Octrooirecht  

IEF 6444

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank ’s-Gravenhage, 16 juli 2008, HA ZA 07-41, Bettacare Ltd tegen H3 Products B.V. c.s

Octrooirecht. 2.1. De rechtbank verwijst naar en neemt over hetgeen zij in haar vonnis van 27 februari 2008 heeft overwogen en beslist. In dit vonnis is in reconventie een eindvonnis gewezen. Het navolgende ziet daarom alleen nog op de conventie. In conventie is Bettacare in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over de vraag of zij aanhouding wenst in afwachting van een oordeel van de bevoegde buitenlandse rechter inzake de geldigheid van EP 951.

 (…) Nederlands deel EP 951 2.3. Bettacare heeft verzocht om eindvonnis te wijzen voor zover de vorderingen betrekking hebben op Nederland. De rechtbank zal daartoe om redenen van proceseconomische aard overgaan en, voor zover rechtens vereist, tussentijds hoger beroep van dit vonnis toestaan. Voor het Nederlandse deel van EP 951 houdt dit in dat, gelijk de rechtbank in rechtsoverweging 4.15. van haar tussenvonnis heeft geoordeeld, het Nederlandse deel van EP 951 geldig is en het gevorderde inbreukverbod als nader in het dictum bepaald zal worden toegewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 6430

Verse rechtspraak.

ima.gifGerechtshof ’s-Gravenhage,, 10 juli 2008, HA ZA 05-1547, Stichting de Thuiskopie tegen Imation Europe B.V.(met dank aan Arnout Groen, De Brauw, Blackstone Westbroek)

Auteursrecht. De Thuiskopie heeft onvolledig voorgelicht over haar tarieven en heeft met name een belangrijke 20% kortingsregeling geheim gehouden. Thuiskopie moet zo’n € 815.000,-  aan Imation betalen.

“Thuiskopie is op grond van de wet en als enige instantie belast met en gerechtigd tot de inning van de thuiskopievergoeding. In dat verband sluit zij incasso-overeenkomsten. Met de inning is het verstrekken van informatie over de geldende tarieven - kortingsregelingen als de onderhavige daaronder begrepen - onlosmakelijk verbonden. Fabrikanten en importeurs zijn wettelijk verplicht de vergoeding aan Thuiskopie te voldoen. Het hof is met de rechtbank ban oordeel dat Thuiskopie, mede gelet op haar voormelde bijzondere positie. ervoor heeft zorg te dragen dat de door haar verstrekte informatie met betrekking tot de geldende tarieven juist en volledig is en dat partijen als Imation in beginsel van de juistheid en volledigheid van die informatie mogen uitgaan.”

Lees het arrest hier.

crcs.gifRechtbank ’s-Gravenhage, 14 juli 2008, KG ZA 08-593, Capelli Europe GmbH tegen Crocs Europe B.V. c.s.

Modellenrecht. Geen opheffing conservatoir douanebeslag. Geldig modelrecht, althans in deze zaak. Proceskosten:  € 21.000, -

 “4.7. (…) In de onderhavige procedure is het juist aan Capelli om na summier onderzoek aannemelijk te maken dat het ingeroepen recht niet geldig is. Bij de beoordeling van de mate van aannemelijkheid moet daarbij voor ogen worden gehouden dat het conservatoir beslag tot afgifte tot doel heeft te verzekeren dat de mogelijkheid tot afgifte van de schoenen wordt gehandhaafd tot het tijdstip dat definitief over de geldigheid van het recht is geoordeeld. Deze laatste afweging brengt met zich dat in deze procedure, anders dan in de door Capelli aangehaalde zaak, niet reeds de vaststelling dat het model door het Bureau nietig is verklaard voldoende reden is om aan Crocs de door haar gewenste voorlopige maatregelen te onthouden. In deze procedure dient de geldigheid van het recht inhoudelijk te worden beoordeeld aan de hand van hetgeen daartegen door Capelli wordt aangevoerd.

(…) 4.14. Gezien het voorgaande moet er in deze procedure vanuit gegaan worden dat het Beachmodel geldig is. Capelli heeft niet bestreden dat de inbeslaggenomen schoenen inbreuk maken op het model.

4.15. Capelli doet beroep op het arrest Montex – Diesel (HvJEG 9 november 2006, C-281/05). Zij stelt het volgende. Het inbeslaggenomen schoeisel wordt doorgevoerd naar Duitsland. Zoals blijkt uit de onder 2.6 vermelde beslissing van de Duitse rechter kunnen de goederen in Duitsland worden verkocht zonder inbreuk te maken op het modelrecht van Crocs. Uit het arrest Montex – Diesel volgt dat onder die omstandigheden de doorvoer niet kan worden verboden.

4.16. Ook dit verweer moet voorshands onjuist worden geoordeeld. Nu in deze procedure moet worden uitgegaan van de geldigheid van het modelrecht van Crocs, moet eveneens worden aangenomen dat Crocs dat recht ook in Duitsland kan inroepen omdat het geldt voor de gehele Gemeenschap. Dat de Duitse rechter in een procedure tussen andere partijen en op grond van andere stellingen de geldigheid van het modelrecht anders heeft beoordeeld, heeft voor deze procedure voor dit geval geen consequenties.

4.17. De GModVo geeft, zoals Capelli terecht heeft aangevoerd, de houder van het modelrecht geen aanspraak op afgifte van inbreukmakende voortbrengselen. Artikel 89 lid 1 sub d GModVo bepaalt echter dat in geval van inbreuk of dreigende inbreuk de sancties kunnen worden opgelegd waarin het recht van de lidstaat waar de inbreuk plaatsvindt voorziet. Voor Nederland leidt dat tot toepasselijkheid van artikel 3.17 lid 3 van het Beneluxverdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen), waarin het recht op afgifte is geregeld.

4.18. Uit het voorgaande volgt dat vooralsnog niet summierlijk is gebleken van de ondeugdelijkheid van de door Crocs gestelde inbreuk op haar modelrecht en het recht op afgifte van de inbreukmakende goederen. Crocs heeft daarmee gerechtvaardigd belang bij het door haar gelegde conservatoir beslag

Lees het vonnis hier.

Hoge Raad, LJN: BD2416, 11 juli 2008, Eiser tegen Stichting ISDS. 

Octrooirecht. 81 RO: klachten nopen niet tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Wel inhoudelijke conclusie van de enigszins geërgerde A-G Spier (“Fundamenteler is dat de verhouding tussen eiseres 2 en eiser 1 volkomen duister is (gebleven).(…) Dit alles moge formeel klinken (in zekere zin is het dat ook) maar van partijen mag worden gevergd dat ze duidelijk maken wat ze willen en waarom. De uiteenzettingen van eiser c.s. schieten op dit punt in alle gedingstukken in feitelijke aanleg wezenlijk tekort.”).  

ISDS heeft op eigen naam op 22 april 1993 een Nederlandse octrooiaanvrage gedaan ter zake van een "Tunnelbouwmachine". Eiser 1 is hierbij als uitvinder genoemd. Op een later moment heeft ISDS de rechten uit deze octrooiaanvraag, vermeend onbevoegd, overgedragen aan ITM. Op 15 augustus 2000 heeft ITM deze aanvraag ingetrokken. Het Hof heeft het bestreden vonnis bekrachtigd, waartoe wordt overwogen:

 “4. De Nederlandse octrooiaanvrage (..) kan slechts dan rechtsgeldig door ISDS aan ITM zijn overgedragen (en nadien door ITM zijn ingetrokken), indien de aanvrage alleen op naam van ISDS stond. Immers, ISDS kon niet méér overdragen dan hetgeen op haar naam stond ingeschreven (in het desbetreffende register) en ITM kon nadien de aanvrage alleen dan intrekken, indien zij alstoen als alleengerechtigde stond ingeschreven. Hieruit leidt het hof af, dat ISDS als enige houdster was van de aanvrage en mitsdien bevoegd was de aanvrage over te dragen. Het staat de houder van een octrooiaanvrage vrij om de aanvrage aan een derde (i.c. ITM) over te dragen. Dit zou slechts anders zijn, indien de houder zich heeft verbonden de aanvrage niet over te dragen of over te dragen aan een ander dan die derde. Dit laatste is precies was eiser c.s. in de onderhavige procedure stellen. ISDS zou met eiser 1 zijn overeengekomen, dat de aanvrage tijdelijk op naam van ISDS zou worden gesteld en aan eiseres 2 zou worden overgedragen, zodra eiseres 2 zou zijn opgericht. Doordat ISDS de aanvrage heeft overgedragen aan ITM kon zij deze niet meer overdragen aan eiseres 2. (…)

5. Bij het overdragen van de octrooiaanvragen door ISDS aan ITM is van een onrechtmatige daad in de zin van artikel 6:162 BW naar het oordeel van het hof geen sprake, nu daarbij - los van mogelijke wanprestatie - door ISDS geen inbreuk is gemaakt op een (subjectief) recht van eiser 1, noch is gehandeld in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt."

Lees het arrest hier.

rvdi.gifHoge Raad, LJN: BD3122, 11 juli 2008, Eiser tegen Verweerster

Verbintenissenrecht. Geschil over provisie uit een sponsorovereenkomst. 81 RO: klachten nopen niet tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Eiser bemiddelt voor producenten van theaterproducties of showvoorstellingen bij de totstandkoming van overeenkomsten met sponsors die dergelijke producties of voorstellingen willen sponsoren. Verweerster heeft een mobiele discoshow, de Veronica Drive-In Show georganiseerd.

"De mededelingen die verweerster aan eiser heeft gedaan bij (...) brief van 18 november 1993 kunnen redelijkerwijs niet anders worden verstaan dan dat verweerster de bestaande relatie met eiser met betrekking tot de sponsorbemiddeling heeft willen beëindigen. Indien die relatie in een agentuurovereenkomst was neergelegd, zoals eiser heeft gesteld, dan heeft verweerster met de genoemde brief die overeenkomst dus opgezegd. Feiten of omstandigheden waaruit volgt dat die opzegging niet rechtsgeldig is geweest, zijn niet of niet voldoende gesteld of gebleken. Uit de stellingen van partijen volgt ook niet dat na 18 november 1993 nog nieuwe sponsorovereenkomsten ten behoeve van verweerster zijn gesloten door bemiddeling van eiser. De provisie die eiser nog van verweerster heeft ontvangen, heeft slechts betrekking op de verlenging van eerder gesloten sponsorovereenkomsten en de aanspraak daarop vond daarmee haar oorsprong in de daarvoor verleende bemiddeling. Het hof houdt het er daarom voor dat de beweerde agentuurovereenkomst, voor zover die heeft bestaan, per 18 november 1993 is beëindigd."

Lees het arrest hier

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 2 juli 2008, LJN: BD7011, Uitgeverij Provinciale Zeeuwse Courant B.V. tegen Geïntimeerde.

Fotoafdrukken die t.b.v. een krant zijn gemaakt; art. 3:109 en 119 BW. 

In deze zaak gaat het om de vraag wie eigenaar is van de afdrukken van foto's die geïntimeerde in de periode 1987-1997 in opdracht van PZC heeft gemaakt en aan deze heeft doen toekomen. Na beëindiging van de samenwerking, in 2002, heeft geïntimeerde PZC om teruggave van alle, ooit door hem aan PZC overhandigde afdrukken verzocht. Wat betreft de periode na 1997 heeft PZC grotendeels aan dit verzoek kunnen voldoen; wat betreft de periode tussen 1987 en 1997 is dat niet het geval. geïntimeerde vordert vergoeding van de schade die het gevolg is van het verlies van bedoelde afdrukken.

8. Het hof is van oordeel dat hetgeen geïntimeerde aanvoert onvoldoende is om het wettelijk vermoeden, dat PZC rechthebbende is op de fotoafdrukken, te weerleggen. Het door geïntimeerde gestelde branchegebruik zou op zichzelf kunnen leiden tot de conclusie dat partijen er over en weer vanuit mochten, respectievelijk moesten gaan dat de eigendom van de fotoafdrukken bij geïntimeerde bleef. Daarbij zou het dan echter wel moeten gaan om branchegebruik ten tijde van het aangaan van de samenwerking tussen partijen. (…)

Dat geïntimeerde bij een aantal uitgevers, voor wie hij eerder opdrachten uitvoerde, de door hem ingeleverde fotoafdrukken op eerste verzoek terugkreeg, ondersteunt evenmin zijn stelling dat deze afdrukken zijn eigendom zijn gebleven. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat PZC op enig moment aan een verzoek daartoe heeft voldaan. Honorering van het verzoek impliceert niet dat geïntimeerde eigenaar is gebleven; het verzoek kan ook om andere redenen zijn gehonoreerd.

(…) Ook in onderlinge samenhang bezien leiden de door geïntimeerde gestelde omstandigheden niet tot de conclusie dat partijen er over en weer vanuit mochten, respectievelijk moesten gaan dat de eigendom van de fotoafdrukken bij geïntimeerde bleef. Daarentegen is een aanwijzing voor het tegendeel gelegen in de door PZC gestelde omstandigheid dat zij de afdrukken zonder protest van geïntimeerde verknipte en versneed. Daarbij acht het hof de stelling van geïntimeerde, dat hij daar niet van geweten zou hebben, zonder nadere toelichting die ontbreekt, niet aannemelijk. geïntimeerde heeft derhalve onvoldoende gesteld om het wettelijk vermoeden, dat PZC rechthebbende is op de fotoafdrukken, te weerleggen.

Lees het arrest hier.

IEF 6428

De mantra van de beschermingsomvang

RH.gifRuprecht Hermans (Brinkhof): De mantra van de beschermingsomvang. Noot bij Rb. Den Haag Fort Vale/Pelican 18 juni 2008, Izumi / Philips 25 juni 2008,  Novartis/Actavis en Van Diepen / Pronk 2 juli 2008

“Wie de door de rechtbank sinds het uit 1995 stammende Ciba Geigy/Oté-arrest gewezen uitspraken doorbladert zal het opvallen dat de door de rechtbank geformuleerde regels voor het bepalen van de beschermingsomvang van octrooien zo nu en dan wijzigt. Het is niet altijd duidelijk of wijziging van de geformuleerde regel ook een wijziging in de daadwerkelijke beoordeling oplevert. In ieder geval is een en ander aan de naar rechtzekerheid, duidelijkheid en consistentie zoekende rechtzoekende niet gemakkelijk uit te leggen: wat is nu de juiste regel? Het wordt nog ingewikkelder, wanneer we het hoger beroep er bij betrekken. Immers, het Hof Den Haag heeft weer zijn eigen regel.

Een aantal recente uitspraken van de Rechtbank den Haag zijn aanleiding voor deze overpeinzing.”

Lees de gehele noot hier

IEF 6427

House of Lords judgment in Conor v. Angiotech brings UK closer to EPO

ranitz-swens.gifRemco de Ranitz (De Ranitz Advocatuur) and Otto Swens (Vondst Advocaten)

“And so yesterday, a bit sudden, there was the ‘Opinions’ decision  of the House of Lords in Conor v. Angiotech which the patent world so anxiously awaited . The well-known English IP weblog www.ipkat.com immediately headed “Breaking news: Angiotech appeal allowed”. Indeed: breaking news, for in the first and second instance Conor was found to be in the right and the patent of Angiotech was invalidated for lack of inventive step. The House of Lords, however, applied a different criterion and subsequently considered the patent valid.

(…) The House of Lords, the highest court in the UK undeniably brings English patent law further in line with ‘European’ patent law, in particular regarding inventive step. Amongst others, they criticise (certain applications of ) the ‘obvious to try’ test. Further, for our Dutch readers, it is pleasant to see that the Lords explicitly concur with several of the considerations on inventive step in the judgment of January 17, 2007 by the The Hague District Court in the Dutch case Angiotech v. Conor case, in particular because the English appeal court precisely criticized the inventive step approach of ‘our’ District Court.

(…) Lord Walker in the end, however, does not draw a distinct conclusion from these considerations, and the other Lords do not discuss the ‘obvious to try’ test further. The Lords in particular do not discuss the European criterion for examination of inventive step, the ‘problem solution’ approach. Therefore, this decision can hardly (yet?) contains an explicit choice for the European inventive step approach. Nonetheless, it is crystal clear that the strong emphasis that the Lords place on the ‘expectation of success’ and their criticism on the ‘obvious to try’ test moves UK patent law closer again to the EPO and ‘the continent’.”

Read the article here. (The authors represent Angiotech in Dutch patentprocedures).

IEF 6424

Handboek beslagrecht

dhb.gifRechtbank ’s-Gravenhage,27 juni 2008, KG/RK 08-1103, X tegen Y.

Octrooirecht. Mini ex parte bevel, meer rechtsleer dan rechtszaak. Relatie ‘1019-beslag’ en ‘700-beslag’ en relatieve bevoegdheid bij beslaglegging in octrooizaak.

Verzoekster beoogt conservatoir beslag op administratieve gegevens ter bescherming van bewijs in verband met een beweerdelijke octrooi-inbreuk. Uit art. 1019c Rv volgt dat het beoogde beslag wordt gelegd met overeenkomstige toepassing van de voorschriften betreffende middelen tot bewaring van recht. De artt. 700 tot en met 770c Rv zijn mitsdien van toepassing, met uitzondering van art. 709 lid 3 Rv.

Aan de regeling uit 700 Rv (conservatoir beslag vereist verlof van de voorzieningenrechter van de rechtbank binnen welker rechtsgebied zich één of meer van de betrokken zaken bevinden) wordt niet afgedaan door het bepaalde in art 80 Row. Art. 80 Row ziet op de specifieke vorderingen genoemd in dat artikel en niet op verzoeken die strekken tot beslaglegging.

De administratie waarop verzoekster beslag zou willen leggen bevindt zich in het rechtsgebied van de rechtbank Breda. Dit voert tot de conclusie dat verzoekster zich met haar verzoekschrift tot de voorzieningenrechter van de rechtbank te Breda dient te wenden en dat de voorzieningenrechter van deze rechtbank daarom niet bevoegd is het onderhavige verzoekschrift te beoordelen. De verzoekschriftprocedure wordt verwezen naar Breda.

Lees de beschikking hier.

IEF 6421

Flirt wordt vaste verkering

ranitz-swens.gifRemco de Ranitz (De Ranitz Advocatuur) en Otto Swens (Vondst Advocaten): Lord Hoffmann zoekt na flirt nu vaste verkering – House of Lords uitspraak in Conor/Angiotech brengt UK opnieuw dichter bij EOB.(Remco de Ranitz en Otto Swens vertegenwoordigen Angiotech in Nederlandse octrooiprocedures).

“En daar was gisteren dan vrij plotseling de ‘Opinions’ beslissing  van de House of Lords in Conor / Angiotech waar de octrooiwereld reikhalzend naar uitkeek . Direct kopte de bekende Engelse IE weblog ipkat.com “Breaking news: Angiotech appeal allowed”. Inderdaad: breaking news, want in eerste en tweede aanleg was Conor in het gelijk gesteld en was het octrooi van Angiotech vernietigd wegens gebrek aan inventiviteit. De House of Lords legt echter een andere maatstaf aan en acht het octrooi vervolgens geldig.

(…) De House of Lords, de hoogste rechter in de UK, brengt onmiskenbaar het Engelse octrooirecht verder in lijn met het ‘Europese’ octrooirecht, zoals met name neergelegd in de uitspraken van het EOB. Daarnaast is de uitspraak interessant omdat kritiek wordt geuit op de ‘obvious to try’ test, die een uitvinding snel (te snel?) voor de hand liggend maakt. Verder moet bedacht worden dat de UK een ‘common law’ land is. Een uitspraak van de House of Lords vormt een autoriteit die direct navolging zal vinden in de lagere Engelse rechtspraak. Voor ons Nederlanders is ten slotte aardig dat de Lords zich expliciet aansluiten bij diverse overwegingen in het vonnis van 17 januari 2007 van de Rechtbank Den Haag in de Nederlandse zaak Angiotech v Conor zaak. Dit is met name aardig, omdat de Engelse appelrechter nu juist behoorlijke kritiek had geuit op de benadering van ‘onze’ rechtbank.

(…) Een duidelijke conclusie verbindt Lord Walker echter niet aan zijn overwegingen en ook de andere Lords laten de ‘obvious to try’ test verder onbesproken. De Lords besteden ook geen aandacht aan de Europese maatstaf voor de beoordeling van inventiviteit, de ‘problem-solution’-methode. Van een definitieve keuze voor de Europese inventiviteitsbenadering kan dus ook (nog?) niet worden gesproken. Feit blijft dat de Lords met de sterke nadruk op de ‘expectation of success’ en de kritiek op de ‘obvious to try’ test wel weer verder opgeschoven zijn naar het EOB en ‘het continent’.

Lees het gehele artikel hier. Uitspraak hier. Eerder artikel Swens & De Ranitz  over deze zaak hier.

IEF 6420

Eerst even voor jezelf lezen

rtp.gifGerechtshof ’s-Gravenhage, 3 juli 2008, zaaknr. 105.004.393/01, Novogen Research Pty. Ltd. tegen Care for Women B.V. (met dank aan Simon Dack, De Brauw Blackstone Westbroek). 

Octrooirecht. “10.3 (…).Aangezien de in rode klaver aanwezige isoflavonen die in glycoside-vorm verkeren oplosbaar zijn in kokend water, zal de bekende kruidenthee ten opzichte van de oorspronkelijke (veelal gedroogde) plantendelen verrijkt zijn met deze isoflavonen en is een thee een ''extract" in de ruime betekenis van het octrooi, zoals ook de in het octrooi vermelde "drankjes, druppels, suspensies of siropen" dat zijn (…). Het is dan ook niet relevant dat het woord ''extract" niet letterlijk in het artikel van Beckham voorkomt. Hetzelfde geldt voor het begrip "enkelvoudige dosering voor toediening". Niet is in te zien dat het drinken van één of meer kopjes thee (met isoflavonen afkomstig van rode klaver) wezenlijk anders is dan het innemen van één of meer eetlepels (of maatbekertjes) van een drankje (met dezelfde werkzame stoffen afkomstig van rode klaver).

10.4 Uit hetgeen hiervoor onder 10.1.- 10.3. is overwogen volgt dat de combinatie van kenmerken A, B (voor zover beperkt tot klaver), C, en E rechtstreeks en eenduidig expliciet dan wel impliciet is geopenbaard in het genoemde artikel van Beckham, zodat conclusie 1 welke deze combinatie als een alternatief inhoudt, de vereiste nieuwheid mist.”

Lees het arrest hier. Vonnis Rechtbank Den Haag hier.

IEF 6416

Alsof er geen faillissement was

Rechtbank Amsterdam, 11 juni 2008, LJN: BD6619, gevoegde zaken United Stenting Inc. tegen curator Jomed c.s.

United Stenting heeft een octrooi [biflex-technologie] verkocht aan Jomed en daarbij bedongen dat Jomed haar om toestemming moet vragen bij verkoop van het octrooi aan een derde. Na faillissement van Jomed heeft de curator het octrooi - zonder toestemming te vragen aan United Stenting - verkocht aan een derde. United Stenting vraagt als schuldeiseres te worden toegelaten in het faillissement en houdt de curator qq en pro se aansprakelijk voor pretense schade. De rechtbank heeft alle vorderingen afgewezen.

“4.13.  De verplichting om toestemming te vragen bij verkoop van het octrooi kan naar het oordeel van de rechtbank niet los worden gezien van de royalties-verplichting en de back-license in diezelfde overeenkomst. United Stenting heeft hiermee immers een handvat gekregen om de doorlopende verplichting tot het uitbetalen van royalties aan haar en haar back-license veilig te stellen. Dit oordeel sluit aan bij de stelling van United Stenting dat zij door de verkoop aan Abbott zonder haar toestemming geen invloed meer heeft op wat er gebeurt met het octrooi en stoelt (een aantal van) haar vorderingen op het mislopen van royalties naar zij stelt als gevolg van het feit dat haar geen toestemming is gevraagd voor de verkoop van het octrooi aan Abbott. De Patent Assignment en het toestemmingsvereiste daarin dragen dan ook naar het oordeel van de rechtbank het karakter van een na de faillietverklaring voortdurende overeenkomst.

4.14.  De Patent Assignment is een wederkerige overeenkomst als bedoeld in artikel 37 Faillissementswet (hierna; Fw). Het feit dat het (voort)bestaan van een wederkerige overeenkomst niet wordt beïnvloed door het faillissement van een van de contractanten, betekent echter niet dat de schuldeiser van een duurovereenkomst wiens wederpartij failliet wordt verklaard, de rechten uit die overeenkomst kan blijven uitoefenen alsof er geen faillissement was. Een andere opvatting zou immers ertoe leiden dat het aan de Faillissementswet mede ten grondslag liggende, onder meer in de artikelen 26 en 108 e.v. F. tot uiting komende, beginsel van gelijkheid van schuldeisers op onaanvaardbare wijze zou worden doorbroken (vgl HR 3 november 2006, NJ 2007, 155). Voor een doorbreking van het beginsel van gelijkheid van schuldeisers is slechts plaats in uitzonderlijke, in de wet uitdrukkelijk geregelde, gevallen, waarvan hier geen sprake is. Bovendien zou ook een goed beheer ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers van de tot de boedel behorende zaken ten aanzien waarvan langlopende overeenkomsten bestaan, in ernstige mate worden bemoeilijkt indien het niet nakomen door een curator van alle contractuele verplichtingen in
door de failliet gesloten overeenkomsten leidt tot een boedelvordering (vgl. HR 22 december 1989, nr. 13721, NJ 1990, 661).”

Lees het vonnis hier.

IEF 6407

Zhi Shi Chan Quan

Danny Friedmann.jpgDanny Friedmann: How to prevent and act upon intellectual property rights infringements in China.

Kort artikel van Nederlandse jurist, IE consultant en redacteur weblog, over de praktische kanten van handhaving van IE-rechten in China. Het artikel is geschreven voor een Australisch IE-kantoor. 

“In China the administrative enforcement route is the most commonly used. The Administration for Industry and Commerce (AIC) enforces trade marks, the State Intellectual property Organisation (SIPO) enforces patents, utility models and design rights and the National Copyright Administration of China (NCAC) enforces copyrights. Apart from the enforcement of patents, SIPO is responsible for the patent work throughout the country. At the national level SIPO is also responsible for the examination of foreign and domestic patents (Patent Re-examination Board). The Trademark Office (TMO) is responsible for the registration of trade marks and the Trademark Review and Adjudication Board (TRAB), which deals with trade mark disputes, are both under the control of AIC.

The advantage of the administrative enforcement route is that it is an easy and a cost efficient way. The disadvantage is that no damages are awarded and that the punishment is often limited to the confiscation of the infringing goods and/or a fine for the infringers. And often the infringers use another company as vehicle to continue their infringements.

Customs is one of the underestimated routes of enforcement. The Chinese customs authorities are willing and able to cooperate with intellectual property right holders. So instruct them on how to recognise genuine from infringing goods and how to track down infringing cargo.

A lesser known way for trade mark and design rights holders is to base their case on infringements of the Product Quality Law at the Administration of Quality Supervision Inspection and Quarantine.”

Lees het artikel hier. Weblog IP Dragon hier.   

zhi (1) shi (2) chan (3) quan (2)=intellectuele eigendomsrechten (1de toon: zelfde toon, 2de toon: stijgend, 3de toon: vallend en stijgend, 4de toon: vallend)

IEF 6406

Softwarepatenten & hoogverraad

al.gifAangifte tegen de regering inzake het Lissabonverdrag, vanwege het er op ‘onwettige wijze’ door drukken van het zogenaamde Lissabonverdrag, waarmee de grondwettige regeringsvorm veranderd zou worden. ‘Wanneer dat op onwettige wijze  gebeurt, dan is er sprake van hoogverraad en dat is wat er nu gebeurt lijkt te zijn.’ 

“In mijn artikel wordt aan de hand van het praktijkvoorbeeld inzake het dosser “softwarepatenten” duidelijk gemaakt hoe en waar de Europese democratie faalt. Ook wordt de essentie van het Lissabonverdrag naar voren gebracht aan de hand van een aantal verwijzingen naar documenten van onder meer Prof. Anthony Coughlan en Europarlementariër Jens Peter Bonde.

(…) De conclusies:  Aan de hand van het praktijkvoorbeeld van de softwarepatenten is duidelijk geworden dat de democratie in Europa nog veel te wensen over laat. Te veel te wensen over laat. De basis van een eventuele Europese Federatie, het democratische bestel waarlangs zij bestuurd zou worden, blijkt in dit geval niet te voldoen. De democatie kan niet gewaarborgd worden met de huidige zogenaamde co-decisie procedure, omdat twee van de drie daarbij betrokken organen nietdemocratisch gecontroleerd worden of zich daar aan onttrekken. “

Lees hier meer.