Merkenrecht  

IEF 5281

Eerst even voor jezelf lezen

1-Vzr. Rechtbank Breda, 18 december 2007, KG ZA 07-633, Sport Direct B.V. c.s. tegen Sports Direct International B.V.(met dank aan Diederik Stols, DLA Piper).

Merk- en handelsnaamrecht. “De grens van bescherming van beschrijvende handelsnamen wordt echter bereikt als de gevraagde bescherming zou leiden tot monopolisering van alegemeen beschrijvende woorden, zodanig dfat anderen ze niet meer zouden kunnen gebruiken als aanduiding vanhun onderneming. In het onderhavige geval staat het SDI dan ook vrij om de beschrijvende woorden “Sports” en “Direct te gebruiken.”

Lees het vonnis hier.

2-Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 19 december 2007, KG ZA 07-1393, Abol B.V. tegen Postelmans Beheer B.V. & De Bandengids B.V.

Handelsnaam/domeinnaamrecht. “4.4. Deze gang van zaken heeft ertoe geleid dat Abol enerzijds en De Bandengids anderzijds een internet-winkel voor banden zijn gaan voeren waarvoor zij als handelsnaam ‘bandenwinkel.nl’, respectievelijk ‘debandenwinkel.nl’ gebruiken. Het verschil in deze handelsnamen is zo gering dat gevaar voor verwarring te duchten is. Het publiek zal immers niet verwachten dat ‘bandenwinkel.nl’ naar een andere onderneming verwijst dan ‘debandenwinkel.nl’. Nu het gebruik door De Bandengids van ‘debandenwinkel.nl’ van latere datum is dan het gebruik van ‘bandenwinkel.nl’ door Abol dient het gebruik door De Bandengids van de jongere, verwarringwekkende, handelsnaam te worden gestaakt.”

Lees het vonnis hier

3-Rechtbank ’s-Gravenhage, 19 december 2007, HA ZA 06-3850, Nexans Norway A.S. tegen Aker Kvaerner Subsea A.S.

Octrooirecht. "4.1. De rechtbank volhardt bij al hetgeen in het tussenvonnis van 25 juli 2007 is geoordeeld en beslist. Kort gezegd achtte de rechtbank in dat vonnis conclusie 5 (en de daarvan afhankelijke conclusies) nieuw en inventief maar heeft zij partijen verzocht zich nader uit te laten over de geldigheid van conclusies 1 en 8 en de daarvan afhankelijke conclusies. Meer specifiek was een nadere toelichting geïndiceerd omdat Aker Kvaerner zich in het kader van het door Nexans gestelde gebrek aan nieuwheid en uitvindingshoogte van de conclusies heeft beroepen op de maatregel van het geheel opnemen en omgeven van de kanalen/kabels door de langwerpige kanaalelementen (“final enclosure”), welke maatregel, anders dan bij conclusie 5, evenwel niet in conclusies 1 en 8 en daarvan afhankelijke conclusies lijkt te zijn terug te vinden.”

Lees het vonnis hier.

4-Rechtbank ’s-Gravenhage, 19 december 2007, HA ZA 06-2209, Stichting De Thuiskopie tegen Crios Holding B.V. c.s.

Auteursrecht. “4.4. Daarmee staat vast dat er blanco gegevensdragers zijn verkocht op de stand gehuurd door Crios waarover geen thuiskopievergoeding is afgedragen. Namens Crios is voorts bevestigd dat zij de verkoop verzorgde zodat zij opgaveplichtig is te achten in de zin van artikel 16ga Aw. Bij deze stand van zaken en nu voorts niet op enige manier is opgehelderd voor welke gegevensdragers wel een vergoeding zou zijn afgedragen, dient Crios over haar gehele voorraad zoals door Stichting de Thuiskopie berekend aan de hand van de constatering en de beslaglegging de thuiskopievergoeding te voldoen en daarover rekening en verantwoording af te leggen.”

Lees het vonnis hier.

5-Rechtbank ’s-Gravenhage, 19 december 2007, HA ZA 05-681 & HA ZA 06-1589, Fleuren Presspack B.V. tegen V.O.F. Handelsonderneming Ruvo en vice versa

Octrooirecht. “2.5. EP 133 heeft eerder ter toetsing voorgelegen. (…) In die procedure waren de feiten (documenten) en gronden - met uitzondering van een ontvankelijkheidsverweer - dezelfde als in de onderhavige procedures. De procedure tussen Ruvo en Ceres heeft geleid tot een arrest van het gerechtshof te ’s-Gravenhage van 17 augustus 2006 (rolnummer 03/1269). Daarin heeft het hof, onder verwijzing naar JP 59- 191596, conclusie 1 van het Nederlandse deel van EP 133 vernietigd wegens het ontbreken van inventiviteit.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5250

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank Amsterdam, 13 december 2007, KG ZA 07-2202 P/PvV, Metro Cash & Carry Nederland B.V. tegen Levi Strauss & Co c.s. (met dank aan Dick Van Engelen, Ventoux).

Kort geding naar aanleiding van een ex parte bevel. “(…) dat Makro met de door haar overgelegde accountantsverklaring voorshands voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de spijkerbroeken met toestemming van Levi Strauss c.s., in de EER in het verkeer zijn gebracht en er voorshands geen sprake is van een dreigende inbreuk op het merkrecht van Levi Strauss c.s. (…) De omstandigheid dat Levi Strauss c.s. er een gerechtvaardigd belang bij heeft om te weten wie van haar distributeurs een onrechtmatige daad pleegt maakt dat niet anders.”
Lees het vonnis hier. Samenvatting op website Dick van Engelen (IEPT) hier.

IEF 5248

Eerst even voor jezelf lezen

GvEA, 13 december 2007, zaak T-134/06, Xentral LLC tegen OHIM / Pages jaunes SA

Oppositieprocedure. Gemeenschapsmerkaanvraag voor woord PAGESJAUNES.COM – Ouder nationaal beeldmerk LES PAGES JAUNES, domeinnaam ,pagesjaunes.com’ –Verwarringsgevaar.

Lees het arrest hier.

GvEA, 13 december 2007, zaak T-242/06, Miguel Cabrera Sánchez tegen OHIM / Industrias Cárnicas Valle, SA

Oppositieprocedure. Gemeenschapsmerkaanvraag voor beeldmerk in kleur "EL CHARCUTERO ARTESANO", ouder  nationaal beeldmerk "EL CHARCUTERO. Geen verwarringsgevaar.

Lees het arrest hier.

GvEA, 12 december 2007, zaak T-86/05, K & L Ruppert Stiftung & Co tegen OHIM / Lopes de Almeida Cunha, Couto Simões & Lima Jatobá.

Oppositieprocedure. Aanvraag voor beeldmerk CORPO LIVRE. Nationaal en internationaal woordmerk LIVRE. Laattijdig bewijs van gebruik van oudere merken.

Lees het arrest hier.

IEF 5241

Benelux weigeringen

Handig van het BBIE: Beroepszaken weigering online: Vanaf vandaag is de pagina beroepszaken weigering geactualiseerd en uitgebreid met verschillende zoekmogelijkheden.

“Disclaimer: Wij maken u er op attent dat de officiële versie van de beslissingen de "papieren" versie is.  De informatie is overgenomen op internet om de toegang van het publiek tot de documenten te vergemakkelijken. Indien u op de titel van een kolom klikt, worden de arresten op deze kolom gesorteerd.  Indien u op het rekestnummer klikt, wordt het arrest getoond.  Indien u op het depotnummer klikt, worden alle gegevens van het merk getoond.  Ook kunt u zoeken naar een arrest.”

Bekijk de weigeringen hier.

IEF 5239

Beslissing omtrent de kosten

bial.gifGvEA, 11 december 2007, zaak T-10/06, Portela & Companhia tegen OHIM/ Juan Torrens Cuadrado et Josep Gilbert Sanz (geen Nederlandse versie beschikbaar).

Oppositieprocedure op grond van ouder Spaans nationaal merk BIAL tegen Gemeenschapsbeeldmerkaanvrage Bial. De oppositie is gedeeltelijk toegewezen, voor, kort gezegd, geneeskundige middelen. Verzoekster Portela stelt nu dat het OHIM artikel 8, lid 1, sub b, GMVO verkeerd heeft uitgelegd en bij de vaststelling van de bestreden beslissing wezenlijke vormvoorschriften heeft geschonden.

Het OHIM acht slechts één grief gegrond: De Kamer van Beroep had nu zij de oppositie gedeeltelijk heeft toegewezen, niet alle kosten voor rekening van verzoekster mogen laten komen. Vreedzame coëxistentie met een eerder Spaans merk van verzoekster Portela en het Spaanse merk van opposant zou theoretisch een argument in de discussie over verwarringsgevaar kunnen zijn, maar is i.c. te laat aangevoerd en onvoldoende onderbouwd.

Lees het arrest hier.

IEF 5238

Het overgenomen merk

clyse.gifGerechtshof ’s-Gravenhage, 29 november, rolnr. 05/1609, Canna B.V. tegen Glas (met dank aan Huib Berendschot, AKD Prinsen Van Wijmen).

Hoger beroep in deze zaak. In eerste instantie was het nog CANNA tegen CANNALYSE,  maar door merkovername (van een ex-medewerker van gedaagde) kan eiser zich in dit beroep op het merk CANNALYSE beroepen en ziet zijn vorderingen nu wel toegewezen. Geen overdracht .com domeinnaam, omdat het verbod slechts ziet op de Benelux en de domeinnaam ook gebruikt kan worden op een manier waarmee geen inbreuk in de Benelux wordt gemaakt.

Na het vonnis van de Rechtbank Den Haag van 5 oktober 2005, waarin werd geconcludeerd dat het merk CANNALYSE van gedaagde geen inbreuk maakte  op eisers niet-onderscheidende CANNA, heeft eiser het Beneluxmerk CANNALYSE overgenomen van een derde, een naar het lijkt ex-medewerker van gedaagde. Eiser beroept zich nu in hoger beroep primair op dit merk, Gedaagde heeft geen bezwaar gemaakt tegen de eisvermeerding.

Partijen twisten over de rechtmatigheid van het handelen van de genoemde derde en over wie de merknaam nu eigenlijk heeft bedacht, maar van overtuigend bewijs of reeds genomen juridische stappen door gedaagde tegen deze derde is geen sprake en het hof gaat er derhalve voorshands van uit dat het merk rechtsgeldig is overgedragen. Nu er sprake is van identieke tekens voor identiek waren is inbreuk een gegeven.

“8. Het hof acht aannemelijk dat door het gebruik van het teken CANNALYSE door Glas inbreuk in de zin van artikel 2.20, lid l, sub a, BVIE (artikel 13A, lid 1, sub a, BMW) wordt gemaakt op de rechten van Canna met betrekking tot haar merk CANNALYSE. Het door Gias gebruikte teken CANNALYSE is immers gelijk aan het merk en wordt gebruikt voor een testkit waarmee de werkzame stoffen in cannabis kunnen worden geanalyseerd, derhalve waren waarvoor het merk is gedeponeerd. Glas heeft dat op zichzelf ook niet gemotiveerd betwist. Niet gesteld of aannemelijk is geworden is dat het merk CANNALYSE ieder onderscheidend vermogen mist. Het op die merkrechten van Canna gebaseerde inbreukverbod is derhalve toewijsbaar. Dat geldt in zoverre ook voor de vordering tot veroordeling tot het betalen van dwangsommen. Nu het hier gaat om een Benelux-merk zal het inbreukverbod slechts gelden voor de Benelux.”

De .com domeinnaam van gedaagde hoeft echter niet te worden overgedragen, nu deze ook op niet-inbreukmakende wijze kan worden gebruikt:

“Wat betreft het onder 8 gevorderde bevel tot overdracht van de domeinnaam www.cannalyse.com door Glas aan Canna merkt het hof op dat Glas door toewijzing van het inbreukverbod het teken Cannalyse en dus ook de domeinnaam, niet kan gebruiken in de Benelux. Het hof is voorshands van oordeel dat sprake is van gebruik in de Benelux indien het gebruik daarvan in het bijzonder (mede) op het publiek in de Benelux is gericht, respectievelijk op het Benelux-publiek de indruk moet maken in het bijzonder daarvoor (mede) bestemd te zijn. Deze domeinnaam kan ook gebruikt worden op een manier dat daardoor geen inbreuk in de Benelux wordt gemaakt, zodat Glas bij het behoud daarvan belang kan hebben. In het licht daarvan is het hof voorshands van oordeel dat een afweging van de wederzijdse belangen leidt tot afwijzing van deze vordering.”

Lees het arrest hier.

IEF 5237

Aardevoeding

compos.gifVzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 11 december 2007, KG ZA 07-1263, Compo GmbH & Co KG tegen EC Planet B.V. (met dank aan Huib Berendschot, AKD Prinsen Van Wijmen).

Gemeenschapsmerk Compo tegen Compo 1. Overeenstemming, soortgelijkheid en verwarringsgevaar. Een in een teken verborgen verwijzing naar soort of kenmerk sluit niet uit dat het teken tevens als merk wordt gebruikt.  Paneuropees verbod is niet gevorderd en wordt dus ook niet toegewezen (een stelling die wellicht een nootje waard is).

Eiser Compo s een wereldwijd opererende onderneming die producten aanbiedt voor professionele  en individuele land- en tuinbouw. Compo is houdster van o.a. een Gemeenschaps- en Beneluxwoordmerk COMPO voor, kort gezegd, mest(stoffen). Compo stelt ook houdster te zijn van enkele beeldmerken, maar daarover heeft zij in deze procedure geen informatie overgelegd en de voorzieningrechter richt zich dan ook uitsluitend op de woordmerken. Compo voert het merk  vanaf 1958 in de Benelux.

Gedaagde EC Planet handelt onder de naam Ecoplanet of Ecolizer. EC Planet brengt een vloeibare meststof op de markt onder de aanduiding Compo 1. Ecolizer levert haar producten via zogenoemde growshops. Haar website verwijst naar verkoopadressen in zeven Europese landen en in Australië.

Het onderscheidend vermogen van woordmerk COMPO is van huis niet zeer groot, maar is door het langjarige gebruik wel toegenomen. Dat het merk na onderzoek door het OHIM is ingeschreven geeft ook al aan dat het merk Compo voldoende onderscheidend vermogen bezit.

EC Planet betwist dat zij het teken Compo 1 gebruikt ter aanduiding van haar waren.  De voorzieningenrechter sluit niet uit dat EC Planet met haar benaming mede beoogt het publiek te informeren over het gebruik van haar waar, maar EC Planet heeft echter niet inzichtelijk gemaakt waarom zij dit niet kan doen zonder aan te haken bij het merk van Compo. De voorzieningenrechter overweegt dat EC Planet stelt dat compo een verkorting is van component, maar dat het eveneens een verkorting is voor compost. De verwijzing naar het gebruik zou bovendien duidelijker zijn geweest door het cijfer 1 voorop te stellen en niet als achtervoegsel waardoor de gebruiker eerder zal vermoeden dat er ook nog een component 2 of 3 beschikbaar is. De aanduiding 1 component of één component kan weliswaar als een zuiver beschrijvende teken worden aangemerkt — waardoor het gebruik daarvan ook EC Planet vrij zou staan — maar die aanduiding wordt nu juist niet gebruikt door EC Planet. Een in het teken verborgen verwijzing naar soort of kenmerk sluit overigens ook niet uit dat het teken tevens als merk wordt gebruikt.

De Voorzieningenrechter overweegt dan dat de merken Compo en Compo 1 overeenstemmen en dat de tekens worden gebruikt voor soortgelijke producten. Zo de gemiddelde consument het merk COMPO al niet met het teken Compo 1 zal verwarren, wordt de indruk gewekt dat enig verband bestaat tussen de rechthebbenden op merk en teken. De omstandigheid dat de producten van EC-Planet niet verkrijgbaar zijn in dezelfde winkels als waar de producten van Compo zijn te verkrijgen, maakt niet dat van verwarring geen sprake zal zijn. Juist vanwege de overeenstemming en de gelijksoortigheid van de waar is het gevaar aanwezig dat het publiek meent dat de waren van Compo en EC-Planet dezelfde herkomst hebben. De omstandigheid dat het merk Ecolizer eveneens op de labels zichtbaar is, neemt dit gevaar niet weg. Het publiek zou bijvoorbeeld kunnen menen dat onder het merk Ecolizer door Compo de hennepmarkt wordt bediend.

De voorzieningenrechter verbiedt, op straffe van een dwangsom, ieder gebruik van het teken Compo 1. Hij beperkt de territoriale omvang van het verbod tot Nederland, omdat niet expliciet om een pan-Europees verbod is gevraagd.

De vorderingen worden grotendeels toegewezen. Gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten (€9.578,24).

Lees het vonnis hier. Dorozoekbare versie Rechtbank Den Haag hier.

IEF 5215

Bloemen houden van mensen

bachfl.gifGerechtshof ’s-Gravenhage, 15 november 2007, rolnr. 04/1662, Bach Flower Remedies Ltd. tegen Healing herbs Ltd.(met dank aan Charles Gielen, NautaDutilh).

Merkenrecht. De ingeschreven woordmerken van Flower Remedies verwijzen naar de eigenschap of het kenmerk dat het gaat om een product dat volgens de door dr. Bach ontwikkelde methode is vervaardigd. Hierbij is niet van belang of de aanduidingen op het moment van inschrijving daadwerkelijk werden gebruikt voor de beschrijving van dergelijke waren. Aanhouding i.v.m. mogelijkheid tot inburgering van beschrijvende woordmerken. Beeldmerken voldoende onderscheidend vermogen en dus niet nietig. Geen verschil tussen oud en nieuw Benelux Merkenrecht.

Flower remedies is houdster van een drietal Benelux-woordmerken en een tweetal Benelux-beeldmerken voor o.a. waren en diensten in de klassen 5 en 42. Flower remedies verzet zich tegen het gewezen vonnis tussen Flower remedies en Healing Herbs door de rechtbank ’s-Gravenhage van 30 juni 2004. Zij richt zich tegen het oordeel van de rechtbank dat de woordmerken “Bach” en “Bach Flower Remedies” nietig zijn daar deze aanduidingen ten tijde van de depots als generieke aanduidingen konden gelden dan wel als normale benamingen werden beschouwd door het in aanmerking komende publiek voor bloemen- of bloesemremedies die volgens de dr. Bach-methode zijn vervaardigd.

De woordmerken zijn gedeponeerd voor 1993 en hun geldigheid moet dan ook worden beoordeeld naar de BMW  zoals die gold vóór 1996. In zijn oordeel verwijst het hof naar het Postkantoor-arrest (HvJEG, 12 februari 2004, C-363/99), het Chiemsee-arrest (HvJEG, 4 mei 1999, C-108/97) en het Doublemint-arrest (HvJEG, 23 oktober 2003, C-191/01) en komt tot de vooroverweging dat tekens of benamingen die kunnen dienen ter aanduiding van de kenmerken van de waren en diensten waarvoor zij worden ingeschreven door eenieder ongestoord kunnen worden gebruikt. Bij de beoordeling of deze tekens of benamingen de betrokken waren en of diensten beschrijven dan wel dat dit in de toekomst redelijkerwijs valt te verwachten, is de opvatting van de betrokken kringen relevant. De inschrijving van een woord als merk moet dan ook, aldus het hof, “(…) worden geweigerd indien het in minstens een van de potentiële betekenissen een kenmerk van de betrokken waren of diensten aanduidt.” In casu oordeelt het hof dat het relevante publiek wordt gevormd door “(…) de consument die geïnteresseerd is in natuurgeneeswijzen en dienovereenkomstige producten.”

De producten die Flower Remedies op de markt brengt zijn vervaardigd volgens de methode die door dr. Bach is ontwikkeld en vervolgens vrijelijk in het begin van de twintigste eeuw is gepubliceerd. Dit was dus voor de inschrijving/depots van Flower Remedies. Het hof is dan ook van oordeel dat de therapie en remedies van dr. Bach reeds enige bekendheid genoten bij het relevante publiek in de Benelux voordat de inschrijvingen door Flower Remedies waren verricht. Het hof komt tot het oordeel dat het niet gaat om:

11. “verwijzend gebruik naar de merken van Flower Remedies, maar om een verwijzing naar de eigenschap of het kenmerk dat het gaat om een volgens de methode van dr. Bach vervaardigd product. (…) de aanduidingen Bach, The Bach Remedies en Bach Flower Remedies kunnen en ten tijde van de depots/inschrijvingen konden dienen tot aanduiding van die eigenschappen of kenmerken van de desbetreffende waren en diensten. Daarbij is (…) niet van belang of de aanduidingen op het moment van de inschrijvingsaanvraag daadwerkelijk werden gebruikt voor de inschrijving van waren of diensten als die waarvoor de aanvraag is ingediend, of er andere aanduidingen bestaan of bestonden die gebruikelijker zijn of waren dan die waaruit het merk bestaat en of een groot dan wel een klein aantal concurrenten op het moment van de depots/inschrijvingen dan wel pas daarna belang kon hebben bij het gebruik van de aanduidingen.”

Vervolgens oordeelt het Hof dat de drie woordmerken beschrijvend/soortnamen zijn voor de waren en diensten waarvoor zij zijn ingeschreven en in zoverre elk onderscheidend vermogen missen.

Tot slot beroept Flower Remedies zich nog op de mogelijkheid dat haar (beschrijvende) woordmerken zijn ingeburgerd. Het hof geeft Flower Remedies de mogelijkheid om aan te tonen dat ondanks het feit dat de woordmerken beschrijvend van aard zijn het relevante publiek onderscheid maakt tussen de merken van Flower Remedies en de aanduiding “(bloesem- of bloemen)remedie vervaardigd volgens de methode van dr. Bach”.

Flower Remedies slaagt in haar beroep dat de beeldmerken, anders dan het oordeel van de rechtbank, niet nietig zijn. De enkele omstandigheid dat de in de beeldmerken voorkomende woorden op zich zelf beschrijvend zijn betekent nog niet dat de beeldmerken onderscheidend vermogen missen. Deze omstandigheid kan echter wel invloed hebben op de beschermingsomvang van de beeldmerken. Het Hof is van oordeel dat de beeldelementen aan het teken onderscheidend vermogen verschaffen. De mogelijkheid van verwording tot soortnaam geldt slechts voor woordmerken. Het betoog van Healing Herbs dat de beeldmerken misleidend zijn wordt niet gevolgd nu zij onvoldoende heeft onderbouwd dat het hier gaat om eigenschappen die de keuze voor een bepaald product zouden bepalen.

Healing Herbs wordt niet ontvankelijk verklaard in haar incidenteel hoger beroep en het hof verwijst de zaak naar de rol teneinde Flower Remedies de mogelijkheid te geven om aan te tonen dat de woordmerken zijn ingeburgerd.

Lees het arrest hier.

IEF 5205

Onbeperkt i-deponeren

mvho.gifWebsite BBIE: Minister Maria van der Hoeven van Economische Zaken heeft op 29 november bij het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom (BBIE) de digitale dienst i-DEPOT officieel in gebruik gesteld. Met het i-DEPOT kunnen ideeën vroegtijdig, snel en zorgvuldig worden vastgelegd.

Prof. mr. J.H. Spoor ging tijdens zijn speech verder in op de waarde van het i-DEPOT. “De waarde van het i-DEPOT ligt wat mij betreft niet alleen in de mogelijkheid om iets vast te laten leggen. Dat kan al langer. Je kunt bijvoorbeeld ook naar een notaris gaan. De grote vernieuwing zit voor mij in de combinatie van de mogelijkheid om online te deponeren en het systeem van credits. Een soort strippenkaart waarmee je onbeperkt kunt i-deponeren, voor vijf euro of minder per keer. Op die manier kun je ieder idee, concept, format, ontwerp, foto, iedere melodie, tune of slagzin, deponeren voor je ermee de boer op gaat. Een soort idee-backup. En de prijs maakt het mogelijk om het niet bij goede voornemens te laten maar het eenvoudigweg tot een gewoonte te maken. Dat lijkt mij een goed idee.” De heer Spoor besloot zijn speech met de toevoeging: “Wat mij betreft heeft het digitale i-DEPOT alle eigenschappen van het beroemde klassieke idee: het ei van Columbus!”

Lees hier meer.