Auteursrecht  

IEF 3347

Heffingsberichten

Nu.nl bericht dat PVDA en CDA na denken na over een (auteursrechtelijke) heffing op internetverkeer.  "We moeten realistisch zijn", aldus Van Dam, internetwoordvoerder voor de PvdA. "Het is niet fijn om te horen voor muzikanten, maar het is een verloren strijd om kopiëren op internet tegen te gaan", zegt Van Dam.

Om de muzikanten en auteurs tegemoet te komen, ziet Van Dam een mogelijkheid om heffingen te leggen op internetverkeer. "De Kamer was tegen heffingen op MP3-spelers terwijl er ook beveiligingen zijn", aldus Van Dam. (..)Van Dam vindt het logischer om dan heffingen te leggen op internetverkeer, dan op producten. (…) De cultuurwoordvoerder van de CDA-fractie erkent dat de bescherming van auteursrecht een ingewikkeld onderwerp is. "Het is moeilijk om daar de vinger achter te krijgen. De technologie gaat heel snel."

Lees hier meer.

IEF 3343

Eén organisatie

Het ANP bericht dat Leo Stevens van de Commissie Stevens gisteren bij staatssecretaris Karien van Gennip van Economische Zaken heeft bepleit om “alle auteursrecht te laten innen door één organisatie met een enkele jaarlijkse rekening.”

Stevens overhandigde de CDA-bewindsvrouw zijn vierde ‘domeinrapport’. “Volgens Stevens is het niet nodig dat ondernemers te maken hebben met tal van organisaties zoals Buma/Stemra, Sena, Videma, Reprorecht, die afzonderlijk geld innen voor componisten, schrijvers, muzikanten, televisiemakers en dergelijke.” Van Gennip vertaalt de aanbevelingen van de commissie in ,,actieplannen''.

Lees hier meer (NRC).

IEF 3340

Behalve bekende feiten

q5.gifKamerstuk nr. 536. Kamervragen met antwoord, 2e Kamer 2006-2007.  Antwoorden op vragen van het lid Van Oudenallen (Groep Van Oudenallen) aan de ministers van Justitie, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Buitenlandse Zaken over het publiceren van persoonsgegevens van rijke of bekende Nederlanders die niet willen dat deze gegevens worden gepubliceerd. (Ingezonden 9 november 2006); Antwoord

Vragen naar aanleiding van de Quote500. O.a: “Het blad Quote publiceert behalve bekende feiten, zoals wie de eigenaar is van een bepaald bedrijf, soms ook de adressen, foto’s van privé-huizen en van personen, terwijl deze personen dit uitdrukkelijk niet willen; is dit toegestaan?”

Lees alle vragen en antwoorden hier.

IEF 3338

Kamerzetels

poes.bmpKamerstuk nr. 621,   Kamervragen met antwoord, 2e Kamer 2006-2007.  Vragen van het lid Van Oudenallen (Groep van Oudenallen) aan de minister van VROM over het gebruik en beeldrecht van het logo van de Tweede Kamer en de stoelen van de Tweede Kamer. (Ingezonden 23 november 2006); antwoord. (Nog geen opgemaakte versie beschikbaar).
 
Auteursrecht, gebruik en beeldrecht van het logo van de Tweede Kamer en de stoelen van de Tweede Kamer. Antwoorden op vragen n.a.v. een campagne van de Partij voor de Dieren (afbeelding, eerder bericht hier). De vragen luidden o.a: “Wie is de eigenaar van het beeldrecht van de stoelen waarop het logo van de Kamer afgebeeld is en waarop de Kamerleden plaatsnemen?” Wie heeft het logo, het gebouw, de stoelen en het interieur voor de huidige Tweede Kamer ontworpen? Wie is de eigenaar van het ontwerp geworden?”’en: “Moet een filmer of fotograaf die een stoel met een logo van de Kamer filmt of fotografeert betalen voor de film- of beeldrechten? Zo neen, waarom niet?”

 

Vraag 1
Deelt u de mening dat een architect of ontwerper die een bekend overheidsgebouw of het interieur mag ontwerpen van bijvoorbeeld de Kamer daardoor veel meer gratis bekendheid en publiciteit krijgt dan bij een opdracht van een ‘onbekende’ opdrachtgever? Zo neen, waarom niet?

Antwoord
Ja. Een opdracht tot het ontwerpen van een overheidsgebouw of van het interieur zal de bekendheid en publiciteit die aan het ontwerp gegeven wordt positief kunnen beïnvloeden. De mate van publiciteit en bekendheid zal echter ook gegenereerd worden door de omvang, de aard en de locatie van het ontworpen object alsmede door de opdrachtnemer zelf. Ook bijvoorbeeld het bestaan van (overheids-)prijzen kan de bekendheid van ontwerpers of architecten een positieve impuls geven.

Vraag 2
Wie heeft het logo, het gebouw, de stoelen en het interieur voor de huidige Tweede Kamer ontworpen? Wie is de eigenaar van het ontwerp geworden?

Antwoord
Bij (de opdracht tot) het ontwerp van het logo voor de Tweede Kamer, daterend van ver voor het ontwerp en de bouw van het huidige Tweede Kamercomplex en de inrichting daarvan, heeft het Ministerie van VROM dan wel de Rijksgebouwendienst geen betrokkenheid gehad.
De ontwerper van het gebouw en de stoelen/interieur van de huidige Tweede Kamer is Pi de Bruijn, ten tijde van de opdracht verbonden aan Van Gool De Bruijn Peereboom Voller, de rechtsvoorganger van de Architecten Cie te Amsterdam.
Ten tijde van de opdrachtverstrekking voor het ontwerp van de huidige Tweede Kamer (inclusief stoelen/interieur), waren de Algemene Regelen voor de honorering van de architect en de verdere rechtsverhouding tussen opdrachtgever en architect (AR 1971) van kracht. De AR 1971 bepalen dat onder andere alle oorspronkelijke schetsen en tekeningen eigendom blijven van de architect en dat de architect het uitsluitende recht heeft van de verwezenlijking, openbaarmaking en verveelvoudiging van zijn ontwerpen, schetsen etc.. Uiteraard blijft naast de AR 1971 de Auteurswet 1912, met daarin vervat de exploitatie- en de persoonlijkheidsrechten (artikel 1 respectievelijk artikel 25) onverminderd van kracht. Tenzij deze bepalingen niet van toepassing worden verklaard, c.q. rechten worden overgedragen dan wel afstand van de auteursrechten wordt gedaan.

Vraag 3
Wie is de eigenaar van het beeldrecht van de stoelen waarop het logo van de Kamer afgebeeld is en waarop de Kamerleden plaatsnemen?

Antwoord
Ten aanzien van het auteursrecht  op de stoelen waarop het logo van de Tweede Kamer is afgebeeld, dient in beginsel een onderscheid gemaakt te worden tussen het auteursrecht van de ontwerper van het logo en de ontwerper van de stoel. Beiden hebben een onafhankelijk auteursrecht op hun werk. Op grond van artikel 5 eerste lid Auteurswet heeft de maker van het geheel, te weten degene onder wiens leiding en toezicht het gehele werk tot stand is gebracht, in casu de ontwerper van de stoel, het auteursrecht op het geheel .
Indien geen contractuele afspraken zijn gemaakt die afwijken van het voorgaande, berust het auteursrecht c.q. het beeldrecht bij de ontwerper van de stoel.

Vraag 4
Zijn er contractuele bepalingen die voorschrijven dat deze stoelen of afbeeldingen hiervan slechts in de Kamer mogen worden gebruikt en nergens anders?

Antwoord
Het gebruik van de stoelen uitsluitend in de Tweede Kamer, vloeit feitelijk voort uit de omstandigheid dat de stoelen voor die ruimte zijn ontworpen. Het gebruik van afbeeldingen van die stoelen is van een andere orde, waarbij verwezen wordt naar het antwoord op vraag 5.

Vraag 5
Moet een filmer of fotograaf die een stoel met een logo van de Kamer filmt of fotografeert betalen voor de film- of beeldrechten? Zo neen, waarom niet?

Antwoord
De hoofdregel is dat voor elke verveelvoudiging of openbaarmaking van een werk toestemming dient te worden gevraagd aan de maker. De maker kan aan zijn toestemming financiële voorwaarden verbinden. In beginsel vormt elke openbaarmaking en verveelvoudiging zonder dat daarvoor toestemming van de maker is verkregen een inbreuk op diens auteursrecht. Hierop bestaan echter uitzonderingen.
Eén van die uitzonderingen is artikel 16a Auteurswet:

“Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt niet beschouwd een korte opname, weergave en mededeling ervan in het openbaar in een foto-, film-, radio- of televisiereportage voor zover zulks voor het behoorlijk weergeven van de actuele gebeurtenis welke het onderwerp der reportage uitmaakt, gerechtvaardigd is en mits, voor zover redelijkerwijs mogelijk, de bron, waaronder de naam van de maker, duidelijk wordt vermeld.”

De strekking ervan is duidelijk, in het kader van een actuele reportage bestaat geen tijd om vooraf toestemming van de maker te vragen of zelfs om diens naam te vermelden. En in het licht van de actuele gebeurtenis dient de betrokken maker ook wat betreft de vergoedingsaanspraken coulant te zijn. Wanneer derhalve een debat vanuit de plenaire zaal in de Tweede Kamer op televisie wordt uitgezonden, zal de filmer geen vergoeding hoeven te betalen aan de auteursrechthebbende op de stoel met logo, indien aan de voornoemde voorwaarden is voldaan.
Een andere uitzondering op de hoofdregel is artikel 18 Auteurswet:

“Als inbreuk op het auteursrecht op een werk als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder 6, of op een werk, betrekkelijk tot de bouwkunde als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder 8, dat is gemaakt om permanent in openbare plaatsen te worden geplaatst, wordt niet beschouwd de verveelvoudiging of openbaarmaking van afbeeldingen van het werk zoals het zich aldaar bevindt.....”.

Indien derhalve de filmer of fotograaf een stoel van de Tweede Kamer filmt of fotografeert en de stoel op zodanige wijze in beeld brengt zoals deze zich in de Tweede Kamer bevindt, dan zal die filmer of fotograaf daarvoor niet hoeven te betalen.

Vraag 6
Is het contract met de ontwerper van de stoelen in de Kamer dusdanig opgesteld dat een kunstenaar of een vormgever deze stoelen niet mag gebruiken voor een affiche zonder toestemming van of slechts door middel van een betaling aan de eigenaar of vormgever van de stoelen (Pi de Bruijn)?

Antwoord
In beginsel geldt hier wederom de hoofdregel zoals is aangegeven bij de beantwoording van vraag 5. Ook in de gevallen waarop onderhavige vraag doelt, is geen sprake van een inbreuk op het auteursrecht en behoeft derhalve geen toestemming te worden gevraagd dan wel een vergoeding te worden betaald indien een van de uitzonderingen vervat in de Auteurswet van toepassing is. Een kunstenaar of vormgever zou zich bijvoorbeeld kunnen beroepen op artikel 18 of artikel 18 b Auteurswet indien aan de in die artikelen vervatte eisen wordt voldaan.

Vraag 7
Zijn in het contract tussen de ontwerper en opdrachtgever of eigenaar regels opgenomen die zorgen dat campagneteams tijdens verkiezingen voor de Kamer geen beeld van de Kamer of haar stoelen of delen van deze stoelen zouden mogen gebruiken voor een affiche?

Antwoord
Hier geldt hetzelfde zoals is aangegeven bij vraag 6.

Vraag 8
Kan elke verandering in het gebouw van de Kamer slechts geschieden via de oorspronkelijke architect? Met ander woorden, is men de architect geld verschuldigd en moet de architect worden betrokken bij deze veranderingen?

Antwoord
Voor aanpassingen/veranderingen aan een gebouw geldt dat een architect op grond van de Auteurswet 1912 auteursrechtelijke bescherming kan doen gelden op zijn werk. Bij aanpassingen/veranderingen aan zijn werk kan de architect zich beroepen op zijn rechten ter bescherming van zijn persoonlijke reputatie en de integriteit van zijn werk. Zo kan de architect zich, op grond van artikel 25, lid 1, onder c van de Auteurswet verzetten tegen elke wijziging in zijn werk, tenzij de wijziging van zodanige aard is dat het verzet in strijd zou zijn met de redelijkheid. Op grond van artikel 25, lid 1, onder d van de Auteurswet kan de architect zich verzetten tegen elke misvorming, verminking of andere aantasting van het werk die nadeel zou kunnen toebrengen aan zijn eer of goede naam. Uiteraard is het uiteindelijk aan de rechter om bij een geschil te oordelen of sprake is van een wijziging waarop de auteursrechthebbende zich in redelijkheid kan beroepen en/of sprake is van een misvorming in laatstgenoemde zin. Indien de oorspronkelijke architect niet betrokken is bij de veranderingen en deze meent dat er sprake is van een inbreuk op zijn auteursrecht kan hij herstel in de oude toestand of schadevergoeding vorderen. Het is derhalve altijd raadzaam om vooraf met de auteursrechthebbende te overleggen over voorgenomen aanpassingen aan zijn werk. Overigens is het op grond van de gedragsregels van de Bond van Nederlandse Architecten feitelijk verplicht tussen architecten onderling om vooraf collegiaal overleg te voeren.

Vraag 9
Bent u bereid een overheidsbepaling of afspraak in het leven te roepen, zoals in het bedrijfsleven gebruikelijk is, dat als men ontwerpt voor de overheid het beeldrecht afgekocht wordt zodat de overheid landelijk en plaatselijk zelf kan bepalen wat zij wil met aanpassingen? Zo neen, waarom niet? Waarom gaat de overheid niet in zee met architecten die daartoe wel bereid zijn, aangezien hiermee overheidsgeld kan worden bespaard?

Antwoord
De Auteurswet 1912 verleent aan de maker van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst – waaronder ook logo’s en interieur kan worden begrepen, mits zij een oorspronkelijk karakter hebben en het persoonlijk stempel van de maker dragen – het recht dat werk te verveelvoudigen en openbaar te maken. Artikel 2 van de Auteurswet bepaalt dat de voornoemde exploitatierechten kunnen worden overgedragen. De wet belemmert dus niet dat de overheid uitsluitend afspraken maakt met ontwerpers die bereid zijn hun auteursrecht over te dragen. Onder omstandigheden, gedacht kan worden aan eenmalig gebruik van een bepaalde auteursrechtelijk beschermde prestatie, zal de overheid er niet in zijn geïnteresseerd het auteursrecht te verwerven. Alsdan kan worden volstaan met een al dan niet exclusieve licentie (oftewel toestemming het werk – eventueel met uitsluiting van anderen – te gebruiken). Het huidige wettelijk kader biedt met andere woorden de mogelijkheid om in contracten in maatwerk te voorzien, hetgeen in de praktijk ook wordt gedaan. Door de branche zijn overigens regels betrekking hebbende op de rechtsverhouding tussen de opdrachtgever en (onder meer) de architect vastgelegd in De Nieuwe Regeling (DNR) 2005. De Rijksgebouwendienst heeft een modificatie vastgelegd in de Algemene Bepalingen van de Rijksgebouwendienst voor opdrachten aan Architecten en Adviseurs (ABAA DNR) 2005. De modificaties betreffende het auteursrecht bepalen dat in afwijking van DNR 2005 de opdrachtgever de licentie en alle overige medewerking van de auteursrechthebbende verkrijgt tot alle openbaarmakings- en verveelvoudigingshandelingen in de meest ruime zin (ABAA ad artikel 46 1.1). En dat het exclusieve recht van de auteursrechthebbende vervalt om van het uitwendige en inwendige van een naar zijn ontwerp verwezenlijkt object foto’s of andere afbeeldingen te maken en deze te verveelvoudigen en openbaar te maken (ABAA ad artikel 46 3.1). Eerstgenoemde modificatie was tevens opgenomen in de voorloper van de ABAA DNR 2005, te weten in de ABAA ’97 SR (Algemene Bepalingen van de Rijksgebouwendienst voor opdrachten aan Architecten).
 
Bij het antwoord op deze vraag is mede van belang dat ten aanzien van de persoonlijkheidsrechten (artikel 25 Auteurswet) geldt dat deze rechten anders dan de exploitatierechten niet kunnen worden overgedragen (tegen betaling van een vergoeding). Wel kan de maker van een werk van bepaalde persoonlijkheidsrechten contractueel afstand doen. Dat geldt bijvoorbeeld voor het recht op naamsvermelding. Van het recht om tegen misvorming, verminking of andere aantasting van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst te ageren kan door de maker geen afstand worden gedaan. Dat laat onverlet dat vernietiging van een werk onder omstandigheden wel is toegestaan, vanwege de belangen van de eigenaar van een stoffelijk exemplaar van een werk (vgl. HR 6 februari 2004, IER 2004, nr. 19, p. 102).

Hoogachtend,
de minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

dr. P. Winsemius

IEF 3336

Parodiërend golfpak

golfpak.gifRechtbank 's-Hertogenbosch, 23 januari 2007, KG ZA 07-16. Wilbers Karnaval B.V. tegen WG Europe B.V. (met dank aan Maaike Grondman, Banning).

Auteursrecht. Carnavalspak is concrete uiting van het algemene, niet beschermde, idee om een carnavalesk golfpak te maken.

Wilbers houdt zich bezig met – kort gezegd – de inkoop, verkoop en productie van carnavalskleding. WG Europe is haar directe concurrent. Tot het assortiment van Wilbers behoort een carnavalspak genaamd “golfer”. Ook WG Europe heeft een golfpak in haar assortiment. Wilbers heeft WG Europe gesommeerd de handel in haar golfpak te staken. Aan deze sommatie heeft WG Europe geen gehoor gegeven.

In het kort geding vordert Wilbers (onder meer) dat WG Europe B.V. zich onthoudt van iedere inbreuk op het auteursrecht van Wilbers dan wel van het op de markt brengen van slaafse nabootsingen.

Allereerst stelt de Voorzieningenrechter de vraag aan de orde of het golfpak van Wilbers (linker beeldcitaat) is aan te merken als een werk dat auteursrechtelijke bescherming geniet. WG Europe ontkent dat heeft gewezen op gelijksoortige pakken die volgens haar reeds voordat het golfpak van Wilbers is ontworpen, op de Amerikaanse markt bekend waren. Dit verweer kan volgens de Voorzieningenrechter niet slagen. Daarbij stelt de rechter voorop dat het enkel ontwikkelen of inzetten van een “idee” (in casu: het maken van parodiërend golfpak) of van een nieuwe mode of stijl inderdaad geen bescherming krachtens het auteursrecht toekomt (vgl. HR 29 december 1995, NJ 1996/546). Slechts wanneer een stijl of idee in een concrete uiting is uitgewerkt, geniet die betreffende uiting mogelijk bescherming als werk.

Het golfpak van Wilbers betreft naar het voorlopig oordeel van de rechter echter een concrete uiting in voormelde zin van het algemene – niet beschermde – idee om een carnavalesk golfpak te maken. Verder bezit het golfpak van Wilbers – gezien ook de voorbeelden van Amerikaanse golfpakken – een eigen, oorspronkelijk karakter en het persoonlijk stempel van de maker. De Voorzieningenrechter merkt het golfpak van Wilbers dan ook aan als werk in de zin van de Auteurswet.

Naar het voorlopige oordeel van de rechter maakt WG Europe met haar golfpak inbreuk op dat auteursrecht van Wilbers. Het golfpak van WG Europe is vrijwel identiek aan het pak van Wilbers. Slechts bij nauwkeurige observatie zijn op een beperkt aantal onderdelen van het pak marginale verschillen te vinden, terwijl binnen het idee van een carnavalesk golfpak vele concrete uitvoeringen denkbaar en mogelijk zijn.

De vordering van Wilbers tot schadevergoeding betreft de betaling van geldsommen. Een dergelijke vordering komt in kort geding slechts voor toewijzing in aanmerking als het bestaan en de omvang van de vordering voldoende aannemelijk zijn. De rechter oordeelt dat zulks niet het geval is. Ten aanzien van de schade, die door Wilbers geleden is ten gevolge van het feit dat zij de onderhavige procedure heeft moeten aanspannen ligt dat volgens de rechter anders. Echter, de door Wilbers ingediende schadestaat is volgens de rechter aan de hoge kant. De kosten aan de zijde van Wilbers worden begroot op EUR 2.132,87.

Lees het vonnis hier. Grotere afbeeldingen hier.

IEF 3335

Dameslaarzen

lrs.gifRechtbank Den Haag van 23 januari 2007, KG ZA 06-1461. Calzature Lamica Di Marco Lami & C.SNC en Boekhorn B.V. tegen SPM Shoetrade B.V.

Gestelde auteursrecht- en (ongeregistreerde) gemeenschapsmodelrechtinbreuk met betrekking tot dameslaarzen (afbeeldingen in het vonnis). Er kan echter niet worden vastgesteld welke laars als eerste is ontworpen of geopenbaard.

Lamica brengt een dameslaars op de markt genaamd WEZIA die wordt gekenmerkt door onder meer een spitse, puntige leest, donder “soft” leer, een rijgveter in de hiel, een zijrits en een bewerkte neus. SPM verkoopt een vergelijkbare laars. Boekhorst B.V. is een agent van SPM. Lamica spreekt SPM en haar agent onder meer aan op grond van auteursrecht- en (ongeregistreerde) gemeenschapsmodelrechtinbreuk alsmede op grond van onrechtmatig handelen in de vorm van slaafse nabootsing.

Ten aanzien van de agent Boekhorst B.V. oordeelt de rechter dat Lamica niet-ontvankelijk is in haar vorderingen. Boekhorst B.V. had immers betoogd dat zij niet als maker van de laars kan worden beschouwd, wat niet door Lamica is betwist.

De Rechtbank stelt dat voor het slagen van de vorderingen jegens SPM een noodzakelijke voorwaarde is dat van ontlening sprake is door SPM van het ontwerp van Lamica.

Lamica slaagt er echter niet in om te bewijzen dat de WEZIA laars eerder dan februari 2006 op de markt is gebracht. Wel brengt Lamica nog andere ontwerpen laarzen met vergelijkbare kenmerken in het geding, die mogelijk eerder op de markt zouden zijn gebracht. De rechtbank acht ook dit niet bewezen. Dit staat echter nog los van het feit dat enkel overnemen van stijlkenmerken als ingevolge een bepaald modebeeld zonder bijeenkomende omstandigheden niet met enig IE-recht beschermbaar is en evenmin onrechtmatig.

Op haar beurt stelt SPM dat zij haar ontwerp in het najaar 2005 heeft ontworpen. Maar SPM slaagt er evenmin in te bewijzen dat haar ontwerp voor februari 2006 openbaar gemaakt zou zijn.

Niet kan worden vastgesteld welke laars als eerste is ontworpen of geopenbaard. De “omkering”-rechtspraak – zie o.a. HR NJ 1993/164 (Barbie) en HR NJ 2003/17 (Una Voce Particulare – gaat dan ook niet op. Verder is het in dit kort geding niet aannemelijk geworden dat sprake is van ontlening, wat de mogelijkheid openlaat dat de laarzen onafhankelijk van elkaar zijn ontworpen. In het midden kan blijven of de WEZIA laars een auteursrechtelijk beschermd werk is of voor ongeregistreerde gemeenschapsmodelbescherming in aanmerking komt. Ook de vordering op grond van slaafse nabootsing wordt afgewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 3334

Een vermoeden van ontlening

jag.gifRechtbank Rotterdam, 20 december 2006, HA ZA 04-423. Eiser tegen Unifruit B.V.

Auteursrecht op logo. Artikel 8 Auteurswet. Bewijsopdracht met betrekking tot openbaar maken van een werk door een rechtspersoon. Onderscheidend vermogen beeldmerk. Gevaar voor associatie. Bekendheid in één lidstaat van de Benelux volstaat.

Deze zaak spitst zich toe op de vraag naar het onderscheidend vermogen van het ‘Jaguar’-beeldmerk van eiser (afbeelding). De rechter geeft een goed inzicht in de manier waarop zij haar oordeel over een vermeende inbreuk op een auteursrecht opbouwt.

Alvorens in te gaan op het onderscheidend vermogen van het logo van eiser, stelt zij zich de vraag of er sprake is van een werk in de zin van art. 1 jo. art. 10 lid 1 Auteurswet (Aw). Zij oordeelt dat dit het geval is nu het logo een voldoende eigen oorspronkelijk karakter bezit en het persoonlijk stempel van de maker draagt.

Verder oordeelt de rechtbank dat het ‘Poema’-logo van verweerder (helaas geen afbeelding in vonnis) en eiser dusdanig overeenstemmen dat een vermoeden van ontlening gerechtvaardigd is. Verweerder is er niet in geslaagd om dit vermoeden te weerleggen.

Dan art. 8 Aw. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser geen rechten kan doen gelden ter zake van de gestelde inbreuk nu zij niet de maker van het werk is. De rechtbank geeft eiser de gelegenheid te bewijzen dat zij rechthebbende is op grond van art. 8 Aw. en verwijst de zaak daartoe naar de rol. Slechts indien zij hierin slaagt kan zij rechten doen gelden ten aanzien van het litigieuze logo.

Vervolgens gaat de rechter in op de merkenrechtelijke aspecten van deze zaak. De rechtbank stelt vast dat het beeldmerk Jaguar, eye for quality, als een bekend beeldmerk kan worden aangemerkt. Zij baseert dit onder meer op de door eiser overgelegde merkbekendheidsonderzoek.

Deze rechtbank stelt dat de bekendheid in één lidstaat van de Benelux volstaat. Ter onderbouwing van haar oordeel dat er sprake is van inbreuk op het Jaguar beeldmerk haakt de rechtbank aan bij haar eerdere overwegingen ten aanzien van de ontlening in de zin van de Auteurswet.

"In het oordeel van de rechtbank betreffende de vraag of in het onderhavige geval sprake is van inbreuk op de op het beeldmark rustende auteursrechten, ligt reeds besloten dat gevaar voor associatie in merkenrechtelijke zin aanwezig moet worden geacht."

In zoverre vallen de respectievelijk de inbreukvraag op grond van Auteurwet en het Merkenrecht samen. Nu de rechter heeft geoordeeld dat de deelvorderingen voor zover gebaseerd op het merkenrecht in beginsel voor toewijzing vatbaar zijn, zal de vordering gebaseerd op de Auteurswet naar aller waarschijnlijkheid worden toegewezen, wanneer eiser slaagt in haar bewijsopdracht. Wordt vervolgd.

Lees het vonnis hier.

IEF 3332

Woontoren

wntrn.gifHet Dagblad van het Noorden bericht dat “de strijd tussen belanghebbenden en tegenstanders van de woontoren in Hoogeveen zich aan het verharden is. De ontwerper van de toren, architectenbureau B+O in Ansen, heeft een advocatenbureau in de arm genomen om het beeldmateriaal van de beoogde toren van de website https://woontoren.web-log.nl van de tegenstanders te krijgen, omdat de foto's zonder toestemming van de website van de architect zijn gehaald.

De afbeeldingen zijn inmiddels verwijderd, hoewel de actiegroep Woontoren Nee! het maar een vreemde actie vindt van het architectenbureau. "Het beeldmateriaal is overal op internet te zien. Op de site van de architect zelf dus, op architectenweb.nl en op sites van dagbladen. Het gaat hier om een publieke zaak met een grote nieuwswaarde. Volgens mij kan het auteursrecht waar de advocaat mee schermt dan opgerekt worden ten behoeve van vrije meningsuiting."

Lees hier meer. Lees de sommatiebrief hier.

IEF 3325

Eerst even voor jezelf lezen.

- Rechtbank Rotterdam, 20 december 2006, HA ZA 04-423. Eiseres tegen Unifruit B.V.

Auteursrecht & logo’s. Samenvatting Rechtspraak.nl: “Gebruik logo's. Het Jaguar-logo is een werk in de zin van de Auteurswet. Het Poema-logo stemt dermate overeen met het Jaguar-logo dat een vermoeden van ontlening gewettigd is. De als tegenbewijs in het geding gebrachte verklaring van de ontwerper van het Poema-logo is onvoldoende om dit vermoeden te ontzenuwen. Bewijsopdracht met betrekking tot het openbaarmaken als bedoeld in artikel 8 Auteurswet. Het Jaguar-logo is tevens een bekend beeldmerk met onderscheidend vermogen. Gevaar voor associatie door gebruik van het Poema-logo aanwezig geacht.” 

Lees het vonnis hier.

Rechtbank Rotterdam, 17 januari 2006, KG ZA 01-1183. Sanofi-Aventis B.V. tegen Euro Registratie Collectief B.V. (Met dank aan Edmon Oude Elferink van Houthoff Buruma).

Ompakken geneesmiddelen. Parallelimport. “Met betrekking tot de buitenverpakking is het enige verschil dat het woord “Eye” door de andere parallelimporteurs is afgeplakt met een klein stickertje Dit is onvoldoende om tot het oordeel te komen dat de presentatie van de door ECR geheretiketteerde Sofiadex producten dermate slordig is dat afbreuk wordt gedaan aan de reputatie van het merk Ook met betrekking tot de primaire verpakking is het plakken van een sticker over het merk Sofiadex onvoldoende om tot dit oordeel te komen Het merk is immers op meerdere plaatsen op de verpakking zichtbaar Het is voldoende duidelijk dat het gaat om Sofradex oor druppels.”

Lees het vonnis hier.

IEF 3324

Hee Hoo

"Lingo presentatrice Lucille Werner wordt door componist en tekstschrijver Peter Groenendijk beschuldigd van plagiaat. Volgens Groenendijk is het door Lucille geschreven Lingo-lied 'Hee Hoo Lingo' al een jaar geleden door hem gecomponeerd. De componist denkt erover om stappen te nemen tegen Lucille."

Lees hier iets meer.