IEF 22207
27 augustus 2024
Artikel

Het Benelux Merken Congres op donderdag 5 september 2024

 
IEF 22205
27 augustus 2024
Uitspraak

Design Sanitair maakt inbreuk op wc-spoelknoppen van Geberit

 
IEF 22206
27 augustus 2024
Uitspraak

Bastion Holding niet aansprakelijk voor hotellicenties: rechter wijst vordering Videma af

 
IEF 5751

Voorbehouden

bksy.JPGVoor de verzamelaars van auteursrechtvoorbehouden:

“Rechten. Alles wat je leuk vindt in dit boek mag je gebruiken, navertellen, kopiëren, overtikken, jatten; wat je maar wil. Als je er maar bij vertelt waar je het vandaan hebt. Maar het is natuurlijk ook niet de bedoeling dat je het hele boek kopieert en gaat verkopen. Dat vindt de uitgever niet leuk, dat snap je.”

Eckart Wintzen, Eckart´s Notes. Uitgever: Eckart Wintzen in samenwerking met Lemniscaat, herziene 3e druk, november 2007.

“Copyright is for losers © ™. Against his better judgement Banksy has asserted his right under the Copyright Designs and Patents Act 1988 to be identified as the author of this work."

Banksy, Wall and Piece. Century, 2006.

IEF 5750

Op het eerste gezicht valide

dcard.gifVzr. Rechtbank Haarlem, 29 februari 2008, Ampy Metering Ltd c.s. tegen Range King B.V. (met dank aan Hester Overbeek, Van Diepen Van der Kroef).

Wel gemeld, nog niet samengevat. Auteursrecht op software op magneetkaarten voor golfbalautomen. De voorzieningenrechter acht zich, kort gezegd, niet deskundig genoeg om over de deskundigen te oordelen. Nader onderzoek door deskundigen is daarom vereist en daar leent het kort geding zich niet voor.

Eiseres Ampy is fabrikant van een kaartbetaalsysteem Digicard. De kaarten ter grootte van een creditcard zijn voorzien van een magneetstrip. Eisers Duchel en Automation zijn licentiehouders . Gedaagde Range King houdt zich bezig met productie en handel voor golfbaanmaterialen. Range King heeft Digicard kaartlezeres en magneetkaarten van Automation gekocht.

Range King verkoopt ook eigen, afwijkend vormgegeven, magneetkaarten die werken op een Digicard kaartlezer. Eisers ageren hiertegen op grond van auteursrecht en onrechtmatig handelen. Range King vordert voorwaardelijk in reconventie dat eiseres zich onthouden van het aanschrijven van klanten en eindgebruikers.

Range King stelt dat er geen software of anderszins een unieke code op de kaarten zit en slechts informatiedrager zijn. Ter onderbouwing heeft zij een rapport overgelegd van een deskundige. Ampy betwist de conclusie van deze deskundige. De conclusie van de voorzieningenrechter is dat hij zelf de deskundigheid mist:

“5.4. De voorzieningenrechter oordeelt dienaangaande als volgt. De deskundige Slijk heeft zijn oordeel blijkens zijn rapport gebaseerd op argumenten die op liet eerste gezicht valide lijken. De voorzieningenrechter mist zelf de deskundigheid om te kunnen beoordelen of de magneetkaarten en de gegevens die daarop staan voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen omdat feitelijk niet goed valt vast te stellen hoe de informatie op de magneetkaarten dient te worden gekwalificeerd. Vooralsnog is daarom, gelet op de betwistingen door Range King, geenszins komen vast te staan dat de magneetkaarten van Ampy c.s. software of anderszins instructies bevatten die te kwalificeren zijn als een werk in de zin van artikel 10 lid 1 onder 12 Auteurswet. Daartoe is derhalve nader onderzoek door deskundigen vereist. Dientengevolge kan niet worden toegekomen aan de vraag of sprake is van inbreuk op een auteursrecht. Nu de procedure in kort geding zich daarvoor niet leent, zal dit in een bodemprocedure aan de orde dienen te komen.”

En vervolgens over het gestelde onrechtmatig handelen:

“5.7 (…) zonder auteursrechtelijke bescherming is een magneetkaart , net als een muntje, gewoon een betaalmiddel voor het verkrijgen van golfballen uit een automaat.” Op grond van Holland Nautic/Decca vindt de Voorzieningenrechter het derhalve niet onrechtmatig. Verder spelen er vragen over kwaliteit en slijtage van de producten die in het kort geding ook niet te beantwoorden zijn.

De vordering in reconventie wordt afgewezen, omdat eisers slechts één brief zouden hebben gestuurd en één brief de gevraagde voorziening niet rechtvaardigt.

Lees het vonnis hier.

IEF 5749

De Tweede Kamer

De Telegraaf bericht: “ De SGP stoort zich eraan dat in het centrum van Amsterdam een coffeeshop is gevestigd die De Tweede Kamer heet. Kamerlid Cees van der Staaij wil dat wordt opgetreden tegen de coffeeshop. (...) Hij heeft het bestuur van de Tweede Kamer gevraagd om te kijken of de Amsterdamse coffeeshop kan worden aangepakt via het merkenrecht."

Lees hier meer.

IEF 5748

Uitslag letterquiz

Altijd leuk en voor wie niet kan wachten tot ie in haar of zijn postvakje ligt: De nieuwe Shield Mark nieuwsbrief, met naast de uitslag van de letterquiz onder andere aandacht voor lollieporno, blote cowboys, ondergoed en chocolade.

Lees de nieuwsbrief hier.

IEF 5747

Aan haar titel is beginnen prutsen

deha.gifRechtbank van koophandel Brussel, 26 november 2007, V.S. 1798/2007, N.V. Biblo Roularta Medica tegen B.V.B.A. Gambel (met dank aan Bart van de Venster, LVV Advocaten, Antwerpen).

Wel gemeld, nog niet samengevat. Benelux merkenrecht. “De Huisarts” is niet louter beschrijvend, “De huisartskrant” bijvoorbeeld wel. Eiseres brengt wekelijks het tijdschrift “De huisarts” uit. Eiseres heeft een aantal gecombineerde woord- en beeldmerken, waaronder “De huisarts”. Verweerster lanceert een tijdschrift onder aanvankelijk de titel “De specialist”, later “De (specialist) huisarts” en lanceert een gratis driemaandelijks tijdschrift “De huisarts – de specialist”.

Eiseres vordert een verklaring voor recht dat verweerster inbreuk maakt op haar merkrechten en een verbod.

“Aangezien van meet af aan moet worden gesteld dat, behoudens hetgeen infra zal worden gezegd in verband met Onze jurisdictie met betrekking tot de vordering tot nietigverklaring van de merken van eiseres, “De huisarts” niet louter beschrijvend is; - dat die titel dit zou geweest moest hij luiden: “De huisartskrant” bijvoorbeeld of iets dergelijks; - dat het merk zoals gedeponeerd wel onderscheidend vermogen geniet.

Aangezien verweerster overschot van gelijk heeft wanneer zij stelt dat artikel 2.20.1.a. van het BVIE niet aan de orde is omdat er geen identiteit is tussen het merk: “De huisarts” en het teken: “De specialist huisarts”;

Maar aangezien huidige casus als het ware het schoolvoorbeeld is van de toepasselijkheid van artikel 2.20.1.b van het BVIE; - dat het verwarringsrisico evident lijkt; - dat er een zeker aantal overeenstemmingen zijn waaromtrent verder meer;

Aangezien met niet goed inziet waarom verweerster, die prospereerde met de titel: “De specialist” waarmee eiseres perfect kon leven (en heden ten dage zou kunnen leven, althans zo hebben Wij onthouden uit de pleidooien van de raadslieden), zonder waarneembare noodzaak aan haar titel is beginnen prutsen;

(…)

Stellen vast dat door het gebruik van de titel: “De (specialist) huisarts” en vervolgens “De huisarts – de specialist” voor haar eerste tijdschrift en van de titel: “De specialist – huisarts” voor haar tweede driemaandelijkse gratis tijdschrift, verweerster zich heeft schuldig gemaakt aan alle overtredingen, aangehaald door verweerster, juncto aan overtreding van artikel 93 van de WHCP, met dien verstande evenwel dat eiseres slechts aan bod komt dan met betrekking van haar merk: “De huisarts” en niet van de anderen; - dat eiseres zich onterecht beroept op artikel 2.20.1.a van het BVIE; (…)”

Lees de uitspraak hier.

IEF 5746

Arrestatie, deportatie, crematie…

Gerechtshof Amsterdam, 4 oktober 2007, LJN: BC 3113, Staat der Nederlanden tegen W, X, Y en Z.

Wel gemeld, nog niet samengevat. W. c.s. vorderen een verbod aan de Staat om spandoeken te verwijderen van de voorgevel van een pand en om posters te verwijderen van de ramen van dat pand met de tekst “Reisbureau Rita, arrestatie deportatie crematie adequaat tot het bittere eind”. In de gegeven omstandigheden is er geen ruimte voor een inbeslagname van de poster op voet van artikel 96 Sv met toetsing aan artikel 10 EVRM.

“4.6. De tegen de laatstbedoelde overweging gerichte grief van de Staat faalt reeds omdat naar het voorlopig oordeel van het hof het Openbaar Ministerie in de gegeven omstandigheden in redelijkheid niet tot de onderhavige inbeslagname had mogen komen.

Het hof wijst in dit verband op hetgeen in het vonnis waarvan beroep in rechtsoverweging 10 onbestreden is overwogen met betrekking tot de boodschap van de poster en de omstandigheden waaronder de uiting is geopenbaard en sluit zich voorts aan bij hetgeen door de voorzieningenrechter in rechtsoverweging 11, onder verwijzing naar jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, is overwogen met betrekking tot de ruimere grenzen van toelaatbare kritiek in het kader van een maatschappelijk/politiek debat zoals zich dat naar aanleiding van de Schipholbrand in Nederland heeft voltrokken en alsmede de algemeen aanvaarde rechtsopvatting dat een politiek verantwoordelijk persoon als een minister zich meer moet laten welgevallen dan een gewone burger.

Ook het gerechtshof te Arnhem, dat heeft geoordeeld over de strafbaarheid van het ophangen van deze (c.q. een identieke) poster overweegt in zijn arrest 28 december 2006 dat er onder vigeur van artikel 10 EVRM weinig ruimte bestaat voor beperkingen van politieke meningsuiting of van discussie over onderwerpen van algemeen belang, dat ten aanzien van politici niet snel zal kunnen worden aangenomen dat een beperking op het recht van vrije meningsuiting is toegestaan en komt bij toepassing in het aan dat hof voorgelegde geval tot de slotsom dat niet gebleken is van een “pressing social need” voor het verbieden van de onderhavige poster, dat derhalve het bepaalde in artikel 261 Sr buiten toepassing moet worden gelaten en heeft de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging ontslagen.

4.7. Dat er in de gegeven omstandigheden niettemin ruimte was voor een inbeslagname van de poster op de voet van artikel 96 Sv ziet het hof niet: ook voor het Openbaar Ministerie moet voldoende duidelijk zijn geweest dat het vertonen van de poster bijdroeg aan een actueel publiek debat waarvan de heftigheid door de in dat debat aan de orde gestelde gebeurtenissen alleszins gerechtvaardigd werd en dat in het licht daarvan een strafvervolging van de betrokken verdachte wegens het (eventuele) smadelijke karakter van de uiting jegens de verantwoordelijke minister de toets van artikel 10 lid 2 EVRM niet zou kunnen doorstaan.”

Lees het arrest hier.

IEF 5745

Winstpakker

Rechtbank Amsterdam, 13 december 2007, KG ZA 07-2202 P/PvV, Metro Cash & Carry Nederland B.V. tegen Levi strauss & Co c.s.

Wel gemeld, nog niet samengevat. Kort geding naar aanleiding van een ex parte bevel. Uitputting. Levi heeft niet gemotiveerd betwist dat de betreffende spijkerbroeken van haar afkomstig zijn.

Levi Strauss is producent en distributeur van spijkerbroeken en maakt daartoe gebruik van een selectief distributiesysteem waartoe groothandel Makro niet behoort. Op 11 oktober 2007 is naar aanleiding van een reclamefolder “Winstpakker” van Makro een ex parte bevel door de rechtbank tegen Makro uitgesproken. Op 8 november 2007 is accountantsverklaring opgesteld over de herkomt van door Makro verkochte Levi Strauss spijkerbroeken.

Makro vordert in conventie het staken en gestaakt houden van executie van het bevel, subsidiair het via een bankgarantie zekerheid verschaffen en bij gebreke daarvan de executie onmiddellijk te staken. Levi Strauss vordert in reconventie afgifte van spijkerbroeken die Makro onder zich houdt naar aanleiding van het bevel en informatie te verstrekken over onder meer de herkomt van de spijkerbroeken en subsidiair een verbod.De rechtbank acht onvoldoende aannemelijk dat Makro met het verkopen van de spijkerbroeken een merkrecht van Levi Strauss schendt (r.o. 5.2).

Levi Strauss heeft niet gemotiveerd betwist dat de betreffende spijkerbroeken van haar afkomstig zijn. De stelling dat zij niet uitsluit dat het hier om namaak gaat is onvoldoende. Het had dan op haar weg gelegen dit te onderzoeken, waartoe zij aan Makro geen verzoek heeft gedaan. Voorshands is onvoldoende gesteld om aannemelijk te achten dat de in geschil zijnde spijkerbroeken namaak zijn (r.o. 5.3).

Makro slaagt volgens de rechtbank in het bewijs dat sprake zou zijn van uitputting, waaraan in kort geding geen al te hoge eisen kunnen worden gesteld (r.o. 5.5).

Makro verwijs naar de accountantsverklaring als bewijs van toestemming van Levi Strauss. Daarin wordt verklaard dat op grond van de aan de accountant overgelegde facturen de door de Makro te koop aangeboden spijkerbroeken zijn te herleiden tot op de website van Levi Strauss als “Office Locations” aangeduide ondernemingen binnen de EER. Daarnaast zou in een Belgische procedure voor een deel van de broeken bekend zijn gemaakt aan Levi Strauss van welke tussenpersoon en distributeur van Levi Strauss deze broeken afkomstig zijn. Als gevolg daarvan zouden door deze distributeur thans geen broeken meer aan Makro, dan wel aan haar tussenpersoon, geleverd worden. In verband daarmee zou Marambi B.V., de tussenpersoon van Makro in de onderhavige procedure, niet bereid zijn om bekend te maken van wie zij de in geding zijnde spijkerbroeken heeft afgenomen, ander dan via een accountant die de namen van de leveranciers van Marambi N.V. niet vrij mag geven (r.o. 5.6).

Uit het rapport blijkt niet dat alle individuele broeken via de door de accountant genoemde transactie bij Makro terecht zijn gekomen, maar Levi Strauss heeft zelf aangevoerd dat er geen enkele manier is om dat vast te stellen omdat de barcodes in de broeken daarvoor geen indicatie geven en de broeken ook niet op andere wijze zijn de identificeren. Derhalve moet volgens de Rechtbank de stelling dat bij transacties als deze het slechts over partijen broeken gaat en niet over individuele broeken als juist worden aanvaard. Het is dan ook voldoende indien uit het rapport blijkt dat de partijen broeken die Makro te koop aanbiedt afkomstig is van een binnen de EER gevestigde distributeur van Levi Strauss (r.o. 5.8).

Er moet onderscheid worden gemaakt tussen de vraag of Makro voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van uitputting, en de voor Levi Strauss van belang zijnde vraag welke distributeur zijn verplichtingen jegens haar schendt. Het standpunt van Levi Strauss dat Makro slechts in dat bewijs kan slagen, indien zij in dit kort geding de naam van de betreffende distributeur kan noemen, wordt dan ook niet gevolgd. Dit geldt temeer nu voorshands niet kan worden uitgesloten dat Makro, mocht haar in een bodemprocedure dienaangaande bewijs worden opgedragen, daarin zal slagen.

Wel is Makro gehouden haar eigen leverancier te noemen, hetgeen zij ook heeft gedaan, en voorts aannemelijk te maken dat deze leverancier de partij broeken heeft gekocht, al dan niet via derden, van een distributeur van Levi Strauss. Met voormeld accountantsrapport heeft Makro voorshands voldoende aannemelijk gemaakt dat de spijkerbroeken met toestemming van Levi Strauss in de EER in het verkeer zijn gebracht en dat daarmee de merkrechten van Levi Strauss zijn uitgeput. Nu Makro bovendien alle adresgegevens van haar leverancier heeft genoemd, staat niets Levi Strauss in de weg om zelf de naam van de betreffende distributeur te achterhalen. Daarvoor is een bevel aan Makro op grond van artikel 1019e Rv niet de aangewezen weg. Ook de omstandigheid dat Makro mogelijk profiteert van een wanprestatie jegens Levi Strauss rechtvaardigt niet het geven van dat bevel (r.o. 5.9).

De Rechtbank herziet in conventie de beschikking van de voorzieningenrechter en weigert alsnog het daarin verzochte bevel en weigert in reconventie de gevraagde voorzieningen.

Lees het vonnis hier.

IEF 5744

Levenshamer (executie)

Rechtbank Arnhem, 20 februari 2008, KG ZA 08-54, Smeba Brandbeveiliging B.V. tegen Life Safety Products B.V.

Executiegeschil in Arnhemse lifehammer-zaak. Verhoging van het maximum van de dwangsommen.

De voorzieningenrechter heeft op 23 november 2007 een kop-staart vonnis gewezen (zie IEF 5217), waarbij Smeba aan de bekende IE-verbodseisen moest voldoen (verbod, opgave met controle registeraccountant, brief afnemers). Op 6 december 2007 worden de gronden van het vonnis bekend. Smeba vindt dat daarin een juridische misslag staat en dat dit haar ontslaat van haar plicht aan het betekende vonnis te voldoen. Partijen twisten ook over de aanvangsdatum van de dwangsommen. Life Safety Products wenst (voorwaardelijk) verhoging van het maximum van de dwangsommen.

De voorzieningenrechter loopt de diverse punten van het dictum af en beoordeelt punt voor punt of er aan is voldaan. De conclusie luidt de Smeba verschillende punten niet of niet tijdig is nagekomen.  De vorderingen van Smeba worden afgewezen en LSP krijgt haar zin mbt de verhoging.

Of dat überhaupt kan in een executiekort geding beantwoordt de rechter met een verwijzing naar een arrest van het gerechtshof Amsterdam (21 november 1985, KG 1986, 11). Met inachtneming van dit arrest ziet de voorzieningenrechter in de onderhavige zaak ook aanleiding het maximumbedrag aan dwangsommen te verhogen. Gebleken is immers dat Smeba de opgelegde geboden op verschillende punten niet, dan wel niet tijdig is nagekomen.

Uit het vonnis blijkt niet of er volledige proceskosten zijn gevorderd.

Lees het vonnis hier.

IEF 5743

De moderne welgestelde wereldburger

res.gifVzr. Rechtbank Dordrecht, 7 februari 2008, KG ZA 08-15, Telegraaf  Tijdschriftengroep B.V. tegen Publi Force B.V.(met dank aan Arvid van Oorschot, Klos Morel Vos & Schaap).

Wel gemeld, nog niet nader samengevat. Merkenrecht. De Telegraaf (TTG) roept met succes haar woord/beeldmerken met betrekking tot haar tijdschrift RESIDENCE in tegen het tijdschrift JET RESIDENCE. Verschil in uitspraak is niet van belang. Eerder al had gedaagde haar Gemeenschapsmerkaanvragen (woord- en een beeldmerk) JET RESIDENCE ingetrokken, na oppositie door TTG.

De rechter is van oordeel dat er gelijkenis bestaat tussen de merken. Residence is het dominante bestanddeel van beide merken en de visuele gelijkenis wordt verstrekt door de stilering, nu de letter R van gedaagde lijkt op de letter R zoals toegepast in het beeldmerk van de Telegraaf. Het verweer van gedaagde dat Residence op Franse en Jet Residence  op Engelse/Amerikaanse wijze moet worden uitgesproken, verwerpt de voorzieningenrechter. Die wijze van uitspraak valt echter niet zonder meer uit het merk en het teken af te leiden en voor de betekenis van het woord Residence maakt het geen verschil. De rechter acht verwarringgevaar aanwezig, aangezien het teken ook wordt gebruikt voor een glossy magazines, en dat beide tijdschriften zich richten op de moderne welgestelde wereldburger.

 “4.5. Op  grond van het vorenstaande is aannemelijk dat het in aanmerking komende publiek (…) aan het woon- en lifestyle Residence en het zakenreismagazine Jet Residence dezelfde herkomst zal toeschrijven of zal menen dat een verband daartussen bestaat.”

De voorzieningenrechter verbiedt gedaagden nog langer het teken Jet Residence te gebruiken met veroordeling tot betaling van de werkelijk gemaakte proceskosten.

Lees het vonnis hier en inmiddels ook hier (Rechtspraak.nl).

IEF 5742

Voldoende belang

wgl.gifVzr.  Rechtbank Haarlem, 25 januari 2008, LJN: BC3298, Eiser tegen Gedaagde (winegallery.nl).

Wel gemeld, maar nog niet samengevat. Merkhouder komt met succes op tegen het gebruik van de domeinnaam winegallery.nl. Echter, gedaagde hoeft de domeinnaam niet aan de merkhouder over te dragen. “ Gedaagde zou de domeinnaam wel aan eiser kunnen verkopen. Dat geeft gedaagde, indien hij de rechthebbende op de domeinnaam is, voldoende belang bij zijn verweer tegen de door eiser gevorderde overdracht (om niet) van de domeinnaam.”

Eiser is rechthebbende op het woord- en beeldmerk Wine Gallery en heeft in het kader van een doorstart de handelsnamen Wine Gallery en Wine Gallerij van de curator van de gefailleerde onderneming DBL verworven. Gedaagde meent dat de domeinnaam aan haar toekomt. Volgens gedaagde waren op de datum van het faillissement de facturen door DBL niet betaald, waardoor op grond van de algemene voorwaarden de rechten zouden terugvallen aan gedaagde. Bovendien stelt gedaagde dat zij de domeinnaam al aan een derde heeft verkocht.

De voorzieningenrechter overweegt dat het voeren van een website onder een domeinnaam die identiek is aan het merk, is aan te merken als gebruik van het merk. Dat ongerechtvaardigd voordeel getrokken kan worden uit het merk WINE GALLERY, blijkt volgens de voorzieningenrechter uit het volgende e-mailbericht: “Als mensen mij bellen om wijn te bestellen, wat uiteraard ook gebeurd, dan verwijs ik ze uiteraard naar mijn schoonvader. De rechter leidt hieruit af dat de kans aanwezig is dat (potentiële) klanten bij het zoeken op internet terechtkomen bij de website van gedaagde.

In dit kort geding is alleen niet komen vast te staan dat de domeinnaam door gedaagde aan een derde is overgedragen en aan wie van de partijen de domeinnaam toekomt. De algemene voorwaarden acht de KG rechter niet van toepassing.

In het geding is volgens de voorzieningenrechter niet (voldoende) komen vast te staan dat de facturen aan het gefailleerde DBL zijn verzonden, ontvangen en onbetaald gelaten. Daarbij speelt onder meer een rol dat volgens opgave van de curator van DBL gedaagde zich niet met een vordering in het faillissement heeft gemeld.

Opmerkelijk is wellicht dat het belang dat gedaagde de domeinnaam aan eiser kan verkopen de voorzieningenrechter ervan weerhoudt om de vordering tot overdracht toe te wijzen.
“4.13 (…) Hoewel gedaagde, gezien genoemd merkenrecht van eiser, de domeinnaam niet zal kunnen gebruiken - dat zal alleen eiser kunnen -, zou gedaagde de domeinnaam wel aan eiser kunnen verkopen. Dat geeft gedaagde, indien hij de rechthebbende op de domeinnaam is, voldoende belang bij zijn verweer tegen de door eiser gevorderde overdracht (om niet) van de domeinnaam. De voorzieningenrechter tekent hierbij aan dat gesteld noch gebleken is dat in het onderhavige geval sprake is van domeinnaamkaping, welke handelwijze tot een ander oordeel kan leiden. De vordering, zoals vermeld onder 3.1 onder B., zal dan ook worden afgewezen.”
De voorzieningenrechter wijst de merkinbreuk toe en de overdracht van de domeinnaam af met compensatie van de proceskosten.

Lees het vonnis hier.