IEF 22210
28 augustus 2024
Uitspraak

Magenta kleurmerk nietig verklaard in de Benelux (III)

 
IEF 22209
28 augustus 2024
Uitspraak

Magenta kleurmerk nietig verklaard in de Benelux (II)

 
IEF 22208
28 augustus 2024
Uitspraak

Magenta kleurmerk nietig verklaard in de Benelux (I)

 
IEF 5444

Eerst even voor jezelf lezen

NMA, 21 december 2007, zaaknummer: 4070, XS4ALL – Buma.

“XS4ALL heeft een klacht ingediend bij de NMa gericht tegen de collectieve beheersorganisatie Buma. XS4ALL verzoekt de NMa te verklaren dat Buma misbruik maakt van haar economische machtspositie door de leden van Buma te verplichten hun volledige rechten over te dragen. Vervolgens beklaagt XS4ALL zich over de weigering van Buma XS4ALL toe te staan rechtstreeks met de bij Buma aangeslotenen afspraken te maken ter zake bepaalde aspecten van het gebruik van hun muziekrepertoire. De klacht van XS4ALL gericht tegen de vermeende overtreding door Buma van artikel 24 van de Mw wordt door de NMa afgewezen.

De NMa komt tot dit oordeel mede gelet op het feit dat er wel degelijk een mogelijkheid bestaat voor auteursrechthebbenden/leden om bepaalde exploitatievormen en/of landen uit te sluiten van overdracht aan Buma. Zie artikel 19 van het standaardexploitatiecontract dat Buma hanteert voor auteursrechthebbenden. Verder acht de NMa de door Buma vereiste overdracht van rechten nog steeds gerechtvaardigd om een systeem van collectief beheer te kunnen waarborgen, ook in het digitale tijdperk.

Lees de uitspraak hier.

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 8 januari 2008, LJN: BC2703, Dijkzicht Beheer B.V. tegen Euro Management Consultants België N.V.

“4.8 Het hof overweegt hierover het volgende. Het begrip 'belanghebbende' in verband met het inroepen van verval dient op zichzelf ruim uitgelegd te worden. EMC België valt daar in beginsel onder; dat is tussen partijen niet in discussie. Echter, het begrip is in die zin beperkt dat er niet onder valt degene die op grond van bijzondere omstandigheden onbehoorlijk zou handelen jegens degene van wiens merk hij de vervallenverklaring vordert. Van dergelijk onbehoorlijk handelen is sprake indien dat handelen neerkomt op misbruik van bevoegdheid.

De omstandigheden die Dijkzicht in dit verband aanvoert betreffen handelen van EMC België dat op zichzelf genomen los staat van het voeren van het merk. Het door Dijkzicht gestelde onbehoorlijk handelen betreft daardoor een andere situatie dan waarop de hiervoor bedoelde beperking van het begrip 'belanghebbende' ziet. Ook indien hetgeen Dijkzicht over het handelen van EMC België heeft aangevoerd juist is, rechtvaardigt dat niet de conclusie dat EMC België misbruik van bevoegdheid maakt door de vervallenverklaring van het merk te vorderen dan wel anderszins daardoor zodanig onbehoorlijk jegens Dijkzicht handelt dat zij niet als belanghebbende in de zin van artikel 2:27 BVIE kan worden aangemerkt.”

Lees het arrest hier

Rechtbank 's-Gravenhage, 28 januari 2008, LJN: BC2824. Strafzaak.

Samenvatting rechtspraak.nl: “Computervredebreuk, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd. Verdachte heeft zich ten behoeve van haar nieuwsgaring via aan derden verleende inlogcodes de toegang verschaft tot de nieuwsserver van het ANP en daarvan ook veelvuldig gebruik gemaakt. De boete die de rechtbank oplegt is aanmerkelijk lager dan de officier van justitie heeft geëist. De rechtbank heeft onvoldoende zicht op de schade die verdachte door haar handelwijze het ANP heeft toegebracht en daarom gaat zij voorbij aan de berekening die de officier van justitie ter onderbouwing van zijn eis heeft gehanteerd.

Daarnaast betrekt de rechtbank in haar oordeel dat het ANP, zonder daarmee aan de strafbaarheid van verdachte of de hoogte van de zwaarte van de op te leggen straf af te doen, niet voldoende alert is geweest om handelingen als deze te voorkomen. Pas nadat de gedragingen van verdachte aan het licht waren gekomen heeft zij de noodzakelijke veiligheidsmaatregelen getroffen. De rechtbank acht een hogere geldboete voor de rechtspersoon op zijn plaats dan de boetes die zijn opgelegd aan de oprichter/directeur en aan de hoofdredacteur omdat het zwaartepunt van de verweten gedragingen ligt bij de gehele bedrijfsvoering van verdachte en in mindere mate bij het individuele handelen van de natuurlijke personen. Geldboete van € 4000,-, waarvan € 2000,- voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar."

Lees het vonnis hier.

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 22 januari 2008, LJN: BC2420, Stichting Postwanorder tegen Otto B.V.

Reclamerecht. Samenvatting rechtspraak.nl: “Otto biedt op haar website een lcd tv te koop aan voor € 99,--. Een groot aantal consumenten heeft dit aanbod aanvaard door via de website een tv te bestellen. De Stichting stelt zich namens de bij haar aangesloten consumenten op het standpunt dat een geldige overeenkomst tot stand is gekomen en vordert nakoming (levering van de lcd tv voor € 99,--). Net als de kortgedingrechter oordeelt het hof dat geen sprake is van een geldig aanbod. Door de aanvaarding van een dergelijk aanbod komt geen overeenkomst tot stand (artikel 3:33/35 BW). Otto heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van een vergissing en het moet ook voor de consumenten op het moment dat zij deze televisie, een HD ready breedbeeld lcd televisie van een A-merk met beelddiameter van 80 cm., bestelden duidelijk zijn geweest dat het om een vergissing ging. Er was niet bij vermeld dat het een stuntaanbod was of zo.”

Lees het arrest hier.

HvJ EG, 29 januari 2008, zaak C-275/06, Productores de Música de España (Promusicae)
tegen Telefónica de España SAU.

Auteursrecht. Spaanse prejudiciële vragen over verplichtingen van serviceproviders.

“De lidstaten zijn (…) niet gehouden, in een situatie als die van het hoofdgeding de verplichting op te leggen om ter verzekering van de doeltreffende bescherming van het auteursrecht in het kader van een civiele procedure persoonsgegevens te verstrekken.

De lidstaten dienen er krachtens het gemeenschapsrecht bij de omzetting van deze richtlijnen wel acht op te slaan dat zij zich baseren op een uitlegging daarvan die het mogelijk maakt een juist evenwicht tussen de verschillende door de communautaire rechtsorde beschermde grondrechten te verzekeren. Bij de tenuitvoerlegging van de maatregelen ter omzetting van deze richtlijnen moeten de autoriteiten en de rechterlijke instanties van de lidstaten vervolgens niet alleen hun nationale recht conform deze richtlijnen uitleggen, maar er ook acht op slaan dat zij zich niet baseren op een uitlegging van deze richtlijnen die in conflict zou komen met deze grondrechten of de andere algemene beginselen van gemeenschapsrecht, zoals het evenredigheidsbeginsel.”

Lees het arrest hier.  

IEF 5443

Personalia

mksm.gifPersberichtje: “Shield Mark, het toonaangevende bureau voor internationaal intellectueel eigendomsrecht, heeft het aantal merkengemachtigden met een nieuwe jurist uitgebreid. Mr. Merel Kamp is op 15 januari jl. begonnen als merkengemachtigde. Hiervoor was zij werkzaam als merkengemachtigde bij Vereenigde.”

IEF 5442

Ex parte sfeerhaarden

safhrd.gif(Ex Parte) beschikking van de Voorzieningenrechter Rechtbank ’s-Gravenhage, 9 januari 2008, KG 08/0022, Safretti B.V. tegen Van der Meulen en Wolters

Wel gemeld, nog niet samengevat. Ex parte verzoek op basis van gemeenschapsmodel, toegewezen.

Safretti verhandelt onder meer stalen kleinmeubelen, waaronder diverse soorten sfeerhaarden. Zij heeft voor haar sfeerhaard(en) Riviere LE LG een gemeenschapsmodel gedeponeerd. Wolters en Van der Meulen zouden handelen volgens het verzoekschrift via E-bay en de website www.kaminton24.de in sfeerhaarden, waardoor sprake zou zijn van modelrechtinbreuk en slaafse nabootsing. De onherstelbare schade van Safretti zou erin bestaan dat de inbreukmakende haarden nog altijd worden aangeboden en dat Van der Meulen en Wolters zouden hebben aangegeven voornemens te zijn de inbreukmakende haarden en de handel daarin te verplaatsen naar Duitsland, waardoor het risico bestaat dat de producten alsnog ergens in Europa in het verkeer worden gebracht en aan het zich van Safretti onttrokken worden. Tot op de dag van het verzoek is de website nog steeds actief en zijn op E-bay nog steeds inbreukmakende producten te koop.

De Rechtbank “beveelt Van der Meulen en Wolters, ieder afzonderlijk, onmiddellijk na betekening van deze beschikking ieder verkopen, aanbieden (waaronder begrepen via Internet), distribueren, exporteren of anderszins naar de lidstaten van de Europese Gemeenschap (doen) vervoeren, importeren, marketen, of anderszins in het verkeer brengen van op Gemeenschapsmodel nummer 000646385-0001 inbreukmakende sfeerhaarden, te staken en gestaakt te houden”

Lees de beschikking hier.

IEF 5441

In ruil hiervoor

fitfus.gifVzr. Rechtbank Dordrecht,  10 januari 2008, LJN: BC1686, Simac Electronics B.V. tegen Optical Network Service Holland B.V.

Wel gemeld, nog niet samengevat. Terugsturen naar China is handelen in strijd met schikkingsovereenkomst.

Eiser Simac heeft als exclusieve distributeur het recht om fusielasapparaten onder het merk FITEL te verkopen. Gedaagde ONS heeft zonder toestemming van de merkhouder in de EER, in het bijzonder Nederland, producten aangeboden onder het merk FITEL. Partijen hebben hierover een schikkingsovereenkomst gesloten. ONS heeft een viertal apparaten, die zij voor eigen gebruik in bezit had, teruggestuurd naar het magazijn van haar leverancier Shenzan in China en in ruil hiervoor geld ontvangen.

De rechtbank oordeelt hierover als volgt:  “4.2. In artikel 5 van de schikkingsovereenkomst van 14 maart 2007 heeft ONS uitdrukkelijk verklaard dat zij de vijf inbreukmakende apparaten die zij nog in bezit had uitsluitend zou gebruiken voor het verrichten van werkzaamheden door de eigen onderneming. Door deze apparaten, al dan niet kapot, terug te sturen naar haar leverancier in China en in ruil hiervoor geld (terug) te ontvangen, heeft ONS gehandeld in strijd met hetgeen partijen zijn overeengekomen. Deze transactie is immers een vorm van wederverkoop en dit is ONS op grond van de overeenkomst uitdrukkelijk verboden.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5440

Proceskosten Amsterdam

Gerechtshof Amsterdam, 25 oktober 2007, LJN: BC1420, Dicom Art Invest B.V. c.s. IAG Group B.V. c.s.

Arrest over geschil tussen Dicom en IAG over betaling in het kader van door partijen overeengekomen intentieverklaring, akte van overdracht en addendum, met betrekking tot een softwarepakket.

“4.8. Het onderhavige geding betreft de nakoming van financiële verplichtingen die voortvloeien uit een transactie waarbij intellectuele eigendomsrechten zijn overgedragen. De intellectuele eigendomsrechten zelf staan niet ter discussie; het geding strekt dan ook niet tot handhaving daarvan. Dit brengt mee dat de Handhavingsrichtlijn en het bepaalde in artikel 1019h Rv niet van toepassing zijn. Het hof zal de hoogte van de proceskosten berekenen op basis van het gebruikelijke liquidatietarief.”

Lees het arrest hier.

Rechtbank Amsterdam, 10 januari 2008, KG ZA 07-2166 OdC/MV, ACS Filtertechniek tegen Group Air Cooling Services B.V.(met dank aan Annelies van Zoest, GoversVanZoest). 

Partijen, althans hun advocaten, hebben n.a.v. een handelsnaam- en merkenrechtelijk geschil (inmiddels op de Haarlemse slaaprol) over het teken ACS een vaststellingsovereenkomst opgesteld. Eiser stelt dat gedaagde in strijd met deze overeenkomst heeft gehandeld, gedaagde betwist de geldigheid van de overeenkomst. De voorzieningenrechter acht het echter aannemelijk dat er sprake was van wilsovereenstemming en gaat uit van de geldigheid van de overeenkomst. Gedaagde heeft de overeenkomst geschonden en dient de volledige proceskosten van eiser te vergoeden:

“4.7 Group Air Cooling Services zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Hierbij worden de volledige kosten als bedoeld in artikel 1019h Rv toegewezen, aangezien hier sprake is van inbreuk op de intellectuele eigendomsrechten van ACS, Aan het verweer dat het hier een andersoortig geschil betreft, te weten een geschil over een vaststellingsovereenkomst, zal worden voorbijgegaan aangezien de kern van die overeenkomst bestaat uit bescherming van de intellectuele eigendomsrechten van ACS.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5439

Alzoo méér dan vijf opeenvolgende jaren

rev.gifRechtbank ’s-Hertogenbosch, 9 januari 2008, HA ZA 07-144,  Ivan Vos Holding B.V. en REV’IT! Sport International B.V. tegen Dainese S.P.A. (met dank aan Charles Gielen, NautaDutilh).

Wel gemeld, nog niet samengevat. Bewust gedogen gebruik Benelux merk. Verklaring voor recht toegewezen op grond van artikel 14bis BMW. Dainese kan zich niet meer kan verzetten tegen gebruik door REV’IT van haar merk in de Benelux.

“4.4 REV’IT!  c.s. hebben gesteld (DV, p. 18 e.v.) dat zij haar merk in een transparante niche markt met beperkte omvang, waar de spelers elkaar kennen, actief heeft gebruikt. Daartoe heeft zij onder meer gesteld:
a. dat zij prominent haar merk adverteerde en daartoe pagina’s in vooraanstaande motorsport-tijdschriften (o.m. Moto ’73; Motoren en Toerisme; Motorrijder) vanaf 1996 overgelegd (REV’IT!, prod. 5) waarop paginagrote advertenties van haarzelf voorzien van haar merk, in welke tijdschriften en veelal in dezelfde nummers ook Dainese SPA paginagroot adverteerde;
b. dat REV’IT! vanaf 1995 aanwezig was (kennelijk met een stand) op vooraanstaande beurzen voor de motorsport (o.m. RAI Amsterdam, IFMA Keulen; EICMA Milaan).
Dainese heeft een en ander onweersproken gelaten. Dienaangaande wordt overwogen:

4.4.1. Het kan Dainese SPA in de twaalf jaren na 1995 onmogelijk zijn ontgaan dat REV’IT! haar merk gebruikte op dezelfde beurzen waarop zij, Dainese SPA zelf aanwezig was en in dezelfde tijdschriften als waarin zij, Dainese SPA, ook zelf adverteerde. Zonder toelichting, welke ontbreekt, kan niet worden aangenomen dat Dainese SPA zich daarvan en van andere promotionele activiteiten van REV’IT! waarop haar merk duidelijk zichtbaar werd gebruikt, niet bewust was.

4.4.2. Desondanks heeft, naar REV’IT! onweersproken stelde, Dainese SPA tot 10 december 2004 nooit tegen dit merkgebruik van REV’IT opgetreden. (…)”

Lees het vonnis hier.

IEF 5438

Frezen met grote frezen

fre.gifRechtbank ’s-Gravenhage, 9 januari 2008, KG ZA 07-1257, Diamantgereedschap Nederland B.V. tegen Talen en Delasco

Technisch/utilitair bepaalde sleuvenslijpmachine. Met technisch/utilitair bepaalde ingrepen kan men zich in het modelrecht (en ook in het auteursrecht) niet onderscheiden van de markt. Het leerstuk van de slaafse nabootsing hanteert geen andere maatstaven. Afbeeldingen in het vonnis.

Diamantgereedschap Nederland ontwikkelt en verhandelt producten voor de voorbewerking van vloeren, onder meer een apparaat voor het infrezen van sleuven in bestaande vloeren, ten behoeve van vloerverwarming (Floormill). Delasco heeft in opdracht van Talen een Floormill aangepast, omdat deze niet goed functioneerde. De machine is verstevigd, er is een softstarter aangebracht en thermische beveiliging. Delasco heeft voorts in opdracht van Talen een geheel nieuwe 220 volts machine, twee grijze sleuvenslijpmachines voor 380 volt en drie losse frames gemaakt. Een van de machines is door Talen uitgeleend aan een producent, die deze ter aankleding van zijn stand op de Internationale Bouwbeurs heeft geplaatst.

Diamantgereedschap vordert onder meer een verbod op het freesapparaat – met nevenvorderingen – op grond van een NIG en slaafse nabootsing.

“4.4. Een sleufslijpmachine is een specifiek soort gereedschapmachine en moet worden aangemerkt als een technisch/utilitair product. Dergelijke producten kunnen weliswaar een eigen karakter hebben, doordat constructeurs daarvan te maken hebben met deels tegenstrijdige technische eisen en daarbij keuzes moeten maken die tot op zekere hoogte een subjectief karakter dragen. Dat neemt niet weg dat in zeer overwegende mate het ontwerp voor sleufslijpmachines technisch is bepaald. Anders gezegd: de vormgeving van de sleufslijpmachine vloeit vrijwel uitsluitend voort uit de wens of noodzaak zekere technische effecten te bewerkstelligen. Daar dienen tevens onder te worden begrepen wettelijke beveiligingseisen en zaken als gebruiksvriendelijkheid en arbeidsergonomie bij het gebruik.

4.5. Diamantgereedschap heeft in deze procedure een aantal afbeeldingen van op de markt zijn de sleuvenslijpmachines overgelegd welke ook naar opvatting van de voorzieningenrechter alle een geheel verschillende gedaante hebben. In zoverre is de Floormill in nieuw van gedaante. Dit brengt evenwel niet met zich mee dat daardoor de Floormill zich – in modelrechtelijke zin – onderscheidt van de rest van de markt. De overgelegde afbeeldingen illustreren slechts dat de constructeurs van sleuvenslijpmachines bij voortduring technisch bepaalde keuzes maken en dat die keuzes tot verschillende uitkomst kunnen leiden.

4.6. Diamantgereedschap geeft zelf aan waarom de Floormill anders is dan de rest van de markt. Bij de Floormill is gekozen voor een opengewerkt achthoekig smal frame dat van binnen is opengewerkt. Door het smalle open frame kan worden gekeken. Deze keuze voor een open frame ziet de voorzieningenrechter inderdaad niet terug op de rest van de markt maar dient wel als technisch/utilitair te worden begrepen omdat daardoor zicht op het werkgebied wordt verkregen. De smalheid van het frame is evenzo technisch bepaald, omdat dit bijdraagt aan de wendbaarheid en het mogelijk maakt tot dicht bij muurvlakken te werken, en komt ook terug bij alle andere machines op de markt.

4.7. Met technisch/utilitair bepaalde ingrepen kan men zich in het modelrecht (en ook in het auteursrecht) niet onderscheiden van de markt. Het leerstuk van de slaafse nabootsing hanteert geen andere maatstaven.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5437

Kasdekreinigers

kasdek-k.gifVzr. Rechtbank Amsterdam, 20 december 2007, KG ZA 07-2247 WT/PvV, Besseling & All Techniek B.V. tegen Brinkman Tuinbouw Techniek B.V. (met dank aan Michiel Ellens, Teurlings & Ellens Advocaten)

Wel gemeld, nog niet samengevat. Slaafse nabootsing kasdekreiniger. Gebruiken van foto’s product wederpartij voor eigen promotie.

Besseling is een bedrijf dat zich richt op machinebouw en installatietechniek voor de agrarische sector. Zij produceert en verkoopt onder meer kasdekreinigers. Brinkman is toeleverancier  voor glastuinbouw. Partijen hebben in het verleden onder meer een exclusiviteitsovereenkomst gesloten met betrekking tot de exclusieve samenwerking op het gebied van kasdekreinigers, zij hebben een intentieverklaring gesloten over de verkoop van dakwassystemen en Binkman heeft een geheimhoudingsverklaring ondertekend met betrekking tot vertrouwelijke informatie over Besseling in het kader van een mogelijke overname door Brinkman van Besseling. Brinkman kondigt op een gegeven moment aan een nieuwe kasdekreiniger te zullen introduceren, die op de Horti-Fair door Brinkman is getoond.

“Gelet op het voorgaande [grote gelijkenis, irrelevante verschillen en de rest van de markt, IEF] is voorshands voldoende aannemelijk dat de kasdekreiniger van Brinkman c.s. een nabootsing is van de kasdekreiniger van Besseling. Te meer nu Brinkman c.s. niet heeft betwist dat zij bij toeleveranciers van Besseling heeft verzocht om soortgelijke onderdelen te leveren als die Besseling voor haar kasdekreiniger gebruikt. Daarnaast heeft Brinkman c.s. onvoldoende onderbouwd waarom zij op de elementen die de totaalindruk bepalen, zoals de frameconstructie waaraan de borstels zijn opgehangen geen andere weg heeft ingeslagen. Dat met het nalaten daarvan door Brinkman c.s. verwarring wordt gesticht hij het relevante publiek is voorshands voldoende aannemelijk, te meer nu Brinkman c.s. ter zitting heeft erkend dat zij hij de promotie van haar eigen kasdekreiniger foto’s heeft gebruikt van de kasdekreiniger van Besseling. Geoordeeld wordt daarom dat met de nabootsing door Brinkman c.s. van de kasdekreiniger van Besseling onrechtmatig handelen van Brinkman c.s. oplevert.”

Het door Besseling gevorderde verbod op de kasdekreiniger van Brinkman op grond van slaafse nabootsing wordt toegewezen, samen met een aantal nevenvorderingen (waaronder een rectificatie).

Lees het vonnis hier. Grotere afbeeldingen hier..

IEF 5436

Het stramien van het format

fldld.gifRechtbank Amsterdam van 19 december 2007, A. tegen Armada Productions BV. 

Wel gemeld, nog niet samengevat. Auteursrecht op format van de Flodder films en Flodder televisieprogramma’s. Voor een voor auteursrechtelijke bescherming vatbaar format,  is het niet noodzakelijk dat voor de schepping van de films of televisie-afleveringen een format is ontwikkeld en vastgelegd.

Eiser in deze procedure “A”. A is als scenarist en regisseur betrokken geweest bij drie films en de televisieserie over de familie Flodder en is dus waarschijnlijk Dick Maas. De films en televisieprogramma’s zijn geproduceerd door First Flodder Features BV (“FFF”). FFF is failliet en de curator heeft alle rechten, waaronder de “onderliggende auteursrechten”, op de flodderfilms en televisieserie willen overdragen aan gedaagde, Armada Productions BV.

A vordert i.c. ondermeer dat de rechtbank voor recht verklaart dat hij rechthebbende is op het Flodder format en dat Armada wordt verboden nieuwe films of televisieprogramma’s te maken die op dat format zijn gebaseerd. Op grond van deze vorderingen overweegt de rechtbank dat het in deze procedure niet gaat over de vraag wie rechthebbende is op het auteursrecht op de Flodderfilms en de Flodder televisieserie, maar dat de vraag is wie rechthebbende is op het aan die films en de televisieserie ten grondslag liggende format.

Vervolgens overweegt de rechtbank dat, wil er sprake zijn van een voor auteursrechtelijke bescherming vatbaar format, het niet noodzakelijk is dat voor de schepping van de films of televisie-afleveringen een format is ontwikkeld en vastgelegd. Als er – volgens de rechtbank – vanuit één werk later andere werken worden gemaakt, gebaseerd op het stramien dat aan dat eerdere werk ten grondslag ligt, kan aan dat stramien als format auteursrechtelijke bescherming toekomen, mits het stramien voldoende uitgewerkt is, het een oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt. Omdat A de schrijver en regisseur was van de eerste twee Flodder films en mede-auteur van de derde Flodder film en een deel van de Flodder televisieserie, neemt de rechtbank aan dat A als maker van het format moet gelden.

De rechtbank onderzoekt vervolgens of A zijn rechten op het format in het verleden heeft overgedragen aan een derde. Indien dat kan worden vastgesteld, moeten de vorderingen van A worden afgewezen. De rechtbank bespreekt twee aktes waaruit een dergelijke overdracht zou kunnen blijken maar komt tot de conclusie dat die aktes onvoldoende zijn om een dergelijke overdracht te bewijzen. Armada wordt toegelaten de overdracht van het format alsnog te bewijzen. 

Lees het vonnis hier.

IEF 5435

De Nieuwe Regeling

dnr2005.gifKamerstuk 30501, nr. 28, Tweede kamer. Regels voor het gunnen van overheidsopdrachten door aanbestedende diensten en opdrachten door speciale-sectorbedrijven (Aanbestedingswet); Brief van de minister van Economische Zaken met nadere informatie over aanbesteden.

Architectenovereenkomsten. "U heeft mij gevraagd aan te geven wat de verhouding is tussen het auteursrecht van architecten enerzijds en het aanbestedingsrecht anderzijds. Tevens heeft u mij gevraagd om te bekijken of de standaardvoorwaarden voor de architect, De Nieuwe Regeling 2005 (Rechtsverhouding opdrachtgever-architect, ingenieur en adviseur, hierna:DNR 2005) op het punt van het auteursrecht in strijd zijn met het aanbestedingsrecht.

Voor architectenovereenkomsten wordt veelal gebruik gemaakt van de DNR 2005. In de DNR 2005 wordt als uitgangspunt genomen dat het auteursrecht van het uit te voeren gebouw bij de architect blijft. De DNR 2005 stelt echter niet dat het auteursrecht gelijk staat aan een eerste recht op verbouw. Dit betekent dat iedere architect kan worden gevraagd het ontwerp te maken voor de verbouwing. Het auteursrecht houdt in dat een architect zich kan verzetten tegen een voorgenomen verbouwing van dat gebouw indien die verbouwing (als zodanig of het specifieke ontwerp van de verbouwing) een aantasting van dat auteursrecht oplevert. Bij de aanbesteding van het ontwerp van de verbouwing, resp. de uitvoering van de verbouwing geldt het auteursrecht op het oorspronkelijke ontwerp als een randvoorwaarde voor de aanbestedende dienst en voor potentiële aanbieders.

Als een architect zich met recht heeft verzet tegen de verbouwing, heeft dit niet tot gevolg dat deze architect het recht heeft om het ontwerp voor de verbouwing te maken of uit te voeren. Wel betekent dit dat de eigenaar van het gebouw de voorgenomen verbouwing niet mag uitvoeren, of dat hij de verbouwing niet mag uitvoeren overeenkomstig het ontwerp waartegen de architect zich met succes heeft verzet. Indien het verzet van de architect niet slaagt, mag de eigenaar van het gebouw de voorgenomen verbouwing uitvoeren. Het ontwerp van deze verbouwing mag door elke andere architect gemaakt worden, respectievelijk door iedere aannemer uitgevoerd worden. Als de eigenaar van het gebouw aanbestedingsplichtig is moet hij deze opdracht uiteraard aanbesteden wanneer met deze opdracht een bedrag is gemoeid dat gelijk is aan of hoger is dan de Europese aanbestedingsdrempel.

Indien een aanbestedende dienst met een ondernemer afspreekt dat die ondernemer een eerste recht op verbouw heeft, is die afspraak in strijd met de aanbestedingsregels wanneer met deze opdracht een bedrag is gemoeid dat gelijk is aan of hoger is dan de Europese aanbestedingsdrempel. Voor zover een aanbestedende dienst een eerste recht op verbouw afspreekt met een ondernemer dient hij daarbij de mogelijkheid open te houden om opdrachten met een waarde gelijk aan of hoger dan de Europese aanbestedingsdrempel overeenkomstig de aanbestedingsregels aan te besteden. Een afspraak betreffende eerste recht op verbouw doet immers niet af aan de aanbestedingsplicht die een aanbestedende dienst op grond van de aanbestedingsregels heeft." 

Lees het kamerstuk hier.