Alle rechtspraak  

IEF 9702

Gerecht EU 25 mei zaak T-397/09 en T-422/09

Embleem van staat  |  Spaanse spraakgelijkenis

Gerecht EU 25 mei 2011, zaak T-397/09 (Prinz von Hannover tegen OHMI)

Merkenrecht. Gemeenschapsmerk. Beeldmerk met wapen. Absolute weigeringsgronden. Imitatie van heraldisch embleem van een staat. Verwerping van beroep tegen weigering OHIM in te schrijven. Art. 6 ter Unieverdrag van Parijs, 7(1)(h) GemVo 207/2009. Embleem van staat kan niet als merk worden ingeschreven. Afwijzing van het beroep. Lees het arrest hier.

 

Gerecht EU 25 mei 2011, zaak T-422/09 (São Paulo Alpargatas tegen OHMI - Fischer)

Merkenrecht. Gemeenschapsmerk. Aanvraag gemeenschapsbeeldmerk BAHIANAS LAS ORIGINALES, ouder gemeenschaps en nationaal woordmerk HAVAIANES. Relatieve weigeringsgrond, Geen verwarringsgevaar. Overeenstemmende tekens. Welisweer soortgelijke uitspraak elevante Spaanse publiek kan hier voldoende onderscheid maken, visuele en begripsmatige verschil neutraliseert fonetische gelijkenis. Vernietiging van weigering van inschrijving. Lees het arrest hier.

32. Force est de constater que les termes « havaianas » et « bahianas » sont pratiquement identiques sur le plan phonétique, du point de vue du public espagnol. En effet, les lettres « b » et « v » étant prononcées de manière identique en langue espagnole et la lettre « h » n’étant pas prononcée,

 

 

sauf lorsque le public comprend le mot comme un terme étranger venant d’une langue dans laquelle cette lettre est prononcée, le terme « bahianas » se prononce de la même manière que s’il s’écrivait « vaianas ». De même, le terme « havaianas » pourrait être prononcé par le public espagnol soit en aspirant la lettre « h », s’il établit le rapport avec le terme « hawaianas », soit sans prononcer cette lettre, conformément à la règle de base de la langue espagnole. Dans les deux hypothèses, le terme « bahianas » est, du point de vue phonétique, intégralement repris dans le terme « havaianas », celui-ci ne comportant qu’un son, « ha » ou « a » supplémentaire.

42      Dans ces circonstances, il y lieu de considérer que, dès lors qu’il n’est pas possible de constater une différence conceptuelle entre les signes en conflit à l’égard d’une partie du public espagnol – que ce soit parce qu’il n’attribue aucune signification à chacun des signes ou parce qu’il leur attribue des significations qui ne peuvent pas être considérées comme complètement différentes –, la similitude phonétique élevée et les éléments similaires sur le plan visuel entre la marque demandée et la marque espagnole figurative antérieure ne sont pas neutralisés dans l’esprit de ce public et, par conséquent, empêchent de qualifier les signes de différents. Dès lors, la chambre de recours a commis une erreur d’appréciation en considérant que les signes étaient différents pour l’ensemble du public espagnol.

IEF 9699

Rechtbank Utrecht 16 november 2000, LJN AA8345 (Dikkerboom Betonboringen B.V. tegen Interboor Nederland B.V.)

Familienaam, domeinnaam en naamtelefoonnummer

oude uitspraak, gepubliceerd op 24 mei 2011, met dank aan DomJur

Merkenrecht. Domeinnaam. Naamtelefoonnummer. Familienaam. Registratie onvoldoende om te spreken van merkgebruik of gebruik overeenstemmend teken in het economisch verkeer. Geen verzet tegen gebruik door natuurlijk persoon van diens familienaam, mits niet ter onderscheiding van waren of diensten, i.c. bij de domeinnaam wordt het merk gebruikt in de particuliere sfeer (een genealogisch onderzoek), zodat te dien aanzien aan de voorwaarde wordt voldaan. Vorderingen domeinnaam afgewezen.

Naamtelefoonnummer geen sprake van voeren van handelsnaam in de zin van Handelsnaamwet. Thans niet meer door gedaagde in gebruik, merkhouder heeft belang bij registratie, opdracht tot overdracht volgens de OPTA-instructies.

3.7. Voor zover de stelling van Dikkerboom Betonboringen betrekking heeft op het gebruik van de domeinnaam en het naamtelefoonnummer, faalt deze eveneens. Ingevolge artikel 13A lid 6 sub a BMW kan een merkhouder zich niet verzetten tegen het gebruik in het economisch verkeer door een natuurlijk persoon van diens familienaam. Daarbij geldt dan wel de voorwaarde dat die naam niet wordt gebruikt ter onderscheiding van waren of diensten.

Bij de domeinnaam wordt het merk gebruikt in de particuliere sfeer (een genealogisch onderzoek), zodat te dien aanzien aan de voorwaarde wordt voldaan. Het feit dat - indien een schermafdruk gemaakt wordt van de internetpagina's die zich in het domein "dikkerboom.com" bevinden - aan de onderzijde van deze pagina's de tekst "https://www.interboor.nl/..." zichtbaar wordt, maakt dit niet anders. Deze tekst vormt immers slechts de aanduiding van (het voor Interboor gereserveerde gedeelte van) de server waarop de internetpagina's die zich bevinden binnen het domein "dikkerboom.com", zijn geplaatst.

Anders dan Dikkerboom Betonboringen heeft gesteld, betreft het in deze ook geen zogenaamde "link", waarmee men op eenvoudige wijze de internetpagina van Interboor zou kunnen bereiken. Indien een bezoeker van de website "www.dikkerboom.com" de website van Interboor wenst te bereiken, zal hij het volledige internetadres van Interboor (www.interboor.nl) moeten ingeven. Bovendien is voormelde tekst - zoals gezegd - slechts zichtbaar op het moment dat de betreffende internetpagina op papier wordt afgedrukt. Gezien de overige inhoud van de website van [gedaagde sub 2] is niet erg aannemelijk dat een potentiële opdrachtgever voor betonboringen een dergelijke afdruk zal maken. Daarbij komt dat - zoals Interboor ter zitting heeft toegezegd - de internetpagina's die zich bevinden in het domein "dikkerboom.com" binnen afzienbare termijn van de server van Interboor verwijderd zullen worden.

3.10. Vooropgesteld wordt dat door de enkele registratie van de domeinnaam en het naamtelefoonnummer nog geen sprake is van het voeren van een handelsnaam in de zin van de Handelsnaamwet. Voor zover de stelling van Dikkerboom Betonboringen ziet op deze registratie, dient deze dan ook te worden afgewezen.

3.18. De stelling van Dikkerboom Betonboringen dat het top level-domein ".com" duidt op een domeinnaam van een commerciële onderneming en dat zij dientengevolge meer belang heeft bij deze domeinnaam dan [gedaagde sub 2], wordt afgewezen. Op dit moment bevinden zich in vorenbedoeld top level-domein zowel domeinnamen van commerciële instellingen als van particulieren.

3.19. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat niet geoordeeld kan worden dat het belang van [gedaagde sub 2] bij handhaving van de domeinnaamregistratie niet opweegt tegen de belangen van Dikkerboom Betonboringen bij overdracht daarvan.

3.23. [gedaagde sub 2] heeft - desgevraagd - ter zitting verklaard dat hij het naamtelefoonnummer thans niet gebruikt en dat hij het naamtelefoonnummer slechts gekocht heeft in verband met mogelijke toekomstige ontwikkelingen.

3.24. De president is op grond van het voorgaande van oordeel dat het belang van [gedaagde sub 2] op geen enkele wijze opweegt tegen het belang van Dikkerboom Betonboringen. De vordering tot overdracht van het naamtelefoonnummer aan Dikkerboom Betonboringen zal dan ook worden toegewezen.

Lees het vonnis hier (link en pdf)

IEF 9683

OLG Düsseldorf 10 mei 2011, I-20 U 157/10 (REWE Großflächengesellschaft mbH tegen Converse Inc.)

"Official Dealer" omkeringbewijslast

Met dank aan Leonie Kroon en Niels Mulder, DLA Piper.

In navolging van IEF 9669 en serie Converse-uitspraken. Duitsland. Merkenrecht. "Official Dealer/ offizieller Händler". Wederverkoop en (tussen)handelaren. Omkering bewijslast inzake uitputting. Namaak hoeft de eiser niet te bewijzen. Op de beweerdelijke inbreukmaker rust stel- en bewijsplicht ten aanzien van bevrijdend uitputtingsverweer.

Gründe I, p. 3. Die Klägerin, die diese Schuhe für Fälschungen hält, hat die Beklagte aut Unterlassung und Auskunft in Anspruch genommen. Das Landgericht hat die Beklagte antragsgemäß verurteilt und zur Begründung ausgeführt, es könne dahinstehen, ob es sich um Fälschungen handele, da die Beklagte jedenfalls ein von der Zustimmung der Klägerin getragenes Inverkehrbringen im Europäischen Wirtschaftraum nicht dargelegt habe. Die Beklagte sei hierfür darlegungs- und beweispflichtig, da sie die Gefahr einer Abschottung der Märkte, die eine Umkehr der Darlegungs- und Beweislast rechtfertigen könne, nicht nachgewiesen habe. Eine ausschließliches oder selektives Vertriebssystem unterhalte die Klägering unstreitig nicht. Die Auszeichnung offizieller Händler sei auch nicht mit einem selektiven Vertriebssystem vergleichbar. Das System der Auszeichnung offizieller Händler sei für Außenseiter nicht nachteilig, eine faktische Marktabschottung bewirke es jedoch nicht.

Gründe II p. 7. Selbst eine von Markeninhaber nicht verlangte, aber geduldete Praxis der Vertriebsberechtigden, die Waren ausschließlich an augewählte Händler abzugeben, vermag daher eine Beweislastumkehr nicht zu rechtfertigen. Ein solches Verhalten hätte zwar eine faktische Abschottung des Marktes zur Folge, diese wäre allerdings, solange sich alle Vertriebsberechtigten daran halten, total. Ein legaler Erwerb von Ware wäre überhaupt nur möglich, wenn einer der Vertriebsberechtigten ausscheren würde. Da diese Ausscheren für ihn allerdings in Ermangelung einer Verpflichtung gegenüber dem Markeninhaber keine Konsequenzen hätte, ist nicht zu erkennen, weshalb dem Dritten eine Offenbarung seiner Quelle nicht zuzumuten sein sollte.

Gründe II p. 8.Im Übrigen ist eine faktische Abschottung des deutschen Absatzmarktes durch die Official-Dealer-Kampagne der AllStar Dach GmbH nicht festzustellen. Der Verkehr ist an das Nebeneinander von Vertragshändlern und sonstigen Anbietern gewöhnt.

Lees de uitspraak hier (pdf)

IEF 9697

Gerecht 24 mei 2011, zaak T-392/10, T-404/09 en T-161/10

Gerecht EU 24 mei 2011, zaak T-392/10 (Euro-Information tegen OHIM)

Gemeenschapsmerk. Inschrijving woordmerk EURO AUTOMATIC CASH voor o.m. geldautomaten geweigerd. Beschrijvend merk voor alle waren en diensten waarvoor aangevraagd. Lees het arrest hier.

Gerecht EU, 24 mei 2011, zaak T-408/09 (Ancotel GmbH tegen OHIM-Acotel SpA)

Gemeenschapsmerk. Oppositieprocedure. Aanvraag gemeenschapsbeeldmerk ANCOTEL, ouder beeldmerk ACOTEL. Oppositie gedeeltelijk toegewezen, Gerecht vernietigt de beslissing, aangezien het OHIM zich bij de vaststelling van het relevante publiek ook gebaseerd op voorgenomen merkgebruik en niet slechts op de in de aanvrage vermelde waren en diensten. Lees het arrest hier

Gerecht EU 24 mei 2011, zaak T-161/10 (Longevity Health Products, Inc. tegen OHIM-Tecnifar, Industria Tecnica Farmaceutica SA)

Gemeenschapsmerk. Oppositieprocedure. aanvraag woordmerk E-PLEX, ouder nationaal woordmerk EPILEX. Relatieve weigeringsgrond. Verwarringsgevaar door overeenstemmende tekens. Lees het arrest hier.

IEF 9694

Gerecht EU 24 mei 2011, Zaak T-144/10 (Space Beach Club, SA tegen OHIM-Miguel Ángel Flores Gómez)

Geografische aanduiding is niet onderscheidend

Merkenrecht. Gemeenschapsmerk. Oppositieprocedure (hier) Gemeenschapsaanvrage beeldmerk SPS SPACE OF SOUND tegenover oudere, Spaanse beeldmerken SPACE IBIZA, DANCE MADRID etc. en woordmerk SPACE VIVA.  Relatieve weigeringsgrond. Art. 8(1)(b) GemVo. 207/2009 verkeerd geïnterpreteerd. Geografisch indicatie geen onderscheidenen karakter. Geen verwarringsgevaar. Gerecht wijst beroep af.

64. D’autre part, s’agissant du maintien d’une différence conceptuelle entre les marques en conflit eu égard à la présence des indications géographiques dans les marques antérieures, il convient de constater que, ainsi que le relève la requérante, lesdites indications géographiques ne présentent pas de caractère distinctif (voir, en ce sens, arrêt CK CREACIONES KENNYA, point 48 supra, point 43). (...) Dès lors, l’invocation par la requérante de l’absence de caractère distinctif des indications géographiques figurant dans les marques intérieures ne peut contribuer à démontrer l’existence d’un plus grand risque de confusion entre les marques en conflit. Il s’ensuit que la chambre de recours n’a pas commis d’erreur en considérant que la présence des indications géographiques compréhensibles par le consommateur moyen était susceptible de contribuer au maintien des différences entre les marques en conflit.

65. Eu égard à l’ensemble ce qui précède, il y a lieu de conclure, sans qu’il soit nécessaire de déterminer si le public anglophone percevra une similitude conceptuelle entre les marques en conflit, que la chambre de recours a considéré, à juste titre, sur le fondement des différences visuelle et phonétique ainsi que de la moindre pertinence, pour le public non anglophone, de la comparaison conceptuelle des marques en conflit, qu’il n’existait pas de risque de confusion entre lesdites marques, pour le consommateur moyen.

Lees het arrest hier (link)

IEF 9693

Hof ’s-Gravenhage 26 april 2011, LJN BQ5676 (Yves Saint Laurent Parfums S.A. (YSL) tegen Trifor International B.V.)

Ondergoed in transito

Hof ’s-Gravenhage 26 april 2011, LJN BQ5676 (Yves Saint Laurent Parfums S.A. (YSL)  tegen Trifor International B.V.)

Merkenrecht. Rechtspraak.nl: Vordering tot afgifte van kleding die zich bevindt in transito, geplaatst onder de regeling extern douanevervoer. Afgewezen nu wederpartij slechts de douaneformaliteiten heeft verzorgd en niet blijkt dat zij feitelijk over de goederen beschikt en deze kan (doen) afgeven. Ten overvloede overwegingen over de vraag of sprake kan zijn van inbreuk op een ie-recht indien de (namaak) goederen zich bevinden in transito en zijn geplaatst onder de regeling extern douanevervoer (kan vervaardigingsfictie worden aangenomen en wat houdt dat in?)

5. Om de zaken te kunnen afgeven is nodig dat Trifor daarover feitelijk kan beschikken als houder of anderszins. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de enkele omstandigheid dat Trifor de douaneformaliteiten heeft verzorgd en de partij is aangetroffen op de douanepost onvoldoende reden is om aan te nemen dat Trifor daarover feitelijk kan beschikken. (...) Naar het oordeel van het hof kan noch uit de omstandigheid dat Trifor de douaneformaliteiten heeft verzorgd, noch uit voormelde akte worden afgeleid dat Trifor feitelijk over de zaken kan beschikken en/of deze kan (doen) afgeven. (...)

6. Gelet op het bovenstaande behoeft grief 1 geen behandeling. Het hof merkt in dit verband nog (ten overvloede) op dat het, gelet op de uitspraken van het Hof van Justitie EG van 18 oktober 2005, C-405/03, IER 2006, 8 (Class/KB) en 9 november 2006, C-281/05, IER 2007, 30 (Montex/Diesel) maar de vraag is (nu er sprake is van doorvoer uit Turkije naar Groot-Brittanië) of aangenomen kan worden dat sprake is van inbreuk in de Benelux en het beroep van YSL op de “vervaardigingsfictie” in deze zaak - waar de vordering is gegrond op een vermeende inbreuk op een intellectueel eigendomsrecht - kan opgaan. Het hof wijst nog op de conclusie van advocaat-Generaal bij het HvJ EU P. Cruz Villalón van 3 februari 2011 in de zaak Philips/Lucheng e.a. (C-446/09), die van oordeel is dat artikel 6, lid 2, sub b, van verordening (EG) nr. 3295/94 niet in die zin kan worden uitgelegd dat het rechterlijk orgaan van de lidstaat dat overeenkomstig artikel 7 van de verordening is aangezocht door de houder van een intellectuele-eigendomsrecht, mag voorbijgaan aan het statuut van tijdelijke opslag of het transit-statuut van de betrokken goederen, en derhalve ook niet aldus, dat dit orgaan de fictie mag toepassen dat die goederen in diezelfde lidstaat zijn vervaardigd, om vervolgens met toepassing van het recht van diezelfde lidstaat te kunnen beslissen of die goederen inbreuk maken op het intellectuele-eigendomsrecht in kwestie.

7. Het hof gaat voorbij aan het door YSL gedane bewijsaanbod nu dit niet is geconcretiseerd en YSL bovendien reeds door de rechtbank bij het bestreden tussenvonnis in de gelegenheid is gesteld over haar stelling dat Trifor in staat is de goederen af te geven duidelijkheid te verschaffen, hetgeen zij heeft nagelaten. 

Lees het arrest hier (link en pdf)

IEF 9690

Hof Arnhem 17 mei, LJN BQ5742 (Sports World tegen Sports Direct B.V. c.s.)

Ruime uitleg begrip belanghebbende

met dank aan Diederik Stols, Boekx advocaten

In navolging van IEF 7499 en IEF 5342. Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Verkoop distributie sportartikelen. Hoger beroep van Sports Direct richt zich tegen afwezigheid van belang van Sports World, nu zij haar handelsnaam heeft moeten wijzigen, tot vordering van nietigverklaring van Benelux woordmerk SPORT DIRECT. Grieven: kennelijke verschrijving, uitleg belanghebbende onder BVIE.

Van kennelijke verschrijving in het dictum is geen sprake (sport direct of sportsdirect). Belanghebbende (ruime uitleg) kan nietigverklaring inroepen. 2.28(1)(c) is species van 2.28(1)(b). Beschrijvend, de samenstelling van de bestanddelen heeft alleen dan voldoende onderscheidend vermogen wanneer aan de samenvoeging een ongebruikelijke wending wordt gegeven in syntactische of semantische zin. Van inburgering geen sprake vóór depotdatum. Dus nietig.

8. Het hof stelt voorop dat op grond van art. 2.28 van het Beneluxverdrag intellectuele eigendom (hierna: "BVIE") iedere belanghebbende de nietigverklaring van een merk kan inroepen. Het begrip belanghebbende dient, gelet op het doel van de regeling om het register te zuiveren van niet-geldige merken, ruim uitgelegd te worden. Dit geldt te meer in het licht van arrest van het Europese Hof van Justitie van 25 februari 2010, in de Color Edition (LJN: BM3791), waarin ter zake van het Gemeenschapsmerk is overwogen:

"40. Ten slotte heeft het Gercht eveneens op goede gronden in punt 26 van het bestreden arrest in wezen gesteld dat, terwijl de relatieve weigeringsgronden de belangen van de houders van een aantal oudere rechten beschermen, de absolute weigeringsgronden de bescherming beogen van het algemeen belang dat eraan ten grondslag ligt, hetgeen verklaart dat artikel 55, lid 1, sub a, van de verordening niet eist dat degene die nietigverklaring vordert, een procesbelang aantoont. Daaronder valt een ieder die de nietigheid of het verval als verweer inroept of een reconventionele vordering tot nietigheid- of vervallenverklaring wil instellen." 
Deze uitspraak is naar het oordeel van het hof ook van toepassing op de onderhavige vordering tot doorhaling van een Benelux merk.

9. Vaststaat dat Sports World een concurrent is van Sport Direct c.s. die het teken SPORTS DIRECT voor soortgelijke activiteiten is gaan gebruiken. Voorts staat vast dat Sports World door Sport Direct c.s., naast inbreuk op de handelsnaam, tevens wordt aangesproken op inbreuk op het merk SPORT DIRECT. Deze omstandigheden zijn naar het oordeel van het hof voldoende om Sports World als belanghebbende als bedoeld in artikel 2.28 lid 1 (b) BVIE aan te merken, hetgeen Sport Direct c.s. bij pleidooi ook lijken te erkennen (zie sub 1.7 pleitaantekeningen mr. van Leeuwen). In de genoemde omstandigheden is het belang van Sports World gegeven.

Lees de uitspraak hier (link, pdf en originele pdf)

IEF 9688

CvdM 22 februari 2011, besluit 24546/2011002047 (toegestane nevenactiviteit licentie aflevering Klokhuis met als thema Diabetes)

Vergroten van betrokkenheid van gebruiker

Gepubliceerd 10 mei 2011. Mediarecht. Licenties. Het in licentie geven van een aflevering Klokhuis met als thema Diabetes aan Bas van Goor Foundation ten behoeve van educatief gebruik. Relatietoets: aannemelijk dat gebruikers zich meer betrokken voelt bij publieke media-instelling. Beeldmerk NTR en Klokhuis in licentiecontract. Marktconform voor niet-commerciële doeleinden en kostendekkend (risico's liggen bij licentienemer). Toegestane nevenactiviteit.

10. Op grond van artikel 3, eerste lid, sub c, van de Beleidsregels nevenactiviteiten 2009, houdt een nevenactiviteit verband met of staat deze ten dienste van de verwezenlijking van de publieke media-opdracht indien de betrokkenheid van gebruikers bij het mediaaanbod of de publieke media-instelling met de nevenactiviteit wordt vergroot. In deze gevallen dient de activiteit op grond van artikel 3, tweede lid, van de Beleidsregels nevenactiviteiten 2009, tevens aantoonbaar inhoudelijk aan te sluiten bij het mediaaanbod of de publieke media-instelling.

11. De onderhavige nevenactiviteit betreft het verkopen of in licentie geven van programma’s, programmaformats of programmafragmenten aan (media)bedrijven.

Daarmee wordt de betrokkenheid van gebruikers bij het media-aanbod of de publieke media-instelling vergroot nu het aannemelijk is dat de nevenactiviteit ertoe kan leiden dat degene die gebruik gaat of blijft maken van het media-aanbod, zich meer dan daarvoor betrokken voelt of gaat voelen bij de publieke media-instelling. De programma’s worden door de licentienemer alleen gebruikt ten behoeve van educatieve doeleinden.

12. Verder sluit de nevenactiviteit inhoudelijk aan bij het media-aanbod of publieke mediainstelling nu het gaat om een uit te zenden programma van de NTR. De licentienemer krijgt pas de beschikking over het materiaal nadat de aflevering door de NTR is uitgezonden. De uitzenddatum is nog niet bekend. In het licentiecontract is voor de licentienemer (Bas van Goor Foundation) de verplichting opgenomen om het (beeld)merk van de NTR en van het Klokhuis bij het programmamateriaal te vermelden, zodat kenbaar is dat het materiaal afkomstig is van de publieke media-instelling.

Lees het besluit hier (link)

IEF 9685

Rechtbank Arnhem 4 mei 2011, LJN BQ5280 ( Satellite "Partner In Kleinschalige Kinderopvang" B.V. tegen Stichting Kinderopvang Op De Boerderij)

Opzegging duurzame en exclusieve samenwerking

Rechtbank Arnhem 4 mei 2011, LJN BQ5280 ( Satellite "Partner In Kleinschalige Kinderopvang" B.V. tegen Stichting Kinderopvang Op De Boerderij)

Merkenrecht. Opzegging duurzame en exclusieve samenwerkingsovereenkomst. De stichting is aansprakelijk voor de als gevolg van de abrupte opzegging geleden schade. Geen onrechtmatige handelingen met betrekking tot tariefwijziging, benadering licentiehouders, benaderen van leveranciers en medewerkers voor beëindiging licentie, onbevoegd vlaggen bestelling, effectueren conservatoire beslagen. Tot slot geen merkinbreuk op het Beneluxmerk 'Verenigde Agrarische Kinderopvang'.

Vordering Ib: verklaring voor recht in verband met benaderen licentiehouders

5.6.  Satellite heeft als verweer aangevoerd dat zij met medeweten van de Stichting de ondernemers – die zij zelf had geacquireerd, aan wie zij zelf factureerde en haar diensten leverde, aan wie zij haar omzet ontleende en met wie zij de contacten onderhield – heeft benaderd om haar relatie met hen voort te zetten. Satellite stelt terecht dat geen (rechts)regel haar op zichzelf verbiedt om de door haar geacquireerde ondernemers te benaderen om de relatie met haar voort te zetten. De Stichting heeft niet gemotiveerd gesteld waarom dit anders zou zijn. Het verweer van Satellite slaagt en de vordering van de Stichting moet worden afgewezen.

Vordering Id: verklaring voor recht in verband met inbreuk op merkrecht

5.10.  De Stichting vordert een verklaring voor recht dat Satellite onrechtmatig jegens haar handelt respectievelijk heeft gehandeld door inbreuk te maken op het merkrecht van de Stichting – althans op enig ander aan de Stichting toebehorend intellectueel eigendomsrecht – door het gebruik van de aanduiding “Verenigde Agrarische Kinderopvang” en/of “VAK” op haar website en bij haar communicatie met derden in relatie tot berichtgevingen omtrent kinderopvang op de boerderij alsmede door bij derden de indruk te wekken dat Satellite in de plaats zou zijn getreden voor de vroegere “Verenigde Agrarische Kinderopvang (VAK)”.

5.11.  Satellite heeft als verweer terecht aangevoerd dat de door haar gehanteerde verwijzing naar de Verenigde Agrarische Kinderopvang/VAK op haar website en in haar communicatie met derden niet is aan te merken als een inbreuk op het merkrecht of een ander intellectueel eigendomsrecht van de Stichting. Het logo van de VAK staat niet vermeld op de website van Satellite, in ieder geval niet op de door de Stichting overgelegde uitdraaien van die website (productie 30 bij conclusie van antwoord in conventie/eis in reconventie). Gesteld noch gebleken is dat het logo elders op de website wel staat afgebeeld. Satellite heeft voorts gemotiveerd betoogd dat zij op haar website uitsluitend aan haar samenwerking met de VAK heeft gerefereerd om aan te geven wat haar professionele achtergrond is. Zij betwist dat zij zich als de rechtsopvolgster van de VAK heeft geprofileerd. De enkele verwijzing door de Stichting naar de e-mail van Satellite van 12 december 2009 aan de licentiehouders (zie onder 2.22) is onvoldoende om het tegendeel uit af te leiden. Weliswaar staat in die e-mail vermeld: “Deze overeenkomst is gebaseerd op de continuïteit van de dienstverlening zoals jullie die van Satellite (de VAK) gewend zijn”, maar zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, kan uit die passage niet de conclusie worden getrokken dat Satellite daarmee bij de ondernemers de indruk heeft gewekt dat zij de rechtsopvolgster is van de VAK. Ook uit de e-mails van de leveranciers Radius Nederland en AKTA van januari 2010 aan de Stichting (zie onder 2.28 en 2.29) waarin zij refereren aan de VAK, kan dit zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, niet worden opgemaakt. Tegenover het verweer van Satellite heeft de Stichting aldus haar vordering onvoldoende concreet onderbouwd, zodat deze moet worden afgewezen.

Lees het vonnis hier (link en pdf).

IEF 9681

Gerecht EU 19 mei 2011, zaak T-81/10 (Tempus Vade SL tegen OHIM-Juan Palacios Serrano)

"the FORCE" is niet dominant

Gemeenschapsmerken. Een oppositieprocedure op grond van ouder woord- en beeldmerken TIME FORCE (2),(3)horloges, accessoires) tegen aanvraag Gemeenschapswoordmerk AIR FORCE. Relatieve weigeringsgronden. Verwarringsgevaar niet aanwezig. Geen overeenstemmende tekens. Begripsmatig is het gebruik van standaard woorden uit het Engels niet heel onderscheidend. Het overeenkomende bestanddeel 'FORCE' is niet dominant,  Oppositie afgewezen.

Fonetisch 36 Par conséquent, les différences phonétiques qui apparaissent dans la partie initiale des signes en cause, à laquelle le public pertinent accorde généralement plus d’attention, compensent et neutralisent l’identité finale due à la présence du mot « force » que les signes ont en commun.

Begripsmatig 37 Sur le plan conceptuel, il y a lieu de distinguer le public pertinent qui pourrait avoir une connaissance de la signification des signes en cause de celui qui ne l’a pas. À cet égard, il y a lieu de relever que les termes constituant les marques en conflit sont des mots qui peuvent être qualifiés de mots basiques de la langue anglaise. En outre, il convient de remarquer que la plus grande partie du public pertinent a une connaissance suffisante de la langue anglaise pour comprendre que les deux signes en cause sont conceptuellement distincts, la marque TIME FORCE faisant référence à la « force », au sens littéral du terme, alors que la marque AIR FORCE se réfère aux forces aériennes, au sens militaire du terme. S’agissant du public qui n’a aucune connaissance de la langue anglaise, le mot « force », contrairement à ce que prétend la requérante, n’évoque aucun concept et, par conséquent, ne permet d’établir aucun lien entre les marques en conflit. Dans ce cadre, il y a lieu de relever que l’affaire ayant donné lieu à l’arrêt du Tribunal du 8 septembre 2010, Quinta do Portal/OHMI – Vallegre (PORTO ALEGRE) (T‑369/09, non publié au Recueil), invoquée par la requérante, n’est pas pertinente dans le cas d’espèce dès lors que, dans cette affaire, le mot communaux marques en cause, à savoir « alegre », était pleinement compris par le public pertinent et, par ailleurs, évoquait le même concept. Tel n’est pas le cas en l’espèce.

Visueel 38. Il résulte de ce qui précède que les signes en conflit ne présentent pas, tant sur le plan visuel que sur le plan phonétique, de similitude significative. En effet, la présence de l’élément commun « force » dans les marques en conflit, qui n’est pas, au demeurant, l’élément dominant dans l’impression d’ensemble produite par chacune des marques en conflit, est amplement compensée par les différences que présentent lesdites marques. De même, le contenu conceptuel de cet élément dans les marques en conflit diffère pour une grande partie du public pertinent.

Lees het arrest hier (link).