DOSSIERS
Alle dossiers

Onrechtmatige publicaties  

IEF 14677

Geen rectificatie van de naam als bron van een artikel

Vzr. Rechtbank Limburg 22 september 2014, IEF 14677; ECLI:NL:RBLIM:2014:8170 (Maastricht Dichtbij)
Mediarecht. Onrechtmatige publicatie. Op dichtbij.nl is een artikel gepubliceerd over een goededoelenproject waarin de suggestie wordt gedaan dat initiatiefnemer frauduleuze handelingen heeft gepleegd bij geldinzameling, daarbij is de naam van eiseres en haar moeder als bron genoemd. De redacteur heeft onderbouwd dat hij moeder van eiseres heeft gesproken, telefonisch en na de publicatie ook per e-mail. Dat eiseres niet al één van de bronnen heeft gefungeerd lijkt onwaarschijnlijk. De rectificatie wordt afgewezen.

"de voorzieningenrechter [kan] niet met voldoende mate van zekerheid waarschijnlijk oordelen dat eiseres niet als één van de bronnen heeft gefungeerd van het artikel (...), zodat vooralsnog niet voldoende aannemelijk is dat de door eiseres (...) gevorderde rectificatie in een bodemprocedure zal worden toegewezen."

4.3. Eiseres stelt dat zij niet de door de redacteur in het artikel genoemde (tweede) bron is en dat gedaagde onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door haar niettemin als zodanig op te voeren. Gelet op de hoofdregel van artikel 150 Rv rust bij eiseres de bewijslast haar stelling dat zij niet mede de bron van het artikel was. Voorshands is niet gebleken dat de eisen van redelijkheid en billijkheid in dit geval een andere verdeling van die bewijslast met zich mee zouden brengen.


4.4. Overwogen wordt dat gedaagde met stukken heeft onderbouwd, en ook niet in geschil is, dat de redacteur van het artikel op 14 juli 2014 met de moeder van eiseres heeft gebeld. Partijen zijn het er ook over eens dat hij in ieder geval met de moeder van eiseres heeft gesproken en dat hij daarvan getrouw verslag heeft gedaan in het artikel van 15 juli 2014. De redacteur belde met de vaste telefoonlijn van de moeder van eiseres die is gekoppeld aan het adres waar eiseres en haar moeder wonen. Na het gesprek heeft de redacteur per sms aan zijn hoofdredacteur bericht dat hij: “de mensen uitgebreid [had] gesproken”. De redacteur en de moeder van eiseres hebben na het plaatsen van het artikel over en weer nog e-mailcontact gehad over de verdere afhandeling van hetgeen zij eerder telefonisch hadden besproken, waarbij door de moeder van eiseres geen opmerking is gemaakt over het feit dat eiseres als bron is vermeld. Daarnaast acht de voorzieningenrechter relevant dat de eiseres de juistheid van de aan haar toegeschreven uitlatingen over haar persoonlijke verhouding tot de personen die hoofdonderwerp zijn van het artikel en hetgeen zich tussen hen heeft afgespeeld, niet weerspreekt.

4.6. Eiseres stelt weliswaar dat zij tijdens gemeld telefoongesprek niet thuis was, waartoe zij verwijst naar de door haar overgelegde verklaringen van haar moeder en zus, doch gelet op het gemotiveerde verweer van gedaagde acht de voorzieningenrechter die verklaringen, mede nu deze door familieleden van eiseres in haar voordeel zijn afgelegd, onvoldoende om af te doen van voormeld oordeel. Daarbij speelt een rol dat indien zou worden afgegaan op deze verklaringen, de conclusie moet zijn dat de redacteur heeft verzonnen dat hij ook met een ander dan de moeder van eiseres heeft gesproken. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding daarvan uit te gaan.
IEF 14674

Niet verschuilen achter dat AvroTros geen strafrechtelijk oordeel geeft

Vzr. Rechtbank Amsterdam 5 februari 2015, IEF 14674; ECLI:NL:RBAMS:2015:740 (A tegen AvroTros)
Mediarecht. Onrechtmatige publicatie. A vordert rectificatie en verwijdering van zijn naam en foto in volgens hem foutieve berichtgeving in een uitzending van het televisieprogramma Opgelicht?! over faillissementsfraude, die nog op de website te zien is. De voorzieningenrechter oordeelt dat A lichtvaardig is blootgesteld aan verdachtmakingen, nu uit de door Avrotros overgelegde stukken niet blijkt dat hij op de hoogte was van het vooropgezette plan van de directeur of van het feit dat leveranciers bewust niet werden betaald. De beschuldigingen vinden dan ook onvoldoende steun in de feiten. Avrotros kan zich, gelet op de verstrekkende gevolgen voor iemand die in de uitzending en op internet wordt genoemd, bovendien niet verschuilen achter de stelling dat zij niet beoogt een strafrechtelijk oordeel te geven.

Avrotros wordt veroordeeld de naam te verwijderen van haar website en in de uitzending, en de foto van A onherkenbaar te maken. Een rectificatie wordt niet proportioneel geacht omdat A slechts enkele seconden in beeld is geweest en zijn naam een enkele keer wordt genoemd.

 

2.6.
Avrotros is een publieke televisieomroep en producent van onder meer het programma “Opgelicht?!”. Op 11 november 2014 heeft het programma Opgelicht?! aandacht besteed aan de vermoedelijk frauduleuze praktijken van de onderneming [naam vennootschap 2], waarnaar [naam 6] (privérechercheur) onderzoek heeft gedaan. Op de website www.opgelicht.nl is de uitzending thans nog te bekijken. Daarbij staat de volgende tekst.

Professionele oplichting. Bestellen met dubieuze BV’s, voor tonnen bestellen en wegwezen. Een enorme schadepost voor het bedrijfsleven. Misdaad waar justitie weinig prioriteit aan geeft. We volgen een grote oplichtingszaak die de zomermaanden speelde rondom het nepbedrijf [naam vennootschap 2]. Het bedrijf is gevestigd in [vestigingsplaats] op een bedrijventerrein. Op papier ziet het er uit als een bonafide bouwbedrijf. Maar als we dieper in de materie duiken, vallen er toch wel een aantal zaken op.

4.3. (...) Avrotros heeft verder weliswaar aangevoerd dat het niet haar doel is een strafrechtelijk oordeel te geven, maar dat zij slechts het woord ‘oplichting’ gebruikt in de zin van het normale spraakgebruik. Maar de voorzieningenrechter is van oordeel dat Avrotros zich, gelet op de verstrekkende gevolgen voor iemand die wordt genoemd in de uitzending (het programma heeft ongeveer 1,3 miljoen kijkers) en de zo mogelijk nog verderstrekkende gevolgen van de uitingen op internet, niet kan verschuilen achter het feit dat zij geen bewijs in strafrechtelijke zin hoeft te leveren. Avrotros wekt in haar programma wel degelijk de indruk dat strafbare feiten zijn gepleegd en dient zich, alvorens zij personen publiekelijk aan de schandpaal nagelt, er dan ook van te vergewissen dat haar bevindingen in dit verband berusten op een solide feitelijke basis. Daar komt bij dat Avrotros heeft gesteld dat zodra een persoon door het openbaar ministerie als verdachte is aangemerkt, zij alleen de initialen noemt en het gelaat onherkenbaar of met een balkje in beeld brengt. Niet valt in te zien waarom deze bescherming voor [eiser] niet zou gelden, nu ten tijde van de uitzending van
11 november 2014 het politieonderzoek net was gestart. (...)
IEF 14671

Vastgoedjournalist bericht over verboden uitlating van makelaar

Hof 's-Hertogenbosch 17 februari 2015, IEF 14671; ECLI:NL:GHSHE:2015:557 (Makelaarsverdenking)
Mediarecht. Onrechtmatige publicatie. Executievonnis. Partijen hebben van 1994 tot 2008 een samenwerkingsverband gehad op het gebied van makelaarsactiviteiten. De wens tot ontvlechting van de samenwerking is uitgesproken en begin 2009 is geïntimeerde een nieuwe onderneming op het gebied van makelaarsactiviteiten begonnen. Appellant heeft door de uitlating “Ik verdenk hem van fraude, oplichting en paulianeus handelen, dat is het benadelen van mij”, aan vastgoedjournalist het aan hem opgelegde verbod heeft overtreden. Dat het gesprek met de journalist een vertrouwelijk karakter had en heimelijk is opgenomen, doet er niet toe. Het Hof bekrachtigt het vonnis.

 


3.13.
[appellant] stelt dat zijn opmerking: “Ik verdenk hem van fraude, oplichting en paulianeus
handelen, dat is het benadelen van mij” in de context moet worden gelezen, waarin deze is gemaakt. Hij verschaft in de gewraakte passage een opsomming van een aantal lopende procedures en legt uit waar die procedures over gaan, in het bijzonder dat een procedure over de strikt vertrouwelijk verzonden e-mail aan het bestuur van de NVM als inhoud heeft, dat hij [geïntimeerde] verdenkt van fraude, oplichting en paulianeus handelen. Dat was informatie die al in de betreffende procedure heeft gespeeld en waaraan hij heeft gerefereerd, aldus [appellant].


3.14.
Het hof overweegt als volgt. Het staat [appellant] weliswaar vrij om in niet tendentieuze bewoordingen aan een derde, zoals [vastgoedjournalist], verslag te doen van lopende (en eventuele nog te entameren) procedures tegen [geïntimeerde] in verband met bij [appellant] gerezen verdenkingen van bepaalde door [geïntimeerde] gepleegde feiten.
Naar het voorlopig oordeel van het hof heeft [appellant] zich door de uitlating “Ik verdenk hem ([geïntimeerde], hof) van fraude, oplichting en paulianeus handelen, dat is het benadelen van mij”, mede bezien in samenhang met de andere door [appellant] op 8 januari 2013 aan [vastgoedjournalist] gedane insinuerende uitlatingen, zoals hiervoor in 3.11. (in het eerste en tweede citaat) zijn weergeven, het aan hem bij vonnis van 6 december 2012 opgelegde verbod overtreden. In het eerste citaat geeft [appellant] immers aan dat [geïntimeerde] gelden aan de boedel is verschuldigd omdat [geïntimeerde] paulianeus heeft gehandeld. Dat de curator, zo blijkt uit dit citaat, eveneens onderzoek doet of heeft gedaan naar paulianeus handelen van [geïntimeerde], doet hieraan niet af. In het tweede citaat valt voorts te lezen dat [appellant] [geïntimeerde] beschuldigt van belastingfraude en dat [appellant] de integriteit van de voorzitter van de NVM in twijfel trekt omdat [geïntimeerde] als voorzitter van de NVM de fiscus “zo besodemietert”. Deze uitlatingen van [appellant], in onderling verband en samenhang bezien, zijn naar het voorlopig oordeel van het hof aldus uitlatingen aan een derde met de strekking en inhoud dat [geïntimeerde] zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting en paulianeus handelen. Deze uitlatingen zijn naar het voorlopig oordeel meer dan een “kale” opsomming van door [appellant] jegens [geïntimeerde] te entameren procedures. Deze uitlatingen worden , worden bovendien niet gedragen door meer dan een particulier belang van [appellant] en zijn voorts door [appellant] niet feitelijk onderbouwd.
Dat, zoals [appellant] stelt, [vastgoedjournalist] het initiatief heeft genomen voor het aangaan van het gesprek van 8 januari 2013, [vastgoedjournalist] op de hoogte was het aan [appellant] bij vonnis van 6 december 2012 opgelegde verbod, de gesprekken tussen [appellant] en [vastgoedjournalist] een vertrouwelijk karakter hadden en heimelijk door [vastgoedjournalist] zijn opgenomen, doen aan het voorgaande niet af.
3.15.
De slotsom luidt dat de grief faalt. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.
IEF 14670

Horecamagnaat misschien (mede)verantwoordelijk voor onrechtmatige publicaties

Hof 's-Hertogenbosch 17 februari 2015, IEF 14670; ECLI:NL:GHSHE:2015:565 (Horecamagnaat)
Onrechtmatige publicaties. Op diverse vindplaatsen op internet bevonden zich publicaties waarin geïntimeerde of zijn vennootschap in een kwaad daglicht worden gesteld. Appellant wordt verboden (roep)namen, de Blix, horecamagnaat of horecatycoon te plaatsen op een website of weblog. Geïntimeerde stelt dat appellant (mede)verantwoordelijk is voor de publicatie van voormelde koppen en/of passages; en dat hij eigenaar, administratief en technisch contact was van de website. Het hof staat toe (tegen)bewijs te leveren dat appellant (mede)verantwoordelijk is voor de publicaties.

Dictum:
laat [appellant] toe tegenbewijs te leveren tegen de voorshands bewezen geachte stellingen dat:
- a) [appellant] (1) (mede)verantwoordelijk is voor de publicatie van voormelde koppen en/of passages (4.15.1) op de website [website 1], en (2) thans (indirect) zodanige zeggenschap heeft over de website [website 1] dat hij kan voorkomen dat hierop lasterlijke beweringen verschijnen;
- b) [appellant] (1) (mede)verantwoordelijk is voor de publicatie van voormelde koppen en/of passages (4.15.2) op de website [website 2], en (2) thans (indirect) zodanige zeggenschap heeft over de website [website 2] dat hij kan voorkomen dat hierop lasterlijke beweringen verschijnen;
laat [geïntimeerde] toe te bewijzen dat [appellant] (1) (mede)verantwoordelijk is voor de publicatie van voormelde koppen en/of passages (4.15.3) op de website [website 9], en (2) thans (indirect) zodanige zeggenschap heeft over de website [website 9] dat hij kan voorkomen dat hierop lasterlijke beweringen verschijnen, en (3) thans (indirect) zodanige zeggenschap heeft over de website [website 9] dat de lasterlijke beweringen van deze website kan verwijderen;
IEF 14625

Nader bewijs voor acquisitiefraude verzending op spookbriefpapier

Hof 's-Hertogenbosch 3 februari 2015, IEF 14625; ECLI:NL:GHSHE:2015:308 (appellanten tegen K.I.N.)
Tussenarrest. Acquisitiefraude door verzending van spookbrieven. Bewijslast en bewijslevering. Geïntimeerden is al zestig jaar actief en thans internationaal marktleider op het gebied van het verzamelen en tegen betaling aan haar klanten beschikbaar stellen van “business-informatie”. In december vind er grote acquisitiefraudeplaats met behulp van briefpapier met haar merk en logo het gaat om honderden spookbrieven. Niet kan worden aangenomen dat appellanten ieder voor zich door de verzending van de spookbrieven inbreuk hebben gemaakt op de IE-rechten, het hof zal geïntimeerden toelaten nader bewijs te leveren.

2.2. In december 2009 werd [geïntimeerden] geconfronteerd met een grote acquisitiefraude, waarbij haar (handels)naam en merken werden gebruikt. Op (niet van [geïntimeerden] afkomstig) briefpapier met haar merk en logo, ondertekend door “Ing. Mr. [Algemeen Directeur], Algemeen Directeur” werden (potentiële) klanten van [geïntimeerden] benaderd met verzoek om bedrijfsgegevens ter beschikking te stellen. Het gaat daarbij om honderden van dergelijke spookbrieven.

(...) in november 2008 ruim 500 bedrijfsadressen had verzonden.

4.2
In deze procedure stelt [geïntimeerden] dat het verzenden van de spookbrieven een inbreuk vormt op haar auteursrechten, merkrechten en handelsnaam, althans jegens haar onrechtmatig is.(...)

4.5. (...) Alleen op grond van de vaststaande feiten kan naar het oordeel van het hof niet als vaststaand worden aangenomen dat appellanten ieder voor zich door de verzending van de spookbrieven inbreuk hebben gemaakt op de auteursrechten, merkrechten en handelsnaamrechten van [geïntimeerden] dan wel (anderszins) jegens haar onrechtmatig hebben gehandeld, zoals de centrale stelling van [geïntimeerden] luidt. De overige omstandigheden die [geïntimeerden] heeft aangevoerd en die zij in haar reconstructie heeft opgenomen onderbouwen die stelling weliswaar, maar bieden - in onderlinge samenhang bezien - niet het bewijs daarvan. Naar het oordeel van het hof bieden deze dat bewijs ook niet in die mate dat kan worden gezegd dat [geïntimeerden] voorshands, behoudens tegenbewijs, het bewijs van haar stelling heeft geleverd. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de reconstructie van [geïntimeerden] onduidelijkheden/ongerijmdheden bevat, zoals met name het doel dat [appellanten c.s.] met de spookbrieven zoals deze zijn ingericht (met onjuiste gegevens) zouden hebben kunnen bereiken, de vermelding van een postbusnummer dat aan een buitenstaander toebehoort, een niet nader onderbouwd contact tussen [geïntimeerden] en een onbekend gebleven drukker en de identiteit van de persoon die de dagvaarding voor (...) heeft aangenomen en die door de deurwaarder niet is vastgesteld (mva noot 13).
IEF 14617

Geen links naar profielen (oud-)medewerkers SNS

Vzr. Rechtbank Gelderland 24 december 2014, IEF 14617; ECLI:NL:RBGEL:2014:8167 (SNS Bank tegen Stichting Krediet Verdriet)
Mediarecht. Onrechtmatige publicatie. Stichting Krediet Verdriet plaatst namen, telefoonnummers, emailadressen en links naar persoonlijke en/of zakelijke profielen van (oud-)werknemers van de SNS Bank op de website bankenboeven.nl. De belangenafweging van vrijheid van meningsuiting (7 Grondwet en 10 EVRM) tegenover inbreuk op persoonlijke levenssfeer (285b Sr en 8 Wbp), slaat uit naar de laatste. Zij krijgt een verbod op het internet publiceren van deze persoonlijke gegevens.

De voorzieningenrechter veroordeelt gedaagde en Stichting Krediet Verdriet om binnen twaalf uur na betekening van het vonnis alle persoonsgegevens van werknemers en/of oud-werknemers van SNS Bank als bedoeld in artikel 1 sub a van de Wet Bescherming Persoonsgegevens waaronder tenminste namen, links naar persoonlijke of zakelijke profielen op andere websites en telefoonnummers en e-mailadressen te verwijderen en verwijderd te houden van de website Bankenboeven.nl of elke andere openbare bron, digitaal of anderszins,
IEF 14593

Kantonrechter niet bevoegd bij eis rectificatie van verhuurbemiddelaars

Ktr. Rechtbank Midden-Nederland 16 januari 2015, IEF 14593 (eisers tegen AvroTros)
Uitspraak ingezonden door Bertil van Kaam en Nils Winthagen, Van Kaam. Mediarecht. Procesrecht. Eiseres bemiddelen in de huursector. AvroTros Radar heeft aandacht besteed aan huurbemiddelaars die voor zowel verhuurder als aspirant-huurder bemiddelingswerkzaamheden verricht. De bij de aspirant-huurder in rekening gebrachte bemiddelingskosten zijn aangemerkt als onterecht betaalde bemiddelingskosten welke teruggevorderd kunnen worden op radar.tv is een voorbeeldbrief beschikbaar. Eisers vorderen rectificatie. De kantonrechter verklaart zich onbevoegd omdat er sprake is van subjectieve cumulatie van vorderingen namens vijftiental eisers en er sprake is van schade van onbepaalde waarde dan wel vele malen hoger dan €25.000.

4.1. Bij dagvaarding hebben een vijftiental eisers een vordering ingesteld tegen een tweetal gedaagden. Dit betekent dat in deze zaak in ieder geval sprake is van een subjectieve cumulatie van vorderingen. Anders dan bij een objectieve cumulatie van vorderingen kent de wet geen bijzondere regel om de competentie om de competentie bij subjectieve vorderingen te bepalen. In het onderhavige geval is dan ook als uitgangspunt dat voor iedere eiser afzonderlijk de bevoegdheid van de rechter moet worden vastgesteld.

4.3. De kantonrechter volgt eisers niet in de stelling dat het gevorderde moet worden aangemerkt als een aardvordering als bedoeld in artikel 93 aanhef en onder c. Rv (vorderingen uit hoofde van huur). De door eisers ingestelde vordering tot rectificatie èn de vordering tot betaling van een voorschot op de geleden en nog te leiden schade zijn immers gebaseerd op een door gedaagden gepleegde onrechtmatige daad als bedoeld in 6:162 BW, te weten de door eisers gestelde onrechtmatige uitlatingen. Tussen partijen bestaat ook geen enkele huurverhouding. De kantonrechter kan zijn bevoegdheid dan ook niet verlenen aan het bepaalde in art. 254 lid 5 Rv.

4.5. De vordering tot rectificatie dient te worden aangemerkt als een vordering van onbepaalde waarde. (...)

4.6. De mededeling zijdens eisers dat de schade 'vele malen hoger is dan €25.000,--' betekent tevens dat de in kort geding tot €25.000,-- beperkte geldvordering gegrond is op een rechtstitel met een belang dat meer dan €25.000,-- is. Nu gedaagden tevens verweer tegen de rechtstitel voeren is de kantonrechter ook om die reden niet bevoegd (art. 93 aanhef en onder a. Rv). Dit geldt te meer nu niet gesteld is dat het totale beloop of de totale waarde van de vorderingen van één afzonderlijke eiser(es) geen hogere waarde vertegenwoordigt dan €25.000,--.
IEF 14566

Geen verbod op DeMonitor-uitzending over Karl Noten

Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 16 januari 2015, IEF 14566 (Karl Noten tegen KRO-NRCV)
Uitspraak ingezonden door Jens van den Brink, Kennedy Van der Laan. Mediarecht. Kort geding met mondeling vonnis. Karl noten poogt met een kort geding de uitzending van tv-programma De Monitor te verbieden. Noten stelt dat er sprake is van een zeven jaar oude zaak die zonder aanleiding opnieuw onder de aandacht zou worden gebracht. De rechter oordeelt echter dat de zaak door het onderzoek van IGZ wel actueel is, omdat daaruit blijkt dat Noten ondanks zijn veroordeling voor het bezit van kinderporno werkzaam is als zorgverlener. Het recht om het publiek te informeren over misstanden weegt in dit geval zwaarder dan privacy. De vorderingen worden afgewezen.

Bron: Medical Facts en NRC.

Op andere blogs:
MediaReport

IEF 14540

'Gesjoemel' met milieurapport Utrecht onvoldoende onderbouwd

Rechtbank Midden-Nederland 17 december 2014, IEF 14540; ECLI:NL:RBMNE:2014:6596 (eiser tegen gedaagden)
Mediarecht. Vrijheid van meningsuiting. Bij de gemeente Utrecht-werkzame personen worden op websites en in een huis-aan-huisblad beschuldigd van gesjoemel op het gebied van luchtkwaliteit. Dit wordt echter niet ondersteund door het geleverde bewijs. Gemaakte fouten impliceren nog geen oogmerk om bepaalde gemeentelijke plannen mogelijk te maken. De rechtbank wijst de vorderingen af.

4.9. Ook als [eiser] gelijk heeft in die zin dat er destijds fouten zijn gemaakt op het gebied van de luchtkwaliteit waardoor te lage concentraties fijnstof en stikstofdioxide zijn berekend en dat die fouten op het conto van [gedaagden c.s.] moeten worden geschreven, dan nog heeft [eiser], zeker in het licht van het verweer van [gedaagden c.s.], onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld waaruit kan worden afgeleid dat [gedaagden c.s.] (zoals [eiser] stelt) die fouten willens en wetens heeft gemaakt met het oogmerk het realiseren van verkeersplannen en gemeentelijke plannen mogelijk te maken, laat staan dat daaruit kan worden afgeleid dat [gedaagden c.s.] (zoals [eiser] met zijn bewoordingen ‘fraude’, ‘boeventuig’, ‘foute en corrupte ambtenaren’ en ‘geldwolf’ suggereert) zulks deed om zichzelf te bevoordelen. Dat oogmerk volgt ook niet uit het door [eiser] gestelde feit dat sommige fouten (volgens hem) erg in het oog springen en/of onverklaarbaar zijn.

4.10. Het voorgaande brengt mee dat ervan moet worden uitgegaan dat de in de teksten geuite beschuldigingen niet waar zijn en dat bijgevolg (zie rechtsoverweging 4.7) het recht van [gedaagden c.s.] op respect voor zijn privéleven, waaronder bescherming van eer en goede naam, zwaarder dient te wegen dan het recht van [eiser] op vrijheid van meningsuiting. De teksten zijn dan ook onrechtmatig jegens [gedaagden c.s.] De vordering sub I van [eiser] moet om die reden worden afgewezen.
IEF 14503

PowNed mocht Buma/Stemra-bestuurder corrupt noemen

Hof Amsterdam 23 december 2014, IEF 14503 (High Fashion Music tegen Powned)
Mediarecht. Onrechtmatige daad. Vrijheid van meningsuiting. De uitlating "Buma/Stemra bestuurder corrupt" door Powned vindt voldoende steun in het feitenmateriaal. Het aanbieden van diensten tegen een relatief hoge vergoeding met de suggestie dat voor het daarmee te behalen resultaat de publieke functie van de betrokken aanbieder zal worden ingezet, valt aan te merken als corruptie. Gelet op de maatschappelijke positie van Buma/Stemra is de bestuurder aan te merken als publiek figuur, zodat de grenzen van toelaatbare kritiek op zijn functioneren ruimer zijn. Het Hof bekrachtigt het bestreden vonnis [IEF 11920].

3.5.1 (...) Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de kwalificatie ‘corrupt’ als waardeoordeel moet worden aangemerkt, dat het begrip een scala van meer of minder ernstige niet-integere handelingen omvat en dat voor de betekenis die daaraan in een voorkomend geval moet worden toegekend de context waarin die beschuldiging is geuit bepalend is. In het onderhavige geval ziet de beschuldiging erop dat [appellant sub 1] bereid was zijn positie als bestuurder van Buma/Stemra in te zetten bij de incasso van aan [A.] als auteur toekomende vergoedingen tegen betaling van een derde deel daarvan. Dat [appellant sub 1] feitelijk werd beschuldigd van omkoping, afpersing, chantage en fraude, zoals hij in zijn memorie van grieven herhaaldelijk betoogt, vindt in de tekst van de gewraakte uitlatingen onvoldoende steun.

3.5.2 Het aanbieden van diensten tegen een relatief hoge vergoeding met de suggestie dat voor het daarmee te behalen resultaat de publieke functie van de betrokken aanbieder zal worden ingezet, valt naar oordeel van het hof ontegenzeggelijk te kwalificeren als corruptie in de in de voorgaande alinea bedoelde ruime zin. Dat [appellant sub 1] zich aan de hier bedoelde wijze van niet-integer handelen schuldig heeft gemaakt, vindt voldoende steun in het feitenmateriaal. De diensten die [appellant sub 1] voor [A.] tegen betaling van één derde van de opbrengsten daarvan zou gaan verrichten betroffen (in ieder geval in eerste instantie) niet het uitgeven van diens werk - in de zin van het op de markt brengen daarvan - maar het (louter) incasseren via Buma/Stemra (die daartoe jegens [A.] gehouden was) van vergoedingen die aan [A.] toekwamen op grond van door derden reeds van zijn werk gemaakt gebruik. Dat [appellant sub 1] het deed voorkomen dat hij daarbij zijn toegang tot en zijn bijzondere positie bij Buma/Stemra zou inzetten, blijkt voldoende duidelijk uit (de transcriptie van) het door [appellant sub 1] met [B.] gevoerde gesprek, waarbij het hof met de rechtbank in aanmerking neemt dat [appellant sub 1] door [B.] in voorafgaande contacten op de hoogte was gesteld van het conflict van [A.] met Buma/Stemra over de incasso van de hem toekomende vergoedingen. De stelling van [appellant sub 1] dat hij als bestuurder van Buma/Stemra geen invloed kon uitoefenen op de behandeling van concrete claims, doet hier niet aan af.

3.8 Het hof sluit zich voorts aan bij hetgeen de rechtbank (verder) heeft overwogen over de werkwijze van Powned, de beweerde onjuistheden met betrekking tot de voorgeschiedenis en de wijze waarop de uitlatingen zijn gepresenteerd. Ook sluit het hof zich aan bij de conclusie van de rechtbank dat - voor zover er grond is om aan Powned in dit kader enige mate van onzorgvuldig handelen te verwijten - daaraan in het licht van de maatschappelijke taak van Powned, de overdrijving die door de kijkers van Pownews als inherent aan die uitzendingen wordt ervaren en de aard van de misstand die Powned aan de kaak heeft willen stellen niet een zodanig gewicht toekomt dat de uitzendingen/uitlatingen van Powned daarmee als onrechtmatig jegens [appellant sub 1] kunnen worden gekwalificeerd.