Filter
  • Datum
  • Dossier
  • Instantie
zoeken

Dossiers

 
 
20.033 artikelen gevonden
IEF 7148

Beslissingen nog toegankelijker

BBIELeve de vooruitgang. Nog maar kort na de 100ste oppositiebeslissing, heeft het BBIE de beslissingen nog toegankelijker gemaakt voor belangstellenden. Sinds vanmiddag staat nu naast het geopponeerde merk ook het merk op basis waarvan oppositie is ingesteld vermeld. Verder is in één oogopslag te zien of de oppositie respectievelijk is toegewezen, afgewezen of gedeeltelijk toe-/afgewezen.

Bekijk de gesorteerde oppositiebeslissingen hier.

IEF 7147

Voorwaardelijke toegang-piraterij

Persbericht Europese Commissie: “Europe-wide protection against conditional-access piracy still indispensable, says Commission report. In a changing market, it remains essential for the roll-out of pay-TV services that conditional-access systems (systems to restrict access to paying customer) be protected at European level against piracy. This is the verdict of a report published today by the European Commission.

(…) First, efforts to combat piracy against conditional-access systems have varied according to Member State. Industry players in some Member States point to overly mild penalties and a lack of technical expertise on the part of their national administrations. Also, they call for the adoption of penalties for the possession of pirate access systems (such as decoders that avoid having to pay for pay-TV) by private individuals; such penalties are currently not provided for by the Directive. On the other hand, the report establishes that many new and thriving types of service are protected by the Directive: video on demand, mobile TV and online streaming, for instance, which all use conditional-access systems to restrict access to paying customers.

As regards possibilities for extending protection under the Directive, be it to cover copyright or exclusive broadcasting rights for sporting events, or the use of conditional access for purposes other than safeguarding service providers’ income, the report concludes that more information is required.

Lees hier meer.

IEF 7146

Voor belangstellenden vrij toegankelijk

CIER lezing 22 oktober 2008: Auteursrecht en Culturele Diversiteit.

Spreker is Professor Mr. F.W. Grosheide. De lezing is voor belangstellenden vrij toegankelijk. Na afloop is er een borrel. Plaats: Molengraaff Instituut voor Privaatrecht, Drift 9, aanvang 16.00 uur. Aanmelding kan geschieden bij mw. E. Alferink, telefoon 030-253 7723 of via e-mail: e.alferink@law.uu.nl. Voor het bijwonen van de Cier-lezingen worden 2 NOVA punten toegekend.
 

IEF 7145

Staat er wat er staat?

Scharrelei lunchsaladeReclame Code Commissie, dossier 08..377, Stichting Wakker Dier tegen Uniq Nederland Losser B.V. (Met dank aan Ebba Hoogenraad, Hoogenraad & Haak)

Aardige RCC-zaak die voortborduurt op Vzr Rechtbank Utrecht, 8 aug 2002, San Carlos teegn Smiths (verpakking, hoewel deels onjuist, niet misleidend, IER 2002. 57). De Commissie acht het aannemelijk dat "de consument van de onderhavige ‘scharreleisalade’ zal begrijpen dat de eidooier afkomstig is van eieren uit een legbatterij, nu dit het meest voor de hand liggende alternatief is".

“6.2. Klager stelt dat de aanduiding "scharreleisalade" misleidend is, omdat voor de onderhavige salades niet uitsluitend scharreleieren zijn gebruikt. Dienaangaande is van belang dat adverteerder heeft toegelicht dat de aanduiding "scharreleisalade" is gebruikt om aan te geven dat het hoofdingrediënt van de salade bestaat uit scharreleieren. Niet in geschil is dat dit correct is en dat de salades voor in totaal 63% respectievelijk 61% zijn bereid met scharreleieren. De consument die de salade koopt, krijgt derhalve een product met als hoofdingrediënt eieren die van scharrelkippen afkomstig zijn.

6.3. Voorts is van belang dat het eigeel niet als los ingrediënt aan de salades wordt toegevoegd, maar wordt gebruikt als bestanddeel van de saus die nodig is voor de bereiding van de salades. Het eigeel in de salades is derhalve een ondersteunend ingrediënt en geen hoofdingrediënt. Daarbij dient het percentage ei in de salades dat van een legbatterij afkomstig is naar het oordeel van de Commissie zeer gering te worden geacht, te weten 2% van het totale product. Op grond van dit alles, en nu op de verpakking geen claim staat dat het product uitsluitend met scharreleieren is bereid, kan het gebruik van de aanduiding scharreleisalade in dit geval niet misleidend worden geacht.

6.4. Klager stelt dat de consument wordt misleid over het feit dat de eidooier die in de ingrediëntendeclaraties wordt genoemd niet van scharrelkippen afkomstig is, met name omdat niet met zoveel woorden in de ingrediëntendeclaraties staat dat de eidooier afkomstig is van legbatterijkippen. De Commissie overweegt dienaangaande het volgende. De redelijk geïnformeerde, omzichtige en oplettende consument die de onderhavige ingrediëntendeclaraties leest, zal uit het feit dat enerzijds bij het hoofdingrediënt uitdrukkelijk staat dat het om scharreleieren gaat, en anderzijds een dergelijke of vergelijkbare toelichting bij de apart vermelde eidooier ontbreekt, afleiden dat de aanduiding eidooier betrekking heeft op eieren die niet van scharrelkippen afkomstig zijn. De Commissie acht het aannemelijk dat de consument vervolgens zal begrijpen dat de eidooier afkomstig is van eieren uit een legbatterij, nu dit het meest voor de hand liggende alternatief is. De benaming "scharreleisalade" doet daaraan niet af. De gemiddelde consument wordt immers verondersteld de ingrediëntendeclaratie te lezen en zal zich blijkens het voorgaande voldoende bewust zijn dat het eigeel afkomstig is van eieren uit een legbatterij. Ook in zoverre is geen sprake van misleiding. De klacht treft derhalve geen doel.”

Lees de uitspraak hier (geen beroep ingediend).

IEF 7144

Personalia

Frank Heideman "Frank Heideman is onlangs als advocaat in dienst getreden bij Croon Davidovich Advocaten te Amsterdam. Heideman begon zijn loopbaan bij De Brauw Blackstone Westbroek. Bij Croon Davidovich zal hij samen met Kees Berendsen de intellectuele eigendomsrechtpraktijk voeren. Berendsen: “Door Heideman’s komst zal onze IE-praktijk een extra impuls krijgen en hij geldt als een bijzondere all round versterking”. Davidovich bestaat in oktober 2 jaar en heeft sinds haar oprichting al 3 nieuwe medewerkers aan zich weten te binden.

In 2003 studeerde Frank Heideman af aan de Nijmegen Law School van de Radboud Universiteit Nijmegen in de richting Business Law (tegenwoordig Duale Master Onderneming en Recht). Tijdens deze Master werkte Heideman gedurende 10 maanden als juridisch medewerker bij Van Doorne te Amsterdam. Bij De Brauw in Den Haag, Londen en Amsterdam bekwaamde Heideman zich onder meer in het algemeen verbintenissenrecht, procesrecht en ondernemingsrecht.

Na ruim drie jaren maakte Heideman een tussenstap naar het bedrijfsleven. Als business consultant vergaarde hij kennis op het gebied van procesoptimalisatie en heeft hij zijn kwaliteiten op het gebied van relatiemanagement en acquisitie verder ontwikkeld. Heideman: “Als advocaat is het belangrijk te weten hoe een bedrijf in elkaar zit en hoe bedrijfsprocessen lopen. Mijn ervaring in de business consultancy zie ik daarom als een waardevolle toevoeging aan mijn juridische expertise.”

Heideman keerde terug naar de advocatuur en vond nieuwe inspiratie in de combinatie van creativiteit en ondernemingslust bij Croon Davidovich Advocaten. Heideman: “Het is een kantoor met een sterk ondernemend karakter, waar je werkt aan zaken voor interessante, creatieve cliënten. Bij Croon Davidovich heb ik mijn draai helemaal gevonden en kan ik al mijn ambities en ervaringen verenigen."

IEF 7143

Geschoven veldelen

NL 1024703Gerechtshof ’s-Gravenhage, 23 september, zaaknr. 105.005.475/01, Van Dillewijn Group B.V. tegen Zwapak B.V. (Remco de Ranitz (De Ranitz Advocatuur) en Otto Swens (Vondst Advocaten).

Eerst even voor jezelf lezen. Octrooirecht. Hoger beroep in zaak over NL octrooi met betrekking tot een vel voor het inpakken van bloembossen en dergelijke. Het Hof vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag van 14 juli 2006 (zie: IEF 2346). Voor de vaststelling van de beschermingsomvang volgt het Hof de Lely/Deleval-leer van de Hoge Raad (r.o. 9) en  neemt inbreuk aan bij wege van equivalentie (r.o. 13). Het nietigheidsverweer van Zwapak slaagt niet. Proceskosten €15.431: “het in rekening gebrachte uurtarief van €350,- is alleszins redelijk, zeker voor een gespecialiseerde advocaat”. .

“13. Het Neuvella-vel van Zwapak kent verschillende uitvoeringen. Het betreft een enkellaags inpakvel met hei uiterlijk van een aantal verschoven op elkaar liggende (in kleur, materiaal of motief verschillende) vellen. De omtrek van de Neuvella-vellen kan als volgt worden weergegeven. (vier) rechte hoeken, maar daarnaast ook drie grotere hoeken (van, bij benadering, 150") vertoont. In zoverre is geen sprake van oen omtreksvorm die gelijk is aan de buitenste omtreksvorm van een aantal verschoven op elkaar liggende veldelen in de zin van conclusie 1 zoals deze hierboven is uitgelegd, dat wil zeggen met slechts rechte hoeken. Hieruit volgt naar het voorlopig oordeel van het hof dat het Neuvellavel geen letterlijke inbreuk maakt op het octrooi. Dit neemt niet weg dat, naar het voorlopig oordeel van het hof, wel sprake is van equivalentie. Het Neuvella-vel is enkellaags en is zodanig bewerkt dat een aantal verschoven op elkaar liggende veldelen wordt gerepresenteerd, waardoor het een vergelijkbaar aantrekkelijk uiterlijk heeft. De bij het Neuvella-vel toegepaste maatregel -het tevens representeren van veldelen zonder rechte hoeken - vervult in wezen dezelfde functie op in wezen dezelfde wijze en leidt tot in wezen hetzelfde resultaat. Het hof is dan ook voorshands van oordeel dat het Neuvella-vel inbreuk maakt op het octrooi. Grief 4 is dus gegrond. De gestelde inbreuk door de overige uitvoeringen van het Neuvella-vel acht het hof onvoldoende onderbouwd.”

Lees het arrest hier.

IEF 7142

Ex Parte Amstellodamensis

Rechtbank Amsterdam, 26 september 2008, LJN: BF6523, Argeweb B.V. tegen Online Breedband B.V.

Tweede Amsterdamse ex parte met wederhoor (nu ook mét proceskostenveroordeling). Bevel tot staken inbreuk auteursrecht commercial afgewezen. Proceskostenveroordeling voor verzoekster. 
 
“Verzoekster, verder Argeweb, heeft op 24 september 2008 een verzoekschrift ex  artikel 1019 e van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) ingediend,  welk verzoekschrift aan deze beschikking is gehecht. Dit verzoek is behandeld ter  zitting van 26 september 2008, waarbij, naar aanleiding van de inhoud van het  verzoekschrift, behalve Argeweb ook verweerster, verder Online Breedband, is  gehoord. Na de zitting is direct mondeling uitspraak gedaan en aan partijen  meegedeeld dat de schriftelijke uitwerking zou volgen op 2 oktober 2008. Het  onderstaande bevat die uitwerking. Beide partijen hebben producties in het geding  gebracht, waaronder een DVD en een CD-rom, die ter zitting zijn bekeken. Van de  zijde van Online Breedband is tevens een pleitnota overgelegd.”

 (…) “4.2.  Niet in geschil is dat de commercial van Argeweb kan worden aangemerkt  als een werk in de zin van de Auteurswet. Na het bekijken van de beide spotjes,  heeft de voorzieningenrechter geconstateerd dat de commercial van Online  Breedband een aantal elementen bevat die overeenkomen met elementen uit de  reclame van Argeweb. Zo is bijvoorbeeld in beide reclames een meisje met een bal  te zien. Verder is in de commercials van beide partijen het begrip ‘online’ fysiek  in beeld gebracht in die zin dat mensen te zien zijn die over een lijn lopen. Online  Breedband zou dit idee ontleend kunnen hebben aan de reclame van Argeweb,  hoewel zij dat ten stelligste ontkent. Anderzijds valt ook niet uit te sluiten dat  partijen onafhankelijk van elkaar op het idee zijn gekomen om het begrip ‘online’  op deze wijze uit te beelden, aangezien een dergelijke ‘vertaling’ van het begrip  ‘online’ enigszins voor de hand ligt.

4.3.  Wat er ook zij van het voorgaande, Online Breedband heeft terecht aangevoerd dat niet een bepaald idee auteursrechtelijk beschermd is, maar alleen de uiting waarin dit idee nader is vorm gegeven. (…)

4.4.  Hoewel zeker sprake is van overeenstemmende elementen, zoals hiervoor vermeld onder 4.2, verschillen beide commercials aanzienlijk van elkaar. Anders dan Argeweb heeft betoogd, kan de reclame van Online Breedband zeker niet als een ‘100% nabootsing’ van die van Argeweb worden gekenschetst. (…) De totaalindruk bij Argeweb, waar de opvolgende figuren contact maken met hun directe voorganger is van een gemeenschap waar iets wordt gedeeld. De totaalindruk bij Online Breedband is dat een product wordt aangeboden dat voor een rij van uiteenlopende individuen interessant kan zijn.  Al met al springen de verschillen zodanig in het oog en is de totaalindruk van beide reclames dermate verschillend dat van een inbreuk op het auteursrecht niet kan worden gesproken.

4.7.  Als de in het ongelijk gestelde partij zal Argeweb worden veroordeeld in de kosten van dit geding, die aan de zijde van Online Breedband worden begroot op € 6.750,- aan salaris advocaat, nu deze kosten als redelijk en evenredig kunnen worden aangemerkt.

Lees de beschikking hier. Eerste ex parte met wederhoor hier.

IEF 7141

Een derde in vrijwaring

Rechtbank ’s-Gravenhage 1 oktober 2008, HA ZA 08-2204 (Bureau voor Free Publicity V.O.F. c.s. tegen IDMC)

Vonnis in incident. Octrooirecht. Auteursrecht. Eiser Free Publicity vordert in de hoofdzaak dat de rechtbank, kort samengevat, het octrooirecht van gedaagde IDMC vernietigt en voor recht verklaart dat IDMC geen auteursrecht heeft op de beschreven werkwijze en dat IDMC onrechtmatig met haar octrooirecht, auteursrecht en/of enig aanverwant recht wappert. In dit incident vordert gedaagde IDMC dat de rechtbank haar zal toestaan haar adviseur met betrekking tot de aanvraag van het octrooirecht in vrijwaring op te roepen. De rechtbank wijst de vordering toe.

“4.1. Een vordering tot oproeping van een derde in vrijwaring is in beginsel toewijsbaar indien de gedaagde in de hoofdzaak stelt krachtens zijn rechtsverhouding tot deze derde het recht te hebben de nadelige gevolgen van een voor hem ongunstige afloop van de hoofdzaak geheel of gedeeltelijk op deze derde te verhalen. IDMC heeft aangevoerd dat zij met betrekking tot de aanvraag en de handhaving van het octrooirecht door Muller & Eilbracht is geadviseerd en heeft daarmee het bestaan van een rechtsverhouding in de zin van artikel 210 Rv voldoende gemotiveerd gesteld. Gelet op deze rechtsverhouding, die doorgaans kan worden gekwalificeerd als een overeenkomst van opdracht, valt immers niet uit te sluiten dat IDMC, indien de beslissing in de hoofdzaak voor haar nadelig uitvalt, verhaal heeft op Muller & Eilbracht. Daarom komt de incidentele vordering voor toewijzing in aanmerking. De
rechtbank merkt hierbij nog op dat niet valt in te zien waarom de vrijwaring geen betrekking zou (kunnen) hebben op de in de hoofdzaak ingestelde vorderingen. In ieder geval is niet vereist dat de vorderingen in de hoofdzaak en in het incident op dezelfde rechtsgronden berusten.

4.2. Gelet op de in de hoofdzaak gevorderde proceskostenveroordeling overeenkomstig artikel 1019h Rv zal de rechtbank de beslissing omtrent de kosten aanhouden.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7140

Vrijwel tot in detail

Inter Tyre BMVV 5 serie 18 inchVzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 7 oktober 2008, KG ZA 08-885, Bayerische Motoren Werke Aktiengesellschaft tegen Inter-Tyre Holland B.V.

Modellenrecht. Merkenrecht. BMW maakt succesvol bezwaar tegen het aanbieden door gedaagde, op haar website, van velgen die, zoals de rechtbank stelt, ‘vrijwel tot in detail lijken te zijn nagemaakt’ van de modellen van BMW. Nu niet is gesteld dat de modellen van BMW nietig zouden zijn, is een verwijzing naar de rest van de markt niet relevant.

Op een eerdere sommatie van BMW heeft gedaagde de aanduiding bij de velgen gewijzigd van BMW in BMVV (BVIE zou misschien ook een aardige vervanger zijn geweest). De rechtbank oordeelt dat dit inbreukmakend merkgebruik is en geen toegestane aanduiding om de bestemming van de waar, met name als accessoire of onderdeel, aan te geven. Afbeeldingen in het vonnis.

Proceskosten: In geval van betwisting dient aansluiting te worden gezocht bij de indicatietarieven. Beide partijen hebben aangegeven dat de omvang van de procedure naar hun mening die van een eenvoudig krot geding ontstijgt en ‘daarvan uitgaande’ worden de kosten begroot op €15.000,- .

Nietigheid: 4.3. Inter-Tyre stelt dat er zeer veel verschillende velgen op de markt zijn, die bovendien noodzakelijk veel op elkaar lijken. Desgevraagd heeft Inter-Tyre ter zitting verklaard zich in deze procedure niet op het standpunt te stellen dat de modellen van BMW nietig zouden zijn omdat de nieuwheid of het eigen karakter van de modellen zou ontbreken. Ook is door Inter-Tyre niet gesteld dat en gemotiveerd waarom de gestelde omstandigheid van invloed zou moeten zijn op de beschermingsomvang van de modellen. Vooralsnog is dan niet in te zien dat het gestelde voor beoordeling van het geschil relevant is. In ieder geval kan Inter-Tyre niet worden gevolgd in haar opvatting dat het inbreuk op de modelrechten van BMW zou kunnen rechtvaardigen.

(…) 4.5. Voorshands bestaat geen reden te twijfelen aan de geldigheid van het internationale model. Niet is in te zien dat de inschrijving onvoldoende duidelijk zou zijn. Een nadere beschrijving van de afbeeldingen, zoals Inter-Tyre kennelijk verlangt, is niet dwingend voorgeschreven.”

4.6. (…)  Indien Inter-Tyre meent dat er reden is voor nietigverklaring van (één van) de Gemeenschapsmodellen van BMW, dient zij, zoals zij ter zitting heeft aangekondigd, bij het in de verordening bedoelde Bureau een vordering tot nietigverklaring in te stellen. Zolang dat niet is gebeurd, brengt het vermoeden van geldigheid in beginsel mee dat in deze procedure moet worden uitgegaan van de geldigheid van de Gemeenschapsmodellen.”

Inbreuk modelrechten. “4.8. Voorshands wordt geoordeeld dat de door Inter-Tyre aangeboden velgen bij de geïnformeerde gebruiker geen andere algemene indruk wekken dan de ingeschreven Gemeenschapsmodellen. De voorzieningenrechter merkt in dit verband op dat de Gemeenschapsmodellen vrijwel tot in detail lijken te zijn nagemaakt. BMW heeft ter illustratie terecht gewezen op onder meer een gefreesde rechthoekige figuur in één van de velgen (zie de hieronder opgenomen afbeelding). Dat de velgen van Inter-Tyre qua maatvoering zouden afwijken is niet te zien, omdat uit de modellen geen andere maten zijn af te leiden dan de onderlinge verhoudingen tussen de verschillende delen van de velgen. Voor zover de modellen kleur en textuur vertonen zijn geen significante verschillen met de door Inter-Tyre verhandelde velgen waarneembaar. Voorshands moet dan ook worden geoordeeld dat Inter-Tyre inbreuk maakt op de Gemeenschapsmodellen van BMW. Met toepassing van de in artikel 3.16 lid 1 BVIE gegeven maatstaf geldt voor het internationale model hetzelfde.”

Inbreuk merkrechten:   “4.10. (…) Het beroep van Inter- Tyre op deze bepaling slaagt echter niet omdat, zie de hiervoor onder rechtsoverweging 2.6. weergegeven afbeelding, Inter-Tyre het merk niet slechts gebruikt om aan te geven dat de velg geschikt is voor auto’s van het merk BMW. Uit de afbeelding wordt immers niet duidelijk dat de velgen weliswaar geschikt zijn voor auto’s van het merk BMW maar niet van BMW afkomstig zijn. Het publiek zal er daarom vanuit kunnen gaan dat het gaat om velgen die afkomstig zijn van de merkhouder BMW, hetgeen als ongeoorloofd gebruik van het merk door Inter-Tyre moet worden aangemerkt. Nu het merk gebruikt wordt voor dezelfde waren, als waarvoor het merk is ingeschreven, kan BMW op grond van artikel 9 lid 1 onder a GMVo dit gebruik in het economisch verkeer verbieden.
 
Proceskosten: “4.16. Voor vonnissen gewezen na 1 augustus 2008 dient voor de hoogte van de proceskosten in het geval van betwisting aansluiting te worden gezocht bij de per die datum in werking getreden regeling Indicatietarieven in IE-zaken (raadpleegbaar op www.rechtspraak.nl). Het door BMW in rekening gebrachte bedrag is aanzienlijk hoger dan het daarin vermelde indicatietarief voor een niet eenvoudig kort geding. De door BMW in rekening gebrachte kosten dienen daarom in beginsel als niet redelijk en evenredig te worden aangemerkt. De door BMW gegeven verklaring voor de omvangrijke kosten overtuigen niet. De aard van de kort geding procedure brengt met zich dat niet zelden moet worden ingespeeld op niet op voorhand bekende stellingen en verweren van de wederpartij. Desgevraagd heeft Inter-Tyre aangegeven dat ook naar haar mening de omvang van deze procedure die van een eenvoudig kort geding overstijgt. Daarvan uitgaande worden de kosten aan de zijde van Inter-Tyre begroot op € 15.000, vermeerderd met € 254 aan vast recht en € 85,44 aan explootkosten.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7139

In de nabijheid van de borden

Rechtbank Almelo, 1 oktober 2008, LJN: BF4782, Fit for Free Beheer B.V. c.s. tegen Olympic Gym B.V.

Misleidende reclame. Enkele feit dat reclameborden van gedaagde zonder opzet in de nabijheid van de reclameborden van eiser zijn geplaatst, maakt niet dat sprake is van onrechtatig handelen van gedaagde. Vordering afgewezen. “De voorzieningenrechter is van oordeel dat het intrekken van de auteursrechtelijke grondslag tijdens de behandeling ter terechtzitting er niet toe leidt dat de proceskostenveroordeling niet volgens artikel 14 van de Handhavingsrichtlijn (2004/48/EG) kan worden vastgesteld.”

 “4.3  Naar aanleiding van hetgeen ter terechtzitting is besproken overweegt de voorzieningenrechter allereerst dat een eventuele onrechtmatigheid geen betrekking heeft op het gebruik van de betreffende posters, nu van een Fit for Free toekomend auteurs- of merkenrecht op het reclameconcept met het prijskaartje en de prijs van € 2,29 per week niet is gebleken. Dat de prijs van € 2,29 per week voor Olympic Gym een actieprijs betreft en dat de kosten van het fitnessabonnement na twee maanden hoger zijn, levert naar het oordeel van de voorzieningenrechter op zich jegens Fit for Free geen onrechtmatige misleiding op.

4.4  De onrechtmatigheid kan derhalve enkel nog zijn gelegen in de verwarring die voortkomt uit de plaatsing van de borden langs de openbare weg. Ter zitting is gebleken dat Olympic Gym en Fit for Free, onafhankelijk van elkaar en zonder dat zij dat van elkaar wisten, aan hetzelfde bedrijf opdracht hebben gegeven om de posters en billboards langs de openbare weg te plaatsen, zonder duidelijke instructies te hebben gegeven met betrekking tot de plaatsing van de reclame-uitingen ten opzichte van reclame-uitingen van anderen. Zowel Olympic Gym als Fit for Free had instructies kunnen geven en zo kunnen voorkomen dat de borden in de nabijheid van de borden van de concurrent werden geplaatst. Hoewel de voorzieningenrechter begrijpt dat de plaatsing van de borden enige verwarring op kan leveren, is er van enige onrechtmatigheid in de reclame-uitingen aan de zijde van Olympic Gym geen sprake. De voorzieningenrechter zal derhalve de vordering van Fit for Free afwijzen.

Proceskosten: “5.2  Fit for Free heeft aansluitend aan het laten vervallen van de auteursrechtelijke grondslag gesteld dat de proceskosten niet volgens de ‘Indicatietarieven in IE-zaken’ dienen te worden vastgesteld, nu de vordering geen betrekking meer heeft op auteursrecht, doch enkel op reclamerecht.

5.3  Olympic Gym heeft betwist dat het laten vervallen van de auteursrechtelijke grondslag van de vordering er toe leidt dat de kosten niet op bovengenoemde wijze kunnen worden toegewezen, waarbij zij verwijst naar een vonnis van de voorzieningenrechter ’s-Gravenhage van 27 februari 2007, r.o. 4.14 (Konosch/Hendriks).  

5.4  Fit for Free zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit geding worden veroordeeld. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het intrekken van de auteursrechtelijke grondslag tijdens de behandeling ter terechtzitting er niet toe leidt dat de proceskostenveroordeling niet volgens artikel 14 van de Handhavingsrichtlijn (2004/48/EG) kan worden vastgesteld. Doel van dit artikel is immers te verzekeren dat bij een
procedure met een intellectuele eigendomsgrondslag de in het ongelijk gestelde partij in redelijke en evenredige kosten wordt veroordeeld, tenzij de billijkheid zich daartegen zou verzetten. Indien de eisende partij door intrekking van de grondslag kan voorkomen dat reeds gemaakte kosten, die aan bovenstaande vereisten voldoen, voor vergoeding in aanmerking komen, wordt het doel van de richtlijn gefrustreerd. De voorzieningenrechter zal een gedeelte van de proceskosten derhalve vaststellen aan de hand van artikel 14 van de Handhavingsrichtlijn en artikel 1019h Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

5.5  Bij het vaststellen van de hoogte van de proceskostenveroordeling neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat Fit for Free de hoogte van de proceskosten niet heeft betwist. Gezien hetgeen door beide partijen ter zitting is verklaard is de voorzieningenrechter van oordeel dat de door Olympic Gym begrote “auteursrecht gerelateerde” proceskosten, zijnde 1/3 van € 4.562,-, als redelijk en evenredig kan worden beoordeeld. De voorzieningenrechter begroot de proceskosten aan de zijde van Olympic Gym derhalve op
€ 544,- (2/3 van € 816,- conform het liquidatietarief) en € 1.520,66 (1/3 van € 4.562,-, conform artikel 14 van de Handhavingsrichtlijn)."

Lees het vonnis hier.