Auteursrecht  

IEF 10455

Hans Klok - Lijdend voorwerp draagt een kostuum

Rechtbank 's-Gravenhage 9 november 2011 KG ZA 11-1144 (Act One BVBA tegen Invisible B.V.)

Met dank aan Martin Hemmer en Roderick Chalmers Hoynck van Papendrecht, AKD advocaten 

Auteursrecht op illusies. Samenwerking. Magic consultant Rafael van Herck is werkzaam als illusionist en als ‘magic consultant’. Onder de werkzaamheden als consultant valt onder meer het opzetten van routines en choreografieën met betrekking tot reeds bestaande illusies. Illusionist Hans Klok heeft een aantal routines in zijn show opgenomen die voorwerp zijn van dit geschil. Hiermee treedt hij op over de gehele wereld en heeft grote bekendheid verworven. Voor zijn theatershow “The Beauty of Magic” in Las Vegas maakt gebruik van de diensten van eiser. De routine van de ‘head drop’ en de combinatie met hand through body zijn originele creaties zijn en mitsdien auteursrechtelijk beschermd in de zin van artikel 10 lid 1 onder 2 en onder 4 Aw.

Auteursrecht op routine 'hand through body' wordt afgewezen vanwege eerdere opvoering Duitse illusionisten, de routine 'head-drop' komt auteursrechtelijk bescherming toe evenals de combinatie van voorgaande. Wereldwijd verbod voor vertonen van ´head drop´. De handhaving wordt versterkt met een dwangsom van €5.000 per keer met een maximum van €50.000.

Auteursrecht op kostuum de getekende onthoudingsverklaring in deze ziet op de uiterlijke vormgevingsaspecten, maar het spoedeisend belang is niet aannemelijk gemaakt. Know how bescherming voor de binnenkant van het kostuum (uitbreiding van grondslag) wordt eerst pas ter zitting aangevoerd en wordt aldus afgewezen. Beroep op slaafse nabootsing van kostuums afgewezen. Proceskostenveroordeling ad €12.205,17 met uitgebreide berekening.

Auteursrecht ‘hand through body’ routine 
4.4. De routine van de ‘hand through body’, zoals (onbestreden) bedacht door [X] vormt voorshands oordelend geen auteursrechtelijk beschermd werk. De voorzieningenrechter stelt vast dat Siegfried en Roy, Meister der Illusion (productie 1 van [Y] c.s.) reeds in 1988 uitvoering gaven aan de ‘hand through body’ illusie in een meesterbediende formatie. Daarbij maakten Siegfried en Roy gebruik van een kostuum [vertrouwelijk], alsmede een dienblad met daarop een glas water, waarnaar de meester door het lichaam van de bediende reikt. [X] heeft niet betwist dat de routine van Siegfried en Roy eerder bestond (en hij deze kende), doch heeft zich op het standpunt gesteld dat hij creatieve elementen heeft toegevoegd waardoor zijn routine is aan te merken als een auteursrechtelijk beschermd werk. De voorzieningenrechter is voorshands echter van oordeel dat in feite het enige element dat [X] heeft toegevoegd aan deze reeds bestaande routine is dat de bediende wegdraait op het moment dat de meester het glas water tracht te pakken. Hiervan heeft [Y] c.s. terecht gesteld dat die enkele beweging te triviaal is om aan het geheel een eigen, oorspronkelijk karakter en een persoonlijk stempel van de maker te geven. Op de routine van de ‘hand through body’, zoals bewerkt door [X], rust derhalve naar voorlopig oordeel geen auteursrechtelijke bescherming toebehorend aan [X].  

Auteursrecht ‘head drop’ routine 4.6. Dat de routine van de ‘head drop’ enkel zou bestaan uit banale of triviale onderdelen, zoals [Y] c.s. heeft aangevoerd, is voorshands niet aannemelijk geworden. Getuige de door [Y] c.s. overgelegde fragmenten van uitvoeringen van de ‘head drop’ bestaan er vele manieren om de ‘head drop’ uit te voeren. [X] heeft specifiek gekozen voor het gegeven dat de illusie door twee personen gezamenlijk wordt uitgevoerd, een meester en een bediende. In de als productie 2 overgelegde routines wordt de ‘head drop’ telkens uitgevoerd door één illusionist. Daarnaast heeft [X] de keuze gemaakt voor een schouderklop van de meester die het vallen van het hoofd lijkt te veroorzaken. Ook heeft [X] gekozen voor het effect dat het hoofd met de kin op het dienblad lijkt te vallen in plaats van in het luchtledige, de schrikreactie van de meester gevolgd door het al dan niet uitspuwen van de slok water en het specifieke samenspel van de meester en de bediende. Hoewel deze elementen wellicht ieder voor zich al bekend waren respectievelijk enigszins triviaal overkomen, is voorshands voldoende aannemelijk dat het totaalbeeld van de routine wordt bepaald door een eigen verhaal van de maker en daarmee van creatieve keuzes die leiden tot het persoonlijk stempel van die maker. De routine van de ‘head drop’ komt derhalve voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking.

4.7. Voorshands oordelend maakt [Y] c.s. inbreuk op het auteursrecht van [X] door de routine op exact dezelfde wijze uit te voeren. [Y] c.s. maakt in zijn shows eveneens gebruik van een meester-bediende formatie, een dienblad en een glas water, een schouderklop die het vallen van het hoofd veroorzaakt en een schrikreactie van de meester. Door niet altijd de slok water uit te spuwen, zoals tijdens de show in Roermond in augustus 2011 en in het Japanse televisiefragment uit september 2011, wordt naar voorlopig oordeel onvoldoende afstand gecreëerd ten opzichte van de routine van [X]. De act in zijn geheel is nagenoeg identiek. Met name het feit dat het samenspel tussen de meester en de bediende, welke kenmerkend is voor de routine van [X], op dezelfde wijze is vormgegeven, maakt dat de totaalindruk van de routines dezelfde is, hetgeen overigens door [Y] c.s. niet is betwist. De vordering met betrekking tot het auteursrecht op de ‘head drop’ routine zal derhalve worden toegewezen zoals in het dictum verwoord.

Auteursrecht gecombineerde routine 4.8. Gelet op de auteursrechtelijke bescherming van de routine van de ‘head drop’, wordt de gecombineerde routine, waarbij deze volgend op de ‘hand through body’ in één verhaal wordt gepresenteerd weergegeven in 2.6, voorshands eveneens aangemerkt als een auteursrechtelijk beschermd werk.

Auteursrecht kostuum 4.9. [X] heeft aangevoerd dat [Y] c.s. door het kopiëren van de uitwendige vormgeving van het kostuum inbreuk maakt op het auteursrecht van [X] alsmede onrechtmatig heeft gehandeld door het kostuum slaafs na te bootsen. De voorzieningenrechter stelt vast dat [Y] c.s. inmiddels een onthoudingsverklaring heeft getekend die ziet op de uiterlijke vormgevingsaspecten van het kostuum, waarvan [X] niet heeft gesteld dat de inhoud daarvan onvoldoende zou zijn. In het licht van deze onthoudingsverklaring heeft [X] geen (spoedeisend) belang aannemelijk gemaakt bij een inbreukverbod of een veroordeling op grond van slaafse nabootsing, noch is een dergelijk belang anderszins gebleken. Deze vorderingen zullen dan ook worden afgewezen.

Knowhow kostuum 4.10. [Y] c.s. heeft ter zitting bezwaar gemaakt tegen uitbreiding (van de grondslag van de vordering) met knowhow bescherming voor de binnenkant van het kostuum. Met [Y] c.s. heeft de voorzieningenrechter uit de dagvaarding noch de daarbij behorende producties af kunnen leiden dat de vordering van [X] ten aanzien van het kostuum tevens ziet op de specifieke techniek van het geraamte, de knowhow van (de binnenkant van) het kostuum. [X] heeft in de dagvaarding de nadruk gelegd op het uiterlijk van het kostuum. Eerst bij pleidooi heeft [X] een ontwikkeld standpunt ingenomen ten aanzien van de specifieke knowhow en bijbehorende voordelen van de binnenkant van het door hem ontworpen kostuum. De voorzieningenrechter is van oordeel dat, gelet op de uitdrukkelijke bezwaren daartegen van [Y] c.s., behandeling van deze eerst ter zitting aangevoerde gronden in strijd komt met de eisen van een goede procesorde, zodat het betoog ten aanzien van de knowhow moet worden gepasseerd. De vordering op grond van artikel 6:162 BW jo. artikel 39 TRIPs Verdrag zal om die reden eveneens worden afgewezen.

Proceskosten 4.15. [Y] c.s. (met uitzondering van gedaagde sub 2) zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding. Gedaagde sub 2 daarentegen wordt in het gelijk gesteld zodat zij haar kosten vergoed dient te krijgen. Voor [X] komt dit op het volgende neer. Zijn kostenopgave, waarin 50% van de kosten, een bedrag van EUR 15.214,75, is toegerekend aan het geschil dat betrekking heeft op intellectuele eigendomsrechten, komt overeen met de indicatietarieven in IE-zaken voor de categorie ‘overige kort gedingen’ en is inhoudelijk niet betwist, zodat deze voor toewijzing in aanmerking komt, vermeerderd met 50% van het liquidatietarief, zijnde EUR 408,-. Voorts worden daarbij opgeteld de kosten van de dagvaarding en de griffierechten (EUR 90,81 incl. BTW respectievelijk EUR 560,-). [X] krijgt van dit totaal dan ¾ vergoed, zijnde EUR 12.205,17. De aan gedaagde sub 2 toe te kennen kosten zijn eveneens uitgaande van 50% IE-gerelateerd en uitgaande van ¼ van de kosten voor de vier gedaagden: ¼ x 50% x EUR 18.507,15 (IE-gerelateerd) = EUR 2.313,39 + ¼ x 50% x EUR 816,- (liquidatietarief) = EUR 102,- + ¼ x EUR 560,- (griffierecht) = EUR 140,- = totaal EUR 2.555,39.

Lees het vonnis (update 11:30: gelinkt onder citeerwijze, direct onder titel), update 12:09 LJN, zie de routines hier YouTube

IEF 10449

Voorwaarde van voortzetting van analoge doorgifte

Vzr. Rechtbank Almelo 2 november 2011, LJN BU3513 (Discovery Communications Europe Ltd. tegen Cogas Kabel N.V.)

Auteursrecht. Doorgifte. Uitleg overeenkomst.

Discovery c.s. zijn auteursrechthebbenden van de inhoud van de zender Animal Planet. Cogas Kabel N.V. beheert een kabeltelevisienetwerk in Twente. Zij hebben een overeenkomst voor de analoge doorgifte van de zender. Medio 2007 is er ook mondelinge aanvulling om de zender ook digitaal door te geven. Gezien de stand van de ontwikkeling van digitale televisie heeft Discovery haar toestemming gegeven. In de overeenkomst staat dat de zender te allen tijde in het analoge basispakket dient te worden opgenomen, voor de digitale doorgifte was geen vergoeding verschuldigd, aldus  zeer onwaarschijnlijk dat Discovery dit voor beperkt aantal kijkers heeft willen afspreken.

Op grond hiervan oordeelt de voorzieningenrechter dat het aannemelijk is dat Discovery de toestemming voor digitale doorgifte slechts heeft gegeven onder voorwaarde van analoge doorgifte. De overeenkomst is beëindigd per 1 september en dus niet meer gerechtigd tot doorgifte en Cogas dient digitale doorgifte gestaakt te houden. Geen afdracht genoten winst.

Matiging van dwangsommen ad €5.000 per dag met maximum van €100.000. Proceskostenveroordeling ogv 1019h Rv conform liquidatietarief eenvoudig kort geding ad €6.000.

3.3  Dat Discovery de digitale doorgifte afhankelijk heeft willen stellen van de voortzetting van analoge doorgifte volgt tevens uit het beleid van Discovery. Discovery is deels afhankelijk van advertentie-inkomsten. Daarnaast wil Discovery een zo groot mogelijke kijkerdichtheid garanderen aan haar adverteerders. Alleen door de combinatie van zowel analoge als digitale doorgifte kan Discovery een 100 procent dekking garanderen aan haar adverteerders. Teneinde één lijn te trekken en duidelijkheid te bieden aan adverteerders heeft Discovery als landelijk beleid dat Animal Planet door providers/distributeurs alleen doorgegeven mag worden als het kanaal zowel analoog, als digitaal wordt doorgegeven. Ook in het licht van deze commerciële belangafweging is zeer onwaarschijnlijk dat Discovery in 2007 een zelfstandige overeenkomst voor digitale doorgifte aan een beperkt aantal kijkers heeft willen afsluiten zonder deze afhankelijk te stellen van de overeenkomst met betrekking tot analoge doorgifte.

3.4  Op grond hiervan acht de voorzieningenrechter het voorshands aannemelijk dat Discovery de toestemming voor digitale doorgifte heeft gegeven onder de voorwaarde van voortzetting van analoge doorgifte van Animal Planet en dat de continuering van de analoge doorgifte een essentieel element vormde van haar overeenkomst met Cogas.

3.5  Er is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake van twee separate overeenkomsten maar van een aanvulling van de bestaande overeenkomst. Dat ook Cogas uitgaat van een gecombineerde overeenkomst blijkt uit de brief van Cogas van 20 september 2011 waarin staat dat de overeenkomst partieel voor wat betreft de analoge doorgifte is opgezegd door Cogas, en dat de overeenkomst voor wat betreft het digitale gedeelte nog steeds van kracht is.

3.8  Ten aanzien van de tweede vordering van Discovery strekkende tot afdracht van de genoten winst, overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Discovery beschikt reeds over het aantal digitale abonnees van Cogas. Voorts heeft Discovery gevorderd dat Cogas opgave doet van de winst die zij met de digitale doorgifte van Animal Panet heeft genoten. Cogas heeft zich daartegen verweerd door te stellen dat zij niet in staat is om deze winst te bepalen. Discovery heeft daarop geen nadere onderbouwing gegeven van de gegevens die Discovery denkt nodig te hebben voor de berekening van de genoten winst door Cogas. De voorzieningenrechter is van oordeel dat in het beperkte kader van dit kort geding geen plaats is voor een bewijsopdracht of voor ingewikkelde berekeningen van de genoten winst. Deze vordering zal dan ook worden afgewezen.

3.9  De voorzieningenrechter ziet aanleiding om de gevorderde dwangsom te matigen tot een bedrag van € 5.000,00 voor iedere dag, vanaf twee weken na betekening van dit vonnis, dat Cogas niet of niet volledig voldoet aan hetgeen onder sub I van dit dictum is bevolen, met een maximum van € 100.000,00.

IEF 10446

The 42 Key factors

European Parliament's Committee on Culture and Education, Study: The Content-Flatrate: A solution to illegal file-sharing, Conclusions and recommendations en The 42 Key factors of success for the feasibility of a content flat-rate, p. 103-109.

Auteursrecht. Piraterij. Vergoedingen. Collectief beheer in een Europese studie van 136 pagina's.

What must be taken into account concerning the content flat-rate scheme

It is necessary to provide protection for the end-user, based on facilitating a clear understanding of what acts are legally authorised and those which are not, and facilitate P2P and social networking, as long as those activities remain non-commercial and are not the subject of transactional agreements.

Extended collective licensing or exercise of rights should be promoted where opportunities exist for voluntary licensing and which are not (or cannot be) exploited by rights holders individually. This is intended to increase the legitimate market at the expense of piracy.

The content flat-rate system will be limited to download rights and some form of upload rights (making available) to allow access to P2P networks (where the protocol usually requires some form of uploading during downloading). The system will permit the global sharing of works of an end-user’s own digital collection, and will limit any form of sharing, over P2P networks, social sites, cyber lockers, etc., to a private circle of friends and family. As an example, the extended license of the making available right could be limited to 50 best friends, which means that P2P or DDL offerings (with new content offering) should only be allowed within one's social circle (perhaps via a social network).

The content flat-rate system will require that limitations are placed on the capacity of storage systems used within the authorised network and on the quantity of files shared irrespective of the protocols or applications used.

The ISP will have the capability to inform its subscribers when the quantity of files shared exceeds the authorised amount and then block excess sharing as they are already doing as part of current Internet and mobile phones subscription packages. The ISPs will be able to propose an extra fee in addition to the monthly content flat-rate if the consumer needs more capacity to exchange files as it works nowadays all over the world with Telecom operator’s cell phones subscriptions.

The limited, non-market status of the content flat-rate network should be enforced and the network ring-fenced from any commercial networks. There should be clear communication to potential end-users about the scope of activities which are permissible within the content flat-rate network. The terms should be standardised at European level and by category of work (and therefore not subject to a "single work single licensor" approach, or demarcated by territory of licensing or place of business of licensee and/or licensor)

IEF 10439

Uniforme aanmeldkorting voor ondernemingen

Communiqué Buma, Sena en Videma aan brancheorganisaties uit de VOI©Email van 4 november 2011

Collectief beheer. De rechtenorganisaties en VOI©E hebben inmiddels invulling gegeven aan een duidelijke en uniforme klachtenregeling met een onafhankelijke geschillencommissie (red. per 1 november j.l. van start gegaan), er is een centrale basisregistratie gerealiseerd waardoor ondernemingen en hun gegevens op één centraal punt worden geregistreerd, er is een licentieportal gerealiseerd waar ondernemingen online één of meerdere licenties kunnen sluiten, en er is een CBO kwaliteitskeurmerk geïntroduceerd waar rechtenorganisaties aan moeten voldoen.

Ook wordt er met ingang van 2012 door Buma, Sena en Videma een uniforme aanmeldkorting van 33,3% toegepast. Voor ondernemingen die niet deelnemen aan een collectieve overeenkomst is deze uniforme aanmeldkorting is opgebouwd uit 25% aanmeldkorting voor aanmelding bij een enkele CBO, aangevuld met 8,3% extra korting indien een ondernemer zich bij zowel Buma, Sena als Videma aanmeldt. Het recht op deze korting is gekoppeld aan een tijdige betaling van de factuur.

Aanmelden voor de VOI©Email kan hier.

IEF 10438

Actual audience principe wettelijk vastleggen

Wijziging van onder meer de Mediawet 2008 in verband met aanpassing van de rijksmediabijdrage, beëindiging van de wettelijke taken van de Stichting Radio Neder land Wereldomroep en aanpassingen van meer technische aard, Kamerstukken II, 2011-2012, 33019 nr. 5 (pdf).

De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat de publieke media-instellingen door de weinig voorstellende bepalingen over minimale rijksmediabijdrage veel te sterk een speelbal zijn van de politiek.

Hoe kijkt de regering wat dat betreft aan tegen de mogelijkheid om auteursrechtelijke) vergoedingen te eisen van kabelaanbieders die programma’s van de publieke omroep distribueren en waarvan algemeen bekend is dat ze zeer hoge marges realiseren in Nederland? Is de regering het wel met de leden van genoemde fractie eens dat kijkers en luisteraars niet direct geld mag worden gevraagd voor uitzendingen van de algemene radio- en TV-kanalen of voor het terugkijken of –luisteren van eerder uitgezonden programma’s via internet (bijvoorbeeld via uitzendinggemist)? Is de regering het ook met deze leden eens dat uitgesteld kijken of luisteren via internet tegenwoordig bij de normale distributie van programma’s hoort en dat het derhalve ongehoord is dat auteursrechthebbenden of collectieve beheersorganisaties van auteursrechten zoals Buma/Stemra en anderen het terugkijken of –luisteren via internet trachten te blokkeren als er niet een aparte vergoeding voor wordt betaald? Is de minister bereid met de collectieve beheersorganisaties om tafel te gaan zitten en hen erop te wijzen dat het buitengewoon ongepast is als zij het normale functioneren van de publieke omroep in het internettijdperk trachten te frustreren met achterhaalde eisen die geen enkel ander doel dienen dan het vergroten van de winsten van de beheersorganisaties? De regering is het toch wel met deze leden eens dat het voor de inspanning van de auteur die het auteursrecht op een programma of delen van een programma bezit helemaal niks uitmaakt of een TV-kijker of radioluisteraar nu via de ether, via de kabel of via internet kijkt of luistert en ook niet of die kijker of luisteraar dat live doet of een dag later? Is de regering bereid het actual audience principe (er worden auteursrechten afgedragen voor het daadwerkelijke kijk- of luisterpubliek, niet afzonderlijk voor alle te onderscheiden distributievormen) desnoods wettelijk vast te leggen als de collectieve beheersorganisaties en andere rechthebbenden zich niet vrijwillig willen aanpassen aan het internettijdperk, zo vragen deze leden.

IEF 10436

Enkel ingezoomd op de foto's

Kantonrechter Rechtbank Arnhem 31 oktober 2011, CV EXPL 11-4290 (De Jong tegen St. Omroep Gelderland)

Met dank aan Kitty van Boven, I-ee advocaten.

Auteursrecht. Persoonlijkheidsrechten. Onbewuste inbreuk te herleiden tot miscommunicatie, plaatsing ook op internet en YouTube en van verminking is sprake, ook al is er enkel ingezoomd op de foto's.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de richtprijzen en de algemene voorwaarden een objectieve basis vormen om de schade vanwege inbreuk op auteursrechten te begroten. De gevorderde schadevergoeding is volledig toegewezen ad €5.228,00, ook de gevorderde volledige proceskosten ex 1019h Rv ad €1.812,01 waaronder €1.991,85 salaris gemachtigde zijn toegewezen.

2.2. De Stichting heeft de vorderingen van De Jong betwist. Niet, althans onvoldoende is betwist dat er sprake is geweest van en inbreuk op de auteursrechten van De Jong, zij het dat de Stichting aanvoert dat een en ander niet bewust is gedaan. De bezwaren van de Stichting richten zich met name tegen de hoogte van de door De Jong gevorderde schadevergoeding en, in het verlengde daarvan, tegen de wijze van berekening. Ook wordt betwist dat er sprake is geweest van verminking van foto's van De Jong. (...)
Het enkele feit dat de inbreuk 'onbewust' zou zijn gepleegd en te herleiden is tot een miscommunicatie met De Jong, staat dit oordeel niet in de weg.

2.4. Van Verminking van de foto's van De Jong is in deze zaak sprake, ook al is er enkel, zoals door de stichting aangevoerd, 'ingezoomd' op de foto's.

2.6. De kantonrechter s met de gemachtigde van De Jong van oordeel dat bij de berekening van de schade als gevolg van de inbreuk op de auteursrechten van De Jong aansluiting moet worden gezocht bij de genoemde richtprijzen, daar op deze wijze op objectieve basis de schade die De Jong heeft geleden kan worden berekend. De enkele omstandigheid dat genoemde Algemene Voorwaarden niet van toepassing zouden zijn op de relatie tussen partijen staat dit oordeel niet in de weg. De aan het betoog van De Jong ten grondslag liggende redenering is naar het oordeel van de kantonrechter juist. (...) Voorkomen moet worden dat een 'inbreukmaker' een financiële afweging zou kunnen maken wanneer men zich voor de keuze gesteld ziet: openbaarmaking met en zonder betaling van een licentievergoeding aan de rechthebbende.

IEF 10433

Geen transmissie door of met de link

Rechtbank 's-Gravenhage 2 november 2011, LJN BU3223 (Real Networks Inc. tegen X)

In navolging van IEF 10109.Uitgebreid vonnis Auteursrecht. Geen openbaarmaking middels een link. Geen beroep op 26d Aw, omdat X niet als tussenpersoon kan worden beschouwd. Geen onrechtmatige daad, omdat er geen sprake is van structureel en doelbewust downloaden wordt gefaciliteerd. Geen merkinbreuk, onvoldoende gesubstantieerd noch onderbouwd. Proceskosten ex 1019h Rv en de afspraak is gemaakt deze vast te stellen op ¤48.000 dit omvat eveneens de proceskosten onrechtmatige daad volgens het liquidatietarief.

Feitenschets: Na een ex parte beschikking (15 februari 2010) waarin de voorzieningenrechter oordeelt dat voorshands voldoende aannemelijk is geworden dat [X] Real Alternative aanbiedt en dat Real Alternative verveelvoudigingen bevat van software waarop auteursrechten van Real Networks rusten en dat [X] door het aanbieden van Real Alternative inbreuk maakt op de auteursrechten van Real Networks. Voorts heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat de gestelde merkinbreuk niet voldoet aan de hoge eisen die ten aanzien van een ex parte bevel moeten worden gesteld aan de aannemelijkheid van de inbreuk. De voorzieningenrecher heeft [X] bevolen de openbaarmaking van Real Alternative te staken onder verbeurte van een dwangsom en heeft Real Networks verlof verleend om conservatoir beslag te leggen onder [X] op alle gegevensdragers waarop Real Alternative zich bevindt en om conservatoir bewijsbeslag tot afgifte te leggen op alle schriftelijke en elektronische documenten waaruit de omvang van de inbreuk blijkt. Voorts heeft de voorzieningenrechter [Z] aangewezen als gerechtelijk bewaarder van de in beslag te nemen gegevensdragers en documenten.

4.11. Aldus dient de rechtbank te beoordelen of [X] met het aanbieden op zijn website https://codecpack.nl van een link naar Real Alternative op de server van Freenet, het bestand Real Alternative heeft openbaar gemaakt dan wel heeft verveelvoudigd.

Primair 45i Aw: 4.29. Naar het oordeel van de rechtbank is van verveelvoudigen door [X] van Real Alternative als bedoeld in artikel 45i Aw geen sprake. Anders dan Real Networks stelt, vond de transmissie van Real Alternative niet plaats door of met de link van [X]. De link van [X] wees de gebruiker de weg naar de server van Freenet waarop Real Alternative stond. De transmissie van Real Alternative vond plaats van de server van Freenet naar de computer van de gebruiker. In die omstandigheden verrichtte [X] geen verveelvoudigingshandelingen.

Subsidiair 26d Aw: 4.34. Naar het oordeel van de rechtbank faalt het beroep op artikel 26d Aw alleen al omdat [X] niet kan worden beschouwd als een tussenpersoon wier diensten door derden worden gebruikt om inbreuk op het auteursrecht te maken. [X] bood op zijn website https://codecpack.nl een link aan naar Real Alternative op de server van Freenet. Voor zover het uploaden van Real Alternative op de server van Freenet en het vervolgens downloaden van Real Alternative door derden van de server van Freenet kwalificeert als inbreuk op de auteursrechten van Real Networks, gebeurde dit zonder tussenkomst van de link van [X]. Dat gebruikers het bestand Real Alternative via de link konden vinden, betekent nog niet dat (het aanbieden van) de link in de hiervoor bedoelde zin wordt gebruikt om Real Alternative van de server van Freenet te downloaden. Hoe het verstrekken van informatie over codecs er toe kan leiden dat [X] dient te worden beschouwd als een tussenpersoon in de zin van artikel 26d Aw vermag de rechtbank niet in te zien.

Subsidiair: onrechtmatige daad 
4.41. Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat [X] niet structureel doelbewust het downloaden van het inbreukmakende Real Alternative heeft gefaciliteerd en dat [X] niet onrechtmatig jegens Real Networks heeft gehandeld.

Merkinbreuk 
4.44. De merkenrechtelijke grondslag van de vorderingen is door Real Networks onvoldoende gesubstantieerd. Real Networks heeft gesteld noch onderbouwd dat sprake is van gebruik door [X] van de tekens REAL, REALPLAYER, REALAUDIO en REALMEDIA in het economisch verkeer hetgeen ingevolge artikel 9 lid 1 GMVo wel is vereist. De vorderingen stranden reeds om die reden.

Lees het vonnis hier (LJN / pdf)

IEF 10429

Zo snel zijn definitief ontwerp klaar

Rechtbank Dordrecht 26 oktober 2011, LJN BU2960 (Finnhouse Houtbouw B.V. tegen gedaagde)

Met gelijktijdige dank aan Ruud Degenaar, DHC advocaten.

In navolging van LJN BU2164 (verkapt) Auteursrecht. Contractrecht. Bewijs. Boetebeding. Na tussenvonnis waarin gedaagde is toegelaten tegenbewijs te leveren dat de (bouw)tekeningen van Finnhouse zijn gebruikt bij de realisatie van de woning van gedaagde en dus geen inbreuk is gemaakt op het auteursrecht conform de Algemene Voorwaarden.

Diverse getuigen zijn gehoord, echter uit deze verklaringen, "bezien in onderling verband, volgt dat de tekening van Finnhouse gebruikt moet zijn omdat anders niet verklaard kan worden hoe [getuige 1] zo snel zijn definitief ontwerp klaar kon hebben."

Aldus slaagt het tegenbewijs niet. Gedaagde heeft in strijd met de contractuele verplichtingen zonder toestemming eiseres tekeningen gebruikt. Boetebeding is van toepassing is verschuldigd, haviltex-formule, boete is juist berekend. Geen matiging. Proceskosten €5.048,25.

3.3.  [gedaagde] is niet geslaagd in het leveren van tegenbewijs.
[gedaagde] en [getuige 2] (directeur van Finnhouse) verklaren beiden dat de relatie tussen partijen op 14 augustus 2008 is geëindigd. [getuige 1] (die na beëindiging van de relatie met Finnhouse tekeningen voor de woning heeft gemaakt) en [gedaagde] verklaren dat hun eerste contact dateerde van september 2008. [gedaagde] verklaart dat hij de tekeningen van Finnhouse mogelijk aan [getuige 1] heeft laten zien, [getuige 1] verklaart dat hij een tekening van Finnhouse heeft gezien en de echtgenote van [gedaagde] verklaart eveneens dat zij de tekeningen van Finnhouse aan [getuige 1] hebben laten zien. Uit de verklaringen van [getuige 3] (adviseur constructies bij de firma Goudstikker) en [getuige 2] blijkt dat er begin september 2008 een bestektekening is ingeleverd bij Goudstikker. Getuige [getuige 1] verklaart dat hij direct een definitief ontwerp maakt en dat zoiets enkele maanden na het eerste contact klaar is. Uit deze verklaring, bezien in onderling verband, volgt dat de tekening van Finnhouse gebruikt moet zijn omdat anders niet verklaard kan worden hoe [getuige 1] zo snel zijn definitief ontwerp klaar kon hebben. Voorts zijn de overeenkomsten in de vorm van de woning in beide ontwerpen zo groot dat ook daaruit valt af te leiden dat de tekeningen van Finnhouse moeten zijn gebruikt. Dat bij de uiteindelijk gebouwde woning ander bouwmateriaal is gebruikt dan in het ontwerp van Finnhouse is van ondergeschikt belang.

 

3.4.  Nu [gedaagde] niet is geslaagd in het leveren van tegenbewijs, komt vast te staan dat de tekeningen van Finnhouse zijn gebruikt bij de realisatie van de woning, dan wel dat de tekeningen van Finnhouse ten grondslag hebben gelegen aan de door [X] opgestelde tekeningen. Daarmee is [gedaagde] in beginsel de boete, zoals vermeld in
artikel 11 sub b van de algemene voorwaarden van Finnhouse, verschuldigd.

3.6.  [gedaagde] stelt dat toepassing van het boetebeding in de gegeven omstandigheden leidt tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat, omdat
a. een boete van 10% te hoog is voor een consument,
b. hij de tekenkosten al heeft betaald,
c. voor deze tekenkosten een afzonderlijke vergoeding is opgenomen in de kosten van het houtpakket en
d. Finnhouse een ongekend hoge winstmarge rekent.

3.8. (...) [gedaagde] voert nog aan dat, indien al van de totale bouwkosten moet worden uitgegaan, de door hem werkelijk gemaakte bouwkosten uitgangspunt dienen te zijn. Dit standpunt kan niet worden aanvaard. De strekking van het boetebeding is dat Finnhouse niet wil dat de wederpartij haar tekeningen kosteloos aan een ander ter beschikking stelt, zodat een ander minder kosten hoeft te maken en Finnhouse haar kosten er niet uit haalt. [gedaagde] had moeten begrijpen dat juist daarom de door Finnhouse begrote bouwsom uitgangspunt dient te zijn.
De gevorderde boete is juist berekend op € 31.382,70.

Eerdere Finnhouse uitspraak IEF 10103

IEF 10421

Holleeder vs. IDTV

Vzr. Rechtbank Amsterdam 21 oktober 2011, LJN BT8893 (Holleeder tegen IDTV film b.v.)

Met dank aan Jens van den Brink en Tessel Peijnenburg, Kennedy Van der Laan.

Na kop-staart vonnis dat is ingetrokken door de centrale redactie; IEF 10386:

De voorzieningenrechter heeft in kort geding dat was aangespannen tegen filmproducent IDTV Film B.V. besloten dat de film De Heineken Ontvoering niet wordt verboden.Partijen hebben aangedrongen op een direct vonnis na debat vanwege spoedeisend belang (films gaat in bioscopen draaien). Art. 10 EVRM en 7 Grondwet en Mosley-zaak.

Portretrecht. Preventieve censuur. Als vaststaand kan verder worden aangenomen dat de film fictieve elementen bevat, vordering tot preventieve censuur staat op gespannen voet met artikel 10 EVRM en artikel 7 Gw; eventuele onrechtmatigheid van een publicatie vindt pas plaats nadat de betreffende publicatie ter kennis van het publiek is gebracht. Portretrecht-kerncitaat:

4.24 Het op de website afgebeelde portret kan niet worden beschouwd als een portret van Holleeder. Weliswaar is er sprake van een behoorlijke mate van overeenstemming tussen de afbeelding op de website en de in het geding gebrachte foto (genomen omstreeks 1983) van Holleeder, maar bij het beoordelen van de vraag of sprake is van een afbeelding van een persoon dient mede acht geslagen te worden op de context van de publicatie. Het is niet ongebruikelijk dat bij een verfilming van historische gebeurtenissen de acteurs worden gemodelleerd naar de persoon wiens rol zij moeten uitbeelden. Het publiek mag hiermee bekend worden verondersteld en zal een bij een filmaankondiging geplaatste afbeelding van een acteur gewoonlijk dan ook niet aanzien voor een afbeelding van zijn in de werkelijkheid voorkomende pendant(hetgeen bij een verfilming van verder in het verleden liggende gebeurtenissen temeer onwaarschijnlijk is). Van enige misleiding is derhalve geen sprake.

4.25. Voor zover de vorderingen van Holleeder er op zijn gericht dat ook los van een verbod op vertoning van die passages uit de film waarin het personage "Rem" voorkomt, een verbod wordt gevorderd van het gebruik van zijn portret op de website en voor andere commerciële doeleinden, worden die vorderingen met het oog op hetgeen hiervoor onder 4.24 is overwogen eveneens verworpen.

4.3. Allereerst wordt vastgesteld dat IDTV erkent dat het publiek dat de film ziet, het daarin voorkomende personage "Rem" zal associëren met Holleeder. Hiervan zal derhalve bij de beoordeling uitgegaan worden.

4.21. Holleeder heeft verder nog beroep gedaan op artikel 6:194 BW. Hij stelt dat IDTV, door gebruikmaking van zijn portret, een misleidende mededeling (als bedoeld in artikel 6:194 BW) doet omtrent de film.

4.23. Artikel 6:194 BW biedt bescherming aan personen die handelen in de uitoefening van hun bedrijf. Gesteld nog gebleken is dat aan dit criterium is voldaan. Voorts heeft artikel 6:194 BW slechts betrekking op mededelingen gedaan over een product, in dit geval de film, en niet op in de film zelf gedane mededelingen. Voor zover Holleeder, gelet op het voorgaande, een beroep op dit artikel kan doen overweegt de voorzieningenrechter als volgt.

@JensvandenBrink twitterde:

 

 

 

Lees het vonnis hier (LJN / grosse / opgeschoonde pdf / kop-staart).

IEF 10419

Uit hetzelfde naaiatelier

Rechtbank Zwolle-Lelystad 26 oktober 2011, LJN BV1927 (BI-Wear Clothing Company B.V. tegen De Culnaire Makelaar )

In navolging van IEF 10358 (hof Arnhem) en IEF 9616 (tussenarrest hof Arnhem) en IEF 8837 (ex parte), zie daar voor de feiten nu de uitkomst van de bodemprocedure:

In't kort: Auteursrechtelijk bescherming voor 9 van de 22 artikelen, strijd over auteursrechthebbende van patronen en ontwerpen, bewijs van oorspronkelijkheid komt niet voldoende rond. Geen slaafse nabootsing noch wanprestatie voor de overigen artikelen.

De rechtbank veroordeelt De Culinaire Makelaar om iedere inbreuk op de auteursrechten van Bi-Wear op (de ontwerpen van) haar (koks)kleding met nummers ..., om iedere inbreuk op haar (confectie) patronen met betrekking tot haar (koks)kleding met nummer... te staken onder last van dwangsom á €5.000 met maximum van €200.000.

En verder veroordeelt de rechtbank De Culinaire Makelaar om een schriftelijk en gedetailleerde verklaring te verstrekken (opgave) en medewerking aan controle door onafhankelijke (register)accountant, brief aan afnemers, vernietiging van kleding onder last van dwangsom €1.000 met maximum van €25.000.

Tot slot afdracht netto-winst en proceskostenveroordeling € 25.336,89.

4.25. (...) De Culinaire makelaar heeft jarenlang kleding van Bi-Wear verkocht en aangenomen kan dan ook worden dat De Culinaire Makelaar goed bekend was met de ontwerpen van Bi-Wear. Gelet hierop acht de rechtbank het uitgesloten dat de treffende gelijkenis tussen de kledingsstukken van Bi-Wear en de kledingstukken uit de Chefs Fasion Collectie berust op toeval. Voorts acht de rechtbank van belang dat de firma ANNA jarenlang (8 jaar) in opdracht van Bi-Wear kokskleding heeft vervaardigd en thans de Chefs Fashion Collectie voor De Culinaire Makelaar vervaardigt. De kleding van de De Culiniare Makelaar is dus afkomstig uit hetzelfde naaiatelier als waar de kleding van Bi-wear werd gemaakt. De Verbodsvordering van Bi-Wear zal, voor zover deze betrekking heeft op de kledingstukken met de nummers ..., door de rechtbank worden toegewezen.

Lees het vonnis hier (grosse HA ZA 10-661 , LJN BV1927).