Diversen  

IEF 12374

Publieke EU-consultatie: groepen overeenkomsten inzake technologieoverdracht

Publieke consultatie voor de ontwerpverordening van de Commissie betreffende de toepassing van artikel 101, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op groepen overeenkomsten inzake technologieoverdracht, 20 februari - 17 mei 2013.

Uit 't persbericht: The European Commission invites comments on a proposal for new competition rules for the assessment of technology transfer agreements, through which a licensor permits a licensee to exploit patents, know-how or software for the production of goods and services. The proposal aims to update the current regime in order to strengthen incentives for research and innovation, facilitate the diffusion of intellectual property and stimulate competition. In light of stakeholders' submissions, the Commission will adopt a new regime before April 2014.

Uit de consultatie:
Objective of the consultation
In the meaning of the EU competition rules, a technology transfer agreement is a licensing agreement where one party (the licensor) authorises another party or parties, the licensee(s), to use its technology (patent, know-how, software license) for the production of goods and services.

The rules on how to assess technology transfer agreements are set out in two instruments, the technology transfer block exemption regulation ("TTBER") and accompanying Guidelines. The TTBER exempts certain categories of licensing agreements concluded between companies that have limited market power and that respect certain conditions set out in the TTBER. Such agreements are deemed to have no anticompetitive effects or, if they do, the positive effects outweigh the negative ones. The Guidelines provide guidance on the application of the TTBER as well as on the application of EU competition law to technology transfer agreements that fall outside the safe harbour of the TTBER.

These instruments will expire on 30 April 2014. The Commission has now drafted a proposal for a revised TTBER and Guidelines. The current consultation is seeking stakeholders' views on this proposal.

Addressees of this public consultation
Citizens, public authorities, organisations, and, in particular, the business community and their representatives as well as other stakeholders including industry associations and consumer interest associations who have had direct experience of applying the current rules on technology transfer agreements and/or who deal to a significant extent with licensing agreements for the transfer of technology.

Main changes

For the assessment of whether technology pools such as patent pools are pro-competitive, an important factor is whether only complementary technology (i.e. non-competing technology) is included in the pool. Technology which is essential to produce a particular product is by definition complementary (if you need both A and B to produce X, then A and B are both essential and complementary). The Commission proposes to clarify that the definition of essentiality covers not only essentiality in relation to producing a particular product but also in relation to complying with a standard.

The section further clarifies that licensing agreements between a pool and third parties in principle fall outside the scope of the TTBER. This is because licensing out from a pool is normally considered to be a multiparty agreement given that contributors in general determine together the conditions for such licensing.

Finally, the section on pools now provides a comprehensive safe harbour for pools covering not only the creation of the pool but also its subsequent licensing out. By structuring their pool and the subsequent licensing agreements from the pool in such a way that the safe harbour conditions are fulfilled, the pool contributors can be certain that the pool is considered to be pro-competitive, regardless of the market share the pool could obtain. This is expected to give further incentives to the creation of pro-competitive pools.

How to submit your contribution

  • In your reply, please indicate whether you are replying as citizen, organisation or public authority. If your organisation is registered in the Transparency Register, please indicate your Register ID number. If your organisation is not registered, we invite you to register now. It is not compulsory to be registered in order to reply to the consultation. Contributions from registered and non-registered organisations will be published under different headings.
  • Contributions will be published on this webpage. Submissions that are clearly marked "confidential" will be treated as such and not published. In that case please also provide a non-confidential version of your reply. It is important to read the privacy statement attached to this consultation for information on how your personal data and contribution will be dealt with.
  • You are invited to respond to this consultation in any official EU language. Given the possible delays in translating comments submitted in certain languages, translations of the replies into one of the Commission's working languages (preferably English) would be welcome to enable the Commission to process them more swiftly.
  • We would appreciate receiving documents in an electronic format.
  • Please note that we cannot guarantee to take account of replies received after the deadline.
IEF 12372

LIRA dagvaardt UPC, Ziggo en Delta voor vergoeding schrijvers

LIRA, LIRA dagvaardt UPC, Ziggo en Delta voor vergoeding schrijvers, 22 februari 2013.

Uit 't persbericht: De afgelopen twee jaar heeft LIRA samen met organisaties van regisseurs, beeldmakers, componisten, tekstdichters, muziekuitgevers, uitvoerende musici en kunstenaars (het rechthebbendencollectief) onderhandeld met omroepen, kabelexploitanten en andere aanbieders van televisiepakketten verenigd in RoDAP. Doel van de onderhandelingen was om te komen tot een regeling voor de vergoeding van auteurs voor het gebruik van hun werken op de Nederlandse radio en televisie, via uitzending gemist en door video-ondemand diensten. De regeling zou onder meer dienen ter vervanging van de toen nog bestaande model-licentieovereenkomst voor de uitzending in televisiepakketten van de kabelexploitanten en andere distributeurs.

Sinds 1985
Deze modelovereenkomst is in 1985 tot stand gekomen door overleg tussen de rechtenorganisaties en de kabelexploitanten. Al meer dan een kwart eeuw werden op grond van dit contract door LIRA de ontvangen vergoedingen verdeeld onder de aangesloten binnen- en buitenlandse (scenario)schrijvers en vertalers. Op 1 oktober 2012 is het modelcontract geëindigd, zonder dat er een nieuwe regeling is getroffen.

De gang naar de rechter
Omdat LIRA vanaf 1 oktober 2012 geen kabelvergoedingen meer ontvangt voor de creatieve makers die zij vertegenwoordigt, heeft Lira aan de kabelexploitanten en overige distributeurs eind 2012 een licentieovereenkomst aangeboden.

Inmiddels hebben diverse kabelaars een nieuwe licentieovereenkomst met LIRA gesloten. Maar de grootste kabelexploitanten, waaronder UPC, Ziggo en Delta, betalen sinds 1 oktober 2012 geen vergoedingen meer aan LIRA voor de doorgifte in hun pakketten.

LIRA stapt naar de rechter om via die weg alsnog te bewerkstelligen dat UPC, Ziggo en Delta een redelijke vergoeding betalen aan LIRA ten behoeve van de door haar vertegenwoordigde auteurs. In 2005 was ook al een gang naar de rechter noodzakelijk om de kabelexploitanten ervan te overtuigen dat zij een vergoeding moesten betalen voor het gebruik van het werk van filmmakers zoals scenarioschrijvers.

LIRA is de collectieve beheersorganisatie voor (scenario)schrijvers, vertalers en journalisten. LIRA incasseert en verdeelt auteursrechtvergoedingen voor onder andere kabeldoorgifte, thuiskopie, leenrecht en reprorecht.

IEF 12360

Pilot voor afwijkend procesreglement Hof 's-Hertogenbosch

Procesreglement per 1 januari 2013 voor de pilot civiele dagvaardingszaken bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, 12 december 2012.

Procesrecht. Sinds 1 januari 2013 is voor civiele dagvaardingszaken bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch in het kader van een pilot dit procesreglement van toepassing, dat afwijkt van het Landelijk procesreglement en geldt voor alle bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch aanhangige en aanhangig gemaakte civiele zaken. De afwijkingen beogen de doorlooptijd van de procedure sterk te bekorten. De pilot duurt in beginsel 1 jaar.

De belangrijkste aanpassingen
1. Kortere termijnen, minder mogelijkheden tot uitstel: zie de artikelen 2.10, 2.11-2.14, 2.17, 2.20, 2.22, 2.24, 4.5 en 6.4.
2. Alle termijnen worden ambtshalve gehandhaafd, ook de termijnen voor het nemen van de gewone memories. Partijperemptoir stellen is in beginsel niet meer aan de orde.

3. De termijnen voor het verrichten van proceshandelingen worden in beginsel niet onderbroken voor betaling van griffierecht, behandeling bezwaar tegen eiswijziging en behandeling van de meeste incidenten: zie de artikelen 2.3, 2.9 en 2.14.
4. Minder mogelijkheden tot het nemen van aktes: zie de artikelen 2.9 en 2.23.
5. Pleidooi in beginsel binnen 3 maanden na datum verzoek: zie artikel 4.1.
6. Fourneren voor arrest vervalt. Overleggen procesdossier eerste aanleg bij aanbrengen zaak en uitspraak op griffie dossier; zie artikelen 3.1 en 5.1.

Enkele artikelen

2.11 Uitstel voor memories
Van de in 2.10 genoemde termijnen wordt nog eenmaal een uitstel verleend van vier weken en in kort geding van twee weken.

2.12 Nader uitstel
Behoudens in de elders in dit reglement genoemde gevallen, wordt nader uitstel alleen verleend:
a. op eenstemmig verzoek van partijen of op verzoek van een of meer partijen op grond van klemmende redenen
b. Een dergelijk verzoek wordt ingediend, behandeld en beslist overeenkomstig het bepaalde in artikel 1.9 van dit reglement. De termijn van dit uitstel, indien verleend, is in beginsel niet langer dan de laatst verleende termijn voor het verrichten van de betreffende proceshandeling.

4.5 Schriftelijk pleidooi
Op eenparig verzoek van partijen kan het hof schriftelijk pleidooi toestaan. Met de keuze voor het schriftelijk doen bepleiten van de zaak wordt afstand gedaan van het recht op mondeling pleidooi. Indien schriftelijk wordt gepleit, geldt voor het overleggen van de pleitnota’s één termijn van zes weken en in kort geding vier weken. (...)

6.4 Geen nieuwe advocaat gesteld
Indien zich op de in artikel 6.2 genoemde roldatum geen andere advocaat stelt, vervalt het recht van de partij om de proceshandeling waarvoor deze staat te verrichten en kan de wederpartij verzoeken in de zaak arrest te wijzen.
Indien zich op deze roldatum geen andere advocaat stelt en de wederpartij niet verzoekt in de zaak arrest te wijzen of de proceshandeling waarvoor zij staat op deze datum niet wordt verricht, wordt de zaak ambtshalve doorgehaald.

IEF 12339

Benelux Gerechtshof krijgt twee rechtsprekende kamers

Protocol tot wijziging van het Verdrag van 31 maart 1965 betreffende de instelling en het statuut van een Benelux-Gerechtshof; Luxemburg, 15 oktober 2012, Kamerstukken I, 2012/13, 33 543, nr. 1.

Benelux-Gerechtshof. Wijziging van het Statuut. De Minister van Buitenlandse Zaken overlegt ter stilzwijgende goedkeuring het protocol tot wijziging van het Benelux-verdrag en de instelling van het Benelux-gerechtshof.

Op een belangrijk terrein van gemeenschappelijk recht in de Benelux Unie, namelijk het merkenrecht, bleek zich uiteenlopende nationale rechtspraak te ontwikkelen. Op Aanbeveling van de Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad was besloten het Benelux-Gerechtshof de bevoegdheid tot rechtspraak te geven. Het tot stand gekomen Benelux-Verdrag inzake de intellectuele eigendom zal te zijner tijd worden gewijzigd. De prejudiciële procedure en de nauwelijks gebruikte bevoegdheid tot advisering zijn niet van dien aard dat ze de gewenste harmonisatie of rechtseenheid teweegbrengen. Van geval tot geval kan de rechtsprekende bevoegdheid aan het Hof worden verstrekt.

Een belangrijke factor van de nieuwe rechtsprekende bevoegdheid is, dat deze zal worden uitgeoefend in twee instanties (zie de nieuwe artikelen 9bis en 9ter van het Verdrag). Voor de structuur, waarbij twee instanties figureren binnen hetzelfde Hof, staat het Europese Hof van Justitie model.

Het Benelux-Unie-hof krijgt een Eerste Kamer die de bestaande prejudiciële en adviserende bevoegdheid blijft uitoefenen en die in tweede instantie oordeelt over uitspraken van een Tweede Kamer (cassatieberoep). De Tweede Kamer is uitsluitend bevoegd tot uitoefening van de rechtsprekende bevoegdheid in eerste instantie.

2. De prejudiciële procedure en de – nauwelijks gebruikte – bevoegdheid tot advisering zijn echter niet van dien aard dat ze in alle omstandigheden de gewenste harmonisatie of rechtseenheid teweegbrengen. Dit is onder meer het geval wanneer feitelijke overwegingen een grote rol spelen in de beoordeling van de zaak. Het gebrek aan harmonisatie is bijzonder storend in domeinen die volledig eengemaakt zijn, zoals in het merken- en modellenrecht, en leidt tot forum shopping. De huidige toestand zorgt in die rechtsgebieden voor vertraging en uiteenlopende rechtspraak. De dringende behoefte aan een rechtsprekende bevoegdheid voor het Benelux-Gerechtshof inzake het merken- en modellenrecht werd aan de orde gesteld in de aanbeveling van de Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad dd. 18 juni 2005 (stuk 733/2, punt 4), die werd onderschreven door het Comité van Ministers in hun antwoord d.d. 20 november 2008.

3. Tijdens de onderhandelingen over de verdragswijziging die nodig is om de bedoelde rechtsprekende bevoegdheid aan het Hof toe te kennen, werd voorts besloten om de mogelijkheid tot het scheppen van deze bevoegdheid niet te beperken tot het terrein van het merken- en modellenrecht, maar om het Verdrag zodanig te wijzigen dat deze bevoegdheid van geval tot geval kan worden verstrekt in verdragen. Dit betekent dat op terreinen die zich daarvoor in de toekomst lenen, zonder wijziging van het Verdrag, rechtsprekende bevoegdheid aan het Hof kan worden toegekend. Het eerste verdrag waarin deze toekenning zal plaatsvinden, zal het te wijzigen Benelux-Verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen) van 25 februari 2005 zijn.

5. In het aangepaste artikel 1 van het Verdrag worden de drie bevoegdheden opgesomd waarover het Hof in het gewijzigde Verdrag beschikt, namelijk:
- de prejudiciële bevoegdheid;
- de rechtsprekende bevoegdheid, die zowel de reeds bestaande bevoegdheid als administratieve rechter betreft als de nieuwe bevoegdheid ten aanzien van per verdrag aan te duiden terreinen;
- de adviserende bevoegdheid.

6. Een belangrijke factor van de nieuwe rechtsprekende bevoegdheid is, dat deze zal worden uitgeoefend in twee instanties (zie de nieuwe artikelen 9bis en 9ter van het Verdrag). Voor de structuur, waarbij twee instanties figureren
binnen hetzelfde Hof, staat het Europese Hof van Justitie model.

7. Een Eerste Kamer die de bestaande prejudiciële en adviserende bevoegdheid blijft uitoefenen en die in tweede instantie oordeelt over uitspraken van een Tweede Kamer die uitsluitend bevoegd is tot uitoefening van de rechtsprekende bevoegdheid in eerste instantie. De bestaande bevoegdheid van het Hof om kennis te nemen van administratiefrechtelijke beroepen inzake de rechtsbescherming van personen in dienst van de Benelux Unie, de Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom of een Benelux Gemeenschappelijke Dienst wordt toebedeeld aan een Derde Kamer.

Onder B. Commentaar op de artikelen van de voorgestelde tekst, Artikel IX:
Een artikel 4quinquies wordt toegevoegd, waarin de onderverdeling in Kamers van het Hof wordt neergelegd.

De Eerste Kamer spreekt recht in prejudiciële zaken en adviseert desgevraagd de regeringen. Dit is een voortzetting van de al bestaande bevoegdheden van het Hof. Deze Kamer is voorts op grond van artikel 9ter bevoegd ter zake van de voorziening die kan worden ingesteld tegen uitspraken van de Tweede Kamer ingevolge artikel 9bis (cassatieberoep).

De Tweede Kamer oefent de nieuwe rechtsprekende bevoegdheid van het Hof uit in eerste instantie. De Tweede Kamer kan eventueel bestaan uit afdelingen, al naar gelang het rechtsdomein ten aanzien waarvan de bevoegdheid aan het Hof wordt toegewezen.

IEF 12338

European Case Law Identifier (ECLI) vervangt Landelijk Jurisprudentie Nummer (LJN)

Rechtspraak.nl - Tijdelijke publicatiestop uitspraken: Van vrijdagmiddag 8 februari 13.00 uur tot en met vrijdag 15 februari worden er geen uitspraken gepubliceerd in het uitsprakenregister. In de betreffende week wordt in een omvangrijke operatie het landelijke publicatienummer (LJN) van ruim een miljoen uitspraken vervangen door een Europees publicatienummer (ECLI). Over uitspraken in belangrijke zaken wordt in de betreffende periode wel een nieuwsbericht aangemaakt waar de tekst van de uitspraak als pdf-bestand aan toe is gevoegd. Uitspraken die op deze wijze zijn gepubliceerd, worden na 15 februari alsnog ingevoerd en gepubliceerd om ze via het uitsprakenregister terug te kunnen vinden. Lees verder voor informatie over ECLI en de hernummering.

ECLI:landcode:instantiecode:jaar:nummer
Het formaat van een ECLI is overal in Europa hetzelfde: ‘ECLI:landcode:instantiecode:jaar:nummer’. De landcode is tweeletterig, in het geval van Nederland ‘NL’. De instantiecodes worden door de Rechtspraak bepaald en vastgelegd in de ECLI-index. Het laatste gedeelte, nummer, is door elk land naar eigen inzicht in te vullen. In Nederland zal dit een volgnummer zijn. Een ECLI van een uitspraak van de Hoge Raad uit 2013 kan er dus zo uitzien: ECLI:NL:HR:2013:897. Dat is langer dan het huidige LJN, maar ook betekenisvoller.

Hernummering
Bestaande LJN’s blijven na hernummering herkenbaar. Zo zal de ECLI van LJN:BR5216 (een arrest van de Hoge Raad uit 2011) luiden: ECLI:NL:HR:2011:BR5216. Een één-op-één vertaling van LJN naar ECLI is echter niet altijd mogelijk. Anders dan nu krijgen een conclusie van de advocaat-generaal en een arrest van de HR voortaan beide een eigen ECLI, met een verschillende instantiecode. Ook voor oude zaken zal dit worden doorgevoerd. De Rechtspraak zorgt ervoor dat inzichtelijk is hoe hernummering heeft plaatsgevonden. Zoeken op de oude LJN’s blijft mogelijk. Ook de deeplinks die met behulp van een LJN zijn aangebracht, blijven gewoon werken.

IEF 12303

In de tijdschriften januari 2013

Hieronder een selectie van de hoofdartikelen en jurisprudentie uit de bladen:

“Eenieder wordt geacht de wet te kennen”:
geldt dat ook voor NEN-normen? Beperkt
artikel 11 Auteurswet zich tot werken opgesteld en afkomstig van de openbare macht? – Mirjam Elferink (login)

Berichten uit het Buitenland
Frankrijk 2012 – Rein-Jan Prins (login)

Laatste editie: BerichtenIE 2013-1

Themanummer: Auteurscontractenrecht

B.J. Lenselink, Auteurscontractenrecht 2.0: het wetsvoorstel inzake het auteurscontractenrecht, AMI 2013-1, p. 1.

Th.J. Bousie en P. Lindhout, Opinie: Het Wetsvoorstel Auteurscontractenrecht:
de premisse en de relatie tot het commune
overeenkomstenrecht, AMI 2013-1, p. 12.


Rechtspraak
Merkenrecht

Nr. 1 HvJ EU 18 oktober 2012, Football
Dataco c.s./ Sportradar GmbH, IEF 11885.

Nr. 2 HvJ EU 25 oktober 2012, Bernhard
Rintisch/Klaus Eder, IEF 11926.

Rechtspraak in het kort
Merkenrecht
Nr. 3 Rechtbank ’s-Gravenhage 3 oktober
2012, Red Bull/Lamborghini, IEF 11821.

Nr. 4 Hoge Raad 19 oktober 2012
(Antilliaanse zaak) Diageo Brands B.V., e.a.
/Cardinal Gift Shop N.V., e.a., LJN BX5797,
IEF 11898.

Nr. 5 Rechtbank ’s-Gravenhage 24 oktober
2012, H&M Hennes & Mauritz Netherlands
B.V., c.s./G-Star Raw C.V., c.s, IEF 11923.

Handelsnaamrecht
Nr. 6 Rechtbank Arnhem 18 juli 2012,
Fietsplaza/ Tweewielers, IEF 11634.

Nr. 7 Vzr. Rechtbank Amsterdam 4 oktober
2012, Kinderdagverblijf Bambini B.V. mede
h.o.d.n. (Medieval) Torture Museum/Aquaris
B.V., h.o.d.n. Museum of Medieval Torture
Instruments, IEF 11832.

Nr. 8 Vzr. Rechtbank Rotterdam 10 augustus
2012, Stichting Vestingdagen Hellevoetsluis
/Stichting Toerisme Evenementen Recreatie Hellevoetsluis en de Gemeente Hellevoetsluis,
IEF 11665.

Nr. 9 Vzr. Rechtbank Zutphen 31 juli 2012,
Eiser h.o.d.n. Het Onderdelenhuis/
Plentyparts Zutphen, IEF 11643.

Ongeoorloofde mededinging
Nr. 10 RCC 19 oktober 2012, Hans Anders/
Beter Horen, IEF 11934.

Procesrecht
Nr. 11 Rechtbank Arnhem 16 mei 2012,
TenneT c.s./ Alstom c.s. LJN BW7444,
IEF 11399
.

C.P.A. Holierhoek, Opinie: Auteurscontractenrecht: evenwicht hersteld?

Wetsvoorstel Auteurscontractenrecht, AMI 2013-1, p. 23.

Jurisprudentie
Nr. 1 • HR 22 juni 2012 (Knooble/Staat e.a.) m.nt. M.H. Elferink
Nr. 2 • Rb. Amsterdam 9 mei 2012 (Nanada/Golden
Earring) m.nt. P. Katz

Berichten IE: website.
AMI: website.

IEF 12278

Meest voorkomende misleidende marketingpraktijken

Het beschermen van ondernemingen tegen misleidende marketingpraktijken en zorgen voor doeltreffende handhaving, Herziening van Richtlijn 2006/114/EG inzake misleidende reclame en vergelijkende reclame, mededeling COM(2012) 702 final.

Deels overgenomen van Reclameboek RB 1594. Misleidende marketingpraktijken. Reclamerecht. Domeinnaam. Merkenrecht. Juridisch advies. Sociale media.

De grote meerderheid van de belanghebbenden was bezorgd over een aantal  misleidende marketingpraktijken die zeer vaak  van over de grens plaatsvinden (soms massamarketingfraude of –bedrog genoemd). Naast de misleidende gegevensbankdiensten, die het meest in het oog lopen, werden de volgende veel voorkomende praktijken gemeld:

• Misleidende betalingsformulieren die worden voorgesteld als een factuur voor diensten die de handelaar zogezegd al heeft besteld terwijl hij dat in feite niet heeft gedaan, of betalingsverzoeken die zogezegd van autoriteiten komen, bv. het officiële handelsregister.

• Aanbiedingen om  internetdomeinnamen uit te breiden (bv. de uitbreiding van domeinnamen naar andere landen) door handelaren die met massamarketingtechnieken foute informatie verspreiden en psychologische druk uitoefenen om een contract te sluiten. De handelaar beweert een aparte dienst te verlenen, maar vraagt in feite overdreven prijzen voor een eenvoudige domeinregistratie die gemakkelijk bij officiële providers kan worden verkregen tegen veel lagere prijzen.

• Aanbiedingen om merkbescherming uit te breiden naar andere landen door handelaren die misleidende reclame gebruiken en foute informatie verstrekken over de aard van de dienst. Die bescherming kan immers alleen maar door officiële instanties worden verleend en de handelaar biedt niet meer dan een opname in een lijst aan.

Juridisch advies via een internetplatform op basis van een marketingmodel waarin de aangeboden dienst louter gebaseerd is op publiek toegankelijke gratis juridische databanken en de handelaar misleidende informatie verstrekt over de kenmerken van de dienst. De handelaar biedt derhalve amper meerwaarde aan, maar rekent hoge prijzen aan

• Misleidende marketing over reclame op sociale netwerken tegen hoge  prijzen (bv. zeer hoge prijs per klik), terwijl de sociale netwerken die dienst zelf aanbieden tegen veel lagere prijzen.

In sommige lidstaten doet zich het probleem  voor van handelaren die facturen sturen voor diensten die zogezegd per telefoon zijn besteld, terwijl er in  feite nooit een  contract is gesloten.

Een klein aantal bedrijven dat op de raadpleging van de Commissie reageerde, klaagde ook over misleidende beweringen in verband met de milieuvriendelijkheid, oneerlijke vergelijkende reclame en, meer algemeen, over onvoldoende informatie in de precontractuele fase in betrekkingen tussen ondernemingen waarvan één een sterke marktpositie heeft. Voorts waren de belanghebbenden van mening dat misleidende marketingpraktijken via het internet een groot probleem vormen en dat ondernemingen meer en meer te lijden hebben onder grensoverschrijdende misleidende reclame. De wereldwijde toename van het oplichten van ondernemingen via het internet wordt een nieuwe tendens genoemd.

Lees verder op reclameboek.nl.

IEF 12277

Wetsvoorstel implementeert Europese regels voor digitale consument

Een redactionele bijdrage van VOI©E.

Bij de Tweede Kamer is een voorstel van wet ingediend voor een wijziging van de Boeken 6 en 7 van het Burgerlijke Wetboek, de Wet handhaving consumentenbescherming en enige andere wetten in verband met de implementatie van de Europese richtlijn consumentenrechten. Het wetsvoorstel bevat specifieke bepalingen voor levering en aanschaf van materiële dragers, zoals een CD of DVD, en van online diensten, zoals een muziekstream.

Schets op hoofdlijnen
De richtlijn consumentenrechten ziet met name op consumenteninformatie voor verkoop in de winkel, op afstand (via o.a. internet en telefoon) en buiten verkoopruimten (o.a. colportage). Daarnaast worden er voor verkoop op afstand en buiten verkoopruimten regels gesteld over het herroepingsrecht (bedenktijd voor de consument) en – bij alle overeenkomsten – over de wijze waarop een zaak wordt geleverd en het moment waarop het risico voor beschadiging en verlies van de betrokken zaak overgaat van de handelaar op de consument.

De richtlijn is gericht op volledige harmonisatie (uniforme regels in alle lidstaten).
De termijn waarbinnen, ingeval van een overeenkomst op afstand of een overeenkomst buiten de verkoopruimte, een beroep gedaan kan worden op het herroepingsrecht (de bedenktermijn) is verlengd naar 14 kalenderdagen en de richtlijn heeft duidelijke regels over de uitoefening van het herroepingsrecht en de gevolgen hiervan. Een standaardformulier voor de herroeping kan de uitoefening van dit recht voor zowel de consument als de handelaar aanzienlijk vergemakkelijken. Ten vierde voorziet de richtlijn in een uniforme regeling met betrekking tot de leveringstermijn, risico-overgang en remedies bij ontijdige levering.
Ten slotte kent de richtlijn een duidelijker regime voor digitale producten. Niet alleen is een definitie van digitale inhoud opgenomen; de richtlijn bevat ook specifieke informatieplichten bij de aankoop van digitale producten, aangevuld met een specifiek regime voor de herroeping bij dergelijke aankopen.

Regels voor digitale inhoud
Dit betreft gegevens die in digitale vorm geproduceerd en geleverd worden. Het gaat hierbij onder meer om muziek, games, video’s, teksten, toepassingen (software) en dergelijke. De richtlijn maakt voor de begripsomschrijving geen onderscheid naar gelang de wijze waarop deze inhoud wordt verkregen (bijvoorbeeld door streaming of via een materiële drager).
De richtlijn – en mitsdien ook het Burgerlijk Wetboek – koppelt wel verschillende rechtsgevolgen aan de wijze waarop de digitale inhoud wordt geleverd. Beslissend is de vraag of er al dan niet sprake is van digitale inhoud op een materiële drager, zoals een CD of DVD. Een muziekstream wordt direct van een website of ander platform ten gehore gebracht en is in die vorm digitale inhoud die niet op een drager wordt geleverd.

Is er sprake van digitale inhoud op een drager, dan wordt deze aangemerkt als goed in de zin van de richtlijn – en als roerende zaak in de zin van het Burgerlijk Wetboek. Het regime van de consumentenkoop is dan van toepassing ten aanzien van onderwerpen als het recht van ontbinding van de overeenkomst en de verplichting om bepaalde informatie te verstrekken.
Voor de overeenkomst die digitale inhoud betreft die niet op een materiële drager wordt geleverd, kent afdeling 2B op enkele punten afwijkende bepalingen. Voor deze overeenkomsten geldt bij onderwerpen als de levering, de informatieverplichtingen en
het recht om de overeenkomst te ontbinden een apart regime. Dit is bij de desbetreffende bepalingen verder toegelicht. Dit sluit aan bij het systeem van het Burgerlijk Wetboek en artikel 7:47 BW in het bijzonder, waarin is neergelegd dat de bepalingen van koop van toepassing zijn voor zover deze in overeenstemming zijn met de aard van het (vermogens)recht.

Thans is in opdracht van de Europese Commissie een onderzoek gaande naar de wenselijkheid voor nieuwe geharmoniseerde regels op het gebied van de levering van digitale inhoud binnen de interne markt. Naar aanleiding hiervan zal te zijner tijd worden bezien of de richtlijn verder wordt aangepast om de werking van de digitale interne markt te verbeteren.

Zie hier de tekst van het wetsvoorstel en de Memorie van Toelichting.