DOSSIERS
Alle dossiers

Woord- en of beeldmerk  

IEF 11085

Dag van indiening, ook het uur en de minuut

HvJ EU 22 maart 2012, zaak C-190/10 (GENESIS tegen Boys Toys SA en Administración del Estado) - dossier

In navolging van conclusie AG [IEF 9525]. Merkenrecht. Elektronische indiening van aanvraag. Uitleg begrip "datum van indiening"

Vraag: Kan artikel 27 van verordening nr. 40/941 van de Raad van 20 december 1993 inzake het gemeenschapsmerk aldus worden uitgelegd, dat behalve met de dag, ook rekening mag worden gehouden met het uur en de minuut van indiening van de aanvraag om inschrijving van een gemeenschapsmerk bij het BHIM (voor zover dat gegeven is vastgelegd) voor de vaststelling van de temporele voorrang ten opzichte van een nationaal merk dat op dezelfde datum is aangevraagd, wanneer het tijdstip van indiening een relevante omstandigheid is volgens de nationale wetgeving die de inschrijving van het nationale merk regelt?

Het hof verklaart voor recht:
Artikel 27 van verordening (EG) nr. 40/94 (...) moet aldus worden uitgelegd dat het niet toestaat dat behalve met de dag, ook rekening wordt gehouden met het uur en de minuut van indiening van de gemeenschapsmerkaanvraag bij het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM) om te bepalen of een gemeenschapsmerk ouder is dan een op dezelfde dag ingediend nationaal merk, zelfs wanneer de op de inschrijving van dat nationale merk toepasselijke nationale regeling het uur en de minuut van indiening in dit verband als relevant beschouwt. [red. accent]

Op andere blogs;
Merkwaardigheden (Gij zult alles delen)

 

IEF 11083

Op grond van de rangorde nietigheid

Rechtbank 's-Gravenhage 14 maart 2012, HA ZA 11-1479 (Promodyne & GBS tegen Zhu Quping)

Uitspraak ingezonden door Jerry Considine, Considine Merkenbureau.

Merkenrecht. Rangorde inschrijving. Zhu is handelaar in sigaretten in de regio zuidoost Azië. GBS importeert tabaksproducten uit Azië en is klant van Promodyne die sigarettenverpakkingen produceert en voorziet van het merkteken Maba. Zhu heeft veschillende merkdepots verricht. Promodyne c.s. heeft in verstekvonnis merkdepot nietig laten verklaren. Hiertegen is Zhu tijdig in verzet gekomen.

De inschrijving van Zhu's Beneluxmerk MABA wordt nietig verklaard en doorhaling wordt uitgesproken vanwege de eerdere inschrijving van het Gemeenschapsmerk door GBS. Zhu wordt bevolen elk gebruik van overstemmende tekens te gebruiken.

Rangorde
4.12. naar aanleiding van het voorgaande staat vast dat het merk van BS niet onderhevig is aan nietigheid ten gevolg van bij GBS bestaande kwade trouw bij de indiening van de aanvrage daarvan. De indiening van de aanvrage van het Gemeenschapsmerk van GBS is van eerdere datum dan het depot van het Benelux-merk van Zhu. Artikel 2.45 BVIE bepaalt dat ten aanzien van de rangorde tussen merken de artikelen 2.3 en 2.28 lid 3 sub a BIE van overeenkomstige toepassing zijn in geval de inschrijving berust op een eerder depot van een Gemeenschapsmerk. Gelet op het bepaalde in artikel 2.28 lid 3 BVE roepen merkhoudster GBS en belanghebbende Promodyne terecht op grond van de rangorde de nietigheid in van Zhu's Benelux-merk. De rechtbank zal daarom de nietigverklaring van het Benelux-merk van Zhu uitspreken en de doorhaling daarvan gelasten. Gelet op artikel 1.14 BVIE wordt de gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad van de doorhaling echter afgewezen.

Lees het vonnis hier (ingezonden grosse HA ZA 11-1479, schone grosse).

IEF 11082

Langs andere kanalen dan het dealernetwerk

Rechtbank Zutphen 21 maart 2012, LJN BV9327 (Werzalit GmbH tegen Quick Service)

Merkenzaak. Werzalit Duitsland brengt, onder het merk Werzalit, bouwelementen van kunststof met houtspaander als vensterbanken, balkon- en gevelbekleding, tafelbladen en profielen op zowel de Nederlandse markt als daarbuiten. Quick Service mocht langs andere kanalen dan het dealernetwerk van Werzalit ook producten verkopen. De licentievergoeding wordt, zo luidt de brief van de advocaat, niet gezien als licentievergoeding maar als vergoeding voor de schade die Werzalit Duitsland lijdt als gevolg van merknaaminbreuk.

Het merkrecht op het merk Werzalit is vervallen per 4 augustus 2009. Voor zover dit merkrecht niet is vervallen, geldt dat Werzalit AG & Co merkhoudster is. Quick Service heeft nooit producten die zij heeft afgenomen van Werzalit Oostenrijk als producten van Werzalit Duitsland verkocht. Bovendien is zij nog steeds gerechtigd producten van Werzalit Duitsland te verkopen.

Degene die zich erop beroept dat waren door of met toestemming van de houder in het verkeer zijn gebracht, draagt de bewijslast van deze feiten. Het is aldus niet relevant of Quick Service op de hoogte was van de beëindiging van de licentie overeenkomst. Quick dient de verkoop van Werzalit producten te staken en gestaakt te houden.

Verder in citaten:

5.3.  Degene die zich erop beroept dat waren door of met toestemming van de houder in het verkeer zijn gebracht, draagt de bewijslast van deze feiten. In deze zin ook HvJ 8 april 2003, BIE 2004, 11. Uit deze bewijsregel volgt dat het niet relevant is of Quick Service ervan op de hoogte was dat de licentieovereenkomst tussen Werzalit Duitsland en Quick Service op 1 maart 2007 is geëindigd. Bewijslevering op dit punt voegt dus niets toe, zodat dat achterwege kan blijven.

Dictum:
6.4.  veroordeelt Quick Service de verkoop van Werzalit producten voor zover zij deze heeft afgenomen of afneemt van Werzalit Oostenrijk en/of Topalit GmbH, en het gebruik van de merknaam Werzalit voor die producten, te staken en gestaakt te houden,

6.5.  veroordeelt Quick Service om aan Werzalit Duitsland een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere dag dat zij niet aan de in 6.4 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, met een maximum van € 250.000,

6.6.  veroordeelt Quick Service in de proceskosten, aan de zijde van Werzalit Duitsland tot op heden begroot op € 10.655,93,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
IEF 11080

GTI werd al beschrijvend gebruikt vóór registratie

Gerecht EU 21 maart 2012, zaak T-63/09 (Volkswagen tegen BHIM/Suzuki Motor) - dossier - perscommuniqué

159 Matti Kortelainen and Hannu Mattila (FIN) Suzuki Swift SportDoet sterk denken aan de TDI-uitspraak [ IEF 10487].
 
Gemeenschapsmerkenrecht. In de oppositieprocedure komt aanvrager van het gemeenschapswoordmerk SWIFT GTI, Suzuki, houdster van het Duitse en internationale woordmerk GTI tegen. De afdeling wijst de oppositie af, het beroep wordt verworpen. De aangevoerde middelen: Er bestaat wel verwarringsgevaar tussen de merken.

Gerecht EU: Volkswagen kan zich niet verzetten tegen de inschrijving van het door Suzuki aangevraagde gemeenschapsmerk SWIFT GTi. Het Gerecht bevestigt de beslissing van het BHIM dat er geen gevaar bestaat voor verwarring tussen dit merk en de oudere merken „GTI” van Volkswagen.

Omdat de lettercombinatie GTI al lang voor aanmelding van GTI-merk van Volkswagen werd gebruikt als beschrijvende aanduiding, komt het Gerecht EU niet tot een andere conclusie. Het element "SWIFT" is een onderscheidende fantasiebenaming. Het Gerecht EU beoordeelt separaat over het verwarringsgevaar in respectievelijk Zweden, Duitsland en een aantal andere lidstaten (waaronder de Benelux). De klacht wordt afgewezen en Volkswagen wordt veroordeeld in de kosten.

Uit't perscommuniqué: Het Gerecht stelt vast dat het BHIM geen vergissing heeft begaan door te oordelen dat mensen uit de automobielsector de lettercombinatie „gti” als een beschrijvende aanduiding zullen opvatten en dat deze lettercombinatie slechts een zeer gering intrinsiek onderscheidend vermogen bezit voor het grote publiek. In dit verband had het BHIM met name rekening gehouden met de omstandigheid dat het letterwoord GTI veel wordt gebruikt door talrijke autofabrikanten in heel Europa (zoals Rover, Nissan, Mitsubishi, Peugeot, Suzuki en Toyota) om de technische kenmerken van bepaalde modellen aan te duiden en dat er andere merken met het letterwoord GTI bestaan (zoals „Peugeot GTI” of „Citroën GTI”). Bovendien heeft het BHIM terecht geoordeeld dat het woord SWIFT, dat als een verzonnen woord wordt opgevat en in het begindeel van het aangevraagde merk staat, het meest onderscheidende bestanddeel van dit merk vormt.

Het Gerecht is dan ook van oordeel dat het BHIM terecht heeft vastgesteld dat de modelnaam SWIFT de visuele, fonetische en begripsmatige overeenstemming van de conflicterende merken grotendeels zoniet geheel opheft. Evenzo heeft het BHIM terecht geoordeeld dat de gemiddelde consument in Zweden, in de Benelux, in Duitsland, in Frankrijk, in Italië en in Oostenrijk niet louter door de combinatie van de drie letters „gti” zal veronderstellen dat alle voertuigen, onderdelen en toebehoren van dezelfde fabrikant afkomstig zijn, zodat er geen verwarringsgevaar bestaat.

97      Zudem ist hervorzuheben, dass der Wortbestandteil „gti“, anders als die Klägerin vorträgt, in der Anmeldemarke keine äquivalente selbständig kennzeichnende Stellung behält, da er zum einen als Beschreibung technischer Spezifikationen der fraglichen Waren und damit als sehr schwach unterscheidungskräftig aufgefasst wird (siehe oben, Randnr. 86) und zum anderen nur an nachrangiger Stelle am Ende der Anmeldemarke steht.

112    Weiter geht aus der die Automobilbranche betreffenden Rechtsprechung hervor, dass, wenn in tatsächlicher Hinsicht erwiesen ist, dass der Durchschnittsverbraucher ein bestimmtes Produkt wegen seiner objektiven Merkmale erst nach einer besonders aufmerksamen Prüfung erwirbt, rechtlich zu berücksichtigen ist, dass dieser Umstand die Verwechslungsgefahr zwischen Marken für solche Produkte in dem entscheidenden Zeitpunkt, in dem die Wahl zwischen den Produkten und den Marken getroffen wird, verringern kann (Urteil des Gerichtshofs vom 12. Januar 2006, Ruiz Picasso u. a./HABM, C‑361/04 P, Slg. 2006, I‑643, Randnr. 40). Somit und im Hinblick auf die obigen Feststellungen in den Randnrn. 41 und 42 ist davon auszugehen, dass das in der vorstehenden Randnummer dargelegte Ergebnis, dass keine Verwechslungsgefahr besteht, durch den Umstand bestätigt wird, dass das allgemeine Publikum bei der Anschaffung der fraglichen Waren überdurchschnittlich aufmerksam ist. Dies gilt umso mehr für die Fachkreise, bei denen eine hohe Aufmerksamkeit und Kenntnis des relevanten Marktes besteht.

130    Schließlich habe die Klägerin nicht bewiesen, dass sie in einer erheblichen Reihe von Fällen gegenüber anderen Herstellern ein Verbot durchgesetzt hätte, GTI‑Autos jeweils unter ihrer eigenen Marke zu verkaufen, sei es auf dem deutschen Markt oder in einem anderen Mitgliedstaat. Eine einzige derartige Zwangsmaßnahme gegen eine Neuheit auf dem deutschen Markt, den Lada GTi im Jahr 2007, reiche nicht aus, um die Feststellung zu widerlegen, dass die Buchstabenkombination „gti“ von verschiedenen Autoherstellern bereits lange vor der Anmeldung der fraglichen Gemeinschaftsmarke umfangreich benutzt worden sei. Jedenfalls könnten die Schlussfolgerungen der Beschwerdekammer nicht durch ein einziges Verfahren, das lange nach Beginn des vorliegend in Rede stehenden Widerspruchsverfahrens anhängig gemacht und ohne Entscheidung in der Sache abgeschlossen worden sei, in Frage gestellt werden.

Op andere blogs:
AOMB (Een snelle beslissing)

IEF 11079

Goede goede grond voor vaststelling kwader trouw

Gerecht EU 21 maart 2012, zaak T-227/09 (Feng Shen Technology tegen OHIM/ Majtczak) - dossier

Nietigheidsprocedure. Op grond van meerdere oudere merkinschrijvingen van het beeldteken FS (rechts) voor o.a. ritssluitingen wordt de nietigheid van het aangevraagde gemeenschapsbeeldmerk FS (links) verzocht. De afdeling wijst de vordering af en het beroep wordt verworpen. De aangevoerde middelen: de kamer van beroep heeft de bewijzen niet naar behoren beoordeeld en de feiten voor de kwader trouw beoordeling niet naar behoren geanalyseerd.

Het Gerecht EU concludeert dat inderdaad de kamer van beroep niet op goede grond kon vaststellen dat interveniënt niet te kwader trouw was en daarom moet de beslissing worden vernietigd. Het Gerecht maakt geen eigen beoordeling die in de plaats van de vernietigde beslissing komt.

51      Met betrekking tot de twee overige overwegingen moet worden vastgesteld dat zij op zich niet volstaan om uit te maken of interveniënt te kwader trouw was bij de indiening van de gemeenschapsmerkaanvraag. Op basis van de omstandigheid dat verzoekster geen belangstelling heeft getoond voor bescherming van de oudere Taiwanese merken in de Unie en interveniënt wettelijk niet ertoe was gehouden verzoekster vooraf van zijn gemeenschapsmerkaanvraag te informeren, kan interveniënts bedoeling bij het indienen van deze aanvraag niet worden vastgesteld.

52      Bijgevolg kon de kamer van beroep niet op goede grond vaststellen dat interveniënt niet te kwader trouw was en de door verzoekster ingediende vordering tot nietigverklaring op grond van deze overwegingen afwijzen.

53      Het enige middel moet derhalve worden aanvaard en de bestreden beslissing moet worden vernietigd.

56      In het onderhavige geval laten de in de bestreden beslissing vastgestelde elementen niet toe te bepalen welke beslissing de kamer van beroep had moeten nemen. Hoewel deze elementen de vaststelling dat interveniënt niet te kwader trouw was, niet rechtvaardigen, zoals hierboven bij het onderzoek van de vordering tot nietigverklaring is vastgesteld, rechtvaardigen zij, op zich, immers evenmin de tegenovergestelde vaststelling.

57      Gezien het bovenstaande moet verzoeksters vordering tot herziening die ertoe strekt dat het Gerecht het bestreden merk nietig verklaart, worden afgewezen.

IEF 11074

Hof bekrachtigt vonnis Boek9 vs. DeLex

Hof Amsterdam 20 maart 2012, LJN BW0561 (De Weerd en Stichting Boek 9 tegen DeLex B.V.)

Uitspraak ingestuurd door Christiaan Alberdingk Thijm en Douwe Linders, SOLV Advocaten.

Kort Geding grotendeels bekrachtigd [IEF 10134]. Zie ook het persbericht [IEF 9622]. Databankenrecht. Auteursrecht op berichten. Werkgeversauteursrecht. Investeringen in de website. Geen misleiding. Geen rectificatie. Geen verboden op basis van auteursrechtinbreuk.

Evenals de voorzieningenrechter oordeelt het Hof dat de Stichting Boek 9 inbreuk heeft gemaakt op de databankrechten van deLex. Anders dan de voorzieningenrechter, is het Hof echter van mening dat ook de auteursrechten op de berichten toebehoren aan deLex. Over en weer worden echter geen verboden uitgesproken op basis van auteursrechten. Vorderingen tegen De Weerd in persoon worden afgewezen omdat niet vaststaat dat hij persoonlijk de databank van deLex heeft gekopieerd.

Databankenrecht
DeLex is als databankrechthebbende aan te merken. De Stichting Boek 9 heeft een kopie gemaakt en op de site geplaatst. Dit moet worden aangemerkt als het opvragen en hergebruiken in de zin van de Databankenwet en is door de voorzieningenrechter terecht aangemerkt als inbreuk op het databankrecht. (r.o. 3.8.1 - 3.8.2).

Werkgeversauteursrecht
Voldoende aannemelijk is dat het tot de taak van De Weerd behoorde om berichten te maken voor de site boek9.nl. DeLex heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat er materieel gezag werd uitgeoefend en werd toegezien op het werk en men zich uitdrukkelijk als werkgever heeft opgesteld. Er is aldus op grond van artikel 7 Auteurswet sprake van werkgeversauteursrecht. Door overdracht heeft DeLex het auteursrecht verkregen. (r.o. 3.1.5 - 3.5.5)

Investeringen
Het hof is met de voorzieningenrechter van oordeel dat DeLex als rechthebbende op de lay-out en inrichting van de website moet worden beschouwd. DeLex heeft sedert januari 2006 geïnvesteerd onder meer op het gebied van het ontwerp, de hosting, het zogenoemde content management systeem en het beheer en onderhoud daarvan en het organiseren van activiteiten ter promotie van de website. Dat de investeringen (deels) door middel van sponsorinkomsten zijn gefinancierd, maakt dit niet anders, te minder nu DeLex de sponsorovereenkomsten heeft gesloten en de adverteerders heeft geworven. (r.o. 3.7).

Sponsorgelden / misleiding
Het hof bevestigt het oordeel van de voorzieningenrechter inzake de sponsorgelden: DeLex was immers rechthebbende op de website, droeg het ondernemersrisico en had de sponsorcontracten afgesloten. Van misleiding van de zijde van DeLex inhoudende dat zij ten onrechte de indruk zou hebben gewekt dat de website IE-forum.nl een voorzetting is van de website boek9.nl kan niet worden gesproken reeds omdat blijkens het voorgaande zulks in ieder geval voor een groot deel juist is. (r.o. 3.10).

Geen verbod op basis van auteursrechtinbreuk
Het Hof stelt vast dat deLex berichten heeft gekopieerd, maar veroordeelt deLex niet voor auteursrechtinbreuk omdat de auteursrechtelijke bescherming van de berichten beperkt is, deLex de berichten al heeft aangepast en dit ook niet opnieuw is voorgekomen (r.o. 3.13).

Proceskosten
DeLex zal worden veroordeeld in de kosten van geding in eerste aanleg in zaak 1 [tegen De Weerd in persoon]. Het hof begroot deze op € 6.000,- (i.p.v. €27.820), omdat er slechts sprake was van een conventionele vordering van deLex waartegen mondeling verweer is gevoerd. In zaak 2 zijn de kosten in eerste aanleg terecht gecompenseerd, ook de kosten in het hoger beroep worden gecompenseerd.

Lees voor het arrest hier (grosse zaaknr. 200.095.294/01 SKG, LJN BW0561)

IEF 11073

Valide reden voor spreiding

Vzr. Rechtbank 's-Gravenhage 20 maart 2012, KG ZA 12-88 (Gillette Company tegen Wilkinson Sword)

Uitspraak ingestuurd door Micheline Don en Richard van Oerle, NautaDutilh N.V..
mede door Tobias Cohen Jehoram, Thomas Conijn en Maurits Jan Voogt, De Brauw Blackstone Westbroek.

In 't kort: In navolging van IEF 10712. Zowel Gillette (MACH en MACH3) als Wilkinson (HYDRO3 en HYDRO 5) zijn producenten van scheersystemen voor natscheren. Er is geen sprake van misbruik van procesrecht door verschillende - te onderscheiden - uitlatingen over meerdere kort gedingen te spreiden.

Het wordt Wilkinson verboden om een hydraterende werking te claimen ten aanzien van haar HYDRO scheersystemen zonder een duidelijke en opvallende disclaimer 'hydraterend effect enkel tijdens het scheren' of 'hydraterend effect treedt enkel tijdens het scheren op'. Deze disclaimer moet voldoende duidelijk en opvallend worden gevoerd, ook in de reclamefilm.

Interessant is de overweging rondom misbruik van procesrecht:

4.3. Wilkinson heeft aangevoerd dat Gilette door de uitlatingen niet in het in december 2011 gevoerde kort geding tussen partijen te betrekken, misbruik van procesrecht zou maken. Die stelling kan niet worden gevolgd. Er is geen rechtsregel die zich in zijn algemeenheid verzet tegen een "spreiding" van verschillende vorderingen (ze betreffen immers te onderscheiden uitlatingen) over meerdere kort gedingen. Bijkomende omstandigheden kunnen dit anders maken, maar die zijn gesteld noch gebleken. De voorzieningenrechter laat nog daar dat Gilette een valide reden voor spreiding heeft aangegeven inhoudende dat alle zaken in één kort geding te behandelen tot te zware belasting van dat kort geding zou leiden.

IEF 11069

BBIE serie maart 2012

Merkenrecht. We beperken ons tot een maandelijks overzicht van de oppositiebeslissingen van het BBIE. Vandaag heeft het BBIE een serie oppositiebeslissingen gepubliceerd die wellicht de moeite waard is om door te nemen. Zie voorgaande bericht in deze serie BBIE serie februari 2012 II.

06mrt

BACARDI

BACCARDI S

Gedeelt.

nl

06mrt

MUSE

theMuze Tailor-made

Toegew.

nl

05mrt

SPIRALO

spiral

Toegew.

fr

05mrt

CHARRETTE

CHARRETTE

Afgew.

fr

05mrt

Deka Immobilien Investment

DECA IMMOBILIER

Toegew.

fr

05mrt

CHARRETTE

RHUM CHARRETTE

Afgew.

fr

05mrt

redefining / standards AXA

REDEFINANCE

Afgew.

nl

05mrt

ZIJ

zi

Afgew.

fr

05mrt

CHARRETTE

CHARRETTE

Afgew.

fr

05mrt

CHARRETTE

CHARRETTE

Afgew.

fr

28feb

SUPREMO SHOES & BOOTS

SUPREME

Afgew.

nl

28feb

TEMPT

temptaste

Toegew.

nl

28feb

BLISS

GREEN BLISS

Gedeelt.

nl

27feb

ENECO

ENERCO

Toegew.

fr

24feb

MOOVE

4 MOVE

Toegew.

fr

IEF 11067

Het bij kindertaal aansluitende 'BIBABOE'

Rechtbank Rotterdam 14 maart 2012, LJN BV9317 (L.O. en Bibaboerderij B.V. tegen Excelsior Publications)

Uitspraak ingezonden door Marc de Boer, Boekx advocaten.

L.O. heeft in 2006 het beeld/woordmerk BIBABOERDERIJ gedeponeerd voor o.a. drukwaren. Het kindertelevisieprogramma genaamd Bibaboerderij maakt onderdeel uit van een multimediaal concept. Excelsior is geruime tijd uitgeefster van het Franstalige tijdschrift BIBA en is sinds 1996 houdster van het internationale woord/beeldmerk BIBA.

De rechtbank beschouwt het element BIBA niet als het duidelijk dominerende onderdeel van het gehele woord BIBABOERDERIJ. Door het element boerderij wordt - ondanks het beschrijvend karakter - de context van het gehele woord aangegeven. In het gehele woord is het element boerderij wel degelijk van belang. Het gaat klaarblijkelijk niet om een bepaald soort boerderij, waarin BIBA het typerende element is. In auditief opzicht fungeert in BIBABOERDERIJ het element BIBA ook als onderdeel van het allitererende en bij kindertaal aansluitende 'BIBABOE'.

Het gebruik van BIBABOERDERIJ is gericht op mensen die de betekenis van het woord boerderij kennen. Het tijdschrift BIBA is Franstalig, maar geniet geen grote aftrek. Er is aldus geen werkelijk gevaar dat het gebruik van het teken BIBABOERDERIJ voor drukwerken, gericht op zeer jonge (Nederlandstalige) kinderen, voor verwarring kan zorgen ten opzichte van het voor tijdschriften ingeschreven merk BIBA. In afwijking van BBIE-oppositie 2000674, waarin oppositie gegrond is voor 'drukwerken' in klasse 16.

7.6 In het woord BIBABOERDERIJ is 'BIBA' een veel onderscheidender element dan 'BOERDERIJ', dat beschrijvend van karakter is. Dat element 'BIBA' is op zichzelf identiek aan het merk van Excelsior.

De Rechtbank beschouwt het element 'BIBA' echter niet als het duidelijk dominerende onderdeel van het gehele woord BIBABOERDERIJ. Door het element 'BOERDERIJ' wordt - ondanks het beschrijvende karakter - de context van het gehele woord aangegeven. In het gehele woord BIBABOERDERIJ is het element 'BOERDERIJ' wel degelijk van belang. Het gaat klaarblijkelijk niet om een bepaald soort boerderij, waarin 'BIBA' het typerende element is.

7.9. Bij vergelijking van BIBA en BIBABOERDERIJ bestaat ook in auditief opzicht een overeenstemming, al fungeert in BIBABOERDERIJ het element 'BIBA' ook als onderdeel van het allitererende en bij kindertaal aansluitende 'BIBABOE'.
Nu het woord 'biba' in het Frans en het Nederlands geen betekenis heeft, is geen sprake van een begripsmatige overeenstemming. In BIBABOERDERIJ wordt wel een direct verband gelegd tussen 'BIBA' en het begrip boerderij.

7.10. Aan te nemen valt dat BIBABOERDERIJ - met name ook voor drukwerken - zal worden gebruikt in het Nederlandse taalgebied, in Nederland en België en dat dit gebruik is gericht op mensen die de betekenis kennen van het woord 'boerderij'. Het tijdschrift BIBA is Franstalig. (...)

Lees het vonnis hier (grosse HA ZA 10-676, LJN, schone pdf).

IEF 11055

Een plus ten opzichte van kachel met beginletter "J"

Vzr. Rechtbank Leeuwarden 15 maart 2012, LJN BV9716 (Siersmederij Oldeberkoop en 't Stokertje Kachelparadijs tegen Smeedatelier Janco de Jong)

Uitspraak ingezonden door Lars Bakers en Stance Willems, Bingh advocaten.

In dit executiegeschil, na IEF 10249, vorderen Oldeberkoop en 't Stokertje staking van de executie van het vonnis van 28 september.

In een internetadvertentie met als kop "De originele Janus houtkachels" prijst Siersmederij Oldeberkoop in één adem zowel de Janus als de J-Pluskachel aan. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter wordt aldus het woordmerk JANUS mede gebruikt voor de verkoop van een andere kachel dan de Janus. Dit levert een overtreding van het vonnis op.

Er zijn dwangsommen verbeurd en er wordt in't dictum een nieuw maximum vastgesteld ad €40.000,- per overtreding van sub 2, 4 en 7 uit het dictum van het eerdere vonnis.

Nog een interessante, merkenrechtelijke overweging:

9.8. Voor de vraag of er sprake is van verwarring, is tevens de onderscheidende kracht van het beeldmerk JANUS van belang. Smeedatelier De Jong heeft zich in dat verband beroepen op de bekendheid van het woordmerk JANUS. Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter wordt dit beroep ondersteund door de omstandigheid dat partijen al sinds 1998 tegen elkaar procederen met als inzet het exclusieve recht op de productie en de verkoop van de Januskachel. Deze vasthoudendheid impliceert dat het woordmerk JANUS een sterk economisch belang vertegenwoordigt en dat het woordmerk JANUS, zoals door Smeedatelieer De Jong is gesteld, bekend is bij het relevante publiek. Uitgaande van deze bekendheid is van belang, dat de beginlettter van het teken J-PLUS overeenstemt met de eerste letter van het beeldmerk JANUS. Het verbindingsstreepje met daarachter het woord PLUS impliceert naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat er sprake is van een verbetering, een plus ten opzichte van een kachel met de beginletter "J".

Vast staat dat de kachel die thans met het teken J-PLUS wordt aangeduid, een aangepast model is van de kachel die mag worden aangeduid met het woordmerk JANUS. Zowel Smeedatelier De Jong als Siersmederij Oldeberkoop en 't Stokertje mag de originele Januskachel produceren en verkopen en daarbij het woordmerk  JANS gebruiken. gelet op deze omstandigheden -in onderling verband en samenhang beschouwd - is, ondankss het feit dat er slechts een geringe visuele gelijkenis bestaat tussen het woordmerk JANUS en het teken J-PLUS wordt geconfronteerd, het woordmerk JANUS in gedachten wordt opgeroepen, dan wel dat het relevante publiek bij het zien van het teken J-PLUS meent dat er tussen Smeedatelier De Jong - de rechthebbende op het woordmerk  JANUS - enerzijds en Siersmederij Oldeberkoop en 't Stokertje anderzijds een economische verbondenheid bestaat.

Lees het vonnis hier (grosse KG ZA 11-354, LJN BV9716).