Merken/handelsnaamrecht
Het Utrechtse bedrijf Explicit Knowledge B.V. maakt met haar merk- en handelsnaam geen inbreuk op het merk- en de handelsnaam van Explicit B.V. Lees hier het gehele arrest.
Het Utrechtse bedrijf Explicit Knowledge B.V. maakt met haar merk- en handelsnaam geen inbreuk op het merk- en de handelsnaam van Explicit B.V. Lees hier het gehele arrest.
Google wint AdWords zaak in USA. Google verkoopt zoektermen waarmee Internetgebruikers de door hun gezochte informatie kunnen vinden. Google verkoopt ook tekens die merkrechtelijk beschermd zijn. De Amerikaanse rechter is van mening dat de verkoop van de merkrechtelijke beschermde zoektermen op zichzelf niet onrechtmatig is. Dit is geen verwarringwekkend gebruik van een merk. Echter, de rechter heeft zich nog niet uitgelaten of het tonen van het merk in bijvoorbeeld pop-ups of banners merkinbreuk oplevert. Dat lijkt mij wel. Lees meer op findlaw.com.
Over uitspraken valt te twisten. De stelling van het GvEA in het gisteren gewezen arrest Tucci/Pucci dat: "De waren van klasse 25 dienen om delen van het menselijke lichaam te bedekken en te kleden, terwijl de waren van klasse 18 dienen om voorwerpen te dragen, als kamerdecoratie of als grondstof voor fabrikanten van lederwaren en kunstlederwaren." is verdedigbaar. De praktijk leert echter dat kledingmerken vrijwel altijd voor de klassen 18 en 25 worden gedeponeerd en dat is toch ook niet zonder reden. De kleurrijk gekafte boeken van Rechter Forwood doen wellicht anders vermoeden, maar wellicht heeft de kleding en accessoirekennis van de louter mannelijk oordelende rechters toch een rol gespeeld?
Zaak T-8/03, 13 december 2004, El Corte Inglés / OHIM - Pucci Oppsitie EMIDIO TUCCI / EMILIO PUCCI)
"Dienaangaande heeft het BHIM terecht opgemerkt dat de waren van klasse 18 van een andere aard zijn en een ander gebruiksdoeleinde hebben dan de waren van de klassen 3 en 25 waarop de oudere merken van verzoekster betrekking hebben. Verzoekster betwist deze verschillen niet ernstig wat de waren van klasse 3 betreft. De waren van klasse 25 dienen om delen van het menselijke lichaam te bedekken en te kleden, terwijl de waren van klasse 18 dienen om voorwerpen te dragen, als kamerdecoratie of als grondstof voor fabrikanten van lederwaren en kunstlederwaren. Zij worden normaliter door verschillende fabrikanten gemaakt en via verschillende distributiekanalen op de markt gebracht. Dat waren zoals reiskoffers en paraplu’s enerzijds en kledingstukken en schoeisel anderzijds in dezelfde handelszaken, zoals warenhuizen of supermarkten, kunnen worden verkocht, is in dit opzicht niet erg relevant, aangezien in deze verkooppunten zeer verscheidene waren te koop worden aangeboden, zonder dat de consumenten deze waren automatisch eenzelfde herkomst toekennen. Het gaat evenmin om concurrerende waren.
Op dezelfde wijze verschillen de weefsels en textielproducten van klasse 24 in tal van opzichten, zoals aard, bestemming, herkomst en distributiekanalen, van de kledingstukken en het schoeisel van klasse 25. In punt 31 van de bestreden beslissing heeft de kamer van beroep dus terecht opgemerkt dat slechts in bijzondere gevallen, namelijk wanneer een stoffenfabrikant uit de bekendheid van zijn eigen merk munt wil slaan en beslist om zijn activiteiten tot de kledingconfectie uit te breiden, een en hetzelfde merk wordt gebruikt om zowel afgewerkte producten (kledingstukken) als halffabrikaten (weefsels voor kledingstukken) aan te duiden. Uit de door verzoekster overgelegde stukken blijkt niet dat dit in casu het geval is." Lees arrest.
In een uitspraak van 23 september 2004 (C-107/03) heeft het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap geoordeeld dat een door Proctre & Gamble geregistreerd vormmerk voor een stuk zeep ieder onderscheidend vermogen mist in de zin van art. 7 lid 1 sub b van de Gemeenschapsmerkenverordening Nr. 40/94. Het Hof concludeerde dat:
- de geclaimde vorm was slechts een ondergeschikte variatie in vergelijking met de typische vormen van zepen, en
- als de kenmerken van de betreffende vorm zouden worden opgemerkt door het relevante publiek, zouden deze kenmerken in de eerste plaats worden waargenomen als functionele kenmerken bedoeld om de zeep makkelijker te kunnen vastpakken.
De uitspraak is te vinden op:
https://europa.eu.int/eur-lex/lex/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:C:2004:284:0003:0003:NL:PDF
Hof van Justitie spreekt zich uit over uitputting. In een procedure tussen Peak Holding AB en Axolin-Elinor ABheeft het Hof van Justitie EG bij arrest van 30 november 2004 geoordeeld dat van een merk voorziene waren niet kunnen worden geacht in de EER in de handel te zijn gebracht wanneer de merkhouder ze in de EER heeft ingevoerd om ze aldaar te verkopen of wanneer hij ze in zijn eigen winkels of in die van een gelieerde vennootschap aan de consumenten in de EER te koop heeft aangeboden, maar er niet in geslaagd is, ze te verkopen.
Arrest C-16/2003
„Merken – Richtlijn 89/104 EEG – Artikel 7, lid 1 – Uitputting van aan merk verbonden recht – In handel brengen van waren in EER door merkhouder – Begrip – Waren die aan consumenten te koop zijn aangeboden en vervolgens zijn teruggetrokken – Verkoop aan in EER gevestigde marktdeelnemer met verplichting tot in handel brengen van waren buiten EER – Wederverkoop van waren aan andere in EER gevestigde marktdeelnemer – Verhandeling in EER”
Arrest: Hof Arnhem, 26 oktober 2004, Levola Hengelo tegen Dorsvlegel. Hoger beroep "Emmermerken" voor yoghurtproducten. "Op basis van de resultaten van het amrktonderzoek is voorshands voldoende aannemelijk dat de gemiddelde consument de emmermerken is gaan identificeren met het yoghurtproduct van De Zuivelhoeve" Beeld/vormmerken hebben onderscheidend vermogen verkregen.
Lees arrestArrest Levola Dorsvlegel
Vonnis: zaak KG 04/1053, Rechtbank 's Gravenhage, 12 november 2004, Pretium tegen Yiggers. "Yiggers maakt gebruik van de dienst Adwords van de internet-zoekmachine Google (hierna ook ‘Google’). Bij het zoeken op ‘Pretium’ of een daarop gelijkende zoekterm op Google, verscheen tot voor kort de advertentie van Yiggers (...) Naar het oordeel van de voorzieningenrechter bestaat de inbreuk en het onrechtmatige handelen niet zo zeer uit het gebruiken van de tekens van eiseressen als zoektermen, als wel uit het koppelen van een advertentie aan een zoekwoord dat door de internetgebruiker wordt gebruikt. Lees vonnis
Arrest GvEA (Met plaatjes!) : T-396/02, 10 november 2004, Storck / OHMI (Forme d'un bonbon) Onderscheidend vermogen door gebruik. Op grond van de hierboven geformuleerde overwegingen moet worden geconcludeerd dat de als bewijsstukken overgelegde omzetcijfers en cijfergegevens betreffende de reclamekosten weliswaar aantonen dat de snoepjes ‚Werther’s’ op de markt te koop worden aangeboden, maar niet dat de vorm ervan als merk wordt gebruikt. Lees arrest
Arrest GvEA (Met plaatjes!): Zaak T-164/02, GvEA, 10 november 2004, Kaul/OHIM - Bayer (ARCOL - CAPOL) Oppositieprocedure. Anders dan het BHIM met betrekking tot de procedure inter partes stelt, heeft de functionele continuïteit tussen de verschillende instanties van het BHIM dus niet tot gevolg dat een partij die bepaalde gegevens, feitelijk of rechtens, niet binnen de termijnen gesteld door de instantie die in eerste aanleg uitspraak doet, voor deze instantie heeft aangedragen, zich volgens artikel 74, lid 2, van verordening nr. 40/94 voor de kamer van beroep niet op deze gegevens kan beroepen. De functionele continuïteit heeft daarentegen wel tot gevolg dat een dergelijke partij zich voor de kamer van beroep op deze gegevens kan beroepen, mits voor deze instantie het bepaalde in artikel 74, lid 2, van deze verordening in acht wordt genomen. Lees arrest