IEF 22210
28 augustus 2024
Uitspraak

Magenta kleurmerk nietig verklaard in de Benelux (III)

 
IEF 22209
28 augustus 2024
Uitspraak

Magenta kleurmerk nietig verklaard in de Benelux (II)

 
IEF 22208
28 augustus 2024
Uitspraak

Magenta kleurmerk nietig verklaard in de Benelux (I)

 
IEF 4906

Trots op het Benelux-merkenrecht

ton.gifHet AD bericht: “Het CDA schakelt een merkenrechtdeskundige in om stappen te ondernemen tegen Rita Verdonk en haar nieuwe politieke beweging Trots op Nederland. Het CDA voerde vorig jaar campagne met de slogan ’ Ik ben trots op Nederland ’ (afbeelding CDA website). De website met die titel is eigendom van het CDA. „We zijn niet vooraf geraadpleegd en waren dan ook verrast door de keuze van Verdonk," zegt CDA-woordvoerder Michael Sijbom.”

Lees hier meer.  Bekijk het merkdepot van Verdonk hier (o.a. diensten van een politieke beweging bestaande uit de behartiging van de zakelijke en politieke belangen van burgers).


 

IEF 4905

In de vorm van zelfpromotie

HvJ EG, 18 oktober 2007, zaak C-195/06, Prejudiciële vragen in de procedure  Kommunikationsbehörde Austria (KommAustria) tegen Österreichischer Rundfunk (ORF).

Reclamerecht, televisieomroepactiviteiten: Begrippen ‚telewinkelen’ en ‚televisiereclame’.

“45. Door zijn inhoud zou het spel echter erin kunnen bestaan de verdiensten van de programma’s van de omroeporganisatie indirect te bevorderen, met name indien de aan de kandidaat gestelde vragen betrekking hebben op zijn kennis van de overige uitzendingen van die organisatie en zij mogelijke kandidaten er dus toe aanzetten deze te volgen. Dat zou ook het geval zijn indien de te winnen prijzen zouden bestaan in afgeleide producten die voor de promotie van die programma’s dienen, zoals beelddragers. In die omstandigheden zou de boodschap in die uitzending of in dat onderdeel van de uitzending kunnen worden geacht televisiereclame in de vorm van zelfpromotie te zijn. De boodschap zou voorts kunnen worden geacht televisiereclame te zijn indien de als te winnen prijzen aangeboden goederen en diensten het voorwerp zouden zijn van voorstellingen of promoties die bestemd zijn om de kijkers ertoe aan te zetten die goederen en diensten te verkrijgen.”

47. Gelet op het voorgaande, moet op de gestelde vragen worden geantwoord dat artikel 1 van richtlijn 89/552 aldus moet worden uitgelegd dat bij een uitzending of een onderdeel van een uitzending waarin een omroeporganisatie de kijkers de mogelijkheid biedt om door het rechtstreeks kiezen van een betaalnummer en dus tegen betaling deel te nemen aan een spel waaraan een prijs verbonden is, sprake is van

– telewinkelen in de zin van artikel 1, sub f, indien in die uitzending of dat onderdeel van de uitzending werkelijk diensten worden aangeboden, rekening houdend met het doel van de uitzending waarin het spel plaatsvindt, met het belang van het spel binnen de uitzending in termen van tijd en gehoopte economische resultaten in vergelijking met die welke van die uitzending in haar geheel worden verwacht, en met de soort vragen die aan de kandidaten worden gesteld;

–  televisiereclame in de zin van artikel 1, sub c, indien dat spel, wegens het doel en de inhoud ervan en wegens de omstandigheden waarin de te winnen prijzen worden voorgesteld, bestaat in een boodschap die de kijkers beoogt aan te zetten tot het verkrijgen van de als te winnen prijzen voorgestelde goederen en diensten, of die beoogt de verdiensten van de programma’s van de betrokken organisatie indirect in de vorm van zelfpromotie te bevorderen.

Lees het arrest hier.

IEF 4904

Een loutere versiering

AMS.gifGvEA, 18 oktober 2007, zaak T-425/03, AMS Advanced Medical Services GmbH tegen OHIM/ American Medical Systems, Inc.

Vrij simpele oppositieprocedure. Gemeenschapsmerkaanvraag voor beeldmerk AMS Advanced Medical Services, oppositie op grond van oudere nationale woordmerken AMS.

AMS is het dominante (overeenstemmende) bestanddeel, Het louter decoratieve beeldelement en de niet onderscheidende uitdrukking „advanced medical services” van het aangevraagde merk dragen onvoldoende bij aan het onderscheidende vermogen van het aangevraagde merk. De  litigieuze waren en diensten zijn soortgelijk: ze betreffen alle de medische sector en zijn bestemd om in het kader van een therapeutische behandeling te worden gebruikt.

Verder is alleen de volgende procesrechtelijke overweging het vermelden waard:

"29. De omstandigheid dat verzoekster voor de kamer van beroep de overeenstemming van de conflicterende merken niet heeft betwist, kan derhalve geenszins als gevolg hebben dat het BHIM niet langer de vraag hoeft te behandelen of deze merken overeenstemmen of gelijk zijn. Een dergelijke omstandigheid kan dus evenmin als gevolg hebben dat verzoekster het recht wordt ontzegd, binnen de grenzen van het juridische en feitelijke kader van het geschil voor de kamer van beroep op te komen tegen het oordeel van deze instantie op dit punt (zie in die zin arrest HOOLIGAN, punt 27 supra, punten 24 en 25)."

Lees het arrest hier.

IEF 4903

Breek de dag

mega.gifVzr. Rechtbank Alkmaar, 18 oktober 2007, LJN: BB5938, Eiercentrale West-Nederland B.V. tegen E.V.H. Eierhandel Visser Hoorn.

Eierdozenzaak. Geen auteursrechtinbreuk, wel onrechtmatig handelen door gedaagde.

Eiercentrale West-Nederland (EWN) is groothandelaar in eieren en verkoopt en levert aan derden, waaronder Lidl, onder meer scharreleieren onder de productnaam: “Mega Active Scharreleieren”. EWN is merkhouder van het woordmerk “Mega Active” voor eieren en eiproducten. Verpakkingsfirma Huhtamaki heeft een tekening en beeld gemaakt voor de zogenaamde grote plaksticker op de eierdozen van het merk Mega Active. Dit heeft geleid tot een verpakking voor zes eieren, die EWN daadwerkelijk is gaan gebruiken voor verkoop. Daarop en daarin zijn teksten opgenomen over de verpakte eieren.

E.H.V. Eierhandel Visser Hoorn, eveneens groothandelaar in eieren, heeft eieren in eierdozen verkocht waarop en waarin bijna dezelfde tekst is te vinden als op en in de verpakking van EWN. In een door EVH aan Lidl uitgebracht offerte biedt zij haar producten aan als “Mega Active scharreleieren”.

Na enkele overwegingen te hebben gewijd aan het onderscheidend vermogen van het woordmerk “Mega Active” voor eieren en eiproducten oordeelt de Voorzieningenrechter dat vooralsnog met een onvoldoende mate van zekerheid een oordeel kan worden gegeven over het onderscheidend vermogen van het merk.

Ten aanzien van het auteursrecht staat volgens de Voorzieningenrechter vast dat Huhtamaki rechthebbende is, omdat EWN de opdracht tot het maken van een tekening of beeld aan haar heeft gegeven en omdat ook op grond van de algemene voorwaarden van Huhtamaki aannemelijk is dat de auteursrechten bij Huhtamaki liggen. Voorts is niet gebleken van enige overdracht. Daarbij komt nog dat uit de dagvaarding blijkt dat EWN zich bewust is van het feit dat Huhtamaki meent auteursrechthebbende te zijn. De auteursrechtelijk vorderingen op grond van een licentie worden ook afgewezen.

Wél slaagt de vordering op grond van de onrechtmatige daad. “Gelet op voormelde in het oog springende overeenkomsten en in verband met de hiervoor omschreven zeer geringe tekstuele verschillen, is voldoende aannemelijk geworden dat EVH het gebruik van de verpakking door EWN heeft nagebootst. Wellicht is dit mede te verklaren door het feit dat beide verpakkingen afkomstig zijn van Huhtamaki, maar in dit verband is van belang dat niet gesteld of gebleken is dat EVH genoodzaakt was om bij haar verpakking dezelfde kleurstelling, tekst en vormgeving te hanteren ten einde te voorkomen dat aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid van de verpakkingen afbreuk gedaan zou worden. Gelet hierop is onbegrijpelijk dat EVH niet voor bijvoorbeeld een andere kleurstelling, andere tekst en andere afbeelding had kunnen kiezen.”

De vordering van EWN tot volledige proceskostenveroordeling wordt afgewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 4902

Eerst even voor jezelf lezen

Gerechtshof Amsterdam, 11 oktober 2007, rolnummer 1183/06, Gavita AS tegen Puutarhaliike Helle Oy & Agro Technical Supplies B.V.  + Rechtbank Amsterdam, 8 maart 2006, HA ZA 05-0236, Gavita AS tegen Puutarhaliike Helle Oy & Agro Technical Supplies B.V(met dank aan Alma Theunissen, JPR).

“3.5. Gelet op hetgeen met betrekking tot de ruimte voor eigen creatieve inbreng door de beide deskundigen is vastgesteld en door het hof ook zelf is waargenomen en ter zitting door partijen aan de hand van de desbetreffende armaturen nader is toegelicht en gedemonstreerd, is het hof van oordeel dat - anders dan Gavita onder meer in de toelichting op haar eerste grief betoogt (en de rechtbank heeft aangenomen) - het uiterlijk zo zeer het resultaat is van een keuze die technische uitgangspunten beperkt is, dat de GAN-armatuur niet als auteursrechtelijk beschermd werk kan worden aangemerkt. Dat de door de ontwerper indertijd gekozen oplossingen ook qua uiterlijk tot een vernieuwend resultaat hebben geleid doet hier niet aan af.”

Lees het arrest hier, lees het vonnis hier.

Vzr. Rechtbank Alkmaar, 18 oktober 2007, LJN: BB5938, Eiercentrale West-Nederland B.V. tegen E.V.H. Eierhandel Visser Hoorn.

Eierdozenzaak. Geen inbreuk op auteursrecht van eiseres, omdat aannemelijk is dat een derde auteursrechthebbende is. Wel onrechtmatig handelen door gedaagde. “Gelet op voormelde in het oog springende overeenkomsten en in verband met de hiervoor omschreven zeer geringe tekstuele verschillen, is voldoende aannemelijk geworden dat EVH het gebruik van de verpakking door EWN heeft nagebootst. Wellicht is dit mede te verklaren door het feit dat beide verpakkingen afkomstig zijn van Huhtamaki.”

Lees het vonnis hier

IEF 4901

Vet zuur

omega.gifGvEA, 18 oktober 2007, zaak T-28/05, Ekabe International SCA tegen OHIM/ Ebro Puleva, SA. (alleen beschikbaar in het Bulgaars, het Frans en het Sloveens).

Oppositiezaak. Na donuts blijkt het Spaanse publiek ook ‘Omega 3’ als fantasiewoord te beschouwen. Gemeenschapsmerkaanvrage beeldmerk OMEGA 3. Oppositie op grond van ouder Spaans woordmerk PULEVA-OMEGA 3. OHIM en Gerecht wijzen de oppositie toe. Het dominante bestanddeel van beide merken is Omega 3 en Omega 3 is voor het relevante Spaanse publiek een onderscheidend fantasiewoord.

“57. Si le public ciblé ne considère pas l’élément « omega 3 » comme étant descriptif des produits concernés, cet élément sera perçu par le public pertinent comme présentant un caractère fantaisiste et intrinsèquement distinctif.

58. Étant donné qu’il en va de même de l’élément « puleva », il y a lieu de considérer que ces deux éléments ont un pouvoir attractif équivalent à l’égard du public pertinent et que, accolés ensemble dans l’expression « puleva-omega 3 », ils seront perçus par ce public comme dominants à parts égales, sans que l’élément « omega 3 » perde son caractère distinctif.

59. Dans ces circonstances, c’est à bon droit que la chambre de recours a conclu que les marques en conflit, considérées chacune dans son ensemble en tenant compte, notamment, de leurs éléments distinctifs et dominants, étaient similaires.”

Lees het arrest hier.

IEF 4900

Over het hoofd gezien (4)

dor.gifGvEA 23 mei 2007, T 342/05, Henkel KGaA tegen OHIM/ Serra Y Roca, SA.

Oppositiezaak. Gemeenschapsmerkaanvrage woordmerk COR. Oppositie op grond van ouder Duits woord-/beeldmerk DOR. Beide merken betreffen reinigingsmiddelen (klasse 3). Oppositie afgewezen door OHIM en Gerecht.

Het aardige argument dat het oudere merk zo oud is dat het Gotische schrift als gewoon schrift moet worden gezien en het hier dus geen beeldmerk maar een woordmerk betreft, gaat niet op:

"44. Das Argument der Klägerin, dass die Frakturschrift der älteren Marke den deutschen Verkehrskreisen geläufig sei, da die betreffenden Schriftzeichen in Deutschland bis 1941 gewöhnlich verwendet worden seien, geht ins Leere, da der Zeichenvergleich, wie das HABM zu Recht festgestellt hat, unter Berücksichtigung der zum Zeitpunkt des Widerspruchsverfahrens und nicht der in einem früheren Stadium herrschenden Wahrnehmung zu ziehen ist. Darüber hinaus hat die Tatsache, dass die Frakturschrift bis 1941 in Deutschland die amtliche Schrift war, deshalb keine Auswirkung, weil sich die bei der älteren Marke verwendeten Schriftzeichen, wie die Klägerin anerkannt hat, von denen der erwähnten amtlichen Schrift unterscheiden."

De rest van het arrest brengt weinig nieuws, het Gerecht is het kort egzegd eens met het OHIM:

"55. Im Lichte der vorstehenden Erwägungen ist festzustellen, dass die Beschwerdekammer mit ihrer Feststellung, dass keine Verwechslungsgefahr im Sinne von Art. 8 Abs. 1 Buchst. b der Verordnung Nr. 40/94 vorliege, keinen Beurteilungsfehler begangen hat."

Lees het arrest hier (alleen beschikbaar in het Duits en het Frans).

IEF 4899

Over het hoofd gezien (3)

olijf.gifGvEA, 12 september 2007, zaak T-363/04, Koipe tegen OHIM/Aceites del Sur (La Española).

Gemeenschapsmerkaanvraag voor beeld ‚La Española’. Oppositie door houder van nationale en communautaire beeldmerken ‚Carbonell’. Oppositie afgewezen door OHIM maar toegewezen door Gerecht.

“103. Het Gerecht is van oordeel dat het geheel van elementen die de twee betrokken merken gemeen hebben, een globale visuele indruk van grote overeenstemming creëert, omdat het merk La Española de kern van de boodschap van het merk Carbonell en de erdoor opgeroepen visuele indruk nauwkeurig reproduceert: de vrouw met een karakteristieke rok, die op een bepaalde manier dichtbij een olijftak zit, met een olijfgaard op de achtergrond, waarbij het geheel bijna eenzelfde schikking heeft wat betreft de ruimtes, de kleuren, de plaatsen waar de namen worden geschreven en de wijze waarop dit laatste gebeurt.

104. Volgens het Gerecht doet deze globale overeenstemmende indruk bij de consument onvermijdelijk gevaar voor verwarring van de conflicterende merken ontstaan.

105. Dit verwarringsgevaar wordt niet afgezwakt door de aanwezigheid van een verschillend woordelement. Zoals reeds werd geoordeeld, heeft het woordelement van het aangevraagde merk immers een zeer zwak onderscheidend vermogen omdat het verwijst naar de geografische herkomst van de waar.”

(…) “110. In dit opzicht dient te worden opgemerkt dat, gelet op de afstand waarop en de snelheid waarmee de consument de conflicterende merken bekijkt wanneer hij in een supermarkt de gezochte waren kiest, de verschillen tussen de conflicterende tekens moeilijker te onderscheiden zijn en de overeenstemmingen meer in het oog springen, aangezien de gemiddelde consument het merk waarneemt als een geheel en niet let op de verschillende details ervan.

111. Ten slotte dient ermee rekening te worden gehouden dat gelet op de overeenstemming van de conflicterende tekens en het zwakke onderscheidend vermogen van het woordelement van het aangevraagde merk, de consument dit merk kan opvatten als een submerk dat verbonden is met het merk Carbonell, ter aanduiding van een olijfolie waarvan de kwaliteit verschilt van die van dit laatste merk (zie in die zin arrest CONFORFLEX, reeds aangehaald, punt 61). Zoals blijkt uit het dossier, wordt het sinds 1904 in Spanje aanwezige merk Carbonell immers gelijkgesteld met olijfolie op de Spaanse markt en de gebruikte afbeelding identificeert automatisch dit merk.

112. Gelet op het voorgaande dient te worden vastgesteld dat de kamer van beroep ten onrechte heeft geconcludeerd dat elke mogelijkheid van verwarring van de conflicterende merken uitgesloten was (punt 24). Integendeel blijkt uit het geheel van de door het Gerecht verrichte vaststellingen dat er gevaar voor verwarring van deze merken bestaat.”

Lees het arrest hier.

IEF 4898

Over het hoofd gezien (2)

mic2.gifGvEA, 12 september 2007, zaak T-358/04, Neumann tegen OHIM (Vorm van microfoonkop).

Aanvraag tot inschrijving van driedimensionaal merk in vorm van microfoonkop als gemeenschapsmerk. Weigering van de inschrijving wegens ontbreken van onderscheidend vermogen. Esthetica en herkomstaanduiding zijn twee verschillende begrippen. Een samenvatting in citaten:

(…) “46. Wat in de tweede plaats de perceptie van het in casu relevante publiek betreft, is het Gerecht van oordeel dat de omstandigheid dat de gemiddelde consument van de betrokken waren ter zake kundig en zeer aandachtig is, als zodanig niet volstaat als bewijs dat hij gewend is om een herkomstaanduiding te zien in de vorm van deze waren. Er kan weliswaar worden verondersteld dat dit publiek meer aandacht zal besteden aan de verschillende technische of esthetische details van de waar, maar dit impliceert niet automatisch dat het zal denken dat deze de functie van een merk vervullen. In dit verband merkt het Gerecht op dat verzoekster geen enkel concreet element aandraagt ten bewijze dat in de betrokken sector een praktijk bestaat waarbij de waren van de verschillende producenten aan de hand van de vorm ervan van elkaar worden onderscheiden. Bij gebreke van dergelijke elementen is het argument dat de vorm van een microfoonkop bijzonder geschikt is om de betrokken waren te individualiseren, eveneens ontoereikend."

"47. Hieraan dient te worden toegevoegd dat, zelfs indien de gemiddelde consument van de betrokken waren zeer goed in staat is, de vorm van microfoonkoppen als een aanduiding van de herkomst ervan waar te nemen, deze vaststelling niet betekent dat elke vorm van een microfoonkop het onderscheidend vermogen bezit dat is vereist voor de inschrijving ervan als gemeenschapsmerk. Om te kunnen concluderen dat het aangevraagde merk in een dergelijk geval onderscheidend vermogen heeft, dient immers nog te worden nagegaan of de betrokken vorm voldoende kenmerkend is om de aandacht van het publiek te trekken [zie in die zin arrest Gerecht van 24 november 2004, Henkel/BHIM (Vorm van witte doorzichtige flacon), T-393/02, Jurispr. blz. II-4115, punt 34, en de aldaar aangehaalde rechtspraak].”

(…) “54. Afgezien van de afplattingen van het rasterwerk in de vorm van hyperbolische gedeeltelijke ellipsen wijst verzoekster op geen enkel kenmerk van de als merk aangevraagde vorm dat afzonderlijk of in combinatie met andere kenmerken het relevante publiek in staat stelt, haar waren te onderscheiden van die van andere ondernemingen. Het Gerecht moet daaruit afleiden dat de eventuele verschillen tussen de als merk aangevraagde vorm en de microfoons die worden gekenmerkt door afplattingen van het rasterwerk in de vorm van hyperbolische gedeeltelijke ellipsen en die zijn opgenomen in het dossier van de kamer van beroep, niet de aandacht van het relevante publiek trekken als aanduiding van de herkomst van de betrokken waren. Gelet op de mate van overeenstemming van het aangevraagde merk met de andere geanalyseerde vormen, wordt deze conclusie bovendien niet op losse schroeven gezet door het feit dat het aandachtsniveau van het relevante publiek bij de keuze van de betrokken waren waarschijnlijk hoog is.

55. Het feit dat de vorm van de microfoonkop die als merk is aangevraagd, geen enkele functie als zodanig vervult, doet voorts evenmin af aan deze conclusie. Voor zover het relevante publiek het teken als een aanduiding van de commerciële herkomst van de waar of dienst opvat, doet het feit dat dit teken al dan niet tegelijkertijd een andere dan de herkomstaanduidende functie (zoals een technische functie) vervult, immers niet af aan het onderscheidend vermogen ervan (zie arrest Gerecht, Tint oranje, reeds aangehaald, punt 30).

56. Met betrekking tot verzoeksters argument dat het aangevraagde merk zich opmerkelijk onderscheidt van gewone en traditionele microfoonkoppen met cilinder- of bolvorm, dient te worden vastgesteld dat het relevante publiek, dat volgens de definitie van de kamer van beroep bijzondere kennis op dit gebied bezit, niet alleen de gewone en traditionele vormen van de betrokken waren zal kennen, maar ook de minder typische vormen die voor een leek ongebruikelijk kunnen lijken. Het Gerecht is van oordeel dat de voorbeelden in het dossier van de kamer van beroep rechtens genoegzaam aantonen dat het relevante publiek gewend is aan microfoonkoppen die dit kenmerk bezitten dat verzoekster beschouwt als een „identificatiestempel” van het aangevraagde merk, en dus dat dit type microfoonkoppen deel uitmaakt van de norm of van wat op de betrokken markt gangbaar is.”

(…) “61. Zoals hierboven werd vastgesteld, is het relevante publiek immers reeds gewend aan vormen die vergelijkbaar zijn met de als merk aangevraagde vorm, en mist het aangevraagde merk daardoor onderscheidend vermogen van huis uit. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat de omstandigheid dat de concurrerende ondernemingen werden gedwongen af te zien van de productie en verkoop van waren met een vorm die vergelijkbaar is met de als merk aangevraagde vorm, heeft geleid tot een plotse wijziging van de norm of van wat in de betrokken sector gangbaar is.”

(..) “64. Met betrekking tot de elementen die waren aangevoerd ten bewijze van het voortreffelijke design van de betrokken vorm moet voorts eraan worden herinnerd dat de omstandigheid dat waren een hoogwaardig design hebben, niet noodzakelijkerwijs impliceert dat een merk bestaande uit de driedimensionale vorm van deze waren zich van meet af aan ertoe leent, deze waren te onderscheiden van die van andere ondernemingen in de zin van artikel 7, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94 (arrest Mag Instrument/BHIM, reeds aangehaald, punt 68). Bijgevolg heeft de kamer van beroep op goede gronden geoordeeld dat het mogelijk is dat de consumenten het design van het aangevraagde merk esthetisch achten, maar dat het onwaarschijnlijk is dat zij daarin een verwijzing naar de herkomst van de waren zien (punt 25 van de bestreden beslissing).”

Lees het arrest hier.

IEF 4897

Over het hoofd gezien (1)

5hk.gifGvEA, 12 september 2007, zaak T-304/05, Cain Cellars tegen OHIM (Afbeelding van een vijfhoek)

Vijfhoek, aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk. Weigering wegens ontbreken van onderscheidend vermogen. Afbeelding van een simpel geometrisch figuur als een vijfhoek kan i.c. niet fungeren als herkomstaanduiding.

“35 Hinsichtlich des Vorbringens, dass die angefochtene Entscheidung nicht erkläre, warum eine Pentagon-Darstellung nicht geeignet sei, die betriebliche Herkunft einer Ware zu identifizieren, und zur Begründung dafür auf andere Zeichen, wie das Sechseck, Bezug nehme, genügt die Feststellung, dass die Beschwerdekammer in der angefochtenen Entscheidung (Randnr. 11) ausgeführt hat, dass es den Verbrauchern grundsätzlich nicht möglich sei, mit „einfachen“ geometrischen Figuren eine betriebliche Herkunft zu verbinden. Sie hat in der angefochtenen Entscheidung (Randnr. 14) ferner erläutert, dass Verbraucher von Wein an dessen geografischer und betrieblicher Herkunft interessiert seien, die auf den Etiketten angegeben sei, und dass es unter diesen Umständen Sache der Klägerin sei, zu beweisen, dass die Verbraucher in der Lage seien, die betriebliche Herkunft des Weins anhand einer einfachen geometrischen Figur zu erkennen. Schließlich ist die Beschwerdekammer in der angefochtenen Entscheidung (Randnr. 16) zu dem Schluss gelangt, dass das streitige Zeichen vom Verbraucher einfach als eine Figur wahrgenommen werde, die einem funktionellen oder ästhetischen Zweck diene, und nicht als ein Zeichen, das auf eine betriebliche Herkunft hinweise.

36 Daher wird in der angefochtenen Entscheidung entgegen dem Vorbringen der Klägerin rechtlich hinreichend begründet, warum die Darstellung eines Fünfecks es nicht ermöglicht, die betriebliche Herkunft der in Rede stehenden Ware zu identifizieren.”

Lees het arrest hier(alleen beschikbaar in het Duits en het Frans).