IEF 22207
27 augustus 2024
Artikel

Het Benelux Merken Congres op donderdag 5 september 2024

 
IEF 22205
27 augustus 2024
Uitspraak

Design Sanitair maakt inbreuk op wc-spoelknoppen van Geberit

 
IEF 22206
27 augustus 2024
Uitspraak

Bastion Holding niet aansprakelijk voor hotellicenties: rechter wijst vordering Videma af

 
IEF 5924

De Kameleon sjocht yn it waar

kameleon.gifWie het vonnis heeft mag het mailen. “Neidat de Fryske Kameleonfilm yn 2002 útbrocht is, is der in rjochtsaak tsjin de feriening oanspand, troch ûnder oaren Uitgeverij Kluitman. Yntusken hat der in útspraak yn dizze saak west, en moatte wy yndie in boete betelje.

De kameleonfilm wie in ludike aksje omdat wy fan betinken wiene dat de film yn it Frysk útbrocht wurde moatten hie. Us fout wie dat wy deselde personaazjes as de Nederlânstalige film brûkt ha. Wy steane noch hieltiten efter dizze moaie aksje foar de Fryske taal.

De rjochter hat beslist dat wy ynbreuk makke ha op de auteursrjochten fan Kluitman. Yn de útspraak binne wy feroardiele ta it beteljen fan in totaalbedrach (ynklusyf juridyske kosten) fan sa'n 11.300 euro. De boete is yn earste ynstânsje betelle troch in âldlid fan Bernlef.

Bernlef yn Aksje.

Wy wolle it jild dat mei dizze saak muoit is graach werombetelje. Om dit jild wer werom te fertsjinjen wurdt der in aksje op tou setten. It idee wolle wy noch net nei bûten bringe, om’t wy noch drok dwaande binne mei it meitsjen fan konkrete ôfspraken mei guon partijen. Wy kinne wol sizze dat it wer in ludike aksje wurdt foar it Frysk, mar gjin twadde kameleonfilm”

Lees hier  en hier  en hier meer.

IEF 5922

Mogelijk is eiser erover teleurgesteld

Rechtbank Leeuwarden, 12 maart 2008, LJN: BC8079, Eiser tegen Koga B.V. 

Even Haviltexen. Wellicht van nut voor wie wel eens een licentieoverereenkomst maakt of sluit. KOGA verwerft licentie om het ontwerp van een fietsframe (spanfiets) door industrieel ontwerper te verveelvoudigen. Uiteindelijk wordt het ontwerp niet in productie en verkoop genomen. Anders dan eiser stelt schiet Koga hiermee volgens de rechtbank niet tekort in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de licentieovereenkomst van partijen.

“4.3.  De rechtbank overweegt dat uit de tekst van de licentieovereenkomst, de diverse artikelen in onderling verband en samenhang beschouwd, niet zonder meer volgt dat Koga jegens eiser de verbintenis op zich heeft genomen om tot daadwerkelijke productie en verkoop van de spanfiets over te gaan, zoals in de stellingen van eiser besloten ligt. Blijkens de tekst van de licentieovereenkomst heeft eiser het recht om de spanfiets te produceren en te verkopen aan Koga overgedragen, waartegenover Koga een vergoeding per verkochte fiets aan [eiser] diende te betalen. Nu komt het bij de beantwoording van de vraag wat de inhoud is van de tussen partijen gesloten overeenkomst niet alleen aan op de tekst van de licentieovereenkomst (hoewel daaraan het nodige gewicht mag worden toegekend) maar ook op wat partijen aangaande de inhoud van de overeenkomst over en weer uit elkaars verklaringen redelijkerwijs hebben mogen begrijpen, een en ander bezien tegen de achtergrond van de omstandigheden van het geval.

(…) 4.5.  De rechtbank stelt vast dat Koga - terecht - niet het uitgangspunt bestrijdt dat zij zich bij haar handelen diende te laten leiden door de jegens eiser in acht te nemen redelijkheid en billijkheid. Koga heeft weliswaar betwist dat zij zich ervoor diende in te spannen om de spanfiets in productie te nemen, maar de rechtbank volgt haar niet in dat standpunt. Eiser heeft als ontwerper van de spanfiets en de vergoeding die hem bij verkoop van spanfietsen in het vooruitzicht is gesteld er immers een gerechtvaardigd belang bij dat de spanfiets zou worden geproduceerd en op de markt zou worden gebracht. Daarvoor was hij afhankelijk van Koga als producent. Waar het derhalve om gaat is de beantwoording van de vraag of Koga zich, zoals eiser stelt, onvoldoende heeft ingespannen.

4.6.  De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende. De rechtbank stelt voorop dat bij de beoordeling van de door Koga te verrichten inspanningen Koga als (mogelijke) producent van de spanfiets in redelijkheid (enige) beleidsvrijheid toekomt bij haar beoordeling of zij de spanfiets daadwerkelijk in productie zou nemen. Koga diende immers de kosten van ontwikkeling, productie en verkoop van de fiets te dragen. Uit de stellingen van eiser blijkt dat ook hij onderkent dat "haalbaarheid" van de spanfiets (daargelaten of dit alleen technische of ook commerciële haalbaarheid was) onderwerp van onderzoek vormde en van invloed was op de beslissingen van Koga. Die haalbaarheid was blijkens de correspondentie tussen partijen een belangrijk aspect voor de vraag of de spanfiets in productie moest worden genomen. (…) De rechtbank tekent daarbij aan dat het gezien de historie van het ontwerp ook geen uitgemaakte zaak was dat de spanfiets zonder meer in productie kon worden genomen.

(…) 4.11.  De rechtbank overweegt dat deze feiten - wat daarvan ook zij - in het licht van de aan Koga toekomende beleidsvrijheid, de feitelijke verrichte handelingen en de verdere gang van zaken tussen 12 april 2005 (de datum van de licentieovereenkomst) en 23 augustus 2006 (de beëindiging van het project door Koga) en tegen de achtergrond van het feit dat het ging om de ontwikkeling van een fiets op basis van een bijzonder, niet zonder meer haalbaar ontwerp, niet van dien aard zijn dat daaruit een gebrek aan inspanning van Koga kan worden afgeleid. Mogelijk is eiser erover teleurgesteld dat zijn ontwerp het (wederom) niet tot een op de markt te brengen fiets heeft gebracht, rechtens valt Koga daarvan geen verwijt te maken, aldus dat zij jegens eiser tekort zou zijn geschoten zijn in haar verplichtingen."

Lees het vonnis hier.

IEF 5921

Het recht heeft voorbehouden

Vzr. Rechtbank Rotterdam, LJN: BC7942, 25 maart 2008, Eiser tegen NRC/Handelsblad. 

Pseudo IE-recht. Een door eiser ingezonden stuk, een reactie op een column, wordt in gewijzigde en ingekorte vorm geplaatst. De wijzigingen betreffen een andere kopregel en één zin. De inkorting betreft de elf laatste regels van de bijdrage. Het NRC heeft eiser niet vooraf in kennis gesteld van de wijzigingen en inkorting en eiser eist alsnog integrale plaatsing en excuses van de NRC.

De vorderingen worden afgewezen omdat er inmiddels onvoldoende spoedeisend belang is, maar in een ten overvloede geeft de voorzieningenrechter nog wel een inhoudelijk oordeel:

4.5 (…)Ten overvloede merkt de voorzieningenrechter op, dat, blijkens de richtlijnen voor bijdragen van lezers, het NRC zich het recht heeft voorbehouden om ingezonden artikelen te weigeren dan wel te redigeren of in te korten. Een gebod om het artikel van eiser alsnog in volle omvang te publiceren verdraagt zich niet met dat recht. Dat het NRC niet vooraf met eiser contact heeft opgenomen, zoals eiser in zijn email van 14 juni 2007 heeft verzocht, maakt dit niet anders.

4.6  De subsidiaire vordering is evenmin toewijsbaar. (…) Anders dan bijvoorbeeld een rectificatie, waarbij, gelet op de vrijheid van meningsuiting, duidelijk wordt gemaakt dat het gaat om een beslissing van de rechter die tot rectificatie noopt, gaat het bij excuses om het spontaan en oprecht berouw tonen over eigen tekortschieten. Afgedwongen excuses behoren niet tot deze categorie. Een vordering tot het aanbieden van excuses kan in rechte dan ook niet worden afgedwongen.

Lees het vonnis hier.

IEF 5920

Freedom niet omgekat tot Frodo

frodofreedom.gifRechtbank Middelburg, 25 maart 2008, KG ZA 08-41, V.D.V. Meubelen B.V. tegen Karel Mintjens N.V. (met dank aan Luuk Jonker, Holla Poelman Van Leeuwen Advocaten).

Executiegeschil. Niet naleving stakingsgebod. Volledige proceskostenveroordeling. De executie is te beschouwen als een verlengstuk van deze handhaving.

Het Gerechtshof ’s-Gravenhage heeft bij arrest van 21 juni 2007 (zie IEF 4291) geoordeeld dat VDV met haar ‘Freedom’-dressoir inbreuk maakt op het auteursrecht van Mintjens op het dressoir ‘Frodo’. Uiterlijk op 10 juli 2007 diende VDV iedere inbreuk op de auteursrechten van Mintjens te staken en gestaakt te houden, op straffe van een dwangsom. Mintjens heeft op 8 februari executoriaal derdenbeslag gelegd ten laste van VDV. VDV vordert in het onderhavige kort geding opheffing van het beslag en staking van de executie totdat over de verschuldigdheid van de dwangsom in de bodemprocedure zal zijn beslist.

Het beslag is volgens VDV jegens haar onrechtmatig, omdat Mintjens zich ten onrechte op het standpunt stelt dat VDV het gebod heeft overtreden. Het zou feitelijk onmogelijk zijn dat VDV, nadat het gebod is ingegaan, nog een ‘Freedom’-dressoir verkocht heeft dat inbreuk maakt op het ‘Frodo’-dressoir van Mintjens wegens een interne instructie. Het ‘Freedom’-dressoir nieuwe stijl zou na aankoop door Mintjens zijn omgekat tot het inbreukmakende ‘Freedom’-dressoir.

Mintjens heeft een (Belgisch) proces-verbaal van constatering overgelegd, waaruit zou blijken dat VDV na 10 juli 2007 nog een ‘Freedom’-dressoir verkocht heeft dat identiek is aan het ‘Freedom’-dressoir van VDV dat het hof te Den Haag als inbreukmakend op het ‘Frodo’-dressoir heeft aangemerkt.

De voorzieningenrechter oordeelt dat uit het proces-verbaal en de daarvan uitmakende bescheiden en foto’s genoegzaam blijkt dat in augustus 2007 een inbreukmakend ‘Freedom’-dressoir is besteld en uitgeleverd. De stelling dat het ‘Freedom’-dressoir nieuwe stijl onderweg moet zijn omgekat in het inbreukmakende ‘Freedom’-dressoir oude stijl wordt gepasseerd omdat VDV hiervoor geen bewijs heeft aangedragen. Bovendien valt naar aanleiding van twee verklaringen (nota bene door VDV zelf in het geding gebracht)  van werknemers werkzaam bij een aan VDV gerelateerd bedrijf over het moment waarop zij de instructie zouden hebben gekregen tot modelwijziging over te gaan, niet uit te sluiten dat er begin september 2007 toch nog een inbreukmakend dressoir de poort van VDV heeft verlaten. Het is volgens de rechter voldoende aannemelijk dat VDV in strijd met het gebod heeft gehandeld. De vorderingen van VDV worden afgewezen.

“Voorshands dienen ook de proceskosten gerezen in verband met de executie van een vonnis als voorwerp dat als voorwerp heeft de handhaving van rechten van intellectuele eigendom conform artikel 14 Handhavingsrichtlijn/artikel 1019h juncto 1019 Rv te worden vastgesteld, nu de executie is te beschouwen als een verlengstuk van deze handhaving.” Mintjens heeft dan ook recht op een volledige proceskostenveroordeling. Omdat VDV, zoals ter zitting is gebleken, echter geen kennis heeft kunnen nemen van de door Mintjens in dat kader opgevoerde kosten (€ 3.662,--), zal de zaak voor wat betreft de definitieve kostenveroordeling worden aangehouden, met het verzoek aan VDV zich over het declaratieadvies van Mintjens uit te laten.

Lees het vonnis hier.  

IEF 5919

IE & Fitna

De Telegraaf bericht dat Geert Wilders Fitna op drie punten aanpast om juridische procedures te voorkomen. De foto van de Nederlands-Marokkaanse rapper Salah Edin wordt vervangen door een foto van de echte Mohammed B., de bom-cartoon van de Deense cartoonist Kurt Westergaard wordt verwijderd (Westergaard was niet gekend in het gebruik van zijn cartoon) en m.b.t. een audiofragment van Robbie Muntz, te horen onder beelden van Theo van Gogh, zal een  vermelding van Muntz worden opgenomen in de aftiteling van de film.

Lees hier meer.

IEF 5912

Het gebruiksrecht van de naam

Vzr. Rechtbank Dordrecht, 27 maart 2008, LJN: BC8056, Dimtronic Electronica B.V. tegen Traditech B.V.,

Samenvatting Rechtspraak.nl: Dimtronic Electronica en Traditech produceren en verkopen dimmers. In 2001 is de onderneming van Dimtronic Electronica overgedragen aan Dimtronic Heemskerk i.o. (hierna: D.H.) In 2005 is D.H. failliet gegaan. De voorraad is door de curator verkocht aan (rechtsvoorgangers althans zustermaatschappijen van) Traditech. Vervolgens heeft Dimtronic Electronica haar werkzaamheden hervat.

Het woordmerk Dimtronic is in december 2005 door Dimtronic Electronica gedeponeerd. Partijen hebben in maart 2006 afgesproken dat Traditech na 1 juli 2006 geen Dimtronic producten zal verhandelen en geen gebruik zal maken van de naam Dimtronic, direct of indirect. In dit kort geding stelt Dimtronic Electronic dat Traditech ten onrechte de naam en het beeldmerk Dimtronic voert. Onvoldoende zeker is geworden dat sprake is van een op het merkenrecht gegronde aanspraak dat Dimtronic zich daarvan dient te onthouden.

Het gebruiksrecht van de naam is door Dimtronic Electronica overgedragen aan D.H. Voor zover op de door de curator verkochte producten nog een merkrecht van Dimtronic Electronica rustte, is dit uitgeput door het in het verkeer brengen van die producten door de curator.

Dimtronic Electronica kan dit niet aan Traditech tegenwerpen, tenzij Traditech een kwalitatief minderwaardig product op de markt brengt. Dit laatste is onvoldoende aannemelijk gemaakt. Traditech kan geen beroep doen op de laatste bepaling van de overeenkomst van maart 2006 omdat zij zelf in gebreke is gebleven bij de nakoming daarvan. Traditech handelt thans in strijd met de overeenkomst. Het logo zal door derden worden geassocieerd met Dimtronic, zodat er sprake is van indirect gebruik van de naam. Op grond van het verbintenissenrecht kunnen de aanspraken van Dimtronic Electronica dan ook worden toegewezen. 

Lees het vonnis hier

IEF 5911

Evenmin een inschatting

Vzr. Rechtbank Dordrecht, 27 maart 2008, LJN: BC8058, Eiser h.o.d.n. RDK Products, tevens h.o.d.n. Ecolumen tegen Gedaagde.

Samenvatting Rechtspraak.nl: RDK en Lips hebben beoogd samen te werken op het gebied van LED verlichting onder de naam “Ecolumen”. RDK heeft daartoe een handelsnaam en twee domeinnamen (.nl en .eu) geregistreerd, Lips heeft het woord- en beeldmerk bij het Benelux Merkenbureau gedeponeerd.

In dit kort geding vordert – kort gezegd- RDK in conventie overdracht van het merk aan hem. Lips vordert in reconventie overdracht van de handelsnaam en de domeinnamen aan hem. Dat sprake is van een depot te kwader trouw is niet aannemelijk geworden. Voor het overige zijn de stellingen ten aanzien van het bestaan van een op het intellectuele eigendomsrecht gebaseerde aanspraak op overdracht van het merk enerzijds en de handelsnaam en de domeinnamen anderzijds niet nader onderbouwd, zodat dit niet kan dienen als grondslag voor toewijzing van de vorderingen.

Voorshands is niet duidelijk aan welke partij de registraties op grond van het verbintenissenrecht behoren toe te komen. Nu evenmin een inschatting kan worden gemaakt van de op dat punt te nemen beslissing in de bodemprocedure strekken de gevraagde voorzieningen te ver om in kort geding te worden toegewezen.

De vordering van RDK tot het staken van het gebruik van de naam Ecolumen door Lips wordt eveneens afgewezen nu niet is gebleken dat Lips van die naam gebruik heeft gemaakt na het deponeren van het merk. Lips vordert ten slotte nog een bedrag als voorschot op de schade. Het spoedeisend belang daarbij is niet gesteld en ook overigens niet gebleken. De schade zal met name bestaan uit gederfde winst. Het bestaan van de vordering is onvoldoende aannemelijk geworden nu er geen sprake is geweest van handel met derden.

Lees het vonnis hier.

IEF 5906

Geen aanleiding of mogelijkheid

Rechtbank Utrecht, 26 maart 2008, LJN: BC7661,  Nederlandse Vereniging Van Journalisten tegen PCM Interactieve Media B.V., voorheen genaamd Media Resultant B.V. & PCM Uitgevers N.V.

Langlopende procedure over de bepaling vergoeding voor freelance journalisten wegens auteursrechtinbreuk door opname van hun werk zonder hun toestemming in de Nederlands Pers Databank.

In de procedure zijn in 2002, 2004 en 2006 diverse tussenvonnissen gewezen en is een deskundige benoemd om de schadeloosstelling te bepalen. Partijen hebben op de rapportage van de deskundige gereageerd. De rechtbank neem het honorarium dat zou zijn bedongen, vermeerderd met een compensatie voor de aantasting van het recht, als uitgangspunt bij de vaststelling van de schade. De rechtbank komt uit op 2% van het honorarium met een opslag van 0.5 % als compensatie voor de geleden schade. Dit motiveert de rechtbank als volgt:

“Bij de vaststelling van de gevorderde schadeloosstelling heeft de rechtbank tot uitgangspunt genomen dat deze gerelateerd dient te worden aan het honorarium dat in geval van toestemming zou zijn bedongen, vermeerderd met een compensatie voor de aantasting van het recht. (..)

Bij de bepaling van de vergoeding zal worden uitgegaan van twee omstandigheden die naar het oordeel van de rechtbank daartoe thans nog de meest concrete en objectieve aanknopingspunten bieden.

Dit is in de eerste plaats het gegeven dat PCM al in 1999 voor de opname van werken in de NPD een vergoeding heeft aangeboden aan de freelance journalisten van 2% van het oorspronkelijk honorarium, welk aanbod door ongeveer 50% van de journalisten destijds is aanvaard. Zij ontvangen sindsdien deze vergoeding.

In de tweede plaats is dit het – door NVJ c.s. niet weersproken – gegeven dat nadien voor nieuwe licenties betreffende een verruimde externe exploitatie, waaronder ook door middel van internet, op ruime schaal met freelance journalisten een opslag van 2% van het honorarium is overeengekomen.

Deze twee omstandigheden maken dat aannemelijk is dat de vergoeding die de freelance journalisten destijds voor opname van hun werk in de NPD hadden kunnen bedingen indien hen vooraf om toestemming was verzocht, rekening houdende met wat PCM nog bereid zou zijn geweest daarvoor te betalen, niet veel minder maar ook niet veel meer dan 2% van het oorspronkelijk honorarium zou zijn geweest. Bij gebrek aan voldoende hanteerbare aanknopingspunten die voor afwijking van dit percentage in opwaartse of neerwaartse zin aanleiding kunnen zijn, zal de rechtbank de vergoeding voor alle door de NVJ vertegenwoordigde freelance journalisten dan ook vaststellen op 2% van het oorspronkelijk honorarium.

In het tussenvonnis van 18 september 2002 heeft de rechtbank overwogen dat de aldus vastgestelde vergoeding dient te worden vermeerderd met een opslag als compensatie voor overige door de auteursrechtinbreuk door de in deze procedure optredende freelancers geleden schade, omdat hen de mogelijkheid is ontnomen om over de exploitatie van hun werk vooraf te onderhandelen en omdat zij zich vervolgens tijd en kosten hebben moeten getroosten om staking van de inbreuk en betaling van de vergoeding te bewerkstelligen. Het staNPDunt van PCM dat het hier in feite een boetecomponent betreft waarvoor ons recht geen grondslag biedt, wordt verworpen, nu voor de eisers sub 2 tot en met 7 in elk geval sprake is van een vergoeding van reële schade, zoals door de rechtbank in genoemd tussenvonnis al tot uitdrukking is gebracht.

De rechtbank ziet thans geen aanleiding of mogelijkheid om op die beslissing terug te komen. De hier bedoelde opslag wordt in redelijkheid bepaald op 0,5% van het oorspronkelijk honorarium.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5905

Portretrecht

edin.gifDe Telegraaf bericht: “Fitna verwisselt rapper met Mohammed B. Rapper Salah Edin wil stappen ondernemen tegen Geert Wilders. Een foto van de rapper is te zien in Wilders film Fitna. De rapper maakte voor de cover van zijn debuutalbum Nederlands Grootste Nachtmerrie een foto die lijkt op de politiefoto van de moordenaar van Theo van Gogh. In juni 2007 plaatste dagblad DAG die foto bij een artikel over Mohammed B. De advocaten van Edin troffen een financiële schikking met de krant en DAG plaatste een rectificatie en excuses.

Edin zei op Radio 1 financiële genoegdoening op dit moment niet belangrijk te vinden. „Maar Wilders moet wel worden duidelijk gemaakt dat hij niet zonder toestemming zomaar een foto van iemand kan gebruiken”. (…) Vrijdag vindt overleg plaats tussen de rapper en zijn manager over te nemen stappen.”

Lees hier meer.