IEF 22191
16 augustus 2024
Uitspraak

Inbreuk op auteursrecht op haakpatronen

 
IEF 22189
15 augustus 2024
Uitspraak

Rechter werpt licht op de licentieovereenkomst tussen EIC c.s. en Reflexy c.s.

 
IEF 22190
15 augustus 2024
Uitspraak

Restaurants gaan de strijd aan: rechter constateert verwarrende handelsnaam

 
IEF 11248

Nieuwe meldingsregeling vermoeden van een misstand voor CBO's

De meldingsregeling vermoeden van een misstand regelt de procedure voor het omgaan door medewerkers van een CBO met een vermoeden van een misstand.

Het bestuur van VOI©E vindt het belangrijk voor een interne open bedrijfscultuur dat vermoedens van een misstand laagdrempelig kunnen worden gemeld zonder (zorgen over) nadelige gevolgen voor de melder. Een goede procedure voor het intern melden van misstanden kan ‘klokkenluiden’ voorkomen. Er is voorzien in een onafhankelijke commissie die vermoedens kan onderzoeken.

Op grond van het CBO-Keurmerk moet iedere collectieve beheersorganisatie, lid van VOI©E, zich houden aan de Richtlijnen goed bestuur en integriteit, waarop het College van Toezicht Auteursrechten toeziet. Deze richtlijnen gaan onder andere over transparantie van het bestuursmodel, onafhankelijk toezicht op het bestuur en het uitsluiten van belangenverstrengeling.

De zogenoemde ‘klokkenluidersregeling’ maakt deel uit van de richtlijnen voor goed en integer bestuur. VOI©E heeft in samenwerking met het kennis- en dienstencentrum op het gebied van arbeidszaken CAOP de klokkenluidersregeling aangepast aan, mede door debat in de Tweede Kamer, ontwikkelde nieuwe inzichten en recente voorbeeldregelingen.

Verbeteringen

Nieuw zijn bepalingen over de rol van de vertrouwenspersoon, over het verloop van de interne procedure en er is een concreet uitgewerkte regeling gekomen voor de bescherming van de rechtspositie van een melder en van de vertrouwenspersoon. Bovendien is een extern meldpunt met een advies- en verwijs-, en tevens onderzoekfunctie ondergebracht bij het CAOP: de Commissie Integriteit CBO’s. Deze onafhankelijke commissie kan in een voorkomend geval een melding onderzoeken en de CBO ter zake adviseren.
Op www.voice-info.nl zijn op transparante wijze informatiepagina’s aangemaakt over het CBO-Keurmerk en Integer bestuur, waaronder alle informatie over de meldingsregeling vermoeden van een misstand.

IEF 11247

Vooraankondiging: ©1912 - 2012. A Century of Dutch Copyright Law

© 1912-2012. A Century of Dutch Copyright Law
International Copyright Conference
Koninklijk Instituut voor de Tropen, Amsterdam, August 31, 2012


Op vrijdag 31 augustus a.s. organiseert de Vereniging voor Auteursrecht in samenwerking met deLex een internationaal congres over “A Century of Dutch Copyright Law”.

Een indrukwekkend programma, waar als sprekers Prof. Bernt Hugenholtz, Prof. Paul Goldstein, Prof. Willem Grosheide, Prof. Frank Gotzen, Prof. Jaap Spoor, Prof. Lionel Bentley, Prof. Dirk Visser, Prof. Thomas Dreier, Prof. Martin Senftleben, Prof. Antoon Quaedvlieg en Mr. Jacqueline Seignette zullen optreden.

5 PO-punten aangevraagd.

Aanmelden voor het programma: hier.
Voor de leden van de VvA: hier.

In 2012 the Dutch Copyright Act (‘Auteurswet’) will celebrate its centenary. The Act of 1912 is one of the world’s oldest ‘living’ acts in the author’s rights tradition. This conference will look at the characteristic elements of the Dutch Act from an international perspective. Four of the world’s most prominent experts on international and European copyright will query what the world of copyright may or may not have learned, or may yet learn, from the Dutch legislative experiment. Each presentation will be followed by a comment by a Dutch expert.

In preparation of the conference sixteen scholars on Dutch copyright have agreed to write extensive papers on distinct aspects of the Dutch Act. These papers will be collected into a book to be published by DeLex and officially launched at the conference.

09:30 – 10:00 Registration with Coffee/Tea
10.00 – 10.15 Welcome: Prof. P. Bernt Hugenholtz (University of Amsterdam; chair)
10.15 – 10.30 Opening: Fred Teeven, State Secretary of Security and Justice (t.b.c.)
10:30 – 11:00 ‘Works of Literature, Science and Art’
Prof. Paul Goldstein (Stanford Law School)
11.00 – 11.15 Comment, Prof. Willem Grosheide (Utrecht University)

11:15 – 11:30 Coffee/Tea Break
11:30 – 12:00 ‘Authorship and Ownership’
Prof. Frank Gotzen (KU Leuven)
12:00 – 12:15 Comment, Prof. Jaap Spoor (emeritus, Free Un. of Amsterdam)
12.15 – 12.45 General discussion
12:45 – 14:00 Lunch

14.00 – 14.30 ‘Economic and Moral Rights’
Prof. Lionel Bently (CIPIL, Cambridge University)
14:30 – 14.45 Comment, Prof. Dirk Visser (Leiden University)
14.45 – 15.15 ‘Limitations and Exceptions’
Prof. Thomas Dreier (Karlsruhe Institute of Technology, KIT)
15.15 – 15.30 Comment, Prof. Martin Senftleben (Free Un. of Amsterdam)
15.30 – 16.00 Coffee/Tea Break
16.00 – 16.30 General Discussion
16.30 – 16.50 Synthesis, Prof. Antoon Quaedvlieg (Radboud Un. Nijmegen)
16.50 – 17.00 Book launch, Dr. Jacqueline Seignette (Chairperson, VVA)
17:00 – ….. Closing and reception

5 PO-punten aangevraagd.

Aanmelden voor het programma: hier.
Voor de leden van de VvA: hier.

IEF 11246

Vaststellingsovereenkomst was niet bedoeld om de kwestie te laten escaleren

Rechtbank Amsterdam 28 juli 2010, HA ZA 09-3600 (Stichting STEMRA tegen Putumayo Europe B.V.)

Nog niet eerder gepubliceerd, besproken in IEF 11187. Stemra behartigt belangen van auteursrechthebbenden en via overeenkomsten ook die van buitenlandse auteursrechthebbenden. Putumayo is een platenmaatschappij die in het bijzonder het genre 'wereldmuziek' produceert en verhandelt. Partijen hebben een vaststellingsovereenkomst. Echter, aldus Putumayo, deze zou, ook niet na ingebrekestelling, rechtens afdwingbaar zijn. In reconventie meent Putumayo dat er sprake is van een onrechtmatige daad door het rondsturen van een circulaire en het niet-verlenen van toestemming en de misbruik van monopoliepositie.

De Rechtbank Amsterdam oordeelt dat Putumayo het nog aan Stemra verschuldigde bedrag (ruim €566.000) voor de mechanische reproductierechten dient te betalen. Putumayo wordt verboden zonder toestemming van Stemra geen beeld- en/of geluiddragers te verhandelen met daarop werken uit het Stemra-repertoire.

De reconventionele vordering wordt afgewezen: "De stelling van Putumayo dat Stemra feitelijk monopolist is in Nederland voor het verlenen van deze toestemming zodat deze onontbeerlijk is voor (het voortbestaan van) de werkzaamheid van Putumayo als in Nederland gevestigd platenlabel, laat - wat daar verder van zij - in de gegeven omstandigheden dit oordeel onverlet."

 

Putumayo voert - slechts met ongespecificeerde totaalbedragen - aan dat er mogelijk sprake is van dubbeltelling en dat de vaststellingsovereenkomst niet bedoeld was om de kwestie meteen te laten escaleren. Het verweer dat deze overeenkomst niet (rechtens) afdwingbaar zou zijn, is niet houdbaar. De letterlijke uitleg van de bewoordingen van de vaststellingsovereenkomst dat Putumayo onverkort gehouden is te betalen aan Stemra strookt met de uitleg die partijen aan de overeenkomst konden geven. De toestemming van Stemra om beeld- en geluidsdragers te verhandelen, met daarop werken behorende tot het door Stemra beheerde repertoire, is vervallen. En de verbodsvordering wordt toegewezen omdat Putumayo nog steeds deze werken verhandeld.

In reconventie meent Putumayo dat de circulaire onrechtmatig is, omdat
(1) zij geen toestemming zou hebben per 1 januari 2009,
(2) ten onrechte een bedrag van 'almost half a million Euros' verschuldigd zou zijn,
(3) er niet wordt vermeld dat er sprake is van betalingsonmacht, maar van betalingsonwil, dat is niet het geval.
(4) Stemra had moeten en kunnen afzien van het middel van verzending van de circulaire met een diffamerend karakter om haar 'gelijk' te halen.
De rechter oordeelt anders.

Voorts is de toestemmingsweigering van Stemra ongeoorloofd, aldus Putumayo. De reconventionele vorderingen worden echter afgewezen.

4.22. Voorzover Putumayo hiertoe dezelfde feiten en omstandigheden aanvoert als hiervoor besproken, kan zulks haar gelet op het voor overwogene niet baten. Hieruit volgt immers dat niet gezegd kan worden dat deze weigering onrechtmatig is jegens haar. Op grond hiervan faalt ook haar - voorts niet nader onderbouwde - stelling dat Stemra door zonder objectieve rechtvaardiging haar toestemming te weigeren flagrant misbruik heeft gemaakt van haar machtspositie en aldus de regels van het mededingingsrecht overtreedt. De stelling van Putumayo dat Stemra feitelijk monopolist is in Nederland voor het verlenen van deze toestemming zodat deze onontbeerlijk is voor (het voortbestaan van) de werkzaamheid van Putumayo als in Nederland gevestigd platenlabel, laat - wat daar verder van zij - in de gegeven omstandigheden dit oordeel onverlet.

4.23. Ook indien de licentieweigering wordt bezien in samenhang met het feit dat Stemra bovendien voormelde circulaire heeft verstuurd, de gerechtelijke procedure heeft heropend en derdenbeslagen heeft gelegd kan niet worden geoordeeld dat sprake is van onrechtmatigheid in het onderhavige geval. Vastgesteld is immers dat sprake was van niet-nakoming van de vaststellingsovereenkomst door Putumayo. Stemra was derhalve - ingevolge artikel 12 van de vaststellingsovereenkomst en na Putumayo in gebreke te hebben gesteld - jegens Putumayo gerechtigd deze stappen te zetten. Uit hetgeen Putumayo naar voren heeft gebracht, kan gelet op het vorenstaande niet worden afgeleid dat Stemra onzorgvuldig jegens Putumayo heeft gehandeld.

IEF 11245

Rechtenvrije achtergrondmuziek en de eigen auditieve waarneming

Vzr. Rechtbank Haarlem 6 juni 2008, KG ZA 08-244 (Stichting Stemra tegen Stichting Chinaworld)

Nog niet eerder gepubliceerd, besproken in IEF 11187.
Chinaworld heeft het initiatief genomen om "rechtenvrije" achtergrondmuziek aan te bieden aan exploitanten van Chinese en oriëntaalse restaurants. Op haar website adverteert ze dat met het gebruik van deze cd het niet-verschuldigde aan BUMA/SENA betaalde bedrag kan terugvorderen. Stemra legt aan haar vordering ten grondslag dat de aangeboden cd 'Orient & West Selective Collection' niet uitsluitend rechtenvrije muziek bevat.

Chinaworld stelt primair dat de benodigde rechter niet rechtsgeldig aan Stemra zijn overgedragen en daarom Stemra niet tegen openbaarmaking en verspreiding kan optreden. Subsidiair stelt zij dat de Chinese volksmelodieën tot het publieke domein behoren en dus niet auteursrechtelijk beschermde werken zijn. De voorzieningenrechter komt middels eigen auditieve waarneming tot de conclusie dat 5 van de 8 vergeleken paren werken een duidelijk gelijkenis vertonen.

Rechtsgeldige overdracht?
Partijen zijn het eens dat CRC rechthebbende is, maar zijn verdeeld over de vraag of CRC de bevoegdheid heeft gekregen om uitgaverechten aan derde partijen over te dragen. Tegenover de verklaring (mei 2008) die Chinaworld heeft overlegd, waaruit zou blijken dat de CEO van CRC geen andere instantie haar exclusieve rechten zou laten uitgeven en vertegenwoordigen, staat de overeenkomst van december 2005 waarin de rechten worden overgedragen voor Canada en belangrijke deel van de EU.

Het is, aldus de voorzieningenrechter, "ondenkbaar dat een dergelijke constructie twee en een half jaar in stand zou houden indien deze niet de instemming van de moedermaatschappij zou hebben."

Auteursrecht?
Stemra heeft niet weersproken dat de werken waarvan zij de rechten inroept het karakter hebben van composities gebaseerd op volksmuziek en dat de betrokken werken (melodie, de "deun") behoren tot het publieke domein. Middels eigen auditieve waarneming heeft de voorzieningenrechter geconcludeerd dat bij 5 van de 8 vergeleken paren van werken van een duidelijke gelijkenis sprake is en Stemra handhavend kan optreden.

De voorzieningenrechter verbiedt Chinaworld zonder voorafgaande toestemming van Stemra dragers met Stemra repertoire in het verkeer te brengen en gebiedt haar opgave te doen van het aantal vervaardigde en in het verkeer gebrachte exemplaren van de prijs en onder meer ook een lijst van afnemers af te geven en een recall-brief uit te zenden. Onder last van een dwangsom ad €2.000 met een maximum van €100.000.

4.11. De voorzieningenrechter heeft door eigen auditieve waarneming geprobeerd vast te stellen in welke gevallen sprake is van een voldoende gelijkenis. Bij twijfel is geconcludeerd tot onvoldoende gelijkenis, voldoende gelijkenis is ook aanwezig geacht wanneer het begin van het door Chinaworld verhandelde werk gedurende meer dan een beperkt aantal seconden gelijkenis vertoont met het gelijknamige werk uit de Stemra catalogus en het door Chinaworld verhandelde werk na enige tijd een eigen weg in slaat, waarna er met het verstrijken van de tijd duidelijker hoorbare verschillen aan het oor treden.

Behorend bij IEF 11187.

IEF 11244

Ruime betekenis aan het begrip openbaarmaking

Rechtbank Roermond 3  november 2004, HA ZA 04-298 (Vereniging BUMA tegen Van Rijswick h.o.d.n. Technosis)

Nog niet eerder gepubliceerd, besproken in IEF 11187. Buma is belast met het verlenen van licenties voor openbaarmaking van (muziek)werken en de inning van de vergoeding daarvoor. In de regel verkrijgt de organisator van een evenement voorafgand toestemming door het evenement aan te melden en alsmede opgave te doen van de te verwachte recette, uitkoopsom of gages, op basis hiervan wordt een vergoeding bepaald. Van Rijswick is betrokken geweest bij evenementen in diverse Venlose horeca-gelegenheden.

Van Rijswick voert verweer dat hij niet de norm-adressant is van de (overigens niet-limitatieve) opsomming in artikel 12 bedoelde openbaarmaking. Echter de rechtbank kent een ruime betekenis aan het begrip openbaarmaking toe. Aangezien Van Rijswick een grote hand in de keuze van de muziekwerken had, feitelijk zelf heeft openbaargemaakt en heeft daarvoor een financiële vergoeding ontvangen, wordt het hem verboden om zonder voorafgaande toestemming van Buma evenementen te organiseren waarbij enig muziekwerk behorende tot het Buma repertoire ten gehore zal worden gebracht. Dit op straffe van een direct opeisbare dwangsom ad €10.000 met een maximum van €50.000.

Vonnis wordt o.a. besproken in IEF 11187.

IEF 11243

Over software, downloads, distributie en reproductie

F.C.M. (Frederick) Leentfaar, ‘Over software, downloads, distributie en reproductie', ITenRecht nr. 765.

Nu op ITenRecht, een bijdrage van Frederick Leentfaar, Deterink Advocaten en Notarissen. Noot bij AG HvJ EU, 24 april 2012, C128-11 (UsedSoft), IT 763.

Inleiding
Zeer interessante conclusie van Advocaat-Generaal Bot in een zaak tussen Axel W. Bierbach, curator van het failliete UsedSoft GmbH (“UsedSoft”), en Oracle International Corp. (“Oracle”), met betrekking tot distributie en reproductie van software, uitputting en het begrip “rechtmatige verkrijger”. Op het eerste gezicht een vrij duidelijke en correcte conclusie, doch een die bij herhaalde lezing de nodige vragen oproept.

Ik behandel kort enige feiten uit het geschil dat aanleiding heeft gegeven tot het stellen van prejudiciële vragen. Daarna kom ik toe aan de prejudiciële vragen zelf en de beantwoording hiervan door de AG. Tot slot concludeer ik met enige mogelijke implicaties wanneer deze antwoorden één op één zullen worden overgenomen door het Hof.

De gehele noot is gepubliceerd op IT 765.
Lees meer van ITenRecht-redacteur Frederick Leentfaar op ITenRecht: hier.

IEF 11242

Auteursrecht en lesmateriaal dyslexie/dyscalculie

Verslag wijziging besluit staatsexamens, Kamerstukken II 2011-2012, 32 463, nr. 13.

Auteursrecht. Uitgeverijen ontwikkelen lesmateriaal, maar kunnen dat nog niet in een zodanig vorm aanbieden dat het toegankelijk is voor alle doelgroepen of direct uitleesbaar is met dyslexiesoftware. Er zijn afspraken met Dedicon: Dedicon zorgt dat lesmateriaal ontsloten kan worden. De beveiliging die Dedicon op op de bestanden toepast, beschermen de auteursrechten.

Vragen: Verkennend onderzoek dyslexie en dyscalculie

De leden van de VVD-fractie merken op dat de minister schrijft dat de daisyspeler steeds minder wordt gebruikt door de inzet van de laptop met speciale software. Kan zij aangeven in hoeverre scholen en uitgeverijen hierop anticiperen door het benodigde lesmateriaal digitaal beschikbaar te stellen voor deze software? Kunnen de uitgeverijen dit lesmateriaal ontwikkelen en de rechten van auteurs voldoende beschermen? Loopt men hier tegen uitvoeringsproblemen aan? Zo ja, welke? Is het waar dat moderne mogelijkheden veel goedkoper zijn en praktisch uitstekend toepasbaar, zo vragen de leden.

Reactie van de Minister: Verkennend onderzoek dyslexie en dyscalculie

Ook vragen de leden of de uitgeverijen dit lesmateriaal kunnen ontwikkelen en de rechten van auteurs voldoende kunnen beschermen. Tevens stellen ze de vraag of men hier tegen uitvoeringsproblemen aanloopt en zo ja welke.

 

Op dit moment is het voor de uitgeverijen nog niet mogelijk om lesmateriaal in een zodanige vorm te ontwikkelen dat het toegankelijk is voor alle doelgroepen, c.q. direct uitleesbaar is met dyslexiesoftware. Om veelgebruikte lesmethodes beschikbaar te maken voor leerlingen met dyslexie, zijn er afspraken gemaakt met Dedicon. Uitgevers leveren de digitale bestanden aan Dedicon aan, die er voor zorgt dat het lesmateriaal ontsloten kan worden met dyslexiesoftware. Door de beveiliging die Dedicon op de bestanden toepast, zijn de auteursrechten van de auteurs beschermd. Het is met deze bestanden niet mogelijk illegaal kopieën te maken of op illegale wijze deze leermiddelen te verspreiden. Voor nieuwe lesmaterialen zullen de educatieve uitgevers de gebruikelijke bescherming bieden ten aanzien van auteursrecht. Hierbij loopt men wel tegen uitvoeringsproblemen aan. In het project didactische en digitale toegankelijkheid van leermiddelen zal Dedicon in samenwerking met de uitgevers onderzoeken welke drempels er zijn bij het ontwikkelen van toegankelijk materiaal voor leerlingen met een visuele beperking. Dit onderzoek is ook relevant voor de doelgroep dyslectische leerlingen.

IEF 11241

Onder "overlegging” en “afgifte” tevens begrepen

Hof Amsterdam 24 april 2012, zaaknr. 200.099.291/01 SKG, LJN BW4100 (Rhodia Chimie tegen VAT logistics, Neo performance materials = VAT c.s.)

Uitspraak ingezonden door Ruud van der Velden, Hogan Lovells.

In navolging van IEF 10627. In't kort: Octrooirecht. Bewijsbeslag in Nederland ter zake van gestelde inbreuk op Europees octrooi in Duitsland. Monsterneming en bescheidend: Afgifte of inzage. Bevoegdheid. Geen rechtsverhouding (843a Rv). Territoriale begrenzing.

Rhodia meent dat de eerste rechter door te toetsen of “voldoende aannemelijk” is dat een inbreuk dreigt te worden gemaakt of al kan zijn gemaakt, en dat er tussen Rhodia en VAT c.s. een rechtsverhouding uit onrechtmatige daad bestaat, een onjuist criterium heeft gehanteerd. Het hof verwijst naar 1019b lid 1 Rv en stelt dat verzoeker het ten minste voldoende aannemelijk moet maken dat inbreuk op recht wordt gemaakt. Daar zijn in dit geval maatregelen genomen. De artikelen 1019 e.v. Rv staan ook ten dienste aan gerechtigde tot Europees octrooi dat niet mede voor nederland is verleend. Eis in de hoofdzaak in de zin van art. 700 lid 3 en 1019i Rv.

Het hof beveelt VAT c.s. tot overlegging van monsters en afgifte van bescheiden. Het hof verstaat dat onder de evengenoemde “overlegging” en “afgifte” tevens is begrepen het geven van de daartoe nodige instructies aan degene onder wie deze objecten zich bevinden.

3.19 Rhodia meent dat de eerste rechter door te toetsen of “voldoende aannemelijk” is dat een inbreuk dreigt te worden gemaakt of al kan zijn gemaakt, en dat er tussen Rhodia en VAT c.s. een rechtsverhouding uit onrechtmatige daad bestaat, een onjuist criterium heeft gehanteerd.

3.20 Het hof volgt Rhodia hierin niet. Blijkens artikel 1019b, eerste lid, Rv is voor het verkrijgen van rechterlijk verlof tot het treffen van voorlopige bewijsbeschermende maatregelen ten minste vereist dat de verzoeker “voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er inbreuk op zijn recht van intellectuele eigendom is gemaakt of dreigt te worden gemaakt”. In het onderhavige geval zijn in het kader van zulke maatregelen monsters genomen, bescheiden gekopieerd en de kopieën (welke kopieën zelf ook bescheiden zijn) in conservatoir bewijsbeslag genomen. Rhodia kan dan – zoals hij in het onderhavige geval ook heeft gedaan - op de voet van artikel 843a, eerste lid, Rv, mede gelet op artikel 1019a, tweede lid, Rv, “inzage, afschrift of uitttreksel” van die bescheiden en “overlegging” van die monsters vorderen respectievelijk van “degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft”, en van “de wederpartij” in wier “macht” de monsters zich bevinden, mits hij “daarbij rechtmatig belang heeft” (en mits aan de verdere vereisten van die wetsbepalingen is voldaan). Het ligt dan voor de hand dat dit rechtmatige belang slechts aanwezig kan worden geacht als in de procedure op de voet van artikel 843a Rv met betrekking tot monsters en bescheiden die met toepassing van artikel 1019b e.v. Rv respectievelijk zijn genomen en in conservatoir bewijsbeslag genomen, ten minste kan worden geoordeeld dat de eiser voldoende aannemelijk heeft gemaakt, of anderszins voldoende aannemelijk is geworden, dat er inbreuk op een recht van intellectuele eigendom van de eiser is gemaakt of dreigt te worden gemaakt. De eerste rechter heeft dus het juiste criterium gehanteerd.

3.21 Wel dienen hierbij de volgende kanttekeningen te worden gemaakt.

Aan de artikelen 1019 e.v. Rv ligt de zogenoemde IE-Handhavingsrichtlijn (Richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004) ten grondslag. Deze artikelen strekken er dan ook, in samenhang met artikel 843a Rv, mede toe bewijsmateriaal voor veronderstelde inbreuk op intellectuele-eigendomsrechten veilig te stellen. Een inbreukmaking of de dreiging ervan mag dus in elk geval niet pas dan voldoende aannemelijk (in de hier relevante zin) worden geacht, als zij reeds met andere bewijsmiddelen bewezen is, immers dan zou het veiliggestelde bewijsmateriaal overbodig zijn. Evenmin mag worden gevergd dat de (dreiging van de) inbreuk reeds zó aannemelijk is geworden als nodig zou zijn voor het verkrijgen van bijv. een gebod tot staking of onthouding van inbreuk in een inbreukprocedure in kort geding. Maar ook mag niet de eis worden gesteld dat reeds in hoge mate waarschijnlijk is dat de (dreiging van de) inbreuk in een bodemprocedure bewezen zal kunnen worden. Dat alles zou niet stroken met de genoemde strekking van de artikelen.

Vanzelfsprekend moet de eiser wél concrete feiten en omstandigheden aanvoeren waaruit een redelijk vermoeden van de (dreiging van de) inbreuk kan volgen, en de stellingen van de wederpartij, voor zover deze een deugdelijke betwisting kunnen opleveren, naar behoren pareren. Daarbij moet dan worden verlangd – mede gelet op artikel 6, eerste lid, van de evengenoemde richtlijn – dat de eiser voldoende bewijsmateriaal dat redelijkerwijs al beschikbaar is, overlegt om de beweerde inbreuk (ter zake waarvan hij een vordering wil instellen) toe te lichten, alsmede dat hij stelt dat de monsters en kopieën die respectievelijk zijn genomen en in conservatoir bewijsbeslag zijn genomen, (aanvullend) bewijsmateriaal vormen om die beweerde inbreuk te staven.

Internationaal privaatrecht
3.42 Naar Nederlands internationaal privaatrecht worden octrooien die rechtsgeldig voor andere landen dan Nederland zijn verleend, in beginsel erkend, ook als zij niet mede voor Nederland zijn verleend. Dat wil niet zeggen dat zij voor Nederland van kracht zijn, maar het laat wel ruimte voor de mogelijkheid van een in Nederland te voeren gerechtelijke procedure ter ondersteuning van de handhaving van zulke octrooien, zoals een procedure op de voet van de artikelen 1019 e.v. Rv.

3.43 Indien dan ook de drie partijen VAT c.s. bijv. in Duitsland een inbreuk op een Europees octrooirecht van Rhodia dat voor Duitsland (maar niet voor Nederland) is verleend, (dreigen te) maken, kan er sprake zijn van (dreigende) onrechtmatige daden jegens Rhodia, waartegen Rhodia in beginsel ook in Nederland in zoverre mag optreden, dat hij bijv. (na het daarvoor nodige verlof te hebben gekregen) monsters neemt of conservatoir bewijsbeslag legt onder degene van de drie die in Nederland producten waarmee die inbreuk in Duitsland wordt (of dreigt te worden) gemaakt, in voorraad houdt, en vervolgens toegang vordert tot het aldus veiliggestelde bewijsmateriaal. Het recht op vrij verkeer van waren en diensten en het recht op vrije mededinging in Nederland en tussen Nederland en andere landen waarvoor de octrooien van Rhodia niet van kracht zijn, - waarop VAT c.s. zich beroepen - staan aan de mogelijkheid van zulk optreden niet in de weg. In zoverre komt derhalve aan de gerechtigde tot een Europees octrooirecht ook als dat octrooi niet voor Nederland is verleend, in Nederland toch een zekere bescherming toe tegen inbreuk die in een land waarvoor dat octrooi is verleend, wordt (of dreigt te worden) gemaakt. De slotsom is dat Rhodia zich niet ten onrechte beroept op de artikelen 1019 e.v. Rv.

Lees het arrest hier (LJN BW4100, zaaknr. 200.099.291/01 SKG).

IEF 11240

Presentaties IJzersterke octrooiverhalen

Peter Blok, IJzersterke octrooiverhalen Het belang van de beschrijving, UNION Lezing.
Bas Pinckaers, IJzersterke octrooiverhalen nawerkbaarheid en beschermingsomvang in Europa, UNION Lezing.

De Nederlandse groep van Union-IP organiseerde op donderdag 5 april 2012 voor octrooigemachtigden, advocaten en andere belangstellenden haar eerste dinerbijeenkomst, met als onderwerp ‘IJZERSTERKE OCTROOIVERHALEN’.

De presentatie van Peter Blok, Afdeling IE Rechtbank 's-Gravenhage.
- Doel van het octrooirecht
- Toepassingsbereik
- Nawerkbaarheid: De contact lenzen zaak
- Equivalentie: De Occluder zaak

De presentatie van Bas Pinckaers, Van Doorne advocaten.
1) Basisregel
2) Nawerkbaarheid: Novartis/Johnson & Johnson
3) Beschermingsomvang: Aga/Occlutech
4) Conclusie: Verschillen in de uitspraken tussen dezelfde partijen op basis van hetzelfde octrooi ontstaan door

- verschillende stellingen en verschillend bewijs van partijen
- nationale rechters die bij gebreke van een supranationale rechter de EOV regels op verschillende wijze toepassen
- verschillen in het nationaal procesrecht.

IEF 11239

Voorlopige recall wordt afgewezen

Rechtbank 's-Gravenhage 25 april 2012, HA ZA 12-35 (TKS S.A. tegen Groupon Netherlands B.V. en Qualitee)

Incidentele vordering artikel 223 Rv afgewezen, vrijwaring toegestaan, verkorte dagvaardingstermijn voor X zonder bekende woon- of verblijfplaats.

In de hoofdzaak: TKS vordert – samengevat – bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, primair een merkinbreukverbod (sub a, c en d BVIE), dan wel onrechtmatig handelen door slaafse nabootsing doordat Groupon c.s. namaak ICE WATCH horloges heeft aangeboden in een sterk op Becubic gelijkende verpakking. Tot slot vordert ze nog een verbod op het gebruik van misleidende reclame.

Incident tot voorlopige voorziening: afgewezen. TKS vordert in het incident ex artikel 223 Rv – samengevat – dat de rechtbank Groupon c.s. een bevel zal geven om een recall brief te zenden aan haar afnemers. Dit wordt afgewezen: nu er onvoldoende aanwijzingen zijn dat de betreffende afnemers inbreukmakende of anderszins onrechtmatige handelingen verrichten waardoor verdere schade voor TKS dreigt.

Vrijwaringsincident toegestaan. Groupon vordert dat zij wordt toegestaan X in vrijwaring op te roepen, omdat X de partij heeft aangeboden en verhandeld en haar heeft misleid door aan haar te verklaren dat het originele horloges betrof. Dit wordt toegestaan. Omdat X geen bekende woon- of verblijfplaats heeft in Nederland, wordt het verzoek een verkorte dagvaardingstermijn van 4 weken aan te houden gehonoreerd.

4.2. Ten aanzien van de incidentele vordering tot een provisionele voorziening overweegt de rechtbank als volgt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft TKS onvoldoende spoedeisend belang bij het gevorderde bevel tot verzending van een brief door Groupon c.s. aan alle afnemers die de betreffende horloges hebben ontvangen met het verzoek het horloge te retourneren, nu er onvoldoende aanwijzingen zijn dat, zoals TKS stelt, hetgeen door Groupon gemotiveerd is betwist, de betreffende afnemers inbreukmakende of anderszins onrechtmatige handelingen verrichten waardoor verdere schade voor TKS dreigt. Dat één afnemer geprobeerd heeft het door Groupon geleverde horloge via de website www.marktplaats.nl te verkopen, zoals door TKS is gesteld, is hiertoe ten enenmale onvoldoende, daargelaten dat Groupon gemotiveerd heeft betwist dat deze afnemer merkinbreuk pleegt met de stelling dat als TKS zich al zou kunnen beroepen op de spoed(merk)inschrijvingen waartegen oppositie is ingesteld, hetgeen Groupon betwist, geen sprake is van gebruik van het teken ICE WATCH in het economisch verkeer maar van verkoop in de particuliere sfeer. Voor een bevel zoals gevorderd is, mede gelet op de belangenafweging in de huidige stand van de procedure, geen grond. De provisionele vordering zal jegens Groupon derhalve worden afgewezen. Gelet hierop behoeven de overige verweren van Groupon geen nadere bespreking.

Vrijwaringsincident
4.4. Een vordering tot oproeping van een derde in vrijwaring is in beginsel toewijsbaar, indien men krachtens een rechtsverhouding met die derde recht en belang heeft om de nadelige gevolgen van een ongunstige afloop van de hoofdzaak geheel of gedeeltelijk op deze derde te verhalen. Groupon heeft voldoende gemotiveerd en concreet gesteld dat zij, indien de beslissing in de hoofdzaak voor haar nadelig zal uitvallen, geheel of gedeeltelijk verhaal heeft op X. De incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring zal bijgevolg worden toegewezen.

4.5. Als onweersproken gaat de rechtbank uit van de juistheid van de stelling van Groupon dat X geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland heeft, zodat de rechtbank het verzoek om een verkorte dagvaardingstermijn van 4 weken aan te houden, bij gebreke van enig verweer daartegen, zal honoreren.