IEF 22191
16 augustus 2024
Uitspraak

Inbreuk op auteursrecht op haakpatronen

 
IEF 22189
15 augustus 2024
Uitspraak

Rechter werpt licht op de licentieovereenkomst tussen EIC c.s. en Reflexy c.s.

 
IEF 22190
15 augustus 2024
Uitspraak

Restaurants gaan de strijd aan: rechter constateert verwarrende handelsnaam

 
IEF 10966

Online kansspelen, het laatste woord?

Hoge Raad 24 februari 2012, LJN BT6689 (Ladbrokes tegen Lotto) - persbericht.

Parallel gepubliceerd van IT 692 en BNR-interview (6 Mb). Met samenvatting van Polo van der Putt (Vondst Advocaten). Van der Putt is in een eerder stadium als advocaat voor Ladbrokes betrokken geweest bij dit geschil.
Ook is de grosse ons  toegezonden door Joris van Manen, Hoyng Monegier.

De Hoge Raad is van oordeel dat het gerechtshof, in lijn met de aanwijzingen van het Hof van Justitie, op een nauwkeurige en toereikende wijze is nagaan dat uitbreiding van de activiteiten van De Lotto de illegale activiteiten met betrekking tot weddenschappen in Nederland kan ondervangen en dat die uitbreiding niet onverenigbaar is met de doelstelling van de regeling, de gokverslaving te beteugelen.  De Hoge Raad oordeelt ook dat Nederland zich op het standpunt mag stellen dat het enkele feit dat een marktdeelnemer met een vergunning en rechtmatig via internet kansspelen aanbiedt in een andere Europese lidstaat, niet voldoende waarborgt dat de Nederlandse consument wordt beschermd tegen het risico van fraude en criminaliteit. Het gevolg van de uitspraak is dat het verbod aan Ladbrokes om in Nederland via internet en telefoon kansspelen aan te bieden in stand blijft.


Meer Ladbrokes-berichten op ITenRecht: hier

IEF 10965

Overheid bepaalt niet de waarde van iemands intellectuele eigendom

Reactie Teeven op amendement Groen Links/CDA m.b.t. toezicht op collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten
Reactie Staatssecretaris Fred Teeven op amendement van de leden Peters en Van Toorenburg over het verbreden van de ex-ante toetsing van de tarieven door het College van Toezicht en het geven van nadere criteria voor deze ex-ante toetsing. Kamerstukken II, 2011-2012, 31 766, nr. 21. [ alle amendementen + aanvulling/vervanging]. Inhoudelijke reactie wat betreft het prijsbeleid, de uitvoerbaarheid en de verenigbaarheid met internationale verplichtingen. Tot slot overweegt de Staatssecretaris een aantal verdere (algemene) grondslagen die hem dit amendement laten ontraden om aan te nemen.

Prijsbeleid
In algemene zin vind ik een prijsbeleid van overheidswege in deze private sector, of het nu via de toezichthouder dan wel bij AMvB is, zeer onwenselijk. Ook in Duitsland heeft de wetgever afgezien van een dergelijke ingreep. We kennen ook geen prijsbeleid bij andere ie-rechten, zoals octrooien en kwekersrechten. Vrije prijsvorming is immers een essentiële functie in onze economie.

Het is niet aan de overheid om te bepalen wat de waarde is van iemands intellectuele eigendom; dat is bovendien over de hele breedte van de casuïstiek ook niet mogelijk. We moeten dat vooral aan de markt zelf overlaten, omdat anders het reële risico bestaat dat we het einde van de in deze sector zo gebruikelijke zelfregulering inluiden. (...)

Uitvoerbaarheid
Het amendement introduceert naast de concrete billijkheidstoetsing in het individuele geval (artikel 25) een algemene voorafgaande billijkheidstoets voor tarieven en tariefgrondslagen. Daarmee wordt het College – en indirect de wetgever, via de ook in het amendement voorziene AMvB grondslag – geconfronteerd met twee invullingen van het begrip ‘billijkheid’. (...)

Verenigbaarheid met internationale verplichtingen
Door het amendement wordt in wezen via het toezicht een materieelrechtelijke normering voor tarieven in het leven geroepen. Die materiële normering staat op gespannen voet met het auteursrecht als eigendomsrecht (Berner Conventie, art 17 Europees handvest grondrechten, considerans 9 auteursrechtrichtlijn) voor zover het om verbodsrechten gaat. Ook wordt hier door de nationale wetgever nadere invulling gegeven aan het autonome gemeenschapsrechtelijke begrip "billijke vergoeding". (...)

Tot slot
Bij tariefvorming moet sprake zijn van transparantie, uniforme grondslagen en draagvlak bij betalingsplichtigen. Dat wordt het beste bereikt met het wetsvoorstel in de huidige vorm. Cbo’s moeten transparant zijn over de tarieven, tariefgrondslagen, kortingsregelingen e.d. (artikel 2, onderdeel a, iii). Ook zijn, uiteraard, arbitraire tariefdifferentiaties niet toegestaan, omdat cbo’s gelijke gevallen gelijk moeten behandelen (het huidige artikel 2 lid 2 onderdeel f). De naleving van deze verplichtingen kan door het College straks worden afgedwongen met boetes en dwangsommen. Bovendien zullen ook de uitspraken van de geschillencommissie gaan leiden tot meer uniformiteit in de tarieven en tariefgrondslagen, en daarmee tot meer draagvlak in de markt.

Samenvattend acht ik het amendement onnodig, niet uitvoerbaar en in zijn uitwerking op gespannen voet staan met onze Europese en internationale verplichtingen. Ik ontraad het amendement daarom ten sterkste.

IEF 10935

Internet extremisme: even afstand nemen

E. Angad-Gaur, internet extremisme, artikel verschijnt deze week in de Muziekwereld, blad van de Ntb.

Een inzending van Erwin Angad-Gaur, secretaris/directeur van de Ntb, de vakbond voor musici, componisten en acteurs.

Na de uitvinding van de boekdrukkunst, de telefonie, radio en televisie, heeft het internet in relatief korte tijd de wereld verder verkleind: the global village is opnieuw een stap dichterbij gekomen. Dat vraagt onder meer om aanpassingen van wet- en regelgeving, al was het maar omdat landsgrenzen op het internet nog maar nauwelijks ter zake doen. Het internet is vooral daarom onderwerp van felle politieke en maatschappelijke discussies.

Wat daarbij telkens opvalt is de polarisatie van dat debat: de wereld lijkt, als je kranten leest, of politieke partijprogramma’s doorleest te verdelen in internetenthousiasten en internetcriticasters. Een middenweg lijkt bijna niet mogelijk.

Om even afstand te nemen van de huidige felle discussies over de draconische Amerikaanse anti-piraterij wetten SOPA en PIPA, over het geheimzinnige ACTA-verdrag en het al dan niet afsluiten van The Pirate Bay, een voorbeeld van minder dan een jaar geleden: de discussie over Wikileaks.

Wikileaks
Diverse overheden, de Verenigde Staten voorop, doen hun uiterste best Wikileaks het werken onmogelijk te maken en zouden de website het liefst verbieden, de verantwoordelijken voor de rechter slepen en dwingen al hun bronnen aan justitie te melden. Dat dit ingaat tegen in vele jaren, via vele rechtszaken en politieke discussies opgebouwde regels over de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van de pers, lijkt geen argument.

De Wikileaks-enthousiasten daarentegen lijken op een zelfde wijze weinig tolerantie te hebben voor soms terechte kritiek op de gedragingen van Assange en de zijnen. Dat Wikileaks in eerste aanleg weigerde namen van Afghaanse informanten te anonimiseren en daarmee levens in gevaar bracht, mocht hen van internetactivisten niet worden verweten.

Dat de persvrijheid ook eisen van zorgvuldigheid kent en elke vrijheid wordt begrensd door verantwoordelijkheden, lijkt wat hen betreft maar beperkt ter zake te doen.

Vrijheidsstrijders tegenover handhavers
Op exact dezelfde wijze verloopt de discussie over het auteursrecht.

‘Vrijheidstrijders’ menen dat alle informatie vrij toegankelijk dient te zijn. Het auteursrecht is daarbij een belemmering, die zo spoedig mogelijk moet worden weggewerkt. Privacy dient absoluut te zijn en zelfs betaling voor informatie is een onredelijke belemmering voor de toegankelijkheid van die informatie.

Aan de andere kant staan de handhavers, vaak vooral platen- en filmmaatschappijen, die het internet via vergaande verboden en digitale technieken onder controle willen brengen. Een verlangen dat naadloos aansluit bij de behoefte van de ‘internetcriticasters’ die het internet, ook om andere redenen, willen knechten.

Van verbodsrecht naar vergoedingsrecht
Opnieuw hebben beide partijen daarbij weinig oog voor de geschiedenis. Het auteursrecht immers, ontstond na de uitvinding van de boekdrukkunst. Het ‘verbodsrecht’ was in die tijd, toen in een land drie drukpersen stonden, een werkbare methode om auteurs controle te geven over de verspreiding van hun werk.

Al met de komst van de radio en de geluidstechniek werd dit, in het geval van muziek, onwerkbaar. Elk radiostation draait per dag honderden liedjes: het werd zowel voor de makers, als voor gebruikers onmogelijk elkaar op basis van individuele onderhandeling te vinden.

Als oplossing werd daarom het collectief beheer uitgevonden; in Nederlandse termen: muziekauteurs sloten zich aan bij de Buma die hun individuele verbodsrecht feitelijk omzette in een vergoedingsrecht. Wie netjes betaalt krijgt toestemming voor gebruik. Het verbod werd enkel nog een stok achter de deur, voor wie niet betalen wil.

Het succes van dit model vertaalde zich in de Wet op de Naburige Rechten (WNR) in een wettelijk vergoedingsrecht voor openbaarmakingen van commerciële fonogrammen (de Sena-rechten): de wetgever gaf musici en producenten in de WNR niet eens keuze meer individueel te onderhandelen. De maatschappelijke voordelen van de collectieve vergoeding en onderhandeling waren daarvoor te groot. (Helaas werd deze wetgeving niet van toepassing voor digitale on-demand-diensten; reden waarom Sena in het geval van on-demand-streaming geen rol kan spelen.)

Terug naar de nieuwe tijd
Op internet is (in theorie althans) inmiddels elke consument een radiostation geworden; iedereen kan muziek en films ‘uitzenden’ en ook uit tal van bronnen binnenhalen. Radicale internet-enthousiasten vinden soms betalen voor muziek een onredelijke beperking van de vrijheid van informatie en de mogelijkheden die het internet hen biedt. Internetsceptici willen het verbodsrecht scherpe (digitale) tanden geven. Maar de geschiedenis wijst uit dat een toekomst van vergoedingsstructuren (middels gedwongen collectief beheer) de logische, waarschijnlijke en redelijke oplossing is. Alleen een website die binnen een dergelijk systeem nog steeds niet betalen wil, zou moeten worden afgesloten of als ultiem middel (louter op aanwijzing van de rechter) worden geblokkeerd; net als offline een radiostation dat geen auteursrechten betaalt geen lang leven is beschoren; iets wat wij allemaal heel redelijk vinden.

Essentieel is te streven naar een redelijk evenwicht waarin rechtengebruik op het internet eenvoudiger dan nu het geval is wordt mogelijk gemaakt en waarin handhaving van rechten op evenwichtige en effectieve wijze kan plaatsvinden: gericht op illegale websites en niet op consumenten, binnen een vergoedingenstructuur die elk nieuw businessmodel op internet de mogelijkheden biedt legaal muziek, series en films aan te bieden.

Het wordt kortom tijd extreme opvattingen achter ons te laten en te werken aan een evenwichtige regulering van het internet.

Erwin Angad-Gaur is secretaris/directeur van de Ntb, de vakbond voor musici, componisten/tesktschrijvers en acteurs

IEF 10964

Aanvulling en vervanging amendementen wijziging cbo

De amendementen uit IEF 10909, die donderdag a.s. ter stemming gebracht, worden aangevuld en vervangen:

Amendement van de leden Peters en Van Toorenburg over het verbreden van de ex-ante toetsing van de tarieven door het College van Toezicht en het geven van nadere criteria voor deze ex-ante toetsing. Kamerstukken II, 2011-2012, 31 766, nr. 21.

Amendement van het lid Peters ter vervanging van nr. 15 over het bij amvb regels geven voor het beheer van de gelden waarvoor geen rechthebbenden gevonden zijn en de aanwending van de gelden voor andere doeleinden dan uitkering aan de rechthebbenden. Kamerstukken II, 2011-2012, 31 766, nr. 22.

 

IEF 10963

Onduidelijk dat Tom Waits zelf niet optreedt

RCC 1 februari 2012, dossiernr. 2011/01205 (Tom Waits' rain dogs revisited)

Als randvermelding. Reclamerecht en misbruik naam artiest. Misbruik naam artiest. Klager, een groot fan van deze artiest, heeft twee kaartjes besteld voor het aangekondigde concert dat in het NRC met een advertentie is aangekondigd met de woorden: "Tom Waits' Rain Dogs Revisited met o.a." waarna een aantal meewerkende artiesten worden opgesomd. Tijdens het concert bleek dat Tom Waits zelf niet meedeed en het concert door andere artiesten gegeven werd. Klager acht de advertentie, waarin de naam van Tom Waits groot is weergegeven, misleidend. De commissie acht dat het onvoldoende duidelijk is dat Tom Waits zelf niet optreedt en doet een aanbeveling. [red. soortgelijke uiting zie RB 1312]

Commissie:
Naar het oordeel van de Commissie blijkt uit de advertentie onvoldoende duidelijk dat Tom Waits zelf tijdens het aangekondigde concert niet optreedt. Betwijfeld moet worden of het gebruik van de apostrof, die er op moet duiden dat het een concert is met werk van Tom Waits, maar niet door hemzelf gegeven, door de gemiddelde consument in die zin wordt begrepen. Bovendien sluit de aanduiding “Met o.a.” boven de opsomming van meewerkende artiesten niet uit dat het een concert van Tom Waits betreft waaraan ook andere artiesten hun medewerking verlenen.

Gelet op het vorenstaande gaat de bestreden uiting gepaard met voor de gemiddelde consument onduidelijke informatie ten aanzien van de aard van het product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder a van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, acht de Commissie de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Dat op de website waarnaar in de uiting wordt verwezen meer informatie over het concert wordt gegeven, neemt het misleidende karakter van de uiting niet weg.

IEF 10962

Vooralsnog niet ondertekenen van ACTA

Kamerbrief minister Verhagen en staatssecretaris Teeven over het vooralsnog niet ondertekenen van het Anti-Counterfeiting Trade Agreement (ACTA) totdat vaststaat dat het verdrag in lijn is met de grondrechten in Nederland.

In de aangenomen motie wordt de regering verzocht “om het ACTA-verdrag niet te tekenen zolang niet onomstotelijk vastgesteld is dat het verdrag niet in strijd is met de grondrechten”. In een van de overwegingen is aangegeven dat volgens artikel 218, lid 11 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie iedere lidstaat het advies van het Europees Hof van Justitie kan inwinnen over de verenigbaarheid van een voorgenomen overeenkomst met de Europese verdragen. Tijdens het debat over de Staat van de Europese Unie van 9 februari jl. hebben minister-president Rutte en minister Rosenthal reeds aangegeven dat Nederland een ordentelijke procedure op dit gebied heeft, namelijk het vragen van advies aan de Raad van State.

Afgelopen woensdag, 22 februari, heeft Eurocommissaris De Gucht bekend gemaakt dat de Europese Commissie het Hof van Justitie van de Europese Unie gaat vragen om te beoordelen of ACTA - op enigerlei wijze - onverenigbaar is met Europese fundamentele rechten en vrijheden, zoals de vrijheid van meningsuiting en informatie, het recht op gegevensbescherming, en het recht op eigendom in het geval van intellectuele eigendom [red. zie ook IEF 10947].

Voorts heeft de regering besloten om ter uitvoering van de motie de Raad van State op grond van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State om voorlichting te vragen over deze kwestie, overeenkomstig overwogen en gevraagd in de motie, waarbij de vicepresident van de Raad van State expliciet wordt gevraagd in hoeverre hij daartoe ruimte ziet, gegeven het besluit van de Europese Commissie om aan het Hof van Justitie van de Europese Unie vragen te stellen.

IEF 10961

BBIE serie februari 2012 II

Merkenrecht. We beperken ons tot een maandelijks overzicht van de oppositiebeslissingen van het BBIE. Vandaag heeft het BBIE een serie oppositiebeslissingen gepubliceerd die wellicht de moeite waard zijn om door te nemen. Twee opposities zijn eerder apart besproken, vanwege de toepassing van de ONEL/OMEL-leer zie IEF 10950. Deze lijst van 6 (allen toegewezen) opposities was nog niet eerder beschikbaar, zie onder laatste BBIE serie februari 2012-bericht hier

14-02

BANQUE HOTTINGUER

HOTTINGUER

Toegew.

fr

14-02

BANQUE HOTTINGUER

HOTTINGER

Toegew.

fr

14-02

BANQUE HOTTINGUER

MESSIEURS HOTTINGUER Cie

Toegew.

fr

10-02

SPITZ

SPRITZ

Toegew.

nl

06-02

MERCK

Merk M

Toegew.

nl

06-02

MARIE

PainMarie

Toegew.

nl

 

Eerder in deze serie verschenen: BBIE serie in titel.

IEF 10959

Originaliteit vereist geen persoonlijk stempel meer?

Hof van Cassatie van België 26 januari 2012, C.11.0108.N (Artessuto nv tegen B&T Textilia en Indecor-Europe)

Gesignaleerd door en met samenvatting van Hannes Abraham.

België. Tekeningen in opdracht gemaakt. Auteursrecht. Wandtapijt in 'oude kleuren'.
 
Het eerste middel van eiseres in cassatie is gericht tegen het afwijzen door de appelrechters van een beroep op het Tekeningen- en Modellenrecht, louter wegens afwezigheid van een depot. Het Hof van Cassatie beslist dat de appelrechters niet antwoorden op de argumenten van eiseres daaromtrent.
 
Het belang van dit arrest ligt echter in het tweede middel. Het betreft de originaliteitsvereiste in het auteursrecht. De appelrechters stellen vast dat er een eigen intellectuele schepping van de auteur plaats vond, maar dat een persoonlijke stempel van deze ontbreekt, om vervolgens te beslissen dat er geen sprake is van de vereiste originaliteit. Deze invulling van het originaliteitsbegrip komt overigens overeen met vaste rechtspraak van het Hof van Cassatie (Cass. 25 oktober 1989, Arr. Cass. 1989-90, 272; Cass. 24 februari 1995, Arr. Cass. 1995, 210; Cass. 5 maart 2005, www.cass.be).
 
Het Hof van Cassatie lijkt echter terug te komen op haar voorgaande rechtspraak door in deze zaak uitdrukkelijk te beslissen dat het niet vereist is dat een werk de stempel van de persoonlijkheid van de auteur draagt. Door het werk aan deze vereiste te toetsen hanteren de appelrechters volgens het Hof een extra voorwaarde die niet door de wet gesteld wordt. Daarom wordt het bestreden arrest verbroken.
 
De vraag kan gesteld worden of deze ommekeer in de rechtspraak in overeenstemming is met de geldende rechtspraak van het Hof van Justitie. Het Infopaq-arrest vereist een “eigen intellectuele schepping van de auteur” die moet kunnen “uitdrukking geven aan zijn creatieve geest” (HvJ 16 juli 2009, Infopaq/Danske Dagblades Forening, C-5/08, punten 32-45). Volgens een enge interpretatie kan het nieuwe criterium van het Hof van Cassatie in dit communautaire originaliteitsbegrip passen. Maar wat vangt men dan aan met het criterium uit het Painer-arrest: “een intellectuele schepping van de auteur die de persoonlijkheid van deze laatste weerspiegelt”(HvJ 1 december 2011, Painer/Standard Verlags GmbH, punt 2)? Wordt ongetwijfeld vervolgd…

4. Een werk van letterkunde of kunst wordt krachtens deze bepaling auteursrechtelijk beschermd als het oorspronkelijk is in die zin dat het gaat om een eigen intellectuele schepping van de auteur. Hierbij is niet vereist dat het werk de stempel draagt van de persoonlijkheid van de auteur.

5. De appelrechters oordelen: “De variaties die [de eiseres] aangebracht heeft in de bestaande stadsgezichten vormen geen intellectuele inspanning die aan het werk het nodige individuele karakter geven waardoor een vorm ontstaat. De vorm draagt niet de stempel van de persoonlijkheid van Mevrouw C.. De vorm is niet zodanig beïnvloed door haar persoon dat het werk een eigen persoonlijk, karakter vertoont. De intellectuele schepping van de auteur is niet aantoonbaar in de tekeningen.”

6. De appelrechters die aldus vereisen dat een werk om de bescherming van het auteursrecht te genieten de stempel dient te dragen van de persoonlijkheid van de auteur, verantwoorden hun beslissing niet naar recht.

Het middel is gegrond.

Op andere blogs:
KluwerCopyrightBlog
(Belgian Supreme Court: against the tide of the CJEU’s case law on “originality”?)
Schoups advocaten

IEF 10958

Handtassen in de loop van de geschiedenis

Vzr. Rechtbank Amsterdam 23 februari 2012, KG ZA 12-84 (E tegen RO&R&S)

Uitspraak en afbeeldingen ingestuurd door Joep Weel, ABC Legal.


Auteursrecht. Handtassen. E is ontwerpster van de B Bag. R&S betwist de auteursrechtelijk bescherming omdat het volgens haar niet gaat om een origineel idee, maar om een trend in de mode die door meerdere ontwerpers wordt gevolgd.

Voorzieningenrechter stelt dat het vereiste van EOK niet zodanig absoluut moet worden uitgelegd dat het werk als zodanig als geheel nieuw moet worden beschouwd. Het gaat erom dat het werk iets voldoende eigens bevat dat aan de maker ervan kan worden toegeschreven. Dat er in de loop van de geschiedenis velerlei (dames)tassen zijn gemaakt die in meerdere of mindere mate een bepaalde overeenstemming hebben, staat geen uniciteit van onderhavige handtas in de weg. Vanwege de gekozen de vorm en uitwerking is de handtas van E vatbaar voor auteursrechtelijke bescherming. Partijen zijn het eens dat de zodanig grote overeenkomsten niet op toeval kunnen berusten, maar verwijten elkaar dat de respectievelijke handtassen als voorbeeld zijn genomen. E. wordt als eerste ontwerper aangewezen zodat het handelen van RO&R&S inbreukmakend is. Dit wordt ondersteund door nevenvorderingen en dwangsommen.

5.6. De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Auteursrecht bestaat met betrekking tot een werk van letterkunde, wetenschap of kunst. Vereist is dat het werk een eigen, oorspronkelijk karakter heeft. Dit vereiste mag niet zodanig absoluut worden uitgelegd dat het werk als zodanig als geheel nieuw moet kunnen worden beschouwd. Het gaat erom dat het werk iets voldoende eigens bevat, dat aan de maker ervan kan worden toegeschreven. Het eindproduct dient oorspronkelijk te zijn in die zin dat het nog niet eerder in de bewuste vorm is vertoond. Aan dit vereiste is voldaan. Dat er in de loop van de geschiedenis velerlei (dames)tassen zijn gemaakt die in meerdere of mindere mate een bepaalde overeenstemming hadden met de B Bag, zoals de door RO&S genoemde Gucci-tas, staat niet in de weg aan het oordeel dat de vorm en uitwerking die thans door E is gekozen een zodanige uniciteit bevat dat deze als een nieuw werk dient te worden beschouwd. Daarmee is het ontwerp vatbaar voor auteursrechtelijke bescherming.

5.13. Beide partijen zijn van mening dat de overeenkomsten tussen De B-Bag en de keycordtas zodanig groot zijn dat deze niet op toeval kunnen berusten. De voorzieningenrechter is dit eveneens van oordeel. Partijen verwijten elkaar dat zij het ontwerp van de ander als voorbeeld hebben gebruikt. De vraag wie het eerste ontwerp had is hiervoor reeds aan de orde gekomen. Nu daarbij is geoordeeld dat voorshands moet worden aangenomen dat dit E is, moet het handelen van RO&S als inbreukmakend worden beschouwd.