Merkenrecht  

IEF 1047

Merkenrechten van de Mens

Kappen nou met dat merkhouder! De wereldtournee van het reizende circus Budweiser-Budvar heeft dinsdag Straatsburg aangedaan, in een geslaagde poging om zelfs het Hof voor de Rechten van de Mens tot een uitspraak te verleiden in de Amerikaans-Tsjechische Herkomstaanduidingenoorlog. Gevolgen voor Nederland zijn terminologisch interessant, maar verder is de uitspraak eigenlijk weinig opzienbarend. Wellicht dat een handige advocaat of fiscalist er nog iets interessant mee kan doen.

Anheuser-Busch Inc.(Budweiser) beriep zich voor het hof op artikel 1, Protocol 1 van het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens (Bescherming van eigendom Iedere natuurlijke of rechtspersoon heeft recht op het ongestoord genot van zijn eigendom), teneinde een Portugese weigering om het  merk in te schrijven ongedaan te maken. De weigering geschiedde op grond van de een bilateraal verdrag dat pas na het verrichten van het depot in werking was getreden.

Het hof oordeelt echter dat een aanvraag voor een merkregistratie slechts een voorwaardelijk recht is en alleen een geregistreerd merk als 'eigendom' in de zin van dit artikel kan worden aangemerkt, mits het geen inbreuk op de rechten van derden maakt. Van eigendom i.c. dan ook geen sprake.

Tegenstanders van het woord 'merkhouder' kunnen de uitspraak wellicht gebruiken om de discussie in hun voordeel te beslechten en er voor te zorgen dat bij geregistreerde merken voortaan wordt gesproken van de 'eigenaar van het merk' en niet van de 'merkhouder'. Dat dat een aanpassing van de BMW en de BVIE vereist, is vanzelfsprekend niet meer dan een detail. Lees persbericht over uitspraak hier.

IEF 1035

15 miljoen merken

In mooie sameloop met dit artikel in de Telegraaf van vandaag over de recente inbeslagname in Rotterdam van 15 Miljoen merkartikelen, bericht de EU vandaag dat de statistieken er niet om liegen en dat ze er nog harder tegenaan gaan. 

"The European Commission has presented a package of measures to strengthen protection for the EU and its citizens against counterfeiting and piracy. Naast "A new business-customs working group,  a new Task Force of Member States' Customs experts, the completion of an anti-counterfeiting risk management guide, a new electronic system of secure, real-time transmission of information en the promotion of  the signature of memoranda of understanding with major trade representatives", zal de Commissie zich ook gaan buigen over "possible amendments to the World Trade Organisation Intellectual Property Rights ("TRIPS") Agreement so that countries apply anti-counterfeiting controls not only on imports but also on exports, transit and transhipment movements. Above all, efforts will be made to fully implement, strengthen or develop bilateral customs-co-operation agreements with China, the USA, Japan and other trading partners.

Statistics showing the amount of counterfeit and pirated articles seized at the EU's external borders in 2004 demonstrate that counterfeiting is a growing and increasingly dangerous phenomenon. The 103 million counterfeited and pirated goods seized in 2004 represent an increase of more than 12% compared to 2003 and 1000% compared to 1998. Fake foodstuffs, medicines, household items and car parts, that can damage the health and safety of consumers, are continuing to grow in number and the higher quality of fakes is making detection more difficult. Leer hier en hier meer.

IEF 1027

Super Champion

Gerechtshof 's-Gravenhage, 22 september 2005, rekestnummer 05/519 (vandaag gepubliceerd). Aristocrat Technologies Australia tegen Benelux-Merkenbureau.

Alles behalve verrassende beschikking van het Hof. Eiser Aristocrat Technologies Australia PTY Limited heeft het woordmerk SUPER CHAMPION voor de Benelux gedeponeerd voor (computer)spellen. Het BMB weigert de inschrijving omdat het teken over onvoldoende onderscheidend vermogen beschikt. De weinig creatieve argumenten van de eiser kunnen het tij niet keren. Het Hof wijst het verzoek van Aristocrat af en het teken SUPER CHAMPION blijft daar waar het hoort: in het publieke domein.

7. Het als woordmerk gedeponeerde teken bestaat uit het woord ‘super’, gevolgd door het woord ‘champion’. De betekenis van die woorden is van belang voor de wijze waarop het gehele teken zal worden begrepen. ‘Super’ betekent over, boven, zeer (Van Dale Groot woordenboek der Nederlandse taal, 13e druk). Het is een veelgebruikte kwalificatie, vergelijkbaar met ‘geweldig’, ‘top’, ‘eerste-klas’, etc. ‘Champion’ is het Engelse en Franse woord voor kampioen. Een gangbare betekenis van dat woord is de beste of winnaar. Het teken verkrijgt daarmee de letterlijke betekenis eerste-klaskampioen en wekt de indruk van een opeenstapeling van superlatieven. Bij gebruik in verband met waren, waaronder de waren waarvoor inschrijving van het teken wordt gevraagd, zal het in aanmerking komende publiek SUPER CHAMPION opvatten als een louter aanprijzende en niet onderscheidende mededeling: de/het allerbeste.

8. Anders dan Aristocrat aanvoert zal het Benelux-publiek in het teken niet méér zien. Het teken is samengesteld volgens de normale taalregels. Het Benelux-Merkenbureau heeft voorts met producties aannemelijk gemaakt dat de combinatie van de woorden super en champion veel samen voorkomen. Het hof volgt Aristocrat niet in haar betoog dat sprake is van een semantische dubbele bodem. Niet aannemelijk is dat - zoals zij stelt - het teken door het in aanmerking komend publiek vanuit meerdere invalshoeken zal worden begrepen, bijvoorbeeld als verwijzing naar ‘super kampioen onder de speelmachines’ en naar degene die – succesvol – de speelmachine bedient.

SUPER CHAMPION mist derhalve naar het oordeel van het hof (van huis uit) elk onderscheidend vermogen in de zin van artikel 6bis lid 1, onder b, nu het niet het vermogen heeft om waren, waaronder de betrokken waren, naar herkomst te onderscheiden. Aan dit oordeel kan niet afdoen, dat - naar Aristocrat aanvoert - het teken niet verwijst naar specifieke kenmerken van de betrokken waar.

Lees de beschikking hier.

IEF 1026

zodanig raadselachtig

Beschikking Gerechtshof 's-Gravenhage, 1 september 2005,  Rekestnummer: R04/403, LJN: AU3976. PM-International AG tegen Benelux-Merkenbureau. Beroep tegen weigering inschrijving FITLINE voor kleding.

Verzoeker wijst tevergeefs op de inschrijving van het teken als merk voor de betrokken waren in onder meer het Verenigd Koninkrijk ent Gemeenschapsmerkenregister.  Naar het oordeel van het Haagse Hof bestaat het teken uitsluitend uit beschrijvende aanduidingen. "Niet valt in te zien dat, zoals PM aanvoert, het begrip ‘fit(heid)’ niet een aanduiding van een kenmerk van waren kan zijn, of dat ‘line’ zodanig raadselachtig is, dat het niet, althans niet in de betrokken marktbranche, in de betekenis van productassortiment zal worden begrepen."

Gesteld noch gebleken is verder dat het teken een eigen betekenis heeft (gekregen) die los staat van de bestanddelen. Het teken vormt – integendeel – een onmiddellijk begrijpelijke aanduiding voor waren behorend tot een productenlijn of assortiment van gezonde waren, of waren die betrekking hebben op de bevordering van de gezondheid/conditie van mensen. Het depot omvat dergelijke waren. Het verzoek van PM tot inschrijving van het teken voor die waren of een deel van die waren, kan derhalve niet op deze grond worden toegewezen.

Omdat PM beroep doet op inburgering in een gedeelte van de Benelux, besluit  het hof echter zijn beslissing aan te houden totdat een antwoord is verkregen op eerdere prejudiciële vragen aan het HvJ en het BenGH (Bovemij Verzekeringen) Lees beschikking hier.

IEF 1021

Prägetheorie genegeerd

Arrest HvJ , 6 oktober 2005, zaak C-120/04.  Medion AG tegen Thomson (Eerder bericht hier).

De Duitse "Prägetheorie" (theorie van de kenmerkende indruk) wordt door het Hof van Justitie van tafel geveegd, althans volledig genegeerd. Volgens deze theorie moet "bij de beoordeling van de overeenstemming van het bestreden teken worden uitgegaan van de totaalindruk die elk van de twee tekens oproept, en worden onderzocht of het identieke deel voor het samengestelde teken zodanig kenmerkend is dat de overige elementen in de gewekte totaalindruk grotendeels naar de achtergrond verdwijnen. Er is geen sprake van verwarringsgevaar wanneer het identieke element slechts medebepalend is voor de totaalindruk die het teken oproept. Of het merk dat in de samengestelde teken wordt overgenomen, daarin een zelfstandige onderscheidende plaats ("kennzeichende Stellung") heeft behouden, speelt geen rol."

Medion die op basis van het merk LIFE ingeschreven voor consumentenelektronica opkwam tegen het merk THOMSON LIFE ving bot bij het Landgericht Dusseldorf. Volgens de Prägetheorie zal er sprake zijn van verwarringsgevaar, aangezien het merk LIFE een zelfstandige onderscheidende plaats in het teken THOMSON LIFE behoudt. Het Oberlandesgericht Dusseldorf vraagt het Hof van Justitie hierover om uitleg. Het Hof oordeelt: "Voor de constatering dat er sprake is van verwarringsgevaar kan niet als voorwaarde worden gesteld dat het deel van het samengestelde teken dat uit oudere merk bestaat, de door dat teken opgeroepen totaalindruk domineert.

Hof blijft trouw aan haar eigen theorie die zij voor alle duidleijkheid nog even kort samenvat: "Artikel 5, lid 1, sub b Merkenrichtlijn dient aldus te worden uitgelegd dat er bij het publiek verwarring tussen dezelfde waren en diensten kan bestaan, wanneer het bestreden teken wordt gevormd door samenvoeging van de firmanaam van een derde met het ingeschreven merk, dat een normaal onderscheidend vermogen heeft, en het ingeschreven merk weliswaar niet als enige bepalend is voor de totaalindruk van het samengestelde teken, doch daarin een zelfstandige onderscheidende plaats behoudt." Lees arrest hier.

IEF 1018

het bakstenen logo

Vznr. Rb Arnhem 12-08-05, LJN: AR 3111 en Rb. Arnhem 28-09-2005, Ashlar tegen Disaro / Vellum Benelux. (met dank aan Van der Steenhoven voor het aanleveren van het vonnis.)

Ashlar produceert software onder de naam en het 'bakstenen logo' Vellum (maar heeft de naam niet als merk in Europa geregistreerd(!)) en distribueert dit via Vellum GmbH in Duitsland en Vellum's dochter Vellum Benelux B.V. In de distributieovereenkomst is licentie onder Ashlars (toekomstige) IE-rechten opgenomen. Vellum GmbH en Vellum Benelux registreren vervolgens in 1992 het woord/beeldmerk Vellum in de Benelux en bij het WIPO.

Partijen gaan in 2001 uit elkaar en Ashlar deponeert zowel bij het BMB als het OHIM een (niet op Vellum's Benelux) gelijkend Vellum beeldmerk. Vervolgens worden verschillende procedures opgestart waarin uitgemaakt moet worden aan wie de Vellum merken toebehoren. Zowel de Vznr. als de Rb. oordelen dat Ashlar aanspraak kan maken op de merken.

Vznr: ro. 5. "Ashlar maakt sedert 1989 gebruik van de naam “Vellum” en het bakstenen logo voor haar software. Voldoende aannemelijk is dat Ashlar de naam “Vellum” en het bakstenen logo heeft geïntroduceerd, althans met betrekking tot computersoftware, ook door het aangaan van distributieovereenkomsten in het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw, in Europa (onder meer) met Vellum Software GmbH en Vellum Benelux. Ook is voldoende aannemelijk dat het opnemen van het woord “Vellum” in de naam van beide laatst genoemde vennootschappen verband houdt met het feit dat zij zijn opgericht voor de distributie van de software van Ashlar. Uit het vorenstaande volgt genoegzaam dat Ashlar eerder gebruik maakte van de naam “Vellum” en het bakstenen logo dan Vellum Benelux en Vellum Software GmbH. Ashlar was daarom niet te kwader trouw toen zij na beëindiging van de distributieovereenkomst het woord “Vellum” en het bakstenen logo als merken liet inschrijven."

6. Het vorenstaande brengt mee dat Ashlar zich jegens Vellum Benelux mag beroepen op haar woordmerk “Vellum” en op het bakstenen logo. Dit leidt ertoe dat Vellum Benelux, doordat zij na de beëindiging van de distributieovereenkomst het bakstenen logo en het woord “Vellum” is blijven gebruiken, onder meer op de software die zij verkoopt, en het woord “Vellum” handhaaft in haar domein- en handelsnaam, op grond van artikel 13A lid 1 sub a BMW en artikel 5a van de Handelsnaamwet onrechtmatig handelt jegens Ashlar.

Ashlar stelt vervolgens in een bodemprocedure dezelfde vorderingen als in kg in. Heeft zij hier nog wel wel belang bij? Ja, oordeelt de Rb.

"Zonder het tijdig instellen van een bodemprocedure bestaat immers de mogelijkheid dat Disaro (de nieuwe naam van Vellum Benelux) een verklaring indient als bedoeld in art. 260 lid 1 Rv, in welk geval de bij het kg-vonnis getroffen voorzieningen hun kracht verliezen. Disaro heeft weliswaar gesteld dat zij berust in het kg-vonnis en niet voornemens is de aanduiding Vellum nog voor haar onderneming en producten te gebruiken (...), maar dat leidt nog niet tot de conclusie dat Disaro daarmee ondubbelzinnig van haar rechten uit hoofde van art. 260 lid 1 heeft afgezien."

Bovendien oordeelt de Rb. dat Disaro inbreuk maakt op de auteursrechten op de software van Ashlar (die zij ook na het uiteengaan van partijen bleef verhandelen) en onrechtmatig handelt door een (overigens niet als auteursrechtelijke werk geachte) slagzin te gebruiken. Van de 19 (!) vorderingen kent de Rb. er 12 toe; de hoogte van de schade dient uitgemaakt te worden in een schadestaatprocedure.

Lees hier kort geding vonnis en hier vonnis in bodemprocedure

IEF 1016

Eerst even voor jezelf lezen

Arrest HvJ , 6 oktober 2005, zaak C-120/04.  Medion AG tegen Thomson (Life / Thomson Life, prägetheorie). Het Hof van Justitie (Tweede kamer) verklaart voor recht:

Artikel 5, lid 1, sub b, van de Eerste richtlijn (89/104/EEG) van de Raad van 21 december 1988 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten, dient aldus te worden uitgelegd dat er bij het publiek verwarring tussen dezelfde waren en diensten kan bestaan, wanneer het bestreden teken wordt gevormd door samenvoeging van de firmanaam van een derde met het ingeschreven merk, dat een normaal onderscheidend vermogen heeft, en het ingeschreven merk weliswaar niet als enige bepalend is voor de totaalindruk van het samengestelde teken, doch daarin een zelfstandige onderscheidende plaats behoudt. Lees arrest hier.

IEF 1013

Maak af: Canna...

Rechtbank 's-Gravenhage, 5 oktober 2005, KG 05/1117, Canna - Alpha Nova. Kort geding vonnis in een merkenzaak.

Eiser in dit kort geding handelt in de verkoop van meststoffen voor de teelt van hennep. Gedaagde heeft een testkit ontwikkeld voor de analyse van werkzame stoffen in hennep en heeft hiervoor het merk CANNALYSE gedeponeerd. Eiser acht dit in strijd met zijn merk- en handelsnaamrecht en vordert ook de overdracht van de domeinnaam www.cannalyse.com.

Zoals gebruikelijk worden alle relevante omstandigheden in aanmerking genomen bij de beoordeling van de overeenstemming. De rechtbank komt allereerst tot het oordeel dat het woordelement CANNA van huis uit nauwelijks onderscheidend vermogen toekomt, met name door het verwijzende en beschrijvende gebruik. Vervolgens dient de vraag of het merk CANNA onderscheidend vermogen heeft verworven door bekendheid in de markt. "Bij de beoordeling dient rekening te worden gehouden met de perceptie van het in aanmerking komende publiek. Het algemene publiek zal het merk CANNA wellicht niet gemakkelijk herkennen als een verwijzing naar cannabis. Voor dat publiek is dat immers een product waar het weinig ervaring mee heeft. Dit ligt anders bij de doelgroep van eiseres en gedaagde. Van deze doelgroep [...] mag worden verondersteld dat die veel informatie over cannabis over zich heen krijgt en afroept [...]. Dit voert tot het voorlopig oordeel dat het woordelement CANNA in de betreffende branche een zekere bekendheid als merk heeft gekregen. Door inburgering is daardoor zeker, zij het dan gering, onderscheidend vermogen ontstaan."

"[...] voorshands oordelend [kan], niet worden gezegd dat het door gedaagde gebruikte teken CANNALYSE overeenstemt met één van de merken waarop eiseres zich in dit kort geding beroept. Daartoe is redengevend enerzijds dat niet is gebleken dat aan het woordelement CANNA van de merken van eiseres van huis uit dan wel door inburgering in voldoende mate onderscheidend vermogen toekomt, terwijl anderzijds door de wijze waarop gedaagde het woord CANNA gebruikt - te weten in combinatie met het achtervoegsel LYSE - de totaalindruk van het merk en teken zodanig verschilt dat verwarringsgevaar in vorenstaande zin niet op voorhand aannemelijk is." Zowel de merkenrechtelijke grondslag als de grondslag ontleend aan het handelsnaamrecht falen. Ook levert het gebruik van het teken CANNALYSE geen onrechtmatig handelen jegens eiseres op.

Lees hier het vonnis.

IEF 1005

B.K.R

GvEA 5 oktober 2005, zaak T-423/04, Bunker & BKR, SL tegen OHIM. Beroep tegen de beslissing van de kamer van beroep van het BHIM inzake een oppositieprocedure.

Tegen het aangevraagde merk B.K.R. wordt oppositie ingesteld gebaseerd op het bestaan van oudere merken, waaronder BK RODS (dat thans op naam staat van Marine Stock, in dit beroep interveniënte). De oppositieafdeling van het BHIM verklaart de oppositie gegrond wegens gevaar voor verwarring. De kamer van beroep verwerpt vervolgens het beroep daar, ondanks dat de tekens tot op zekere hoogte visueel en fonetisch overeenstemmen, er bij het publiek geen gevaar voor verwarring van deze merken bestaat.

Aan het Gerecht wordt gevraagd de bestreden beslissing te herzien en de aanvraag tot inschrijving van het merk voor alle waren in te willigen en subsidiair de bestreden beslissing te vernietigen opdat de oppositieafdeling de betrokken tekens op een correcte wijze vergelijkt.

Ten aanzien van de eerste vordering is naar het oordeel van het Gerecht verzoekster niet-ontvankelijk. Aangezien het BHIM verplicht is de maatregelen te treffen die nodig zijn ter uitvoering van het arrest van de gemeenschapsrechter, kan het Gerecht geen bevelen richten tot het BHIM. Het gerecht geeft daarop in ro. 15 de ten aanzien van de eerste vordering geldende standaardarresten, te weten Baby-Dry, Giroform, Eurocool en ELS.

Het gerecht gaat vervolgens in op het door verzoekster genoemde middel, te weten de relatieve weigeringsgrond uit artikel 8 lid 1 sub b van de Gemeenschapsmerkenverordening. Het voor deze weigeringsgrond belangrijke verwarringsgevaar dient volgens vaste rechtspraak globaal beoordeeld te worden uitgaande van de wijze waarop het relevante publiek de betrokken tekens en waren of diensten waarneemt, en met inachtneming van alle factoren die het concrete geval kenmerken, inzonderheid de onderlinge samenhang tussen de overeenstemming van de tekens en de soortgelijkheid van de waren of diensten waarop ze betrekking hebben.

Het gerecht gaat ten aanzien van de overeenstemming van de tekens zeer gedetailleerd in op de visuele en fonetische aspecten van beide tekens. Ten aanzien van de visuele aspecten, onder meer de grootte van het lettertype, de plaats ervan, woordelementen als  'made in Spain', beeldelementen etc., komt het gerecht tot de conclusie dat de kamer van beroep niet op goede gronden kon concluderen dat de tekens in hun geheel beschouwd visueel overeenstemmen.
Ten aanzien van het fonetische aspect stelt het BHIM dat het oudere merk uitgesproken dient te worden als "bé-ka-rods", volgens interveniënte als "bé-ka-érods". Het voorgedragen teken dient uitgesproken te worden als "bé-ka-èr". Het gerecht gaat uit van de eerst genoemde uitspraak en concludeert vervolgens dat de twee conflicterende tekens niet fonetisch overeenstemmen. Niet door verzoekster weersproken, is het oordeel dat de betrokken tekens geen duidelijke begripsmatige overeenstemming vertonen.

De beslissing van het OHIM wordt aldus vernietigd. Lees hier hier het arrest.