Merkenrecht  

IEF 958

Vrijdagmiddagberichten

The examples show the original logo and define its source and then the rip-off logo created by LogoWorks.com. (Baddesignkills, via boingboing.net, a directory of wonderful things).

-Maar liefst 77 procent van de medewerkers van de internationale organisaties in Den Haag en omgeving wil weg uit Nederland. Dit blijkt uit een uitgelekte interne opiniepeiling van IOSA-NL. Aan de enquete hebben o.a. medewerkers van het Europees Octrooibureau in Rijswijk meegedaan. De IOSA-NL benadrukt dat de uitkomsten bij de diverse internationale organisaties sterk op elkaar lijken. (Planet)

 

IEF 945

Ondertussen in Genève

En de club wordt groter… Vanaf 15 december 2005 wordt het mogelijk Bahrein in een Internationale merkaanvrage aan te wijzen. Bahrein is de 78e lidstaat die zich aansluit bij het Madrid-systeem en de 67e lidstaat die zich aansluit bij het Protocol.
IEF 942

Uit de bladen (4)

Met dank aan De Brauw: Rechtbank 's-Hertogenbosch, 20-09-2005, zaaknr. 131703, VNU tegen ForwardMedia.

Zelf een goede naam voor een management tijdschrift bedenken is lastiger dan het lijkt. Eerder berichtte IEForum al dat Reed Business Information niet blij was met de tijdschrifttitel FastForward van ForwardMedia, aangezien zij deze naam zelf al als merk voor onder meer tijdschriften had geregistreerd. Daarop wijzigden de initiatiefnemers de naam van het blad in Boost Magazine. Dit leidde weer tot protesten van de zijde van uitgever VNU, die reeds een 'groeiplanwedstrijd' voor ondernemer onder de naam Business Boost organiseerde. Overigens heette dit event eerst 'Sprout Fast Forward', maar veranderde VNU dit 'geheel onverplicht, maar om geschillen te voorkomen' in Fast Forward.

Een geschil kwam er uiteindelijk toch en gisteren stelde de voorzieningenrechter VNU in het gelijk in het geding dat zij tegen de Bossche uitgever ForwardMedia had aangespannen.

Opvallend is dat de zaak niet op merkenrechtelijke grondslag is beslist, maar op grond van "onrechtmatige naamskeuze":

"4.1.1 Het tot tweemaal toe in korte tijd en daarom kennelijk bewust kiezen voor een naam die VNU zojuist had gekozen voor de groeiplanwedstrijd, kan bezwaarlijk anders worden gezien dan als een bewuste pogiing van ForwardMedia c.s. om mee te profiteren van de met die wedstrijd beoogde promotie van het tijdschrift Sprout. Ook wil ForwardMedia c.s. kennelijk aanhaken bij en profiteren van de met de groeiplanwedstrijd gegenereerde naamsbekendheid van de namen 'Business Boost' of 'Boost' in de wereld van de zakentijdschriften."

ForwardMedia wordt verboden nog langer tijdschriften op de markt te brengen onder een naam waarin het woord Boost in voorkomt. Lees hier het vonnis.

En lees hier het persbericht van ForwardMedia, die het tijdschrift voorlopig maar X Magazine noemen: "Smits en Fiselier zijn ondanks de teleurstelling overtuigd van eigen kracht. “Het recht heeft gesproken, wij respecteren de uitspraak. Maar wij laten ons niet uit het veld slaan door de grote uitgevers. Het eerste nummer verschijnt zoals afgesproken op 30 september. Begin oktober onthullen we onze nieuwe naam.” Lees hier ook nog wat achtergronden.

IEF 921

Het rijke leven

Arrest GvEA,  5 september 2005, zaak T-320/03. Citicorp - OHIM. Lezenswaardig arrest over de aanvraag van de "slogan" LIVE RICHLY als gemeenschaps(woord)merk. Citicorp heeft dit gemeenschapsmerk aangevraagd voor kort weergegeven diensten op het gebied van financiele zaken, verzekeringen en vastgoed. Zowel de nietigheidsafdeling als kamer van beroep honoreren de aanvraag niet nu volgens hen het teken geen onderscheidend vermogen heeft. Opvallend is dat het OHIM het merk wel willen inschrijven voor diensten betrekking hebbende op verzekeringen en vastgoed.

Voor Citicorp is dit niet voldoende, of aanleiding om meer te willen, en de onderneming verlangt dat het GvEA toestaat het merk het ook voor financiele diensten te registreren. Het GvEA oordeelt echter terecht dat het publiek het merk LIVE RICHLY als een aanprijzende slogan zal beschouwen

"In the present case, as the Board of Appeal points out, the relevant public will, in the context of financial and monetary services, effectively perceive that sign primarly as a promotional formula and not as an indication of the commerical origin of the services in question. There is nothing about the sign LIVE RICHLY that might, beyond its obvious promotional meaning, enable the relevant public to memorise the sign easily and instantly as a distinctive trade mark for the services designated. Even if the sign were used alone, without any other sign or trade mark, the relevant public could not, in the absence of prior knowledge, oerceive it other than its promotional sense (REAL PEOPLE, REAL SOLUTIONS (...)

As regards the paradoxical nature of that argument in relation to OHIM’s acceptance of the LIVE RICHLY mark for insurance and real estate services, it must be emphasised that the Court’s jurisdiction is limited to the application of Regulation No 40/94 to the dispute before it. Whilst it is indeed necessary, so far as possible, to maintain consistency in accepting trade marks, it is not for the Court to rule on trade marks beyond the confines of the dispute before the Court."

 

 

Lees hier het arrest.

IEF 918

de achtergrond van het algemeen belang

Hof van Justitie EG 15 september 2005, BioID AG - BHIM

In 1999 weigerde het BHIM het merk BioID in te schrijven in de klassen 9, 38 en 42. Het was beschrijvend en miste ieder onderscheidend vermogen. Het Gerecht van eerste aanleg verwierp vervolgens de door BioID verzochte vernietiging.
Het Gerecht overwoog onder meer dat " het bestanddeel „ID” in het Engels een gebruikelijke afkorting is van het zelfstandig naamwoord „identification” en dat het voorvoegsel „Bio” zowel de afkorting van een bijvoeglijk naamwoord [„biological” (biologisch), „biometrical” (biometrisch)] als de afkorting van een zelfstandig naamwoord [„biology” (biologie)] kan zijn" en dat "het relevante publiek BioID opvat in de zin van „biometrical identification” (biometrische identificatie)." BioID zal aldus worden gebruikt voor de voorstelling van waren en diensten die behoren tot de in de merkaanvraag opgegeven categorieën en mist derhalve elk onderscheidend vermogen voor deze categorieën van waren en diensten.

Bovendien kunnen de elementent „¦” en „®” in de handel worden gebruikt voor de voorstelling van allerhande waren en diensten en dus elk onderscheidend vermogen missen voor deze waren en diensten. In zijn conclusie van juni van dit jaar was de AG het in resultaat eens met het eerdere oordeel van het GvEA dat het merk ieder onderscheidend vermogen mist, maar corrigeert het Gerrecht in de onderliggende argumentatie betreffende het onderscheidend vermogen van de beeldelementen.

BioID voert twee middelen aan, te weten dat het Gerecht de in artikel 7, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94 bedoelde absolute weigeringsgrond voor merken die elk onderscheidend vermogen missen, onjuist en te ruim heeft uitgelegd. Als tweede middel stelt zij dat, indien het Gerecht voornoemde bepaling juist had uitgelegd, het van een onjuiste rechtsopvatting blijk heeft gegeven door het tweede in eerste aanleg aangevoerde middel, te weten schending van deze verordening, niet te onderzoeken.

Drie van de vier grieven waaruit het eerste middel bestaat, verklaar het Hof ongegrond, dan wel ten dele niet-ontvankelijk. Deze middelen omvatten de niet-inaanmerkingneming van de totaalindruk die het aangevraagde merk oproept, het bewijs dat het aangevraagde merk daadwerkelijk werd gebruikt door het publiek of door concurrenten en de niet-inaanmerkingneming van de andere als gemeenschapsmerk ingeschreven merken.

De laatste grief van het eerste middel, die rekwirante voor het eerst ter terechtzitting heeft aangevoerd, betreft onjuiste uitlegging door het Gerecht van artikel 7, lid 1, sub b, van de verordening doordat het Gerecht heeft vastgesteld dat deze bepaling inzonderheid is gericht tegen merken die uit het oogpunt van het relevante publiek gewoonlijk in de handel worden gebruikt voor de voorstelling van de betrokken waren of diensten, of waarvoor er op zijn minst concrete aanwijzingen bestaan waaruit kan worden opgemaakt dat de merken op deze wijze kunnen worden gebruikt.

Het Hof: "[...] opgemerkt [zij] dat de in artikel 7, lid 1, van verordening nr. 40/94 vermelde weigeringsgronden onafhankelijk zijn van elkaar en een afzonderlijk onderzoek vereisen (zie arrest OHIM/Erpo Möbelwerk, reeds aangehaald, punt 39). Voorts moeten deze weigeringsgronden worden uitgelegd tegen de achtergrond van het algemeen belang dat aan elk ervan ten grondslag ligt. Het algemeen belang dat bij het onderzoek van elk van deze weigeringsgronden in aanmerking wordt genomen, kan – en moet zelfs – andere overwegingen weerspiegelen naar gelang van de betrokken weigeringsgrond.

Bovendien zij eraan herinnerd dat het begrip algemeen belang dat aan artikel 7, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94 ten grondslag ligt, uiteraard samenvalt met de wezenlijke functie van het merk, namelijk aan de consument of de eindverbruiker met betrekking tot de door het merk aangeduide waren of diensten de identiteit van de oorsprong te waarborgen in dier voege dat hij deze zonder gevaar voor verwarring kan onderscheiden van waren of diensten van andere herkomst. Vaststaat evenwel dat, zoals het Hof in punt 36 van het reeds aangehaalde arrest SAT.1/OHIM heeft geoordeeld, dit criterium (beschrijvendheid) weliswaar relevant is in het kader van artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 40/94, maar niet het criterium (onderscheidend vermogen) is aan de hand waarvan artikel 7, lid 1, sub b, dient te worden uitgelegd."

Bijgevolg is de grief dat het Gerecht een criterium heeft gehanteerd dat niet relevant is in het kader van artikel 7, lid 1, sub b, van de verordening, doch wel in het kader van diezelfde bepaling, sub c, gegrond. Derhalve wordt het bestreden arrest vernietigd. Het Hof doet vervolgens zelf de zaak af. Gelet op het relevante publiek, de typografische kenmerken, de grafische elementen, de totaalindruk en de oppervlakkigheid van de beeld- en grafische elementen, mist het aangevraagde merk elk onderscheidend vermogen in de zin van artikel 7, lid 1, sub b en dient het beroep te worden verworpen.

Lees hier het arrest, hier de conclusie van de AG.

IEF 913

Uit de bladen (3)

Eerder berichtte IEForum al over het geschil tussen uitgeverij Forward Media en Reed Business Information over de naam Fastforward. Forward Media had aangegeven de naam de wijzigen in Boost Magazine. Maar nu staat volgens Zibb VNU op de stoep; de naam zou te veel lijken op Sprout Business Boost, een ondernemersevenement dat VNU organiseert. VNU stelt dat Forward Media met haar titel merkinbreuk maakt en vreest voor verwarring. Bovendien zou het logo en de vormgeving de beide bladen teveel op elkaar lijken. De rechtszaak dient aanstaande vrijdag.

Ewald Smits van Forward Media vindt het “ondernemertje pesten” en stelt dat beide grote uitgeverijen misbruik maken van hun machtspostie. “Je kunt het natuurlijk als een compliment zien dat de grote jongens bang voor ons zijn, maar zo zie ik het niet. Het is zeker in de opstartfase van een bedrijf bijzonder vervelend als je door twee reuzen op je nek wordt gezeten die op elke slak zout leggen. Terwijl je zou zeggen dat er weinig overeenkomsten zitten in een eenmalige groeiplanwedstrijd voor ondernemers en een tweewekelijks verschijnend blad voor managers. Ook als één stukje van de naam overeenkomt.”

Uitgever Sprout pest volgens woordvoerder Carolina Pruis geen ondernemers: “Smits is niet zo klein als hij zich voordoet. Achter zijn uitgeverij zit wel een grote partij: Springer Science & Business. Dit is bovendien de tweede keer dat ze inbreuk maken op ons merk. Onze ondernemerswedstrijd heette tot de komst van het blad van Forward Media: Fast Forward. Om verwarring te voorkomen hebben we deze half juli veranderd in Business Boost. Groot was onze verbazing toen half augustus bleek dat Forward Media opnieuw een naam koos die inbreekt op ons merkrecht. De rechtszaak is dus geen kwestie van pesten van onze kant, maar van dom ondernemerschap van Forward Media.”

IEF 910

Ondertussen in Engeland

Het Engelse bedrijf Independent International Investment Research dreigt met een rechtzaak als Google nog langer de naam Gmail gebruikt voor zijn online e-maildienst, zo meldt ZDNet. Een dochteronderneming van het Engelse bedrijf gebruikt al sinds mei 2002 de naam G-Mail voor een eigen webbased e-maildienst. ‘Pas’ in mei 2004 lanceerde Google hun eigen e-maildienst.

De 'G' van G-Mail van IIIR staat voor 'Graphiti', de benaming voor de technologie achter de webmail. Shane Smith verklaart de mogelijk gerechtelijke stappen als volgt: “We hebben de naam als merk gedeponeerd en wij denken dat wij meer recht hebben op de naam gmail, omdat wij het eerder hebben geïntroduceerd. We geloven dat Google een goed bedrijf is met goede producten, maar we kunnen het niet verkopen aan onze aandeelhouders als wij er niks mee zouden doen." Onderhandelingen zijn op niets uitgelopen. Het Britse bedrijf eist 0,5% royalties. Of dat veel is? Op de omzet van 3,2 miljard dollar in 2004 zou dat 16 miljoen dollar zijn.

IEF 909

Openbare orde

Arrest GvEA, 13 september 2005, in de zaak T-140/02. Sportwetten / OHIM - Intertops Sportwetten.

Sportwetten GmbH Gera heeft tevergeefs een vordering tot nietigverklaring ingesteld tegen het gemeenschapsmerk INTERTOPS. Volgens Sportwetten zou dit gemeenschapsmerk in strijd zijn met de openbare orde of de goede zeden, nu dit merk is aangevraagd voor diensten met betrekking tot onder meer weddenschappen en de aanvraagster niet is toegestaan deze diensten aan te bieden. Aanvraagster heeft geen vergunning om weddenschapen te organiseren in Duitsland. In een Duitse procedure is aanvraagster verboden reclame te maken voor haar diensten in Duitsland. 

De nietigheidsafdeling, de kamer van beroep en het gerecht van eerste aanleg zijn eensgezind: onderzocht moet worden of het betrokken gemeenschapsmerk zelf in strijd is met de openbare orde of de goede zeden, niet of de betrokken diensten hiermee in stijd zijn.

"Om te beginnen zij opgemerkt dat, zoals in de bestreden beslissing is aangenomen en door het Bureau en interveniente wordt aangevoerd, bij de beoordeling of een merk in strijd is met de openbare orde of de goede zeden, dit merk zelf dient te worden onderzocht, dit wil zeggen het teken in samenhang met de waren of diensten zoals die bij de inschrijving van het merk zijn opgegeven."   

"Dat interveniente in Duitsland de betrokken diensten niet mag aanbieden of ervoor reclame maken, kan geenszins worden beschouwd als een intrinsiek kenmerk van dit merk in de zin van hierboven aangehaalde interpretatie. Deze omstandigheid kan dus niet tot gevolg hebben dat het merk zelf in strijd is met de openbare orde en of goede zeden."

Lees arrest hier.

IEF 903

Eerst even voor jezelf lezen

Gerecht van Eerste Aanleg, 13 september 2005, in de zaak T-140/02. Sportwetten / OHMI - Intertops Sportwetten (INTERTOPS). Gemeenschapsmerk – Nietigverklaringsprocedure – Communautair beeldmerk dat woordelement INTERTOPS bevat – Merk in strijd met openbare orde of goede zeden – Artikel 7, lid 1, sub f, en lid 2, en artikel 51 van verordening (EG) nr. 40/94”. Bespreking volgt. Lees arrest hier.