoud maakte met betrekking tot het kunnen schrappen van passages waardoor mensen (onnodig) zouden worden gekwetst of financiële zaken zouden worden geopenbaard.

3.4.2. Dat [ Geïntimeerde ] onder deze voorwaarden uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven voor het gebruik van citaten uit ongepubliceerd werk van Gerard Reve in de (gehele) aan Gerard Reve te wijden biografie vindt bevestiging in de considerans van de onder 3.1. sub vii en viii genoemde – door [ Geïntimeerde ] ondertekende – aktes, waarin de gegeven toestemming onder genoemd voorbehoud wordt vooropgesteld. Ook de verdere inhoud van deze aktes geeft blijk van het bestaan van afspraken als door [ Appellanten ] gesteld: daaruit volgt immers dat [ Geïntimeerde ] wat het eerste en tweede deel van de biografie betreft heeft afgezien van inzage ter controle of aan de door hem gestelde voorwaarden was voldaan maar – zie de akte van 18 december 2009 onder 2 - aan die inzage en controle wel vasthield wat het derde deel van de biografie betreft (die de periode besloeg waarin hij als partner van Gerard Reve door het leven ging) en voorts, met instemming van Van Oorschot, ten aanzien van dat deel (extra) heeft bedongen dat door hem aan te wijzen personen onherkenbaar zouden worden gemaakt.

Derhalve moet worden aangenomen niet alleen dat [ Geïntimeerde ] (voorwaardelijk) toestemming heeft verleend voor het gebruik van de bedoelde citaten, maar tevens dat hij dit in de periode februari tot december 2009 meerdere malen uitdrukkelijk heeft bevestigd.

3.8. [ Geïntimeerde ] heeft zich erop beroepen dat de publicatie van het derde deel van de biografie een ontoelaatbare inbreuk maakt op zijn persoonlijke levenssfeer doordat daarin het beeld wordt opgeroepen dat alles in het leven van Gerard Reve en zijn partner [ Geïntimeerde ] zou hebben gedraaid om erotiek, drank en geld. [ Appellanten ] hebben hiertegen ingebracht dat [ Geïntimeerde ] geen voorbeelden geeft van onjuistheden die in de tekst van het derde deel van de biografie zouden voorkomen en voorts dat daarin geen nieuwe feiten worden geopenbaard. Volgens [ Appellanten ] is de essentie van hetgeen in dat deel van de biografie wordt beschreven (en aan de hand van citaten wordt geïllustreerd) al lang bekend onder meer uit (mede) op instigatie van [ Geïntimeerde ] gepubliceerde brievenboeken en voorts uit uitspraken die Gerard Reve en [ Geïntimeerde ] zelf in interviews hebben gedaan. Bovendien schetst de biografie volgens [ Appellanten ] een reëel en voldoende veelzijdig beeld van de laatste 30 levensjaren van Gerard Reve en de rol die onder meer [ Geïntimeerde ] daarin heeft gespeeld.

[ Geïntimeerde ] heeft dit een en ander niet bestreden en zijn bezwaren tegen het derde deel van de biografie in hoger beroep ook niet verder feitelijk toegelicht en geconcretiseerd. Blijkens de inleidende zin van de memorie van antwoord draait de zaak ook in de visie van [ Geïntimeerde ] dan ook met name om de vraag of hij toestemming heeft gegeven voor het gebruik van citaten uit ongepubliceerd werk van Gerard Reve. Zijn standpunt dat met het derde deel van de biografie een ontoelaatbare inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer wordt gemaakt acht het hof in het licht van het voorgaande onvoldoende onderbouwd. Het door hem gevorderde verbod is voor zover het daarop is gebaseerd derhalve evenmin toewijsbaar.

3.11. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het vonnis van de voorzieningenrechter niet in stand kan blijven. De vordering van [ Geïntimeerde ] zal alsnog worden afgewezen. De grieven van [ Appellanten ] treffen in zoverre doel, bij een verdere bespreking daarvan bestaat onvoldoende belang.

[ Geïntimeerde ] dient als de in het ongelijk gestelde partij de kosten van het geding in beide instanties te dragen. Door [ Geïntimeerde ] is geen verweer gevoerd tegen de (hoogte van de) door [ Appellanten ] gevorderde kosten voor rechtskundige bijstand (€ 7.840 in eerste aanleg en in totaal € 12.282, - in hoger beroep). De genoemde bedragen zullen derhalve worden toegewezen, vermeerderd met een bedrag aan verschotten van € 258,- in eerste aanleg en van € 725,31 in hoger beroep.

De kostenveroordeling zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. [ Geïntimeerde ] heeft zich weliswaar tegen de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het arrest van het hof verzet doch ziet daarbij kennelijk over het hoofd dat inzet van het onderhavig appel niet is de toewijzing van een door [ Appellanten ] gevorderde voorziening maar het alsnog afwijzen van een door [ Geïntimeerde ] in eerste aanleg gevorderd verbod (en het door het hof te wijzen arrest zich derhalve, behoudens de kostenveroordeling die door [ Geïntimeerde ] niet in zijn beschouwing wordt betrokken, niet leent voor executie en daarmee ook niet voor de door [ Geïntimeerde ] verlangde schorsing van de werking daarvan).

IEF 11484

Actualiteitenbijeenkomst: Auteurscontractenrecht het wetsvoorstel

In navolging van IEF 11461

Negen vraagpunten met betrekking tot het wetsvoorstel auteurscontractenrecht ten behoeve van de discussie bij de koffiemachine.

Ingezonden door Prof. mr.  D.J.G. Visser (Universiteit Leiden, Klos Morel Vos & Schaap).

Artikel 2 lid 3:

“De levering vereist voor gehele of gedeeltelijke overdracht, alsmede de verlening van een exclusieve licentie, geschiedt bij een daartoe bestemde akte”.

Het akte vereiste gaat dus voor exclusieve licenties gelden. Wat gaat dit in de praktijk betekenen? Een maker verleent overduidelijk een exclusieve licentie, maar zonder akte. Wat is rechtens? Mag de maker vervolgens ongestraft onbeperkt zelf het werk exploiteren of anderen licenties verlenen?

1. Wat is een exclusieve licentie zonder akte?

Artikel 25 b lid 1:

“Dit hoofdstuk is van toepassing op een overeenkomst die de verlening van exploitatiebevoegdheid ten aanzien van het auteursrecht van de maker aan een wederpartij tot hoofddoel heeft, tenzij artikel 3.28 Beneluxverdrag voor de Intellectuele Eigendom van toepassing is”.

2. Wanneer heeft een overeenkomst verlening van exploitatiebevoegdheid tot hoofddoel?

Blijkens de MvT heeft het auteurscontractenrecht geen betrekking op contracten met betrekking tot werk bestemd voor “gebruik door opdrachtgever”, voorbeelden: logo’s, huisstijlen, websites en maatwerk software. Dat geldt vermoedelijk ook voor: etiketten, verpakkingen, boekomslagen, cd-hoezen, reclameposters, commercials.

3. Voor welk gebruik door de opdrachtgever geldt dit nog meer?

Artikel 3.28 BVIE is uitgezonderd van het nieuwe hoofdstuk 1a over De exploitatieovereenkomst.

“Door de ontwerper van een krachtens de auteurswet beschermd werk aan een derde verleende toestemming tot het verrichten van een depot voor een tekening of model, waarin dat werk is belichaamd, houdt overdracht in van het op dit werk betrekking hebbende auteursrecht, voorzover bedoeld werk in die tekening of dat model is belichaamd”.

4. Maar hoe zit het met artikel 3.29 jo. 3.8 BVIE?

3.29 BVIE: “Wanneer een tekening of model onder de omstandigheden als bedoeld in artikel 3.8 werd ontworpen, komt het auteursrecht inzake bedoelde tekening of model toe aan degene die overeenkomstig het in dat artikel bepaalde als de ontwerper wordt beschouwd”.

3.8 BVIE: “Indien een tekening of model op bestelling is ontworpen, wordt, behoudens andersluidend beding, degene die de bestelling heeft gedaan als ontwerper beschouwd, mits de bestelling is gedaan met het oog op een gebruik in handel of nijverheid van het voortbrengsel waarin de tekening of het model is belichaamd”.

Artikel 25b lid 1: “De maker heeft recht op een in de overeenkomst te bepalen billijke vergoeding voor de verlening van exploitatiebevoegdheid”.

“de billijke vergoeding [kan] ook nihil, in natura of inbegrepen in het honorarium kan zijn. Bijvoorbeeld in het geval de maker zijn medewerking verleent aan een open access model of gebruik maakt van een creative commons licentie”. (MvT, p. 15)

De billijke vergoeding kan vermoedelijk ook nihil zijn voor ingezonden brieven, uitgave boek op verzoek, veel wetenschappelijke publicaties, figuranten.

5. In wat voor situaties zal de billijke vergoeding nog meer nihil kunnen zijn?

Zie artikel 25c lid 2 t/m 5.

Voor de overige vragen (vraag 6 t/m vraag 9)

6. Is de regeling van artikel 25c lid 2 t/m 5 nu mededingingsrechtelijk ‘veilig’?

Artikel 25d lid 1:

“De maker kan in rechte een aanvullende billijke vergoeding vorderen van zijn wederpartij, indien de overeengekomen vergoeding gelet op de wederzijdse prestaties een ernstige onevenredigheid vertoont in verhouding tot de opbrengst van de exploitatie van het werk”.

7. Wanneer is sprake van “ernstige onevenredigheid” tussen vergoeding en opbrengst?

Artikel 25f lid 2:

“Een beding dat, gelet op de aard en inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de overeenkomst tot stand is gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen of de overige omstandigheden van het geval, voor de maker onredelijk bezwarend is, is vernietigbaar”.

Dit is een lichtere toets dan de redelijkheid en billijkheid van artikel 6:2 BW. (MvT, p. 25)

De MvT noemt voorbeelden:

• royalties gebaseerd op bruto-bedragen waarop onbeperkt aftrekposten, zoals promotiekosten en dergelijke, in mindering kunnen worden gebracht, zodat netto niets aan de maker wordt uitgekeerd. [En wat als er heel weinig aan de maker wordt uitgekeerd?

• bij platencontracten wel voorkomende verplichte aansluiting bij een bepaalde aan de exploitant gelieerde muziekuitgever. [Waarom eigenlijk (altijd)?]

• kickbackregeling op grond waarvan een maker verplicht is zijn van een collectieve beheersorganisatie ontvangen makersvergoeding gedeeltelijk terug te betalen aan de opdrachtgever. [Altijd? Geldt dat ook voor de makers van tunes en jungles?]

8. Wat zijn nog meet voorbeelden van onredelijk bezwarende bedingen in overeenkomsten met makers of uitvoerende kunstenaars?

Artikel 45d lid 3:

“De producent is aan de makers of hun rechtverkrijgenden een billijke vergoeding verschuldigd voor de overdracht van de rechten als bedoeld in het eerste lid. Aan de makers genoemd in artikel 40 en andere makers die tot het ontstaan van het filmwerk een wezenlijke bijdrage van scheppend karakter hebben geleverd, is een proportionele vergoeding voor de exploitatie verschuldigd. […]”

Belangrijke makers en belangrijke uitvoerende kunstenaars krijgen recht op een proportionele billijke vergoeding.

Belangrijke makers zijn: de hoofdregisseur, de scenarioschrijver, de schrijver van de dialogen en degene die ten behoeve van het filmwerk de muziek heeft gemaakt (via art. 40 Aw) “en andere makers die tot het ontstaan van het filmwerk een wezenlijke bijdrage van scheppend karakter hebben geleverd” en hoofdrolspelers (via art. 4 WNR).

9. Welke makers en uitvoerende kunstenaars leveren nog meer een “wezenlijke bijdrage van scheppend karakter”?

(De (hoofd)cameraman (director of photography), de stuntman , de (grafisch) ontwerper van de intro, de computerprogrammeur, de tekenaars van een cartoon? Andere voorbeelden?)

IEF 11481

Een nieuwsfeit met een "historisch sausje"

Kantonrechter Nijmegen locatie Nijmegen 15 juni 2012, CV EXPL 11-8791 \ 426 \ 225 (Guus de Jong Photography tegen B)

gelinkt van totalfootballnl.com

Uitspraak ingezonden door Kitty van Boven, I-ee. advocaten.

Auteursrecht op (historische) foto's. (Geen) citaatrecht of artikel over actuele/toekomstige gebeurtenis waarbij foto uit 1962 wordt geplaatst.

De Jong heeft een schadevergoeding gevorderd ad €255 vanwege gederfde licentie-inkomsten en vordert daarnaast overige (immateriële) schadevergoeding voor het niet kunnen stellen van voorwaarden met betrekking tot het gebruik en verlies van exclusiviteitswaarde van de foto, eveneens €255. B. stelt dat hij geen bewijs heeft ontvangen dat de advocaat van De Jong is gemachtigd door De Jong. Artikel 80 lid 3 Rv vereist dat ook niet, de kantonrechter passeert deze stelling.

B. voert aan dat het niet zeker is dat De Jong de maker is en overlegt een fotokopie van de foto en op internet er niets dat wijst op de eigendom van De Jong. De kantonrechter verwerpt dit verweer onder vermelding van artikel 4 jo. 1 Aw, nu B er in het vervolg van zijn verweer ook van lijkt uit te gaan dat De Jong de maker en rechthebbende is van de foto. In dit geval wordt De Jong als maker gezien, omdat hij degene is die het werk openbaarmaakt. De plaatsing van de foto zonder voorafgaande toestemming op totalfootballnl.com is een auteursrechtinbreuk.

De ingeroepen excepties (citaatrecht en actuele reportage) treffen geen doel.

Er is niet voldaan aan het vereiste dat bij het citaat de bron op duidelijke wijze wordt vermeld, waaronder de naam van de maker (15a lid 1 onder 4 Aw). De naam van De Jong wordt vermeld, maar niet wat de bron is. Aangezien de foto van De Jong is gemaakt tijdens de finale in het Olympisch Stadion in 1962, is er geen sprake van een actuele gebeurtenis, het betreft ook geen foto van de actuele gebeurtenis van de toekenning van de finale 2012 aan de Amsterdam ArenA waarover het artikel van B gaat.

De gevorderde schadevergoeding ad €510 wordt toegewezen en gedaagde B wordt veroordeeld in de proceskosten ad 2.468,61.

4.5. De kantonrechter verwerpt dit verweer, nog daargelaten dat B. er geen duidelijke juridische consequenties aan heeft verbonden en hij er in het vervolg van zijn verweer ook van lijkt uit te gaan dat De Jong de maker en rechthebbende is van de foto. Daartoe overweegt de kantonrechter het volgende. (...)

4.14. B. voert in dit kader aan dat zijn artikel gaat over de omstandigheden rond de finale in het Olympisch Stadion in 1962, die is gewonnen door Benfica. Volgens B. is het dan logisch om beeld van Benfica te gebruiken, waarbij duidelijk het stadion is te zien. B. voert aan dat zijn website vaak een actuele gebeurtenis oftewel een nieuwsfeit gebruikt met een "historisch sausje".

4.15. Ook dit verweer faalt. Artikel 16a Aw heeft alleen betrekking op het opnemen van werken die zelf de actuele gebeurtenis vormen en niet op, bijvoorbeeld, foto's van dergelijke werken. Artikel 16a Aw houdt dus geen beperking in van het auteursrecht op de foto van de actuele gebeurtenis. Het beroep van B. op de uitzondering van artikel 16a Aw gaat daarom al niet op. Daar komt nog bij dat de foto van De Jong is gemaakt tijdens de meergenoemde finale in 1962 en dus geen foto is van de actuele gebeurtenis van de toekenning van de finale van 2013 aan de Amsterdam Arena, waarover het artikel van B. gaat.

IEF 11480

Tweemaal de economische waarde

Kantonrechter Zutphen 9 november 2011, zaaknr. 445601 CV EXPL 11-2080 (Cozzmoss B.V. tegen gedaagde B.)

In de Cozzmoss-serie. Auteursrecht. Integraal overnemen van artikelen op website.

Gedaagde drijft sinds 2002 een onafhankelijk pensioenbureau en heeft zonder uitdrukkelijke toestemming diverse artikelen van De Volkskrant op zijn website geplaatst.

Ten eerste dient te worden opgemerkt dat Cozzmoss ter zitting haar eis heeft verminderd en een deel van het gevorderde (vordering tot staking van inbreuk op het auteursrecht, onder last van een dwangsom) heeft ingetrokken. De kantonrechter oordeelt dat er sprake is van een auteursrechtinbreuk. Gedaagde is volgens de kantonrechter gehouden de geleden schade ad € 2.229,84 (tweemaal de economische waarde) door De Volkskrant te vergoeden, nu er sprake is van schending en aantasting van het auteursrecht van De Volkskrant. De kantonrechter veroordeelt de gedaagde tot het betalen van schadevergoeding en proceskosten.

4.2 Niet is in geding dat gedaagde de artikelen van De Volkskrant in geding heeft geplaatst op zijn website. Nu hij daarvoor geen uitdrukkelijke toestemming heeft gevraagd aan De Volkskrant, en zij die ook niet heeft verleend voor die artikelen, heeft gedaagde door het plaatsten ervan haar auteursrechten geschonden. Dat hij zich niet bewust was van een schending van die auteursrechten, doet daar niet aan af. Het moet immers voor risico van gedaagde blijven dat hij handelt in strijd met wettelijke bepalingen betreffende auteursrechten. Gedaagde heeft onvoldoende onderbouwd aangevoerd dat hij in het verleden expliciete toestemming had van De Volkskrant om haar artikelen met bronvermelding te plaatsen, nog daargelaten dat vast staat dat hij die toestemming voor de artikelen in geding in ieder geval niet heeft gevraagd.

4.4 Op grond van het vorenstaande is gedaagde gehouden de door De Volkskrant geleden schade, die het gevolg is van de inbreuken op haar auteursrechten, te vergoeden. Om deze reden wordt de gevorderde verklaring voor recht afgewezen, nu daaraan het belang is komen te ontvallen en zonder belang komt iemand geen actie toe. Gedaagde heeft onvoldoende onderbouwd aangevoerd dat hij de artikelen met een vertraging van een aantal dagen plaatste. Gelet op de aard van de berichten -het betreft nieuwsberichten- en het door hem gestelde doel van het plaatsen van de artikelen op de website (het informeren van geïnteresseerden over actuele ontwikkelingen op het gebied van pensioen) valt zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, niet aan te nemen dat gedaagde een aantal dagen heeft gewacht met het plaatsen van de berichten.

4.6 Cozzmoss maakt aanspraak op tweemaal de economische waarde omdat de auteursrechten zijn geschonden en aangetast. Gedaagde voert aan dat de gehanteerde verdubbeling van de economische waarde lijkt op een boete en betwist dat daarvoor een rechtsgrond is.

Vooropgesteld moet worden dat ervan uitgegaan moet worden dat De Volkskrant door de inbreuk op haar auteursrechten schade lijdt. Die schade bestaat in ieder geval uit de economische waarde. Daarnaast is sprake van verlies van exclusiviteit. De aard van de schade brengt met zich met zich dat deze - behoudends zich hier niet voordoende uitzonderingen - geschat mag worden. De door Cozzmoss gehanteerde systematiek is niet onredelijk, nu ingezien kan worden dat door de plaatsing van de artikelen op de website zonder toestemming verlies aan exclusiviteit optreedt en de exploitatiemogelijkheden worden verminderd. Zou voor de schade worden uitgegaan van eenmaal de economische waarde, dan komt daarmee niet tot uitdrukking dat gedaagde inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten van De Volkskrant. In zoverre bestaat er dan ook voldoende grond om uit te gaan van tweemaal de economische waarde, zodat geoordeeld wordt dat ter zake van de schade een bedrag van € 2.229,84 kan worden toegewezen. In het midden kan worden gelaten of gedaagde voordeel heeft behaald met het plaatsen van de artikelen nu het gaat om de schade die De Volkskrant lijdt.