Filter
  • Datum
  • Dossier
  • Instantie
zoeken

Dossiers

 
 
19.956 artikelen gevonden
IEF 11256

WIPO's eerste .xxx-domeinnaamzaken

Enkele maanden geleden berichten we (IEF 9977) over de lancering van de zogenaamde pornodomeinnamen (met de extensie .xxx). Merknaamhouders konden in de lanceringsperiode kiezen voor een opt-out, zodat de domeinnaam niet kan worden geregistreerd bij een ´gewone´ landrush. Sunrise A voor de sponsored adult community en Sunrise B, voor brands outside the adult community, zie video).

Inmiddels heeft de WIPO de eerste set .xxx-domeinnaamgeschillen beslecht. Hieronder een korte analyse hiervan.

Er vallen een aantal punten op: met name dat er altijd overdracht is bevolen, geen woord wordt gerept over de "preventieve" registratie in de sunrise periode, de toevoeging .xxx gelijk wordt gesteld aan de eerdere jurisprudentie over de toevoeging "xxx" (zonder punt) en dat het veelal reeds langgevoerde merken zijn die de weg naar WIPO hebben gevonden. Ook de reeds bekende online adult entertainment content-aanbieders krijgen de overdracht toegekend, terwijl deze juist in het bijzonder op de hoogte zouden zijn van deze ontwikkeling.

WIPO Panelist 2 april 2012, Case No D-2012-0226 (Georg Streit tegen Tu Nguyen, panelist: Johan Sjöbeck)

inzake: femjoy.xxx

Eiser exploiteert de website femjoy.com voor "downloadable electronic publications such as magazines and periodicals featuring photographs and images of landscapes and human bodies" en heeft merknamen geregistreerd. Zij is een bekend merk op het gebied van erotische websites.

De verweerster, licensee van de eiser, heeft duidelijk de bedoeling om soortgelijke diensten aan te bieden, omdat de .xxx-TLD specifiek verwijst naar sites waar 'adult entertainment content' wordt aangeboden. Ondanks dat de website niet actief is, is het passief houden van de website geen feit waardoor er geen kwader trouw kan worden vastgesteld. De overdracht wordt bevolen.

Onder A: The Respondent obviously intends to offer services and content of a similar nature as provided at due to the fact that the top level domain (TLD) “.xxx” clearly refers to a particular sort of content.

Onder C: It has been argued by the Complainant that the Respondent registered the disputed domain name for the purpose of disrupting the business of the Complainant and in order to prevent the Complainant from reflecting its’ trademark FEMJOY in a corresponding domain name within the sTLD (sponsored Top Level Domain) “.xxx”, primarily intended for the adult entertainment industry. Considering that the disputed domain name is registered in a TLD intended for the same type of products and services for which the trademark is registered and in the absence of contrary evidence, the Panel finds that the Respondent knew or should have known of the Complainant’s trademark at the time the Respondent registered the disputed domain name.

Evidence submitted by the Complainant indicates that the disputed domain name does not resolve to any active website and that the Respondent has not made any legitimate use of the disputed domain name. As stated in the decision in Telstra Corporation Limited. v. Nuclear Marshmellows, WIPO Case No. D2000-0003, and confirmed in subsequent decisions, "being used in bad faith" is not limited only to positive action as inaction is within the concept. Furthermore, as expressed in paragraph 3.2 in the WIPO Overview of WIPO Panel Views on Selected UDRP Questions, Second Edition ("WIPO Overview 2.0"), passive holding as such does not prevent a finding of bad faith. Based on the circumstances above and the evidence in this particular case, the Panel finds that the Respondent’s passive holding of the disputed domain name indicates bad faith.

WIPO Panellist 11 maart 2012, case No D2012-0083 (Borçelik tegen Contact Privacy, panellist: Kaya Köklü) en Case No D2012-0082 (Borusan Holding tegen Erdogan).
inzake: borcelik.xxx én borusanholding.xxx

Borçelik, als onderdeel van de Borusan Holding is sinds 1944 actief, met name als staalfabrikant in Turkije en maakt bezwaar tegen de registratie van haar merk met als Top Level Domeinnaam .xxx.

Onder A geeft de Panellist aan dat de extensie .xxx, in lijn met de gewone toevoeging xxx aan domeinnamen geen onderscheidend vermogen met zich meebrengt. Ondanks dat het niet erg waarschijnlijk is dat een staalfabrikant adult entertainment content zal aanbieden via het internet, sluit dit niet per se verwarringsgevaar uit. Bijzonder is wel dat de domeinnaam niet actief is, en dus geen bona fide niet-commercieel of fair use-gebruik kan worden vastgesteld, maar er wordt wel (onder C) geconstateerd dat er sprake is van registratie en gebruik te kwader trouw. Met name omdat de Turkse reputatie bekend moet worden geacht en omdat de domeinnaam volledig identiek is aan de merknaam. De domeinnaam dient te worden overgedragen.

Onder A: Moreover, in its assessment, the Panel has taken into account that due to the use of the “.xxx” TLD, which is primarily for adult entertainment content, Internet users may associate the disputed domain name with an adult related website instead of a steel company’s website. Such Internet users may conclude in advance that any website linked to a domain name ending with the “.xxx” TLD, even if comprising the Complainant’s mark, will likely not be operated by the trademark owner itself. In fact, Internet users may not expect a steel company to provide sexual content or comparable services on the Internet. Nevertheless, it is the Panel’s view that this does not per se exclude a likelihood of confusion. The Panel rather believes that even if the “.xxx” TLD is currently associated mainly with adult content, there is still a valid risk of confusion among Internet users, in particular if well-known trademarks are concerned. Given the notoriety of the Complainant’s Turkish trademark in this particular case, the Panel is convinced that any use of a domain name fully incorporating the Complainant’s trademark BORÇELİK will most likely result in confusion among Internet users with respect to the Complainant’s existing trademark rights (cf. Deutsche Bank Aktiengesellschaft v. New Work TV Tickets Inc., WIPO Case No. D2001-1314).

WIPO Panelist 26 maart 2012, Case No D2012-0192 (Sterling Jewelers tegn Jimenez/LegalReversal.com, panelist: Sandra A. Sellers)
inzake; kayjewelers.xxx

KAY JEWELERS opereert sinds 1919 onder dit teken en heeft diverse gelijkluidende merknamen geregistreerd. Zij exploiteert ook website met deze merknaam met de extensie .com, .net, .org en .us. Nu worden de domeinnamen .co (verkocht vóór deze procedure), .me (onderwerp van een ander geschil), .mobi en .xxx geregistreerd door verweerder.

Onder A geeft de panellist aan dat de toevoeging van een top-level domeinnaam niet relevant is of de domeinnaam identiek of verwarringwekkend gelijk is. In dit geval wordt gelijkheid vastgesteld en wordt ook voldaan aan de andere eisen. Eerder bood verweerster ook aan om de .co en .me domeinnaam te verkopen voor respectievelijk $ 7.500 en $15.000, dit zijn bedragen ver boven de 'out-of-the-pocket' costs. De overdracht wordt bevolen.

Onder A: The disputed domain names consist of Complainant’s mark KAY JEWELERS in its entirety, and the only difference between Complainant’s mark and the disputed domain names are insertion of the top-level domains “mobi” and “xxx”. It has long been held that the addition of top-level domains is irrelevant to the determination of whether the domain names are identical or confusingly similar to a complainant’s mark. The Panel thus finds that the disputed domain names are identical to Complainant’s KAY JEWELERS mark.

WIPO Panelist 26 februari 2012, case No D2012-0074 (Denizbank tegen Registration Private, panellist Kaya Köklü)
inzake: denizbank.xxx

DENIZBANK is een bank die sinds 1938 financiële diensten verleend en in meer dan 100 landen merkenrechten heeft verworven. Ook hier is de het gebruik van de .xxx-extensie irrelevant om niet van gelijke tekens te kunnen spreken. De bewijslast ligt normaliter bij de eiser, maar aangezien het onmogelijk is om negatief te bewijzen dat sprake van kennis van de verweerder van het merk, wordt de bewijslast ex 4 (a)(ii) van de Policy omgekeerd. Eerder bood verweerster één dag na registrtie via email aan eiser en later via een veilingsite de domeinnamen aan voor respectievelijk $ 28.000 en YTL 38.500 aan. De overdracht wordt bevolen.

Onder A: In its assessment, the Panel has taken into account that some Internet users may falsely associate the disputed domain name with a pornographic website due to the use of the “.xxx” TLD, which primarily should indicate explicitly sexual content. Given the notoriety of the Complainant’s trademark in Turkey, any use of a domain name incorporating the Complainant’s trademark DENIZIBANK will most likely result in confusion among Internet uses with respect to the Complainant’s long existing trademark rights.

Onder B: While the burden of proof remains with the Complainant, the Panel recognizes that this would result in the impossible task of proving a negative, in particular as the evidence needed to show the Respondent's lack of rights or legitimate interests is primarily within the knowledge of the Respondent. Therefore, the Panel agrees with prior UDRP panels that the Complainant is required to make out a prima facie case before the responsibility shifts to the Respondent to show that it has rights or legitimate interests in the disputed domain name in order to meet the requirements in paragraph 4(a)(ii) of the Policy, Croatia Airlines d.d. v. Modern Empire Internet Ltd., WIPO Case No. D2003-0455.


WIPO Panelist 4 april 2012, Case No D2012-0339 (HemNet tegen X, panelist Tuukka Airaksinen)
inzake: hemnet.xxx   (8 KB)

Het Zweedse bedrijf HemNet exploiteert een heel populaire vastgoed-website met .se-extensie en heeft gelijke merknaam in Zweden. Alle punten worden in het voordeel van HemNet beoordeeld. Interessant is de reactie van de verweerder op de stakingsbrief dat zij in onderhandeling is met en derde partij over de verkoop van de domeinnaam voor $2.000.

Onder C: Following the Complainant’s cease-and-desist letter to the Respondent, the Respondent sent an email indicating that it is negotiating the sale of the disputed domain name with a third party, who allegedly is claiming trademark rights in a different geographical region. The Respondent indicated that the price discussed with the other party is around USD 2,000.

Bent u benieuwd of uw naam als .xxx-domeinnaam is geclaimd: performers registry.
Meer .xxx-zaken, een klein overzicht.

IEF 11255

Nieuwsbrief is geen persbericht

Rechtbank Middelburg 18 januari 2012, LJN BW4452 (Uitgeverij Thuredrecht Promotions tegen Sales Support Groep B.V.)

Auteursrecht. Nieuwsbrief en de persexceptie.

Thuredrecht is uitgever van onder meer 'Wegwijs Magazine' en de digitale nieuwsbrief 'Wegwijs Actueel'. Hierin staat informatie over hypotheken, sparen, verzekeringen, etc.. Sales Support verstrekt financiële adviezen aan particulieren en stelt aan assurantiekantoren een applicatie voor een nieuwsbrief beschikbaar. Sales Support heeft sinds 2007 meer dan 100 artikelen overgenomen van Thuredrecht en middels nieuwsbrieven verspreid zonder toestemming noch bronvermelding.

Aan de tamelijk uniforme berichtgeving voegt Wegwijs een visie toe wat betreft de consequenties voor de Nederlandse huiseigenaren. Daarmee krijgt de berichtgeving een oorspronkelijk karakter en valt zij in beginsel onder de bescherming van de Auteurswet.

De uitgave van Wegwijs valt niet onder de uitzonderingen van art. 15 Auteurswet (persexceptie). Er is sprake van een getrapte situatie. Aan de hand van de actualiteit zoals die in de pers verschijnt, maakt Wegwijs een nieuwsbrief voor haar klanten. Die nieuwsbrief is daarmee geen persbericht zoals in art. 15 Auteurswet wordt bedoeld.

Sales Support geeft toe enkele malen van die berichten gebruik te hebben gemaakt, Thuredrecht heeft haar schade niet onderbouwd, behalve de advocaatkosten. Omdat er te veel tijd is verstreking tussen de geconstateerde overtreding en dit vonnis, acht de rechtbank de verspreiding van de mededeling dat Sales Support inbreuk heeft gepleegd niet  nodig.

4.3.  Thuredrecht heeft gesteld dat Sales Support meer dan honderd maal gebruik heeft gemaakt van berichten van Wegwijs. Sales Support heeft toegegeven enkele malen van die berichten gebruik te hebben gemaakt. Daarmee staat wel vast de er enkele malen van die berichten gebruik is gemaakt, maar niet in de omvang zoals door Thuredrecht gesteld.

Gesteld noch gebleken is dat Sales Support, nadat zij door Thuredrecht was aangeschreven het gebruik van berichten van Wegwijs heeft voortgezet. Sales Support heeft ook onbetwist gesteld dat zij zoveel als mogelijk berichten heeft verwijderd.

4.4.  Thuredrecht heeft gesteld schade te hebben geleden maar zij heeft deze stelling verder niet onderbouwd behalve voor zover het betreft de advocaatkosten. De rechtbank zal die kosten toewijzen. Hoewel Sales Support materieel heeft toegegeven aan de eis van Thuredrecht het gebruik van Wegwijs te stoppen, heeft zij niet willen erkennen dat Thuredrecht een auteursrecht had. Daar had Thuredrecht wel belang bij omdat zij daarmee, ook als Sales Support in de toekomst anders zou handelen, een middel in handen heeft daar snel een eind aan te maken.

4.5.  De rechtbank zal de eis tot verspreiding van de mededeling dat Sales Support een auteursrecht heeft geschonden afwijzen. Daarvoor is teveel tijd verstreken tussen de geconstateerde overtreding en het moment van het uitspreken van dit vonnis.

De vorderingen sub VIII en IX tot verschaffen van informatie over de maker van nieuwsbrieven, aantal gelieerde ondernemingen de door Sales Support gemaakte omzet met de verspreiding van nieuwsbrieven en de controle door en accountant, worden afgewezen. Onbetwist is dat Sales Support een geringe vergoeding vraagt voor haar activiteiten. De door Thuredrecht gevraagde informatie is buiten proportioneel, gezien de beperkte omvang van de overtreding zoals die door Thuredrecht aannemelijk is gemaakt.

IEF 11254

Drie IE-gerelateerde wetsvoorstellen

Wetsvoorstel auteurscontractenrecht (V&J)

- fase 1 - Advies door Raad van State.

Inhoud: Het wetsvoorstel beoogt de positie van auteurs en artiesten te verstreken door o.a. een herroepingsrecht. Op grond van het herroepingsrecht kunnen makers en uitvoerende kunstenaars een exploitatieovereenkomst ontbinden, wanneer de exploitant de aan hem overgedragen rechten niet (langer) uitbaat. Men kan de rechter verzoeken om aanpassing van de exploitatieovereenkomst in situaties waarin sprake is van een ernstige wanverhouding tussen de over en weer geleverde prestaties.

Wet implementatie richtlijn duurverlenging naburige rechten (V&J)

- fase 1 - Advies door Raad van State.

Inhoud: Overeenkomstig Richtlijn 2006/116/EG is de beschermingstermijn voor uitvoerende kunstenaars en producenten van fonogrammen (geluidsopnames) vastgesteld op 50 jaar na de eerste uitvoering of publicatie. De wijzigingsrichtlijn verlengt deze termijn naar 70 jaar. De wijzigingsrichtlijn geeft de uitvoerende kunstenaar het recht om het contract houdende overdracht of toekenning van zijn rechten aan een producent te beëindigen, indien de producent het fonogram niet voldoende voor het publiek beschikbaar stelt. Om dit mogelijk te maken, dient de wet te worden aangepast. Voorts moet in de Wet op de naburige rechten een verplichting voor producenten worden opgenomen om jaarlijks 20% van de met het fonogram verkregen inkomsten te reserveren voor een aanvullende uitkering aan de uitvoerende kunstenaar die ingaat 50 jaar na publicatie.

Wetsvoorstel versterking en verbreding van het toezicht op collectieve beheersorganisaties auteursrecht (V&J)

- fase 4 - Aanvaard door Tweede Kamer / naar Eerste Kamer.

Inhoud: Het toezicht door het College van Toezicht Auteursrechten wordt uitgestrekt tot de belangrijkste organisaties van vrijwillig collectief beheer, informatieplichten t.o.v. het College worden versterkt, het College krijgt de mogelijkheid om bestuurlijke boeten op te leggen en het preventieve toezicht door het College wordt geüniformeerd.

Op 18 augustus staat op de Ministerraadagenda: Richtlijn 2011/77/EU beschermingstermijn auteursrecht en bepaalde naburige rechten (zie hier op p.51).

Een wetsvoorstel doorloopt bij de behandeling deze zes fasen:
Fase 1. Ministerraad akkoord, wetsvoorstel voor advies naar Raad van State.
Fase 2. Wetsvoorstel ingediend bij Tweede Kamer, schriftelijke behandeling.
Fase 3. Aangemeld voor plenaire behandeling voor Tweede Kamer.
Fase 4. Tweede Kamer heeft wetsvoorstel aangenomen, ingediend bij de Eerste Kamer schriftelijke behandeling.
Fase 5. Aangemeld voor plenaire behandeling door Eerste Kamer.
Fase 6. Eerste Kamer heeft wetsvoorstel aangenomen, publicatie Staatsblad.

IEF 11253

Hergebruik digitaal erfgoed niet per sé gratis

Schriftelijk verslag overleg onderwijs, jeugd, cultuur en sport 10-11 mei, kamerstukken II 2011-2012, 21 501-34, nr. 183.

Hergebruik van digitaal erfgoed niet per sé gratis: Wanneer commerciële bedrijven met erfgoeddata verdienen, is er geen enkele reden om hen niet te laten meebetalen aan de kosten van digitalisering. Dwingende wetgeving niet proportioneel.

De staatssecretaris vindt hergebruik van digitaal erfgoed een zaak van nationaal beleid en van vrijwillige samenwerking rondom Europeana. Dwingende Europese wetgeving acht hij niet proportioneel. Ten eerste is er geen serieuze interne Europese markt voor commerciële exploitatie van digitaal erfgoed. Ten tweede zijn er veel uitdagingen te overwinnen – technische, organisatorische en auteursrechtelijke. Ten derde krijgen musea, archieven en bibliotheken door deze Europese richtlijn te maken met administratieve en juridische rompslomp. Vooral voor de talloze kleine instellingen is dit echt een probleem. Nederland staat niet alleen, ook andere lidstaten en het Europees Parlement hebben zorgen.

Wat betreft de auteursrechtelijke complicaties en de problematiek rondom verweesde werken, hebben de leden van de GroenLinks-fractie vragen gesteld over de collectieve licentieovereenkomsten.

De staatssecretaris geeft aan dat ten aanzien van de mogelijkheid van verruimde collectieve licenties vorig jaar een Memorandum of Understanding voor ‘out-of-commerce’ werken tot stand is gekomen. Thans wordt de MoU handen en voeten gegeven in de praktijk. In Nederland bestaan al enige ervaringen met verruimde collectieve licenties. Deze overeenkomsten zullen binnen een afzienbare termijn worden geëvalueerd. Aan de hand van die evaluatie zal nader worden bezien of en zo ja, welke vervolgstappen noodzakelijk zijn. Niet uitgesloten wordt daarbij dat het nodig is om wettelijke maatregelen te nemen. Gelet op het grensoverschrijdende karakter van de online beschikbaarstelling is het daarbij nodig dat ook de Uniewetgever betrokken wordt.

In reactie op het verzoek van de leden van GroenLinks om in de raadsconclusies te laten opnemen dat digitale erfgoed machineleesbaar moeten zijn en hergebruik gratis, als het om publiek gefinancierde collecties gaat, herhaalt de staatssecretaris dat het kabinet hergebruik van digitaal erfgoed zeker wil bevorderen. Hergebruik hoeft niet perse gratis te zijn. Wanneer commerciële bedrijven met erfgoeddata verdienen, is er geen enkele reden om hen niet te laten meebetalen aan de kosten van digitalisering. In de raadsconclusies is opgenomen dat metadata en digitale werken uit de erfgoedcollecties zo veel mogelijk “machineleesbaar” online komen.

Afbeelding gelinkt van Utoronto.ca.

IEF 11252

Duitsland: Toch geen omkering bewijslast

Bundesgerichtshof 15 maart 2012, I ZE 52/10 (Converse tegen MAWA Sportswear) - persbericht

Uitspraak ingezonden door Leonie Kroon, DLA Piper.
In navolging van IEF 9705 OLG Stuttgart en 9683 (LG Stuttgart) en in de serie Converse-uitpraken.


Duitsland. Bewijslastverdeling in het merkenrecht, waarin het OLG Stuttgart Converse belast met het bewijs dat de beweerdelijke inbreukmakende schoenen buiten de EU in het verkeer zijn gebracht (feitelijk omgekeerde bewijslast).

Het Bundesgerichthof oordeelt anders: het is aan de verweerder om te bewijzen dat het niet gaat om productvervalsingen, omdat regelmatig de toestemming van de merkenrechthouder ontbreekt. In uitzonderingsgevallen kan de merkenrechthouder hebben ingestemd met de nagemaakte waar, maar dat verandert niets aan de bewijslast die ook dan nog bij de inbreukmaker ligt. (onder 25)

De eiser kan geen duidelijkheid geven over de 'firmeneigenene Kodiering', daaruit volgt echter niet dat zij niet aan de secundaire bewijslast heeft voldaan. Zij hoeft namelijk geen bedrijfgeheimen daarvoor te openbaren. (onder 28)

Na de terugverwijzing zal het verweerder worden toegestaan bewijzen aan te brengen (onder 41)

LG Mannheim 21 maart 2012, Geschäftsnr. 22 o 36/11 (All Star D.A.CH GmbH tegen Globus)

Ook het LG Mannheim oordeelt over de bewijstlast dat deze berust bij de gedaagde (dat staat Van Doren/Lifestyle niet toe).

De Official Dealer Campagne van All Star D.A.CH is geen ontoelaatbaar systeem omdat All Star D.A.CH zowel aan deelnemers als niet-deelnemers levert. De licentieovereenkomst van Converse met haar Italiaanse distributeur die Globus had overgelegd, kan ook niet leiden tot een omkering van de bewijslast. Het is de Italiaanse distributeur toegestaan passief te verkopen. De Italiaanse distributeur mag ook geen verdere restricties opleggen aan haar klanten, welke klanten dus zowel actief als passief over grenzen mogen handelen.

IEF 11251

Toepasselijkheid regeling koop op standaardsoftware

HR 27 april 2012, LJN BV1301 (De Beeldbrigade/X) en LJN BV1299 (X/Bell Microproducts)

Als randvermelding vanwege het auteursrechtelijke element rondom software. Verschenen op ITenRecht onder IT 767. De Hoge Raad heeft bij arrest van 27 april 2012 geoordeeld over een sedert lang omstreden kwestie: de toepasselijkheid van titel 7.1 (inzake de koopovereenkomst) op standaardsoftware.

"Aldus volgt ook uit het stelsel van de wet dat de aanschaf van standaardcomputerprogrammatuur voor een niet in tijdsduur beperkt gebruik tegen betaling van een bepaald bedrag binnen het bereik van de kooptitel valt, ongeacht of sprake is van aanschaf op een gegevensdrager of via een download." (r.o. 3.5).

De Cassatieblog voegt hieraan toe:

Komt het leveren van software neer op het leveren van een zaak of een vermogensrecht? Je zou kunnen redeneren dat de drager (dvd, usb-stick, etc.) inclusief de software in de vorm van elektromagnetische data die daarop is vastgelegd, een stoffelijk object is dat voor menselijke beheersing vatbaar is, en daarmee een zaak in de zin van art. 3:2 BW. Maar dat is bij software niet het hele verhaal. Een computerprogramma is ook een voortbrengsel van de menselijke geest en als zodanig beschermd door het auteursrecht. Dat betekent ook dat software zonder toestemming van de rechthebbende niet verveelvoudigd mag worden, maar verveelvoudiging is precies wat er gebeurt wanneer een programma bijvoorbeeld wordt geïnstalleerd, geladen of uitgevoerd (vergelijk art. 45i Auteurswet). Bij de aanschaf van software is daarom ook altijd sprake van het (impliciet of expliciet) verkrijgen van een gebruiksrecht, en dat recht is in elk geval geen zaak in de zin van art. 3:2 BW.

Verder van IT 767. De beslissing heeft alleen betrekking op standaardsoftware.

"3.5 In dit verband is in de eerste plaats van belang dat de toepasselijkheid van de kooptitel niet is beperkt tot de koop van zaken volgens de begripsomschrijving van art. 3:2 BW. Uit art. 7:47 BW, waarin is bepaald dat koop ook betrekking kan hebben op vermogensrechten, blijkt dat de wetgever de kooptitel van toepassing heeft geacht op alle goederen als bedoeld in art. 3:1 BW, en dus aan die titel een ruim bereik heeft willen geven wat betreft het voorwerp van de koopovereenkomst. Voorts is van belang dat een overeenkomst tot het aanschaffen van standaardcomputerprogrammatuur - op een gegevensdrager of via een download - voor een niet in tijdsduur beperkt gebruik tegen betaling van een bepaald bedrag ertoe strekt de verkrijger iets te verschaffen dat geïndividualiseerd is en waarover hij feitelijke macht kan uitoefenen. Dit alles pleit voor toepasselijkheid van de kooptitel op een zodanige overeenkomst.

Deze toepasselijkheid is ook wenselijk omdat de kooptitel een uitgewerkte regeling geeft inzake conformiteit, klachtplicht en verjaring, en omdat met die toepasselijkheid de rechtspositie van de koper wordt versterkt (met name in het geval van consumentenkoop en koop op afstand). In al deze opzichten bestaat geen aanleiding de aanschaf van standaardsoftware te onderscheiden van de koop van zaken en vermogensrechten.

Van belang in dit verband is voorts de afdeling over koop op afstand. Uit art. 7:46d lid 4, aanhef en onder c, BW moet worden afgeleid dat deze afdeling mede van toepassing is op computerprogrammatuur, en wel zonder dat daartoe de omschrijving van het voorwerp van de koopovereenkomst specifiek voor deze afdeling is uitgebreid. Daarom zou het ongerijmd zijn indien niet ook de aanschaf van computerprogrammatuur die niet op afstand is verricht, als koop in de zin van titel 7.1 zou worden gekwalificeerd. Aldus volgt ook uit het stelsel van de wet dat de aanschaf van standaardcomputerprogrammatuur voor een niet in tijdsduur beperkt gebruik tegen betaling van een bepaald bedrag binnen het bereik van de kooptitel valt, ongeacht of sprake is van aanschaf op een gegevensdrager of via een download. "

De beslissing in het arrest is overigens wel beperkt tot uitsluitend de vraag of de kooptitel (en in het bijzonder de toepasselijke verjaringstermijn van art. 7:23 lid 2 BW) van toepassing is.

"Niet aan de orde is derhalve de goederenrechtelijke aard van software, en evenmin de kwalificatie van (de titel van verkrijging van) de gebruiksrechten die bij de aanschaf van de software worden verkregen." (r.o. 3.4)

Zie voor het gelijkluidende oordeel in de vrijwaringszaak over koop ten behoeve van doorlevering HR 27 april 2012, LJN BV1299. Zie voor het arrest van het Hof (Hof Amsterdam 1 juni 2010, LJN BM6320) dat in deze zaak aan de orde was tevens IT 16.

IEF 11250

'Proms' verwaterd

Hof 's-Gravenhage 27 maart 2012, rekestnummer: 200.093.418/01 (Amsterdam Classics B.V. tegen Promotie voor Speciale Evenementen - Belgium N.V.)

Merkenrecht 'PROMS'. Verwatering. Proceskosten. Het BBIE heeft de eerdere oppositie op grond van ouder woordmerk en woord-/beeldmerk NIGHT OF THE PROMS tegen woord-/beeldmerk THE CLASSICAL PROMS toegewezen (IEF 9999). Deze beslissing wordt vernietigd.

AC heeft aangevoerd dat sinds 1895 in Engeland een evenement met de aanduiding "(Last Night of the) Proms" wordt georganiseerd. Het door PSE overnemen van de aanduiding 'Proms' als merk en daarmee oppositie in te stellen is misbruik van haar bevoegdheid. Verder betwist zij de algemene bekendheid en dat er tal van andere 'proms' zijn/waren waartegen niet of nauwelijks tegen is opgetreden. Tot slot zal het gemiddelde publiek bestaan uit personen die in echte klassieke muziek geïnteresseerd zijn.

Afgaand op de totaalindrukken van de betrokken merken, acht het hof dat het publiek slechts een geringe gelijkenis zien, namelijk alleen de term 'proms'. Het hof is van oordeel dat het desbetreffende publiek gelijk is te stellen aan een aanmerkelijk deel van het grote publiek, nu de liefhebbers van populaire muziek een aanmerkelijk deel van het grote publiek vormen, is dat dus niet beperkt tot een bepaalde sector.

Verwatering Uit het feit dat PSE slechts tweemaal heeft opgetreden tegen gebruik van de aanduiding 'Night of the Proms' en eenmaal tegen het gebruik van de aanduiding ´proms´ is enige verwatering opgetreden. Een aanmerkelijk deel van het grote publiek zal de aanduiding proms zien als een teken ter onderscheiding van waren en/of diensten (en niet als een onderscheidende aanduiding van de door BBC georganiseerde evenementen). Kortom: er is geen verwarringsgevaar ook al hebben de merken betrekking op nagenoeg identieke en soortgelijke waren en diensten, de beslissing van het BBIE wordt vernietigd.

Proceskosten Artikel 1019h RV is in een oppositie niet van toepassing en dat kan anders zijn indien de oppositieprocedure samenhangt met een concrete inbreukactie (idem, IEF 8730), dat is niet gesteld of gebleken. Er volgt aldus een begroting op basis van het algemene liquidatietarief. PSE zal worden veroordeeld ex 2.16 lid 5 BVIE en regel 1.32 lid 3 Uitvoeringsreglement.

9. (...) Hieruit leidt het hof af de PSE tweemaal is opgetreden tegen het gebruik van de aanduiding 'Night of the proms' en eenmaal tegen het gebruik van de aanduiding 'proms'. Door deze gang van zaken is enige verwarring opgetreden en hebben de merken van PSE aan onderscheidende kracht ingeboet.

10. Gelet op het voorgaande kan niet worden gezegd dat (tenminste) een aanmerkelijk deel van het grote publiek de aanduiding 'proms' zien als een teken ter onderscheiding van waren en/of dienten (en niet als een onderscheidende aanduiding van de door BBC georganiseerde evenementen 'Last Night of the Proms' en/of 'Proms' in London). Immers kan niet worden aangenomen dat (tenminste) een aanmerkelijk deel van het grote publiek een verband zal leggen met een bepaalde (andere) aanbieder van evenementen. Derhalve gaat het hof ervan uit dat in de Benelux de oudere merken van PSE niet algemeen bekend zijn en ook niet bekend in de zin van artikel 2:20, lid 1, aanhef en sub c BVIE.

13. Dat het woord ´proms´ in het Nederlandse woordenboek is opgenomen betekent in de gegeven omstandigheden naar het oordeel van het hof niet dat het woord ´proms´ geen enkel onderscheidend vermogen heeft. Gelet op het hiervoor onder 10 (en 9) overwogene is het merk weliswaar niet algemeen bekend maar heeft het merk, dat van huis uit wellicht (zeer gering) onderscheidend vermogen heeft, in de Benelux tengevolge dat de onder 7 genoemde activiteiten wel meer, zij het een gering onderscheidend vermogen gekregen.

Op andere blogs:
Dirkzwagerieit (Night of the Proms verliest onderscheidend vermogen)

IEF 11249

Aan te merken als een zogenaamd 'publiek figuur'

Rechtbank Amsterdam 21 maart 2012, LJN BW4338 (B c.s. tegen Het Parool B.V.)

Eerder bij de Raad voor de Journalistiek. Als randvermelding. "publiek figuur". Onrechtmatige perspublicatie? In het Parool is een artikel gepubliceerd over de slechte betalingsmoraal van een projectontwikkelaarster. Afweging van de in aanmerking komende belangen. De beschuldigingen vinden in voldoende mate steun in het beschikbare feitenmateriaal. De projectontwikkelaarster is aan te merken als een zogenaamd ‘publiek figuur’. Het Parool heeft de projectontwikkelaarster in voldoende mate in staat gesteld om te reageren op het voornemen tot publicatie van het artikel. De rechtbank oordeelt, al deze omstandigheden in aanmerking genomen, dat de publicatie niet onrechtmatig is jegens de projectontwikkelaarster.

 

3.2.   [B] c.s. legt - samengevat - het volgende aan haar vordering ten grondslag. Het artikel is grievend van aard, met als boodschap het diskwalificeren van [B] c.s., zodat haar potentiële zakenpartners gewaarschuwd zijn. De rode draad van het artikel is dat [B] een malafide onderneemster is die haar contractspartijen stelselmatig dupeert doordat zij haar rekeningen niet betaalt. Daarmee is de goede naam, eer en reputatie van [B] c.s. aangetast. Het Parool c.s. heeft met het publiceren van het artikel onzorgvuldig jegens [B] c.s. gehandeld aangezien de geuite beschuldigingen geen steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal en zij niet op deugdelijke wijze hoor en wederhoor heeft toegepast. Verder is van belang dat [B], anders dan Het Parool c.s. stelt, niet is aan te merken als een publiek figuur. Het Parool c.s. heeft dan ook onrechtmatig jegens [B] c.s. gehandeld en is aansprakelijk voor de als gevolg van dit handelen door haar geleden schade.

Publiek figuur
4.16.  Bij dit alles moet in aanmerking worden genomen dat [B] als bekende projectontwikkelaarster is aan te merken als een zogenaamd ‘publiek figuur’. Zij is verbonden aan een aantal grotere, althans bekende, vastgoedprojecten in en rond Amsterdam en was daarmee in het verleden al in de publiciteit gekomen. Vaststaat verder dat zij met de projecten Marina Kaap Hoorn en Marcanti ook zelf de publiciteit heeft gezocht. Het Parool heeft op 14 maart 2009, na de overname van Marcanti, een interview met [B] gepubliceerd, waarin zij zichzelf als doortastende en succesvolle onderneemster neerzette. Gelet op het voorgaande voert Het Parool c.s. terecht aan dat [B] moet dulden dat zij door de media kritisch wordt gevolgd. Het Parool c.s. heeft dan ook onder het licht mogen brengen dat eerdere - positieve - geluiden over [B] nuancering behoefden.

Hoor en wederhoor
4.19.  De rechtbank is van oordeel dat Het Parool c.s. [B] in voldoende mate in staat heeft gesteld te reageren op het voornemen tot publicatie van het artikel. [C] heeft voorafgaand aan de publicatie telefonisch en schriftelijk contact met [B] en mr. [D] gehad en de reactie van [B] ook - zij het in een apart kader - in het artikel verwerkt. Haar standpunt over de verschillende onderwerpen die in het artikel aan de orde komen was bekend bij [C], maar behoefde, gelet op het hiervoor overwogene, voor Het Parool c.s. geen aanleiding te vormen om het artikel te herzien. Dat [B] van mening is dat het artikel haar schaadt en dat daar onjuistheden in staan, neemt niet weg dat zij wel de kans heeft gekregen haar reactie te geven. Het andersluidende oordeel van de Raad voor de Journalistiek doet aan het voorgaande niet af. Nog daargelaten dat de Raad niet hetzelfde toetsingskader hanteert als de rechtbank, geldt dat de Raad aan zijn beslissing ten grondslag heeft gelegd dat de gepleegde wederhoor slechts is gebaseerd op een kort telefoongesprek met [B] op 4 november 2010, terwijl in deze procedure is komen vast te staan dat de contacten tussen [B] en [C] veel uitgebreider zijn geweest dan dat (zie hiervoor onder 2.3).

4.20.  Alle hiervoor weergegeven omstandigheden in aanmerking genomen wordt, na afweging van de wederzijdse betrokken belangen, geconcludeerd dat Het Parool c.s. niet onrechtmatig heeft gehandeld jegens [B] c.s. door het artikel te plaatsen. Dit betekent dat de vorderingen van [B] c.s. zullen worden afgewezen. De overige stellingen van partijen behoeven daarmee geen verdere bespreking.

IEF 11248

Nieuwe meldingsregeling vermoeden van een misstand voor CBO's

De meldingsregeling vermoeden van een misstand regelt de procedure voor het omgaan door medewerkers van een CBO met een vermoeden van een misstand.

Het bestuur van VOI©E vindt het belangrijk voor een interne open bedrijfscultuur dat vermoedens van een misstand laagdrempelig kunnen worden gemeld zonder (zorgen over) nadelige gevolgen voor de melder. Een goede procedure voor het intern melden van misstanden kan ‘klokkenluiden’ voorkomen. Er is voorzien in een onafhankelijke commissie die vermoedens kan onderzoeken.

Op grond van het CBO-Keurmerk moet iedere collectieve beheersorganisatie, lid van VOI©E, zich houden aan de Richtlijnen goed bestuur en integriteit, waarop het College van Toezicht Auteursrechten toeziet. Deze richtlijnen gaan onder andere over transparantie van het bestuursmodel, onafhankelijk toezicht op het bestuur en het uitsluiten van belangenverstrengeling.

De zogenoemde ‘klokkenluidersregeling’ maakt deel uit van de richtlijnen voor goed en integer bestuur. VOI©E heeft in samenwerking met het kennis- en dienstencentrum op het gebied van arbeidszaken CAOP de klokkenluidersregeling aangepast aan, mede door debat in de Tweede Kamer, ontwikkelde nieuwe inzichten en recente voorbeeldregelingen.

Verbeteringen

Nieuw zijn bepalingen over de rol van de vertrouwenspersoon, over het verloop van de interne procedure en er is een concreet uitgewerkte regeling gekomen voor de bescherming van de rechtspositie van een melder en van de vertrouwenspersoon. Bovendien is een extern meldpunt met een advies- en verwijs-, en tevens onderzoekfunctie ondergebracht bij het CAOP: de Commissie Integriteit CBO’s. Deze onafhankelijke commissie kan in een voorkomend geval een melding onderzoeken en de CBO ter zake adviseren.
Op www.voice-info.nl zijn op transparante wijze informatiepagina’s aangemaakt over het CBO-Keurmerk en Integer bestuur, waaronder alle informatie over de meldingsregeling vermoeden van een misstand.

IEF 11247

Vooraankondiging: ©1912 - 2012. A Century of Dutch Copyright Law

© 1912-2012. A Century of Dutch Copyright Law
International Copyright Conference
Koninklijk Instituut voor de Tropen, Amsterdam, August 31, 2012


Op vrijdag 31 augustus a.s. organiseert de Vereniging voor Auteursrecht in samenwerking met deLex een internationaal congres over “A Century of Dutch Copyright Law”.

Een indrukwekkend programma, waar als sprekers Prof. Bernt Hugenholtz, Prof. Paul Goldstein, Prof. Willem Grosheide, Prof. Frank Gotzen, Prof. Jaap Spoor, Prof. Lionel Bentley, Prof. Dirk Visser, Prof. Thomas Dreier, Prof. Martin Senftleben, Prof. Antoon Quaedvlieg en Mr. Jacqueline Seignette zullen optreden.

5 PO-punten aangevraagd.

Aanmelden voor het programma: hier.
Voor de leden van de VvA: hier.

In 2012 the Dutch Copyright Act (‘Auteurswet’) will celebrate its centenary. The Act of 1912 is one of the world’s oldest ‘living’ acts in the author’s rights tradition. This conference will look at the characteristic elements of the Dutch Act from an international perspective. Four of the world’s most prominent experts on international and European copyright will query what the world of copyright may or may not have learned, or may yet learn, from the Dutch legislative experiment. Each presentation will be followed by a comment by a Dutch expert.

In preparation of the conference sixteen scholars on Dutch copyright have agreed to write extensive papers on distinct aspects of the Dutch Act. These papers will be collected into a book to be published by DeLex and officially launched at the conference.

09:30 – 10:00 Registration with Coffee/Tea
10.00 – 10.15 Welcome: Prof. P. Bernt Hugenholtz (University of Amsterdam; chair)
10.15 – 10.30 Opening: Fred Teeven, State Secretary of Security and Justice (t.b.c.)
10:30 – 11:00 ‘Works of Literature, Science and Art’
Prof. Paul Goldstein (Stanford Law School)
11.00 – 11.15 Comment, Prof. Willem Grosheide (Utrecht University)

11:15 – 11:30 Coffee/Tea Break
11:30 – 12:00 ‘Authorship and Ownership’
Prof. Frank Gotzen (KU Leuven)
12:00 – 12:15 Comment, Prof. Jaap Spoor (emeritus, Free Un. of Amsterdam)
12.15 – 12.45 General discussion
12:45 – 14:00 Lunch

14.00 – 14.30 ‘Economic and Moral Rights’
Prof. Lionel Bently (CIPIL, Cambridge University)
14:30 – 14.45 Comment, Prof. Dirk Visser (Leiden University)
14.45 – 15.15 ‘Limitations and Exceptions’
Prof. Thomas Dreier (Karlsruhe Institute of Technology, KIT)
15.15 – 15.30 Comment, Prof. Martin Senftleben (Free Un. of Amsterdam)
15.30 – 16.00 Coffee/Tea Break
16.00 – 16.30 General Discussion
16.30 – 16.50 Synthesis, Prof. Antoon Quaedvlieg (Radboud Un. Nijmegen)
16.50 – 17.00 Book launch, Dr. Jacqueline Seignette (Chairperson, VVA)
17:00 – ….. Closing and reception

5 PO-punten aangevraagd.

Aanmelden voor het programma: hier.
Voor de leden van de VvA: hier.