IEF 22191
16 augustus 2024
Uitspraak

Inbreuk op auteursrecht op haakpatronen

 
IEF 22189
15 augustus 2024
Uitspraak

Rechter werpt licht op de licentieovereenkomst tussen EIC c.s. en Reflexy c.s.

 
IEF 22190
15 augustus 2024
Uitspraak

Restaurants gaan de strijd aan: rechter constateert verwarrende handelsnaam

 
IEF 11382

Zoek de vijf verschillen

Voor bij de vrijdagmiddagborrel: lezersprijsvraag: zoek de vijf verschillen.

Zoals het u wellicht opvalt zijn er een aantal wijzigingen doorgevoerd op IE-Forum, zowel technisch als qua vormgeving. Als u vijf correcte verschillen weet te benoemen en ons deze toestuurt vóór maandag 4 juni 18:00, ontvangt u van ons de enige echte IE-Forum.nl-pen: redactie@ie-forum.nl.

 

Mocht de site niet juist worden weergegeven, dan zijn er nog cookies van de 'oude' site actief. Voor een juiste weergave kunt u klikken op "website vernieuwen", toets F5, of handmatig uw browsercookies verwijderen.

IEF 11381

BBIE serie mei 2012 II

Merkenrecht. We beperken ons tot een maandelijks overzicht van de oppositiebeslissingen van het BBIE. Vandaag heeft het BBIE een serie oppositiebeslissingen gepubliceerd die wellicht de moeite waard is om door te nemen. Zie voorgaand bericht in deze serie BBIE serie mei 2012.

datum

nummer

ingeroepen merk

bestreden merk

depotnr.

besluit

taal

22-05

IKEA

MULTIMATE BOUWMARKT

Afgew.

nl

21-05

TWEET

TWEETJEMEE

Gedeelt.

nl

16-05

COMPENDIUM

COMPENDIUM CONSULTANCY

Afgew.

nl

15-05

DE BLAUWE KIKKER

De Blauwe Winde

Toegew.

nl

14-05

SUPERTRASH

LUXURYTRASH

Toegew.

nl

14-05

Fig.

+BARTS

Afgew.

nl

14-05

TERSCHELLINGER

TERSCHELLINGER TUIMELAAR

Afgew.

nl

09-05

VICKY

Princess Vicky Sweet

Toegew.

nl

09-05

PHOTOCURE

PHYTOCURE

Afgew.

nl

IEF 11380

Geen passende executievervangende zekerheden voorhanden

Beschikking Rechtbank Amsterdam 13 oktober 2011, LJN BW7221 ([A] Shipping c.s. tegen OY [B])

Executie van een octrooirechtelijk Fins vonnis. betreffende tussendeks vervoer per schip. Beslagen.

[A] is in een Fins vonnis van de Rechtbank van Helsinki veroordeeld tot betaling aan [B] van ruim €3 miljoen wegens octrooiinbreuk op een aan [B] toebehorend Fins octrooi op een bepaalde wijze van tussendeks vervoer per schip. In juni 2011 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam aan [B] het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard ex art. 38 EEX. In juli 2011 zijn er ten laste van [A] conservatoire beslagen gelegd ex art. 47 lid 2 EEX.

De geëxecuteerde verzoekt (a) de verklaring van uitvoerbaarheid in te trekken, (b) de uitspraak aan te houden hangende het Fins hoger beroep en (c) de executant zekerheid te laten stellen. De slotsom is dat er geen passende executievervangende zekerheden voor [B] voorhanden zijn en dat het belang van [A] bij opschorting c.q. schorsing van de executie niet opweegt tegen het belang van [B] bij het voortgaan van de executie. De rechtbank wijst de verzoeken af.

 

4.6.4.  [B] daarentegen moet worden geacht een voldoende groot belang te hebben bij het wél kunnen executeren van het Vonnis.

Anders dan in de stellingen van [A] ligt besloten, acht de rechtbank zich niet bevoegd om het spoedeisend belang bij executie aan de zijde van [B] te beoordelen. Zoals [B] terecht heeft aangevoerd, is er geen grond voor zo’n beoordeling in de situatie dat de rechter een verklaring van uitvoerbaarheid heeft afgegeven. [A] heeft in dit verband nog gewezen op randnummer 164 van het rapport van prof. [C] bij het Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken van 30 oktober 2007, maar zulks kan [A] niet baten. Lezing van dat rapport leert immers dat ook [C] van mening is dat er voor de beoordeling van het spoedeisend belang aan de zijde van de crediteur geen plaats meer is indien er eenmaal – zoals in casu ook is gebeurd – een verklaring van uitvoerbaarheid is afgegeven en er vervolgens bewarende maatregelen worden genomen.

Voorts laat de rechtbank de door [A] geuite twijfel aan de zuiverheid van de motieven van [B] in het midden; [B] heeft immers een titel op basis waarvan zij tot executie mag overgaan, waarmee de vraag naar de motieven van [B] irrelevant is geworden. Daarbij komt bovendien nog, zoals reeds overwogen, dat de huidige zekerheid voor [B] onvoldoende is om voldoening van het aan haar verschuldigde te waarborgen.

4.6.5.  De slotsom is dat er geen passende executievervangende zekerheden voor [B] voorhanden zijn en dat het belang van [A] bij opschorting c.q. schorsing van de executie niet opweegt tegen het belang van [B] bij het voortgaan van de executie.

Het verzoek tot het opleggen van zekerheidsstelling

4.8.  [A] verzoekt dat aan het verlof tot tenuitvoerlegging wordt verbonden de voorwaarde dat door [B] zekerheid wordt gesteld (artikel 46 lid 3 EEX-Vo). [A] heeft dit verzoek echter in het geheel niet onderbouwd. Dat er sprake is van een zodanig hoog restitutierisico dat, na afweging van de betrokken belangen, zekerheidsstelling door [B] in de rede ligt, is ook overigens niet gebleken. De conclusie is dat het verzoek tot het opleggen van zekerheidsstelling zal worden afgewezen.

Afbeelding gelinkt van CartinaFinland.fi

IEF 11379

Smart en media beschrijvend

Rechtbank Amsterdam 30 mei 2012, LJN BW8436 (Akse Media/Smart Media tegen Smart Media Publishing Holland B.V.)

Uitspraak ingezonden door Naomi Ketelaar en Gregor Vos, Klos Morel Vos & Schaap.

Akse, waarvan Smart Media enig aandeelhouder, is een uitgeverij die zich toelegt op gemeentegidsen, bedrijfsgidsen, VVV-gidsen, etc.. Smart media is echter beschrijvend voor uitgeefdiensten hoewel de twee merken weliswaar hetzelfde woordelement "smart media" hebben, is er geen sprake van inbreuk, omdat er andere beeldelementen worden gebruikt.

Het Benelux-Bureau voor de IE heeft het depot van Akse geweigerd:

"Het teken SMARTMEDIA is beschrijvend. Het bestaat uit het gangbare voorvoegsel smart (voor slim/intelligent, op intelligente wijze) en de soortnaam media. Het teken kan daardoor dienen tot aanduiding van soort, hoedanigheid of bestemming van de in de klassen 9 en 41 genoemde waren en diensten. Het teken mist bovendien ieder onderscheidend vermogen. Wij verwijzen naar artikel 2.11, lid 1, sub b. en c. BVIE."

De vraag waarover partijen twisten is of dientengevolge verwarringsgevaar is te duchten. Alle subs van 2.20 lid 1 BVIE worden kort besproken en de vorderingen worden afgewezen.

4.8. Het rechtbank overweegt als volgt. De in de omstreden tekens gebruikte woorden "smart media" zijn een bestanddeel van het eerste Akse-merk en een dominerend bestanddeel van het tweede Akse-merk. Dit bestanddeel heeft echter - voor de betrokken waren en diensten - geen onderscheidend vermogen. Het Engelse woord "smart" moge diverse betekenissen hebben, in de combinatie met "media" is de verreweg meest voor de hand liggende betekenis "slim/intelligent", zoals dit woord ook wordt gebruikt in woordcombinaties als "smartcard", "smartphone" en "smart bomb". Het in aanmerking komende publiek zal de woorden "SMART MEDIA" dan ook verstaan als "slimme media". De woorden "SMART MEDIA" kunnen zodoende dienen tot aanduiding van kenmerken van de desbetreffende waren en diensten, zodat zij geen merkenrechtelijke bescherming genieten. Dit wordt niet anders wanneer zij bestanddeel zijn van een woord/beeldmerk. De beschermingsomvang van een woord/beeldmerk, waarvan het woordbestanddeel louter beschrijvend is, beperkt zich tot de visuele weergave van de bestanddelen. De overeenstemming tussen de door SMP gebruikte tekens en de Akse-merken beperkt zich in casu tot het gebruik van de woorden "SMART MEDIA" . De visuele weergave van die woorden stemt niet overeen. De toegevoegde beeldelementen en het lettertype zijn verschillend, evenals het kleurgebruik. Er is dan ook geen sprake van verwarringsgevaar, zodat deze grondslag niet kan leiden tot toewijzing van het gevorderde.

Lees het vonnis hier (grosse HA ZA 11-2850, LJN BW8436).

IEF 11378

Donker en licht blauw

Vzr. Rechtbank 's-Gravenhage 29 mei 2012, KG ZA 12-356 (CleanLeaseFortex tegen Lips c.s.), LJN BW7044

Uitspraak mede ingezonden door Carja Mastenbroek, DLA Piper.

Beneluxwoord-/beeldmerk. Kleur als onderdeel van een merkinschrijving, professionele textielreinigingsmarkt.

CleanLeaseFortex en Synergyhealth zijn beide actief op de professionele textielreinigingsmarkt. Zij leveren diensten op het gebied van zogenoemd integraal textielbeheer aan bedrijven en instellingen in de gezondheidszorg en – in mindere mate – horeca, recreatie en industrie. Ziekenhuizen en andere instellingen laten hun textielbeheer doorgaans verzorgen door één zogenoemde textielbeheerder. Om textiel te onderscheiden maken zij gebruik van wasetiketten en labels in textiel, zodat eventueel opgehaald 'vreemd' textiel kan worden onderscheiden van eigen producten. Uit kostenoverweging wordt het woord/beeldmerk zonder kleur gebruikt.

4.9. CleanLeaseFortex baseert haar merkenrechtelijke vorderingen (uitsluitend) op de gestelde visuele overeenstemming tussen haar merken en de tekens die Synergyhealth gebruikt. Daarvan is volgens CleanLeaseFortex sprake omdat de door Synergyhealth gebruikte tekens gelijk zijn aan haar merken wat betreft lettertype, opbouw en kleurgebruik.

Dat wijst de voorzieningenrechter van de hand. Het enige wat wel overeenstemt is dat in de merken en tekens gebruik wordt gemaakt van de combinatie donkerblauw / lichtblauw, waarbij het eerste (grotere) deel van het woord donkerblauw is en tweede (kleinere) deel van het woord lichtblauw. De visuele overeenstemming is niet zodanig dat er van overeenstemming kan worden gesproken in de zin van sub b of sub c BVIE. Dat het gebruik van de tekens zou leiden tot substantieel meer verwisseling van textiel of de verwerking van 'vreemd' textiel zou bemoeilijken, zoals CleanLeaseFortex heeft gesteld, kan voorshands niet worden aangenomen. De vorderingen worden afgewezen.

4.16.  In aanmerking genomen de omstandigheid dat naar voorlopig oordeel juist het woord- en beeldelement van de merken het onderscheidend vermogen daarvan - ook in visueel opzicht - in belangrijke mate bepalen en de afwezigheid van auditieve en begripsmatige overeenstemming tussen de merken en de door Synergyhealth gebruikte tekens, leidt het enkele overeenstemmende kleurgebruik in de tekens van Synergyhealth voorshands niet tot de vereiste overeenstemmende totaalindruk tussen merken en tekens. Inbreuk op de merken van CleanLeaseFortrex door het gebruik van de tekens door Synergyhealth kan dan ook reeds daarom niet worden aangenomen.

Lees het vonnis hier  (grosse KG ZA 12-356 en LJN BW7044)

IEF 11376

Door de Edelachtbare te bepalen wijziging

Ktr. Rechtbank Rotterdam 17 april 2012, LJN BW7126 (Mainfreight)

Verzoek ex artikel 6 Handelsnaamwet. Het verzoek wordt afgewezen nu niet is voldaan aan de stelplicht.

Verzoekschrift ex artikel 6 handelsnaamwet waarin wordt verzocht verweerster te veroordelen in haar handelsnaam een zodanige door de Edelachtbare te bepalen wijziging aan te brengen dat de gestelde onrechtmatigheid, het in strijd met artikel 5 Handelsnaamwet voeren van de handelsnaam Mainfreight B.V., wordt opgeheven.

Verzoekster is niet op 1 augustus 1997, maar op 22 juli 2008 opgericht. Daar Mainfreight Limited de handelsnaam Mainfreight sinds 1976 in het buitenland voert en sinds 2000 actief binnen Nederland is, althans sindsdien voldoende bekendheid binnen Nederland en in het bijzonder binnen de haven van Rotterdam en de luchthavens van Rotterdam en Amsterdam geniet, beschikt verweerster over de oudste handelsnaam als bedoeld in artikel 5 Hnw.

Volgens vaste rechtspraak kan de enkele inschrijving in het Handelsregister niet als onderbouwing van het feitelijk gebruik van de handelsnaam dienen. Er wordt door verzoekster niet voldaan aan de stelplicht. Het verzoek wordt afgewezen en verzoekster wordt veroordeeld in de proceskosten (ad €17.000).

De feiten:
3.2.1 Verzoekster is opgericht in 1997. Op 22 juli 2008 is de statutaire naam van verzoekster gewijzigd in Shipping Consortium Rotterdam B.V. (nader te noemen: Shipping Consortium) en is opnieuw een rechtspersoon met de statutaire naam Main Freight Carriers B.V., zijnde verzoekster, opgericht. Van laatstgenoemde onderneming is Shipping Consortium de enig aandeelhouder en bestuurder. Ook is in 2008 de handelsnaam Main Freigth Carriers van Shipping Consortium op verzoekster overgegaan. Gelet op het voorgaande wordt de handelsnaam Main Freight Carriers sinds 1997 binnen het concern waar verzoekster deel van uitmaakt, gevoerd.

3.2.2 Tot 21 september 2011 was de statutaire naam van verweerster Wim Bosman Air & Ocean B.V. De enig aandeelhouder van verweerster is de Wim Bosman Holding B.V. Op

21 september 2011 zijn de aandelen van de Wim Bosman Holding B.V. gekocht door Mainfreight Limited, een Nieuw Zeelandse rechtspersoon. Vanaf dat moment is Wim Bosman Air & Ocean B.V de naam Mainfreight gaan voeren.

4.1.2 Indien de kantonrechter van oordeel is dat in deze procedure onvoldoende vast is komen te staan welke partij haar handelsnaam als eerste rechtmatig voerde, bestaat er geen grond voor toewijzing van de vordering van verzoekster.

Dictum:
5.4 De hiervoor onder 5.3 bedoelde onderbouwing ontbreekt. Verzoekster heeft weliswaar uittreksels uit het Handelsregister (zie 2.1 en 2.2) in het geding gebracht, maar volgens vaste rechtspraak (HR 6 september 1996, NJ 1962, 360) kan de enkele inschrijving in het Handelsregister niet als onderbouwing van het feitelijk gebruik van de handelsnaam dienen. Dat op het onder 2.1 genoemde uittreksel het emailadres info@mainfreigth.nl en het internetadres www.mainfreight.nl vermeld staat, wat op zichzelf een aanwijzing voor het gebruik van de handelsnaam kan zijn, doet hier niets aan af. Gesteld noch gebleken is immers sinds wanneer gebruik is gemaakt van deze domeinnaam. Ook met de als productie 7 bij akte houdende overlegging producties van verzoekster overgelegde brief van de Kamer van Koophandel d.d. 4 augustus 1997 ter zake het handelsnaamonderzoek onderbouwt verzoekster het gestelde gebruik van de handelsnaam niet. Dat er onderzoek is gedaan naar de handelsnaam, betekent immers niet per definitie dat de handelsnaam ook feitelijk in gebruik genomen is. Hetzelfde geldt voor de verklaring van [E] d.d. 20 februari 2012. Daargelaten welke bewijswaarde aan de verklaring dient te worden toegekend, leidt de omstandigheid dat [E] aan de onderneming met de naam Main Freight Carriers refereert niet tot de eenduidige conclusie dat deze naam daadwerkelijk in het handelsverkeer gebruikt wordt. Ten slotte heeft verzoekster gesteld dat uit de website van verzoekster blijkt dat zij de handelsnaam al sinds 1997 voert. Nu verzoekster deze stelling niet nader toegelicht heeft, heeft zij het gestelde gebruik van de handelsnaam hier evenmin mee onderbouwd.

5.5 Op grond van het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat verzoekster niet aan haar stelplicht heeft voldaan. Aan het toelaten van verzoekster tot het leveren van bewijs wordt derhalve niet toegekomen. Niet is komen vast te staan dat verzoekster een ouder handelsnaamrecht heeft dan verweerster. Zij kan zich daarom niet beroepen op bescherming van artikel 5 HnW. Het verzoek dient te worden afgewezen.

IEF 11375

Eén van de vier elementen van de handelsnaam

Beschikking Ktr. Rechtbank 's-Hertogenbosch locatie Eindhoven 30 mei 2012, zaaknr. 821994 (Actief Diensten en Detachering/Activus c.s. tegen Actiefff de Kempen Uitzenden & Payrollen B.V.)

Uitspraak ingezonden door Janouk Kloosterboer, QuestIE advocatuur.

Verzoeksters verzoeken om een bevel aan het adres van Actiefff om de handelsnaam zo te veranderen dat het woord Actiefff wordt vervangen door een woord dat niet lijkt op 'Actief' of 'Activus'. Met het oog op tijd en kosten wordt verzocht om de mondelinge behandeling achterwege te laten, daar is geen klemmende reden voor, dus aan dat verzoek wordt niet voldaan.

Kantonrechter: Het woord 'actief' heeft nauwelijk onderscheidende waarde; het is een algemeen gebruikelijk woord dat aan een naam niets sprekends of bijzonders toevoegt. 'Actief' is slechts één van de vier elementen, waarbij de overige elementen niet lijken op enig onderdeel van de handelsnamen van verzoeksters. Aangezien het middelpunt van de bedrijvigheden 50 kilometer uit elkaar liggen, wijst de kantonrechter het verzoek af.

IEF 11373

Vermoedelijk een hoax

Vz RCC 14 mei 2012, dossiernr. 2012/00440 (illegale opnames, niet van stichting BREIN)

Als randvermelding. In een filmpje [mirror] op een site [moetenwenietwillen.nl/brein-schiet-je-voor-je-kop/] wordt een aanslag op een bioscoop gesimuleerd. Op het publiek wordt enkele malen geschoten en de bezoeker, die (illegaal) zat te filmen, wordt geraakt. Klacht: het filmpje getuigt van slechte smaak, en verheerlijkt geweld tegen mensen die 'illegale' opnames maken.

Het filmpje is niet van Stichting BREIN afkomstig, zij doet niet aan reclames. Vermoedelijk is er sprake van een hoax. De voorzitter wijst de klacht af, omdat niet is gebleken dat het filmpje van Stichting BREIN afkomstig is dan wel met medeweten van verweerder op het internet is geplaatst.


 

IEF 11372

Presentaties VVA Filmauteursrecht

Op vrijdag 25 mei 2012 stond het wetenschappelijk deel van de VVA Ledenvergadering in het teken van het Filmauteursrecht ( Art. 45a e.v. Auteurswet). Twee presentaties, van professor Jan Kabel (IvIR, DLA Piper) en professor Dirk Visser (Universiteit Leiden, Klos Morel Vos & Schaap), treft u hieronder aan.

J.J.C. Kabel, 'De bijzondere bepalingen betreffende filmwerken, meer in het bijzonder artikel 45d Aw', VVA Ledenvergadering 25 mei 2012.

D.J.G. Visser, 'Exploitatie van audiovisueel werk - Primair of secundair, Individueel of collectief', VVA Ledenvergadering 25 mei 2012.

Overzicht Jan Kabel:
Huidige bepalingen en achtergronden
Aanknopingspunten voor een wijziging van artikel 45a en d Aw in de Nederlandse rechtspraak en die van het HvJEU
Idem n.a.v. IvIR rapport (2004), Voorontwerp, advies Cie Auteursrecht, voorstellen belanghebbende partijen
Wat te doen?
Gedoe!

Overzicht Dirk Visser
Eerder is op IE-Forum ('NORMA is goed bezig', IEF 11320) een voorproefje gegeven van deze presentatie over primair en secundair openbaarmaken.

IEF 11371

De tiende verjaardagsviering

Rechter in kort geding Rechtbank van Koophandel van Antwerpen 6 december 2011, A/11/07209 (NV Nextel tegen BVBA Nexten Belgium)

Uitspraak ingezonden door Michaël De  Vroey, Baker & McKenzie Antwerpen.

Handelsnaamrecht. Merkenrecht. Nextel is leverancier van gespecialiseerde probleemoplossingen en ICT-netwerken. NEXTEL is eveneens als Benelux woordmerk geregistreerd.

NEXTEN is actief in de IT-sectorspecifieke detachering. Zij heeft een Benelux woord- en beeldmerk geregistreerd. Tegen de OHIM-woord- en beeldmerkaanvrage is oppositie aangetekend door NEXTEL. NEXTEL verwijst (bijkomend) naar de 10e verjaardagsviering waar de samentrekking van NEXTEL en TEN de naam van het evenement NEXTEN vormde.

De stakingsrechter aanvaardt het beroep op impliciete instemming, subsidiair minstens gedogen van het begrip NEXTEN niet. Er zijn voldoende feitelijke aanwijzingen om gedogen te kunnen ontkennen. Er wordt een auditieve en visuele overeenstemming aanvaard, maar op het begripsmatige vlak is er geen vergelijking. Nu er een hoge mate van overeenstemming van activiteiten bestaat, dan wel complementaire dienstverlening, is er sprake van een oneerlijke handelspraktijk vanwege handelsnaamrechtelijke inbreuk.

De vordering tot staking van de statutaire vennootschapsnamen wordt gegrond geacht: de suffixen BELGIUM, CONSULTING en HOLDING zijn van een dergelijke banale aard dat zij louter een beschrijvende functie hebben en geen onderscheidend element toevoegen aan de quasi-identieke aanduiding NEXTEL en NEXTEN.

De rechter verklaard zich echter onbevoegd om kennis te nemen van de de eisen tot gedwongen overdracht van domeinnamen en  de eisen tot wijziging van de statutaire vennootschapsnaam. De verwerende partij dient de kosten te betalen ad €342,41 (dagvaarding) en rechtsplegingsvergoeding €1.320.