” Echter, ook wanneer de vorm van een werk tot stand is gekomen in een met het oog op het behalen van een technisch of gebruiksvoordeel beperkte keuzevrijheid. kan sprake zijn van een werk dat een eigen oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijke stempel van de maker draagt. Er is echter door Baxier voorshands onvoldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van een zodanige creatieve, bijzondere en afwijkende toepassing van een element of onderdeel van (de vormgeving van) haar armstoel, dat auteursrechtelijke bescherming daarvan is gerechtvaardigd. Gegeven de min of meer vaststaande en gebruikelijke vorm van een armstoel, bezit de Mickey om tot die conclusie te kunnen komen onvoldoende bijzondere kenmerken. Het gebruik van een bepaald type en bepaalde kleur bekleding voor de armstoel - in casu koeienhuid - geniet op zichzelf naar vaste rechtspraak geen auteursrechtelijke bescherming. Verder is de grote. “oversized” afmeting van de Mickey-armstoel niet uniek en daarom in dit kader van onvoldoende gewicht. Van een extreme vorm” - zoals door Baxter bepleit - is geen sprake.”(4,4)
”Voor een geslaagd beroep op slaafse nabootsing, is primair vereist dat de Mickey in uiterlijke zin een onderscheidend vermogen heeft ten opzichte van soortgelijke armstoelen op de markt. Het gaat daarbij om het totaalbeeld dat die producten oproepen bij een gemiddeld (kopers-)publiek. De rechter is voorshands van oordeel dat de Mickey voormeld onderscheidend vermogen mist. Ook in dit kader is van belang - zoals hiervoor reeds is overwogen - dat de vormgeving van een armstoel voornamelijk wordt bepaald door de gebruikseisen die de consument aan dat soort stoelen stelt. Verder wordt door De Jong c.s. op geen enkele wijze aandacht gevraagd voor de herkomst van hun armstoel als zijnde afkomstig van Baxter. Bovendien is er sprake van een aanzienlijk prijsverschil tussen de Mickey en de armstoel van De Jong c.s.. Onder deze omstandigheden valt verwarringsgevaar niet te vrezen.“ (4,5)
“Een veroordeling in de daadwerkelijk gemaakte kosten conform de Handhavingsrichtlijn zoals door De Jong c.s. verzocht, acht de rechter in het onderhavige geval niet billijk. De impact van de door Baxter gestelde inbreuk en - in het verlengde daarvan - van deze kortgedingprocedure op De Jong c.s., is voor een dergelijke veroordeling te gering.”
Lees het vonnis hier.