Auteursrecht  

IEF 11417

Beperking financiële vergoeding voor korte (voetbal)fragmenten gerechtvaardigd

Conclusie AG HvJ EU 12 juni 2012, zaak C-283/11 (Sky Österreich tegen Österreichischer Rundfunk) - persbericht.


Prejudiciële vraag gesteld door de Bundeskommunikationssenat, Oostenrijk.

Inzake Richtlijn 2010/13/EU. Het recht van alle televisieomroepen op toegang, ten behoeve van korte nieuwsverslagen, tot evenementen van groot belang voor het publiek, waarop exclusieve uitzendrechten rusten. De beperking van de financiële vergoeding tot de aanvullende kosten van het verlenen van toegang en de verenigbaarheid met de artikelen 16 en 17 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Evenredigheid.

Uit't persbericht: Volgens advocaat-generaal Bot is de beperking van de door een televisieomroep verschuldigde financiële vergoeding om korte fragmenten te kunnen gebruiken van evenementen van groot belang voor het publiek, zoals voetbalwedstrijden, gerechtvaardigd  Deze beperking brengt een juist evenwicht tussen de verschillende betrokken grondrechten tot stand.

De richtlijn „audiovisuele mediadiensten” geeft een televisieomroep de mogelijkheid exclusieve televisieomroeprechten op de uitzending van evenementen van groot belang voor het publiek, zoals voetbalwedstrijden, te verkrijgen. Een omroep die dergelijke rechten heeft, moet evenwel andere in de Europese Unie gevestigde omroepen het recht geven korte fragmenten te gebruiken om een kort nieuwsverslag van deze evenementen te kunnen uitzenden. Daartoe moet deze omroep de andere omroepen toegang geven tot zijn signaal om de korte fragmenten vrij te kunnen kiezen. Volgens de richtlijn mag de financiële compensatie voor dit gebruik niet de extra kosten overschrijden die rechtstreeks voortkomen uit het verschaffen van deze toegang.

Gestelde vraag: „Is artikel 15, lid 6, van [de] richtlijn [...] verenigbaar met de artikelen 16 en 17 van het Handvest [...] en met artikel 1 van het aanvullend protocol [nr. 1] bij het [EVRM]?”


Conclusie: „Bij het onderzoek van de gestelde vraag is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de geldigheid kunnen aantasten van artikel 15, lid 6, van richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn ,audiovisuele mediadiensten’).”

IEF 11414

Overname artikel en ook nog inhoudelijk gewijzigd

Kantonrechter Rechtbank Arnhem 4 juni 2012, LJN BW7967 (eiser tegen TH&P)

Auteursrecht. Persoonlijkheidsrechten. Rectificatie.

TH&P heeft een door een onafhankelijk journalist geschreven artikel in een eigen blad voor haar relaties opgenomen. Dit artikel is door TH&P ook nog inhoudelijk gewijzigd zodat het een gunstiger effect had voor het bedrijf. Afgezien van de inbreuk op auteursrechten is hierdoor schade berokkend aan de onafhankelijke opstelling van deze journaliste. Zij heeft haar schade begroot op een door de Nederlandse Vereniging van Journalistiek voorgestane wijze. De vordering tot rectificatie wordt toegewezen.

In citaten:

4.3.  Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [gedaagde partij] door aldus te handelen het werk van [eisende partij] aangetast en heeft zij (daardoor) schade aangebracht aan de eer en de naam van [eisende partij] als auteur als bedoeld in artikel 25, eerste lid, aanhef en onder d, van de Auteurswet. De aantasting bestaat uit het navolgende, in onderlinge samenhang bezien. [gedaagde partij] heeft zonder toestemming van [eisende partij] (a) een groot aantal gedeelten uit het artikel overgenomen, deze gedeelten heeft [gedaagde partij] (b) gewijzigd en verbonden en aangevuld met teksten van eigen hand, terwijl [gedaagde partij] (c) het geheel de vorm van een nieuw werk heeft gegeven. Door de bronvermelding onder het artikel heeft [gedaagde partij] de inhoud van het artikel vervolgens (d) ten onrechte aan [eisende partij] toegeschreven.

4.4.  Met de aantasting van het auteursrechtelijk werk heeft [gedaagde partij] onrechtmatig jegens [eisende partij] gehandeld. [gedaagde partij] is dan ook gehouden tot vergoeding van de daardoor door [eisende partij] geleden schade.


4.5.  [eisende partij] heeft aangevoerd dat haar schade met name is gelegen in de aantasting van haar persoon, althans haar professionele opstelling. Ze staat bekend als een onafhankelijk en kritisch journalist. Dat is ook, aldus [eisende partij], wat haar opdrachtgevers van haar verlangen. Door deze publicatie is de suggestie gewekt dat zij zich niet (te allen tijde) onafhankelijk en kritisch opstelt. Voor haar is het van zwaarwegend belang dat die suggestie wordt vermeden.


4.6.  [eisende partij] heeft haar schade begroot op een door de Nederlandse Vereniging van Journalistiek voorgestane wijze. [gedaagde partij] heeft daartegenover aangevoerd dat de schade volgens haar nooit meer kan bedragen dan € 250,00, het reeds door haar betaalde bedrag. Dit is een onvoldoende betwisting van de door [eisende partij] geleden schade.

De kantonrechter begroot de schade dan ook op de voet van artikel 6:97 BW op - in totaal - € 562,50, zodat door [gedaagde partij] nog een schadebedrag van € 262,50 aan [eisende partij] verschuldigd is. Nu daartegen geen afzonderlijk verweer is gevoerd, zal de gevorderde wettelijke rente eveneens worden toegewezen en wel vanaf 15 december 2011.

IEF 11413

Vergoeding programmagegevens na Football Dataco

Wijziging mediawet, Kamerstukken I, 2011-2012, 33 019 nr. c.

Mogelijke strijdigheid met Europees recht:

 

De leden van de CDA-fractie vernemen graag de opvatting van de regering over de gevolgen van de recente uitspraak van het Europese Hof in de Dataco-zaak [red. IEF 10977] voor de regeling voor het vrijgeven van de programmagegevens, zoals die bij amendement in het wetsvoorstel is opgenomen. Zij zijn van mening dat het vragen van een vergoeding voor het gebruik van programmagegevens ingevolge deze uitspraak in strijd is met het Europese recht, in het bijzonder de Databankenrichtlijn. Op grond hiervan zou naar hun mening de wet aangepast moeten worden c.q. de bepalingen over de vergoeding buiten toepassing moeten blijven.

De regering deelt de opvatting van de leden van de CDA-fractie niet. Het gaat om twee verschillende zaken die uiteraard wel verband met elkaar hebben: de geschriftenbescherming van de Auteurswet en de verplichte beschikbaarstelling van de programmagegevens op grond van de Mediawet 2008. Het amendement regelt in het wetsvoorstel dat de programmagegevens tegen een marktconforme prijs verplicht beschikbaar worden gesteld. De hoogte van die prijs wordt door het Commissariaat voor de Media (hierna: Commissariaat) vastgesteld. Tevens regelt het amendement de wijze en voorwaarden van beschikbaarstelling. De uitspraak van het Hof gaat over de vraag of wedstrijdschema’s onder het beschermingsregime van de Databankrichtlijn vallen. Indien dit niet zo is, dan zou geen aanvullende auteursrechtelijke bescherming in nationale wetgeving zijn toegestaan. De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie bestudeert nog de vraag of en zo ja welke consequenties deze uitspraak heeft voor de regeling van de geschriftenbescherming in de Auteurswet. De commissie Auteursrecht zal hierover advies gevraagd worden.

 

De programmagegevens worden inderdaad beschermd door de geschriftenbescherming. Mocht deze komen te vervallen, dan kunnen programmagegevens zonder vergoeding worden overgenomen indien zij door vrije nieuwsgaring zijn verkregen. Tenzij de programmagegevens, anders dan wedstrijdschema’s, wel in aanmerking komen voor databankbescherming. Hoe dit ook zij, het vervallen van de geschriftenbescherming verplicht de omroepen nog niet om de gegevens actief beschikbaar te stellen. De regeling van de verplichte en tijdige beschikbaarstelling in het wetsvoorstel heeft dus een zelfstandige functie, los van het al dan niet bestaan van de geschriftenbescherming. Mocht de geschriftenbescherming komen te vervallen, dan kan dat van invloed zijn op de hoogte van de marktconforme prijs van met name de programmagegevens die voor gedrukte gidsen worden gebruikt. Het Commissariaat kan hiermee rekening houden bij zijn periodieke herberekening van de markconforme waarde.

 

De regering ziet dus geen reden om de wet aan te passen of om de bepalingen over de vergoeding buiten toepassing te laten. De voorgestelde mediawettelijke regeling heeft, met of zonder geschriftenbescherming in de Auteurswet, zelfstandige waarde.

IEF 11412

Grenspost (conclusie AG)

Conclusie A-G Langemeijer HR 8 juni 2012, in zaak 07/13259 (Stichting de Thuiskopie tegen Opus Supplies c.s.)

Conclusie ingezonden door Vivien Rörsch en Tobias Cohen Jehoram, De Brauw Blackstone Westbroek.

Auteursrecht. Thuiskopie. In dit geding, over de uitleg van art. 16c Auteurswet, wordt de procedure voortgezet na het tussenarrest van de Hoge Raad van 20 november 2009 (IEF 8367) en na het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 16 juni 2011 (IEF 9791).

Een Duitse aanbieder verkoopt vanuit Duitsland via internet blanco-gegevensdragers aan Nederlandse consumenten. De vraag is wie dan als ‘importeur’ (op wie de verplichting tot betaling van de thuiskopievergoeding rust) in de zin van art. 16c lid 2 Aw moet worden aangemerkt.

2.20. De slotsom is dat Opus GmbH voor de toepassing van art. 16c lid 2 Aw moet worden aangemerkt als de importeur van de desbetreffende goederen. Anders dan Opus GmbH in de feitelijke instanties als argument heeft aangevoerd, is niet vereist dat de importeur woont of gevestigd is in het land waarin de goederen worden ingevoerd. Grief 2 slaagt en, in het voetspoort daarvan, ook grief 5.

De conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en, ondanks het verzoek van de Stichting dat de Hoge Raad de zaak zelf afdoet, en tot verwijzing van de zaak naar een ander gerechtshof.

Leestips: 2.25 - 2.27.

IEF 11409

Raad en Parlement eens over openbaarmaking verweesde werken

EU Council and Parliament agreed in making publicly available orphan works - persbericht

In mei 2011 werd het voorstel ingediend voor de Richtlijn voor bepaald gebruik van verweesde werken (hier), zojuist is bekend gemaakt:

MEPs and Council reached an informal deal to make publicly available across the EU those works (such as photos, films or poems) whose right holder cannot be found. Lidia Geringer de Oedenberg, the MEP responsible for the report in the EP, welcomed the deal as a first step towards harmonisation of copyright rules in the EU. The outcome will need final approval from the Committee on Legal Affairs, Parliament as a whole and in the Council.

IEF 11405

Om te lezen: Using Copyright to Promote Access to Information and Creative Content

S.F. Musungu, R.A. Ghosh, C.A. Jasserand & P.B. Hugenholtz, Part I, II and III of a study commissioned by WIPO on Using Copyright to Promote Access to Information and Creative Content, WIPO.int 25 maart 2012. - in .doc-bestand.

The Annex to this document contains a Study on Using the Copyright Framework to Promote Access to Information and Creative Content prepared under the project on Intellectual Property, Information and Communication Technologies (ICTs), the Digital Divide and Access to Knowledge (CDIP/4/5/REV).  The part one of this Study addressing the Education and Research, has been prepared by Mr. Sisule F. Musungu, President, IQsensato, Geneva, the second part on Software Development Practices has been prepared by Mr. Rishab Aiyer Ghosh, Senior Researcher, Maastricht University, UNU-Merit, Maastricht, The Netherlands, and the third part on Public sector information has been prepared by Ms. Catherine Jasserand, LL.M, Researcher, and Professor Bernt Hugenholtz, Director, Institute for Information Law (IViR), University of Amsterdam, The Netherlands.

Part I: Using the Copyright Framework to Promote Access to Information and Creative Content for E&R Resources – Case Studies
Part II: IPR regimes for software:  Copyright, Open Source and Limitations and Exceptions
Part III: Public Sector Information

 

Recommendations Part I, p. 22 - 23:

(...) In addition to its role as a discussion/negotiations forum, WIPO invests significantly and is an important source of E&R resources on IP and related subjects.  The relevant E&R resources range from course and training materials through to studies, such as this one, through to a journal and other publications.  Taking into account the work that has already began under the Development Agenda Project on IP, ICTs, the Digital Divide and Access to Knowledge, WIPO could, within its mandate, play a more significant role with respect to OA for E&R resources.


To start with, as a significant provider of E&R resources on IP and related subjects, a first question that needs to be asked is what WIPO’s copyright management model for these E&R resources is.  To the extent that OA approaches can enhance access to E&R information and content WIPO could, as an institution adopt or, at least, pilot this approach to its E&R resources.  As noted in section 2.5 above, WIPO has already begun a process to consider the potential for OA with respect to its own materials and possible open licensing models for international organizations.  By adopting or piloting this approach at the institutional level, WIPO could achieve several objectives.  In addition to enhancing the availability of the said E&R information and content, the WIPO Secretariat could learn valuable lessons and gain experience that could be used in providing advice or assistance to those developing countries that are interested in using OA approaches.  Overtime, WIPO could also develop replicable best practices and generate useful information for assessing sustainability and effectiveness of these approaches.


There is also a clear role for awareness and education in this area.  While there is has been a significant rise in the uptake of OA as a copyright management model or practice for E&R resources, OA is still not well understood even by those who may associate with its principles.  Leveraging its mandate as a forum for discussion on copyright and related matters, WIPO should ideally continue to provide a space, in the CDIP or elsewhere, for raising awareness regarding this model and what it can and cannot do.  In the same context, WIPO provides an ideal forum and space to examine best practices in this area from different countries.


The greater interest and investment by governments and institutions in OA as a model for managing copyright in E&R resources is an important development.  As the uptake of this approach grows, it will be critical that better evidence is made available to policymakers, especially in developing countries, on the sustainability and effectiveness of this model. Taking advantage of WIPO’s increased investments in research and evidence gathering coupled with the broader interest in evidence-based IP policies and strategies, another role for WIPO in future could be evidence gathering and dissemination.  As this Study reveals, there remains limited data and evidence regarding sustainability and longer-term effectiveness of this model.  The body of evidence, particularly in developing countries, could be significantly enriched by WIPO.

 

Recommendations Part II, p. 64-65:

Recommendations are listed below with a primary focus on WIPO initiatives, and a secondary focus on member states activities:


1.    Avoid aggravating policy lag;  increase awareness of open source as a source of innovation in software.  WIPO, like many member states, has in the past not paid much positive attention to open source, although this has changed in the past few years.  The world's software industry is now, with few exceptions, run on open source software.  The global economy – the New York and London Stock Exchanges and NASDAQ – run on open source software (Linux) .  Mobile computing, the fastest growing way for ICT distribution in developing countries, is also dominated by open source software such as Linux and Google's Android .  It is important for policy makers at all levels to recognise that open source licensing is an innovation and licensing model that has been widely accepted by industry and provides a legitimate way for broadening ICT access.


2.    WIPO should include open source licensing and IPR issues in technical training.  Unlike many sectors of IPR, broadening access to software does not necessarily depend on exceptions and limitations;  open source software relies on copyright law within the boundaries set by TRIPS.  National PTOs and copyright offices often lack awareness of the IPR issues involved with open source software;  as it is an important policy option, WIPO should ensure the provision of technical training to increase knowledge and awareness among member states.  Several resources for this purpose have been created by member states themselves (especially within the EU's OSOR project)


3.    WIPO should specifically address open source in discussions on standards and IPR, specifically Standards Policy and Patent Policy, where open source software may be penalised.  Recent publications and policy statements in the EU (specifically, European Commission) are highly relevant for an appropriate approach


4.    Encourage the study of fiscal policies, such as equitable tax treatment for open source creators:  open source software contributions should be treated as charitable donations for tax purposes.  Where this is already possible, spread awareness among firms, contributors and authorities.  (Primarily an issue for member states, although perhaps also for WIPO – the ToR for this study specifically called for a discussion of fiscal issues)


5.    Avoid penalising open source in innovation and R&D incentives, public R&D funding and public software procurement that is currently often anti-competitive and favours specific proprietary brands to a far greater extent than most other sectors of procurement (member states)


6.    Avoid lifelong vendor lock-in in educational systems by teaching students skills, not specific applications;  encourage participation in open source-like communities (member states)

 

Recommendations Part III, p. 94:


1.    For any model of promoting access to and re-use of government information, having rigorous freedom of information laws in place is a sine qua non.  There are still numerous countries in the world that have yet to adopt such laws.   In those countries that already have such laws in place, public awareness thereof needs to be raised or increased.


2.    Governments should be encouraged to clear the copyright status of public sector information and other intellectual property rights that might prevent the public from accessing and re-using public sector information.  Governments might consider implementing one of three models:  (1) placing all public sector information in the public domain;  (2) excluding only official acts from copyright protection and allowing re-use of other types of public sector information under permissive (open) licenses, or (3) protecting all public sector information but allowing re-use through copyright waivers or permissive (open) licenses.  WIPO could play a dual role here by (a) drafting model laws, and (b) educating lawmakers in member states and/or providing technical assistance.  Alternatively, Governments might combine the different models to set up their own.  WIPO could also guide countries in finding the suitable model matching national copyright law and policy with public sector availability and funding options.


3.    Governments should be encouraged to set up their own national portals to facilitate the accessibility, dissemination and re-use of public sector information.  However, the decision to set up and maintain a governmental portal should be taken following an assessment of the financial sustainability of the model.


4.    In those countries where public sector information is (fully or partially) protected by copyright, this should be released under an open license, either by way of a (standard) license (such as Creative Commons) or a tailor-made license.  Here again, WIPO could possibly play a role, either by publishing best practices or by developing suitable standard license models.  Alternatively, countries might consider setting legal standards by regulatory means, such as laws or guidelines, permitting reutilization of public sector information under generous conditions.

IEF 11403

Naamsvermelding op logo niet praktisch

Vzr. Rechtbank Amsterdam 5 juni 2012, KG ZA 12-445 HJ/MB (Han Lans Amsterdam B.V. tegen Monta Street GmbH c.s.)

Uitspraak ingezonden door Bjorn Schipper, Bousie Advocaten. In navolging van IEF 9828 (Rb Haarlem) Lans tegen Monta en gelijktijdig behandeld met  IEF 11402 (Wasi Malik tegen Monta Street)

Auteursrecht op foto die is verwerkt tot logo. Toestemming door betaling. Naamsvermelding op logo niet praktisch.

Wasi is een straatvoetballer die zich beroepsmatig met deze sport bezighoudt. Monta heeft met een Wasi een promotieovereenkomst gesloten. In dit kader heeft fotograaf Han Lans een fotoshoot gedaan. Er wordt  staking van gebruik van de auteursrechtelijk beschermde foto als silhouet in een logo gevorderd.

Het is zonder meer aannemelijk dat Lans aan toestemming voor het gebruik van zijn foto voor het vervaardigen van het logo de voorwaarden zou hebben verbonden dat daarvoor een vergoeding zou zijn betaald. Hetgeen Monta c.s. hebben aangevoerd is onvoldoende om tot een tegengestelde conclusie te komen. Dit betekent dat voorshands kan worden aangenomen dat het inbreukmakend, onrechtmatige karakter aan het gebruik zou komen te ontvallen, als aan Lans c.s. een passende vergoeding zou worden betaald.

Persoonlijkheidsrechten zijn niet geschonden, in citaat:

4.10. Dat de persoonlijkheidsrechten van Lans door de bewerking van de foto zijn geschonden is niet aannemelijk geworden. Lans c.s. heeft niet nader toegelicht en/of gemotiveerd dat het logo een verminking of andere aantasting van zijn werk betreft. Dat zou mogelijk anders kunnen zijn als de foto waarvan het silhouet is overgetrokken  bij het publiek bekend was. Dat is echter voorshands niet komen vast te staan. Monta heeft immers verklaard zich niet te herinneren dat zij deze specifieke foto eerder op de website heeft gepubliceerd, en Lans heeft het tegendeel niet aannemelijk gemaakt. Aannemelijk is dat de foto de laatste jaren niet op enige website van Monta c.s. te zien is geweest. Ook de omstandigheid dat de naam van Lans niet bij het logo is vermeld, kan Lans c.s. Monta c.s. niet tegenwerpen. Zoals in het vonnis van 25 mei 2011 is overwogen is gesteld noch gebleken dat Lans c.s.in een eerde stadium (voor het uitbrengen van de dagvaarding) aanspraak op vermelding van zijn nam heeft gemaakt bij de publicaties van foto's uit de fotoshoot op de website van Monta. Daar komt nog bij dat de naamsvermelding in het logo praktisch gezin niet haalbaar zou zijn, zoals  Monta c.s. terecht heeft aangevoerd, aangezien het logo op kleding is aangebracht en het daarbij in een aantal gevallen, met name als het logo gestikt is, gaat om een klein logo (van enkele centimeters), waarbij het silhouet grofmazig is aangebracht.

Op andere blogs:
Intellectueeleigendomsrecht.nl
(Verveelvoudiging door een nieuw oorspronkelijk werk)
MediaReport (Van foto naar logo: Hoe zit het met portret- en auteursrecht)

IEF 11401

Afmetingen voorgeschreven door een standaard

Hof Leeuwarden 5 juni 2012, LJN BW7540 (Score tegen geïntimeerden)

Uitspraak mede ingezonden door Douglas Mensink, MICTA.

 

Hoger beroep na IEF 8976 (Rb Groningen) en IEF 8647 (Hof Arnhem), waarin is bepaald dat er geen auteursrecht op de voetsteun rust en waarbij (ten overvloede) wordt geconcludeerd dat er in vergelijking met andere producten geen sprake is van slaafse nabootsing.

Auteursrechtelijk werk?
De beschermde subjectieve elementen van de voetenplank: de afmeting, de afgeronde hoeken en de (daarmee verkregen) achthoekige vorm, de 17 lijnen in de vorm van een soort brede V, de materiaalkeuze en de kleur zijn in overwegende mate ingegeven door de aan een voetensteun te stellen functionele en technische eisen waardoor het idee samenvalt met de uitdrukking daarvan. De afmetingen van de voetenplank worden voorgeschreven door de gestandaardiseerde DIN 4556.

Het hof is van oordeel dat, in het licht van de daartegenover gestelde betwisting, onvoldoende is onderbouwd op welke wijze de voetensteun een eigen plaats in de markt heeft. Er is geen sprake van slaafse nabootsing.

 

12.  Het hof is met de rechtbank van oordeel dat alle door [appellanten] gestelde beschermende subjectieve elementen van de voetenplank, te weten (i) de afmeting (ii) de afgeronde hoeken en de (daarmee verkregen) achthoekige vorm, (iii) de 17 lijnen in de vorm van een soort brede V, (iv) de materiaalkeuze en (v) de kleur, in overwegende mate zijn ingegeven door de aan een voetensteun te stellen functionele en technische eisen waardoor het idee samenvalt met de uitdrukking daarvan. Daartoe is het volgende redengevend.


13.  Zoals hiervoor reeds is overwogen staat vast dat de afmetingen van de voetenplank worden voorgeschreven door de DIN 4556. Ook uit de hiervoor genoemde verkoopbrochure van [appellanten] kan worden opgemaakt dat de afmeting van de voetenplank is ingegeven door het gebruik dat er van wordt gemaakt. In de brochure wordt immers meegedeeld dat de compacte vorm, het lichte gewicht en de eenvoudige bediening van de voetensteun in grote mate bijdragen tot een gezonde zithouding van de mens op de werkplek. Het hof kan in de afmetingen van de plank dus geen eigen intellectuele schepping van de auteur ontdekken.


14.  In de achthoekige vorm van de plank kan het hof evenmin een eigen intellectuele schepping van de auteur ontdekken. Dit geldt temeer nu door [appellanten] niet is weersproken de stelling van [geïntimeerden] dat de afronding van de hoeken voorkomt dat men (bij het gebruik van de voetensteun) benen en voeten bezeert (vgl. sub 18 conclusie van dupliek). Voor zover [appellanten] ingang wensen te doen vinden dat hiermee nog niet vaststaat dat de achthoekige vorm technisch is bepaald, overweegt het hof dat [appellanten] met deze stelling miskennen dat niet alleen technische eisen maar ook functionele eisen, waaronder ergonomische eisen, de ontwerpvrijheid van de auteur op een wijze beperken als bedoeld in de hiervoor onder 8. geciteerde rechtspraak.

15.  Uit de door [appellanten] overgelegde brochure (zie productie 4 bij de inleidende dagvaarding) is voorts op te maken dat het profiel op de bovenkant van de plank er voor zorgt dat de voeten niet van de plank wegglijden. Door [appellanten] is niet weersproken dat de lijnen (in een V) omhooglopen teneinde te voorkomen dat de voeten bij het instellen van de juiste hellingshoek van de steun afglijden. In het licht van deze functionele vereisten, hebben [appellanten] naar het oordeel van het hof onvoldoende duidelijk gemaakt waaruit de subjectieve keuzes bestaan die de voetenplank een oorspronkelijk karakter verlenen.


16.  Ook de materiaalkeuze is, anders dan [appellanten] stellen, voornamelijk functioneel bepaald. Dit leidt het hof af uit de door [appellanten] overgelegde prijslijst (zie productie 8 bij de inleidende dagvaarding, blz. 9) waarin met zoveel woorden is opgenomen dat de bovenzijde (van de voetensteun) bestaat uit een slijtvaste plank van hoogwaardige kunststof. Met [geïntimeerden] is het hof van oordeel dat de kleur van de voetenplank, zwart, eveneens functioneel is bepaald. Donkere kleuren vallen onder een bureau minder op, terwijl vuil en strepen van schoenzolen minder zichtbaar zijn.


17.  Aan [appellanten] kan worden toegegeven dat het doorlopen van de verticale profielen in de zijkant van de plank getuigt van een subjectieve keuze. Binnen het gehele ontwerp is dit aspect echter van zodanig ondergeschikte aard dat het niet een eigen auteursrechtelijk relevante inbreng teweegbrengt. De omstandigheid dat branchegenoten de hier bedoelde voetensteun herkennen als een voetensteun afkomstig van Score, doet hieraan niet af. Het herkomstcriterium speelt bij de beoordeling of iets te beschouwen is als een werk in de zin van de Auteurswet immers geen rol.


18.  De conclusie van het hof is dat vorm van de voetenplank van [appellanten] te zeer het resultaat is van door bepaalde functionele en technische uitgangspunten beperkte keuzes en dus niet kan worden beschouwd als een auteursrechtelijk werk in de zin van artikel 10 van de Auteurswet. Nu [appellanten] hun vordering primair hebben gebaseerd op de overdracht van auteursrechten, is de vordering door de rechtbank op de primaire grondslag terecht afgewezen.


Slaafse nabootsing:

21.  [appellanten] stellen zich op het standpunt dat het bewezen succes van de voetensteun aannemelijk maakt dat sprake is van een product met een eigen plaats op de markt en een voldoende onderscheidend vermogen (vgl. sub 43 memorie van grieven). Zij motiveren of onderbouwen hun stelling verder niet. [geïntimeerden] betwisten dat de voetensteun onderscheidend vermogen bezit ten opzichte van de andere in de handel verkrijgbare soortgelijke producten omdat de voetenplank technisch/functioneel is bepaald (vgl. sub 13 conclusie van antwoord).


22.  Het hof is van oordeel dat [appellanten], in het licht van de daartegenover gestelde betwisting van [geïntimeerden], onvoldoende hebben onderbouwd op welke wijze hun voetensteun een eigen plaats in de markt heeft.

IEF 11395

Oracle vangt bot tegen Google inzake bescherming functionaliteit

District Court for the Northern District of California 31 mei 2012 (Oracle/Google)

Met samenvatting van Polo van der Putt, Vondst Advocaten.

Uit Amerika, maar niet minder interessant. Auteursrecht op functionaliteit. "This action was the first of the so-called “smartphone war” cases tried to a jury. This order includes the findings of fact and conclusions of law on a central question tried simultaneously to the judge, namely the extent to which, if at all, certain replicated elements of the structure, sequence and organization of the Java application programming interface are protected by copyright."

Op 2 mei jl. heeft het Hof van Justitie zich uitgelaten over de auteursrechtelijke bescherming van functionaliteit van software (zie HvJ 2 mei 2012, zaak C-406/10 (SAS Institute), IT 771):

"Article 1(2) of Council Directive 91/250/EEC of 14 May 1991 on the legal protection of computer programs must be interpreted as meaning that neither the functionality of a computer program nor the programming language and the format of data files used in a computer program in order to exploit certain of its functions constitute a form of expression of that program and, as such, are not protected by copyright in computer programs for the purposes of that directive." 

Geen bescherming van functionaliteit dus. De rechtbank van het noordelijke district van Californië komt tot dezelfde conclusie (p. 34):

"Contrary to Oracle, copyright law does not confer ownership over any and all ways to implement a function or specification, no matter how creative the copyrighted implementation or specification may be. The Act confers ownership only over the specific way in which the author wrote out his version. Others are free to write their own implementation to accomplish the identical function, for, importantly, ideas, concepts and functions cannot be monopolized by copyright."

Zo worden er de laatste tijd meer principiële zaken uitgevochten over de omvang van het auteurecht op software (zie bijvoorbeeld de UsedSoft zaak, IT 763 inzake uitputting en tweedehands software en IT 197 inzake auteursrecht op gebuikersinterface).

Ik kan me niet aan de indruk ontrekken dat de klassieke softwarebedrijven, die hun markt zien verdwijnen door de opkomst van Cloud Computing en apps, het laatste slaatje proberen te slaan uit hun soms archaïsche systemen. De stroom (beweerdelijke) licentie-inbreukzaken op mijn bureau en de bureaus van mijn confrères (naar ik heb vernomen) spreekt boekdelen.

IEF 11394

Toespraak directievoorzitter Buma/Stemra

Samenvatting toespraak directievoorzitter Hein van der Ree tijdens de ALV (Algemene Ledenvergadering) Buma/Stemra 16 mei 2012

We kijken terug op een roerig jaar, met bijzondere hoogte- en dieptepunten. Voor ons én voor onze 200 medewerkers, die zich dagelijks volop inzetten voor muziekauteurs en uitgevers. Maar voordat we naar de bijzondere resultaten van het afgelopen jaar gaan, wil ik jullie eerst kort meenemen langs de financiële resultaten.

Dit keerden we uit: Aan Nederlandse leden en deelnemers keerde Buma vorig jaar 70,3 miljoen euro uit en Stemra 24,4 miljoen euro. Zo keerden we uit: Waar we wel één-op-één kunnen uitkeren, doen we dat. Uitkering aan SoCu: Vorig jaar ging 9,6 miljoen euro naar het Fonds voor Sociale en Culturele doeleinden (SoCu).

Aantal leden: Een toename dus van 1.133 leden. Ook de database met werken groeit:het totaal komt nu op zo’n 6,8 miljoen werken. Onze positie in Europa: Net als voorgaande jaren zitten we in 2011 weer in de Europese top 3 van Collectieve Beheersorganisaties (CBO’s) met de laagste exploitatiekosten.

De tevredenheid van onze leden: Onze leden wilden graag verbeteringen op het gebied van:
•    Betere en snellere opvolging van klachten
•    Meer transparantie en duidelijkheid
•    Makkelijker opgeven van nieuwe liedjes
•    Meer rekening houden met de online werkelijkheid
•    De kerntaken – het innen en verdelen – beter uitvoeren

 

Verbeterpunt: klachtenafhandeling: we zetten volop in op klant- en servicegerichter werken én in het werken conform ‘case ownership’. Dat betekent dat er nog maar één persoon verantwoordelijk is voor de gehele behandeling van de klacht.

 

Verbeterpunt: transparantie en communicatie
•    Deze zomer wordt de portal grotendeels vernieuwd met onder meer een overzichtelijk dashboard waar alle relevante informatie in één oogopslag is te zien.
•    Vorig jaar oktober lanceerden we onze nieuwe website.
•    Begin dit jaar introduceerden we de Songtracker-app, waarmee auteurs het gebruik van hun muziek op landelijke radiozenders kunnen volgen.
•    Een van onze andere innovatieve toepassingen is de nieuwe website Airplayclaim.nl, bedoeld om muziek waarvan de auteur of uitgever niet bekend is, te claimen.

 

Nieuw in 2011: Buma Jr.
Ons nieuwe initiatief Buma Jr. is bedoeld om componisten en tekstschrijvers tot 26 jaar te adviseren over hun auteursrechten.

Voor de muziekgebruikers
Als klanten dit willen, dan krijgen ze van Buma, Sena en Videma nog maar één factuur. Via Mijnlicentie.nl gaan jaarlijks zo’n 130.000 facturen naar muziekgebruikers.

Politiek en tariefdifferentiatie: De politiek pleit voor tarieven op maat, gedifferentieerd naar de mate van en soort muziekgebruik.
En verder: onze omgeving, Downloadverbod, Veranderingen in de organisatie