Modellenrecht  

IEF 14217

Een koekje zonder eigen karakter

L.W. Kamp, Een koekje zonder eigen karakter, IE-Forum.nl IEF 14217.
Bijdrage ingezonden door Laurens Kamp, Bingh advocaten. (...) Een half koekje is ook een koekje. Het Gerecht (IEF 14184, Poult tegen Merba) gaat naar mijn mening uit van het verkeerde model, te weten het hele koekje (zie par. 24). Het model in kwestie bestaat namelijk niet uit het gehele koekje, maar slechts de helft. Dit is mogelijk, aangezien artikel 3 van de Verordening bepaalt dat een model ook kan bestaan uit een “deel van een voortbrengsel”. Het is juist dat onzichtbare delen van een model niet in aanmerking kunnen worden genomen (zie bijvoorbeeld ook artikel 3.6 sub f BVIE). Dit geldt alleen niet voor de vulling van het koekje van Poult. Wanneer alleen de helft van het koekje (i.c. het relevante model) als Gemeenschapsmodel wordt geregistreerd, dan is de vulling gewoon zichtbaar. De door het Gerecht aangehaalde overwegingen uit de considerans van de Verordening maken dit niet anders. Het oordeel van het Gerecht op dit punt lijkt dan ook niet juist.
Lees verder

IEF 14184

Nietigverklaring model koekje wegens ontbreken eigen karakter

Gerecht EU 9 september 2014, IEF 14184, zaak T 494/12 (Biscuit) - dossier
Zie eerder IEF 11944. Gemeenschapsmodellen. Beroep tot vernietiging van beslissing van de derde kamer van beroep van het BHIM, waarbij de beslissing van de nietigheidsafdeling is vernietigd en het model van een koekje met zachte kern voor koekjes van klasse 01 01 nietig is verklaard in het kader van het door Banketbakkerij Merba BV ingediende verzoek om nietigverklaring. Het beroep wordt verworpen.

31 Derhalve kan geen van verzoeksters argumenten, die hierboven in de punten 15 en 16 zijn uiteengezet, afdoen aan de gegrondheid van de bestreden beslissing. Aangezien enkel de zichtbare aspecten van het door het litigieuze model weergegeven voortbrengsel in aanmerking kunnen worden genomen voor de beoordeling van het eigen karakter (zie de punten 25 tot en met 30 hierboven), moet bovendien verzoeksters betoog met betrekking tot die beoordeling (zie punt 17 hierboven) worden afgewezen.

33 Zoals de kamer van beroep in de punten 21 tot en met 24 van de bestreden beslissing heeft vastgesteld, zijn meer bepaald het onregelmatige en oneffen oppervlak van de buitenkant van het koekje, de geelachtige kleur, de ronde vorm en de aanwezigheid van stukjes chocolade gemeenschappelijke kenmerken van de conflicterende modellen, die bepalend zijn voor de algemene indruk die bij een geïnformeerde gebruiker wordt gewekt, zodat het litigieuze model niet kan worden geacht een eigen karakter te vertonen.

34 Het vlakkere oppervlak van het litigieuze model in vergelijking met het eerste en het derde model die hierboven in punt 5 zijn weergegeven, alsook de verschillen qua aantal, de enkele verschillen qua precieze afmetingen en de enigszins vooruitstekende aard van de stukjes chocolade die voorkomen op elk van die modellen en op het litigieuze model, verlenen het litigieuze model geen eigen karakter. Gelet op de grote vrijheid waarover de ontwerper dienaangaande beschikt, kunnen die verschillen bij de geïnformeerde gebruiker, zoals omschreven in punt 28 van de bestreden beslissing, ten gunste van het litigieuze model dan ook geen andere algemene indruk wekken.

Zie ook:
SOLV
Merkwaardigheden

IEF 14167

Onherstelbare schade door uitstel is voldoende aannemelijk voor ex parte

Vzr Rechtbank Midden-Nederland 29 augustus 2014, IEF 14167 (Christina Design London tegen Endless International GMBH)
Uitspraak ingezonden door Laura Fresco, Hoyng Monegier LLP. Ex parte. Auteursrecht. Modelrecht. Zie ook: Vzr. Rechtbank Den Haag 2 septebmer 2014 (Christina Design London tegen Enless Jewelry B.V.) Het is voldoende aannemelijk dat Endless inbreuk maakt op de auteursrechten en/of Gemeenschapsmodelrechten van Christina Design en dat uitstel onherstelbare schade zou kunnen veroorzaken.

2.2. Naar voorlopig oordeel is voldoende aannemelijk dat (uitgaande van de geldigheid van de Gemeenschapsmodelrechten van verzoeksters) gerekwestreerde met de in het verzoekschrift genoemde bedels, inbreuk maakt op de aan verzoeksters toekomende auteursrechten en/of Gemeenschapsmodelrechten.

2.3. Gelet op hetgeen in het verzoekschrift onder 38 tot en met 40 is aangevoerd, acht de voorzieningenrecht het aannemelijk dat uitstel onherstelbare schade voor verzoeksters zou kunnen veroorzaken zodat er voldoende grond is voor toewijzing van het verzoek dat de voorziening wordt getroffen zonder gerekwestreerde voorafgaand te horen.

Abcor

IEF 14107

Inbreuk op modelrechten tafelgashaarden

Hof Den Haag 22 juli 2014, IEF 14107 (Outdoor tegen Happy Cocooning)
Modellenrecht. Happy Cocooning verkoopt tafelgashaarden, waaronder de 'Cocoon Tables' - composieten tuintafels met daarin een gasverbrander. Zij is rechthebbende op de Gemeenschapsmodellen. Outdoor c.s. biedt via diverse websites een serie tafelgashaarden aan onder de naam 'Cosy Living Lounge'. De voorzieningenrechter [IEF 13771] heeft Outdoor bevolen Gemeenschapsmodelleninbreuk te staken en heeft een recall-actie geboden. Outdoor stelt zonder succes dat er geen spoedeisend belang is, dat de modelrechten nietig zijn en dat de Cosy Living Tables niet inbreukmakend zijn. Happy Cocooning krijgt proceskosten vergoed.

5. Grief 1 richt zich tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat spoedeisend belang bij het verbod en de toegewezen nevenvorderingen aanwezig is. Outdoor stelt daartoe dat spoedeisend belang niet is gesteld, althans niet is onderbouwd.
Deze grief faalt om de volgende redenen. In de inleidende dagvaarding is gemotiveerd gesteld dat sprake is van spoedeisend belang (in punten 54 tot en met 56), hetgeen in de memorie van antwoord nader is onderbouwd. De spoedeisendheid wat betreft het verbod volgt reeds uit de gestelde voortdurende inbreuk op (onder andere) de Gemeenschaps-modelrechten van HCC. HCC heeft onbetwist en onderbouwd gesteld dat het bij de toegewezen nevenvorderingen gaat om maatregelen die ertoe strekken te bewerkstelligen dat verdere inbreuken uitblijven en te voorkomen dat verdere schade wordt geleden en dat de vordering tot het doen van opgaven bovendien nauw verwant is met de spoedeisende verbodsvordering. Daarvan uitgaande acht het hof ook bij de nog aan de orde zijnde nevenvorderingen voldoende spoedeisend belang aanwezig voor beoordeling in kort geding (vergelijk HR 25 oktober 2013, ECLI:NL:GHLEE:2012:BV0720 (S&S/Esschert).

7. Het hof is met de voorzieningenrechter van oordeel dat genoegzaam blijkt welke vormgevingsaspecten HCC heeft willen beschermen en eventuele onduidelijkheid bovendien niet leidt tot nietigheid. Bij de registraties zijn de hiervoor opgenomen foto’s gevoegd, waarop de vormgeving te zien is. Het gaat om foto’s waarop twee zijden en de bovenkant en daarmee alle elementen, die door HCC als kenmerkend zijn aangeduid, te zien zijn. Wat betreft de afbeelding met houtblokken en vuur deelt het hof het oordeel van de voorzieningenrechter dat deze afbeelding een verduidelijking is van, kort gezegd, de indicatie van het voortbrengsel. Bij de beoordeling van het eigen karakter van de modellen en de beschermingsomvang zal het hof nader ingaan op eventuele onduidelijkheden.

10. (…) Gelet op het gemotiveerde verweer van HCC acht het hof niet aannemelijk dat voor de modelaanvrage anderen dan [T], [R] (beiden toentertijd werkzaam voor HCC en in die hoedanigheid), Sunrise en Artic (als producenten buiten de Unie) bekend waren met de modellen. Bij het pleidooi in hoger beroep is namens Outdoor ook erkend dat zij niet concreet kan onderbouwen dat anderen met de modellen voor de registratie bekend waren. Het hof is van oordeel dat onder die omstandigheden aannemelijk is dat de modellen bij een normale gang van zaken niet redelijkerwijs ter kennis konden zijn gekomen van ingewijden in de betrokken sector die in de Unie werkzaam zijn. Dit brengt mee dat het beroep op nietigheid wegens het ontbreken van nieuwheid faalt. Het hof wijst in dit verband nog op het arrest van het Hof van Justitie EU van 13 februari 2014, ECLI: EU:C:2014.75 (Gautzsch/Duna), waarin het Hof in rechtsoverweging 36 overwoog dat, onder omstandigheden, (zelfs) kan worden geoordeeld dat een (niet-ingeschreven) model, hoewel het zonder een uitdrukkelijke of stilzwijgende voorwaarde van geheimhouding aan derden is bekendgemaakt, bij een normale gang van zaken niet redelijkerwijs ter kennis kon zijn gekomen van ingewijden in de betrokken sector die in de Unie werkzaam zijn, wanneer het slechts voor één enkele onderneming beschikbaar is gesteld of louter is voorgesteld in de tentoonstellingsruimten van een onderneming die buiten het grondgebied van de Unie is gevestigd.

17.
Voormelde elementen a tot en met e kunnen dan ook naar het oordeel van het hof als kenmerkende elementen van de modellen worden aangemerkt, met dien verstande dat het hof bij element c uitgaat van een steenachtige matte look in plaats van een betonlook. Nu deze elementen, laat staan een combinatie daarvan, niet zijn terug te vinden in de SF-pit verschilt naar het oordeel van het hof de algemene indruk die modellen 1 en 2 bij de geïnformeerde gebruiker wekken, aanzienlijk van de algemene indruk die bij diezelfde gebruiker wordt gewekt door de SF-pit. Het bovenstaande geldt temeer voor model 4, ook al is de uitsparing daarbij niet relatief klein en niet anders van vorm dan de bak, alleen al omdat model 4 rond is, terwijl de SF-pit vierkant is.

18.
Outdoor heeft slechts aangevoerd dat de uitsparing en het gebruik van composiet technisch of functioneel bepaald is. Nog daargelaten dat dit op zichzelf geen nietigheid zou meebrengen, faalt de eerste stelling en is de tweede stelling niet relevant op grond van hetgeen hiervoor in rechtsoverwegingen 15 en 16 is overwogen.

19.
Het bovenstaande leidt ertoe dat grief 2 faalt voor zover Outdoor daarmee betoogt dat de modellen nietig zijn, althans er een aanzienlijke kans bestaat dat de modellen nietig zullen worden verklaard.

23. Uitgaande van voormelde kenmerkende elementen en een behoorlijke beschermings-omvang is het hof met de voorzieningenrechter, op de door de voorzieningenrechter in rechtsoverwegingen 4.14 en 4.15 van het bestreden vonnis vermelde gronden, van oordeel dat de Cosy Living Tables van Outdoor geen andere algemene indruk bij de geïnformeerde gebruiker wekken dan de modellen, met dien verstande dat daar waar de voorzieningenrechter spreekt over betonlook gelezen moet worden steenachtige matte look en dat aan de strakke minimalistische vormgeving moet worden toegevoegd dat bij zowel de modellen als de Cosy Living Tables sprake is een massieve indruk, die bij de anticiperende tafels ontbreekt. Dat de Cosy Living Table aan de onderkant inspringt doet daar niet aan af. Aan voormelde redenen voegt het hof bovendien nog toe dat bij de modellen 1 en 2 en de vierkante en rechthoekige Cosy living tables een opvallende gelijkenis is gelegen in de combinatie van de ronde glooiende bassinachtige vorm van de uitsparing met de vierkante/rechthoekige vorm van de bakken. Het bovenstaande brengt mee dat ook het hof van oordeel is dat sprake is van inbreuk op de modelrechten van HCC en ook grief 4 faalt.
IEF 14053

Geen dwangsom als oude webpagina's herleven door hack

Vzr. Rechtbank Den Haag 18 juli 2014, IEF 14053 (Gembird tegen Rapoo Shenzen)
Modelrecht. Dwangsom. Uitvoer van recall-goederen. Bij vonnis [IEF 12929] is bepaald dat gemeenschapsmodel voor toetsenborden van Rapoo Shenzen geldig is en Gembird inbreuk maakt. Op 29 januari 2014 werden op de Gembird-website de inbreukmakende P4 en P5-toetsenborden aangeboden. Gembird verweert zich dat er sprake is van oude webpagina's die door Google in cache zijn opgeslagen en dat dit het gevolg is van een hack, waartoe rapporten worden overlegd en Rapoo in de gelegenheid wordt gesteld om de server te onderzoeken. Er zijn geen dwangsommen verbeurd als gevolg van de hack. Executie van dwangsommen wordt verboden. De uit recall teruggekomen goederen zijn buiten de EU verkocht. Dat is een verboden vorm van uitvoer, waarvoor dwangsommen mogen worden geïnd.

Hack:
4.4. (...) Als de muis daarentegen in het frame staat waarvan de inhoud is gehackt, wordt een bron weergegeven die verwijst naar de server van de hacker. Het verschil kan volgens de deskundige van Gembird Europe dus verklaard worden door een andere positie van de muis op het moment dat de schermafbeeldingen werden gemaakt. Rapoo Shenzen heeft dat niet gemotiveerd weersproken. Gelet daarop is het voorshands aannemelijk dat de litigieuze pagina’s waarop de inbreukmakende toetsenborden worden aangeboden door de hacker online zijn gezet op de wijze als beschreven in het Networkincs rapport.

4.5. Daarmee dient zich de vraag aan of die wijze van openbaarmaking aangemerkt kan worden als een overtreding van het verbod door Gembird Europe. De voorzieningenrechter overweegt daartoe in de eerste plaats dat het doel van het opgelegde verbod was Gembird Europe ervan te weerhouden nog langer inbreuk te maken op Gemeenschapsmodelrechten van Rapoo Shenzen. Het verbod dient daarom zo te worden uitgelegd, dat het beperkt is tot een doen of nalaten van Gembird Europe zelf of van derden die in haar opdracht handelen.
4.6. In het onderhavige geval waren de P4 en P5 toetsenborden zichtbaar op een pagina van de website van Gembird Europe. Zoals blijkt uit het Networkincs rapport is de informatie echter niet door Gembird Europe online geplaatst, is de bron van de online beschikbare informatie niet haar server en kon Gembird Europe die informatie ook niet wijzigen. Het online plaatsen van de litigieuze informatie is gedaan door een derde vanaf een andere server, zonder opdracht daartoe of toestemming van Gembird Europe. Gelet op het doel van het verbod, valt dat naar voorlopig oordeel niet onder het verbod.

Uitvoer recall goederen:
4.15. Nu de toetsenborden communautaire goederen waren op het moment dat ze door Gembird Europe werden teruggeroepen, vormt de verkoop en levering ervan aan afnemers buiten de Gemeenschap uitvoer in de zin van artikel 19 GModVo. Omdat dat artikel de grondslag vormt voor het verbod, dient het verbod tot ‘uitvoer’ in dezelfde zin te worden uitgelegd.

Lees de uitspraak IEF 14053 (pdf/link)

IEF 14017

Tien kennisclips IE

Recent heeft Dirk Visser tien kennisclips intellectuele eigendom gemaakt. Het zijn korte filmpjes van tussen de acht en de tien minuten. Ze zijn bedoeld als inleiding en aanvulling op het onderwijs voor de eerstejaars rechtenstudenten in Leiden. Deze ‘kennisclips IE’ kunnen ook dienen als eerste kennismaking met de verschillende deelgebieden van het recht van de intellectuele eigendom voor studenten aan andere universiteiten of hbo-instellingen en voor andere belangstellenden. Voorkennis is niet nodig. De kennisclips zijn hieronder te vinden: Het is - zoals bekend uit het Svensson-arrest [IEF 13540] - toegestaan naar deze kennisclips te linken of deze te embedden, bij voorkeur met bron- en naamsvermelding:

De kennisclips IE hebben de volgende onderwerpen:
1. Handelsnaamrecht, ‘Uit een beeldscherm komt geen bier’.
2. Merkinschrijving, ‘Have a break’.
3. Merkinbreuk, ‘Een borrel met een zeepsmaak’.
4. Modellenrecht, ‘Not as cool’.
5. Auteursrechtelijk werk, ‘Ze heeft de zwarte band winkelen’.
6. Muziekauteursrecht, ‘De Turijnse tandarts’.
7. Octrooiinschrijving, ‘Pingpongballetjes in de Donald Duck’.
8. Uitleg van een octrooi, ‘De kromlijnige beweging’.
9. Onstoffelijkheid, ‘Het best bewaarde geheim’.
10. Slaafse nabootsing, ‘Imitation is the life blood of competition’.
De kennisclips hoeven niet in deze volgorde te worden bekeken en kunnen eventueel gebruikt worden in combinatie met het boekje ‘Hoofdstukken intellectuele eigendom’.

Sommige verwijzingen zijn mogelijk al weer iets verouderd, zoals die naar het Marco del Corso-arrest [IEF 11045] (dat sinds het OSA-arrest [IEF 13584] mogelijk niet meer voor auteursrechtrecht geldt) en het Apple/Samsung-arrest [IEF 12714] (dat sinds het Karen Millen-arrest [IEF 13959] mogelijk deels is achterhaald, maar voor een eerste kennismaking met het rechtsgebied lijkt dit geen al te groot probleem).

De kennisclips zijn gemaakt bij het Centre for Innovation van de Campus Den Haag van de Universiteit Leiden door Thomas Hurkxkens met hulp van Leidse studenten voor wie dit onderdeel uitmaakte van het Honours College Law programma, te weten Anne-Marie Beens, Nesli Cubukcu, Joanne van Eenennaam, Mesut Korkmaz, Anna Nijmeijer en Kumar Roepnarain.

IEF 13976

Apple/Samsung achterhaald door Karen Millen

Bijdrage ingezonden door Dirk Visser, Universiteit Leiden, Klos Morel Vos & Schaap. Het arrest van de Hoge Raad van 31 mei 2013 in de zaak Apple/Samsung (over het modelrecht op de iPad) [IEF 12714] is op het belangrijkste punt achterhaald door het arrest van het HvJ EU van 19 juni 2014 in de zaak Karen Millen / Dunnes (over gestreepte blouses een zwarte gebreide top) [IEF 13959]. De Hoge Raad was van oordeel dat bij de bepaling van het ‘eigen karakter’ van een model gekeken mag/moet worden naar alle oudere modellen tezamen (het vormgevingserfgoed).[1] Daarvoor was steun te vinden in bijvoorbeeld overweging 14 bij de Modellenverordening.

Het Hof van Justitie van de EU heeft nu geoordeeld dat dat niet mag. Artikel 6 Modellenverordening “moet aldus worden uitgelegd dat een model slechts kan worden geacht een eigen karakter te hebben indien de algemene indruk die dat model bij de geïnformeerde gebruiker wekt, verschilt van de algemene indruk die bij diezelfde gebruiker wordt gewekt niet door een combinatie van afzonderlijke kenmerken van meerdere oudere modellen, maar door een of meer individueel beschouwde oudere modellen.

De ongeregistreerde modellen in kwestie zouden naar Nederlandse maatstaven overigens ongetwijfeld auteursrechtelijk beschermd zijn. En onze Nederlandse auteursrechtelijke maatstaven zijn gelijk aan de Europese auteursrechtelijke maatstaven. Dat weten we gewoon. Daar hoeven we geen vragen over te stellen aan het Hof EU.

Dirk Visser

Voetnoot [1] 4.4 De klachten gaan terecht ervan uit dat bij de beoordeling of een model een eigen karakter heeft, toelaatbaar is dat een vergelijking wordt gemaakt met meer dan één anticiperend model. Zij voeren echter ten onrechte aan dat het oordeel dat een model geen eigen karakter heeft, slechts kan worden gebaseerd op onvoldoende verschil met één specifiek anticiperend model. Bij de beoordeling van de geldigheid van een model gaat het, gelet op art. 6 lid 1 GmodVo, om de vergelijking met "modellen die voor het publiek beschikbaar zijn gesteld", zodat de vraag of voldoende afstand bestaat tussen het model en eerdere soortgelijke modellen, moet worden beantwoord aan de hand van de verschillen die bestaan tussen het model en het model of de modellen waarop degene die het nietigheidsverweer voert, zich in dat verband beroept. Dit geldt dus ook indien degene die dit verweer voert, daartoe verwijst naar meer dan één anticiperend model, en in die zin naar het vormgevingserfgoed. Het hiervoor in 3.4 onder (a) door het hof verrichte onderzoek berust dus op een juiste rechtsopvatting.

IEF 13918

Jurisprudentielunch Merken-, Modellen-, Auteursrecht

Woensdag 25 juni 2014, De Balie, Amsterdam, 12.00 - 15.15 uur
Dé halfjaarlijkse bijeenkomst over merken-, modellen- en auteursrecht. Tobias Cohen Jehoram, Charles Gielen en Joris van Manen bespreken belangrijke en actuele jurisprudentie van het afgelopen half jaar. Van iedere uitspraak wordt de essentie en het belang voor de praktijk besproken. Deze cursus biedt verdieping voor de specialist met voorkennis (3 PO-punten).

Hier aanmelden

Programma
11.45 – 12.00 uur Ontvangst en intekenen
12.00 – 12.55 uur Merkenrecht, Tobias Cohen Jehoram, De Brauw Blackstone Westbroek / EUR
13.00 – 13.55 uur Modellenrecht, Charles Gielen, NautaDutilh/RUG
14.15 – 15.15 uur Auteursrecht, Joris van Manen, Hoyng Monegier LLP
15.15 uur Einde programma

Met o.a. de volgende uitspraken:
o.a. Merkenrecht:
HvJ EU 6 februari 2014, IEF 13512 (Leidseplein Beheer/Red Bull)
HvJ EU 6 maart 2014, IEF 13612 (Backaldrin/Pfahnl)
HvJ EU 6 februari 2014, IEF 13513 (Blomqvist)
o.a. Modellenrecht (overige rechten):
HvJ EU 13 februari 2014, C-479/12, IEF 13538 (Gautzsch/Duna)
Conclusie AG HvJ C-345/13, IEF 13709(Millen/Dunne)
Ontwikkelingen Apple/Samsung, onder meer Hof Den Haag 31 dec. 2013, IEF 13399
o.a. Auteursrecht:
HvJ EU 27 maart 2014, IEF 13690 (Kino.to)
HvJ EU 13 februari 2014, IEF 13540 (Svensson e.a.)
HvJ EU 10 april 2014, IEF 13741 (ACI/Thuiskopie)

Er zijn 3 PO-punten toegekend door de Orde van Advocaten

Locatie
De Balie, Kleine-Gartmanplantsoen 10 te Amsterdam. Klik hier voor adres, route en parkeren.

Kosten deelname
€ 350,00 Per persoon
€ 295,00 Sponsors IE-Forum
€ 100,00 Rechterlijke macht/wetenschappelijk personeel (full time)
Genoemde prijzen zijn excl. BTW, uw factuur wordt direct toegezonden als bevestiging. Komt u in aanmerking voor korting, selecteer de juiste prijs in het bestelformulier, uw factuur ontvangt u direct. Inbegrepen zijn de kosten van lunch, koffie, thee en documentatie.

Hier aanmelden

IEF 13959

HvJ EU: Individueel karakter niet bepaald door amalgaam kenmerken van eerdere ontwerpen

HvJ EU 19 juni 2014, IEF 13959, zaak C-345/13 (Karen Millen Fashions) - dossier
Zie prejudicieel verzoek IEF 12946. Perscommuniqué. Uitlegging van de artikelen 6 en 85, lid 2, van Gemeenschapsmodellenverordening. Beoordeling van het eigen karakter van een niet-ingeschreven gemeenschapsmodel en van de algemene indruk die het bij de geïnformeerde gebruiker wekt. Vergelijking van het betrokken model met de kenmerken van verschillende, voor het publiek beschikbaar gestelde modellen of met een bepaald model – Bloes met blauwe en bruine strepen – Zwarte gebreide top. Het hof verklaart voor recht:

1) Artikel 6 van [de Gemeenschapsverordening] moet aldus worden uitgelegd dat een model slechts kan worden geacht een eigen karakter te hebben indien de algemene indruk die dat model bij de geïnformeerde gebruiker wekt, verschilt van de algemene indruk die bij diezelfde gebruiker wordt gewekt niet door een combinatie van afzonderlijke kenmerken van meerdere oudere modellen, maar door een of meer individueel beschouwde oudere modellen.

2) Artikel 85, lid 2, van verordening nr. 6/2002 moet aldus worden uitgelegd dat de houder van niet-ingeschreven een gemeenschapsmodel, opdat een rechtbank voor het gemeenschapsmodel dit model als rechtsgeldig beschouwt, niet behoeft te bewijzen dat dit model een eigen karakter in de zin van artikel 6 van deze verordening heeft, maar enkel moet aangeven in welk opzicht dat model een eigen karakter heeft, dat wil zeggen dat hij moet aangeven welk kenmerk of welke kenmerken van het betrokken model, volgens hem, dat model een eigen karakter geven.

Gestelde vragen:

1. Moet in verband met het eigen karakter van een model waarvan wordt gesteld dat het bescherming geniet als een niet-ingeschreven gemeenschapsmodel voor de toepassing van verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad van 12 december 2001 betreffende Gemeenschapsmodellen, voor de beoordeling van de algemene indruk die het bij de geïnformeerde gebruiker wekt in de zin van artikel 6 van die verordening, ervan worden uitgegaan of deze verschilt van de bij een dergelijke gebruiker gewekte algemene indruk door
a) één willekeurig afzonderlijk model dat eerder voor het publiek beschikbaar is gesteld, of
b) een willekeurige combinatie van bekende modelkenmerken van meer dan één ouder model?
2. Moet een rechtbank voor het gemeenschapsmodel ervan uitgaan dat een niet-ingeschreven gemeenschapsmodel rechtsgeldig is in de zin van artikel 85, lid 2, van verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad van 12 december 2001 betreffende Gemeenschapsmodellen, wanneer de houder slechts aangeeft in welk opzicht het model een eigen karakter heeft, of moet de houder bewijzen dat het model een eigen karakter heeft als bedoeld in artikel 6 van die verordening?

Op andere blogs:
NLO