IEF 22207
30 augustus 2024
Artikel

Laatste plekken voor het Benelux Merken Congres op donderdag 5 september 2024

 
IEF 22216
30 augustus 2024
Uitspraak

Follow the Money hoeft artikelen niet te rectificeren

 
IEF 22215
30 augustus 2024
Uitspraak

Handhaving auteursrechten tegen bedrijfsopvolger is onredelijk

 
IEF 3820

Vrachttram

citycargo1.jpgRechtbank Amsterdam, 12 april 2007, KG ZA 07-574, De Designpolitie v.o.f. tegen City Cargo Nederland B.V. en Peter Hendriks Executive Search Holding B.V. (met dank aan Michiel Rijsdijk, Van der Steenhoven Advocaten)

Geschil over de omvang van het gebruiksrecht op een logo. City Cargo handelt niet in strijd met de gemaakte afspraken door het logo van de Designpolitie op de proef-vrachttram en op haar website te gebruiken. Richtlijnconforme proceskostenveroordeling.

In april 2005 heeft de Designpolitie in opdracht van City Cargo een logo ontworpen. City Cargo gebruikt het logo om het project vrachttram onder de aandacht van het publiek te brengen. Daartoe heeft zij onder meer een website ontworpen en heeft zij het logo op een tram aangebracht, die bij wijze van proef gedurende een periode van ongeveer drie weken door Amsterdam heeft gereden.

Deze proef is op 3 april 2007 ten einde gelopen. De Designpolitie stelt zich op het standpunt dat dit gebruik in strijd zou zijn met de gemaakte afspraken zoals verwoord in haar e-mail van 13 april 2005 aan City Cargo. In de e-mail is het volgende geschreven: “De opdracht bestaat uit het ontwikkelen van een logo voor het door u omschreven project. Dit logo dient nu vooral en voornamelijk voor het registreren van een plan en als beeldmerk voor uw correspondentie. Daarvoor kunt u het logo vrij gebruiken. Mocht het project een succes worden, waar wij van uitgaan, dan kan het logo niet zonder meer worden gebruikt in allerhande toepassingen. Wij stellen voor om daar in een later stadium nadere afspraken over te maken.”

De voorzieningenrechter is van oordeel dat de Designpolitie het gebruiksrecht in deze e-mail te beperkt opvat. Het vracht tramproject bevindt zich nog in een experimenteel stadium. Van een succes kan nog niet gesproken worden. Ook het merkdepot is niet als een schending van de afspraken te beschouwen. In de aangehaalde e-mail van 13 april 2005 is sprake van het gebruik als beeldmerk, hetgeen een inschrijving impliceert. De voorzieningenrechter wijst de door de Designpolitie gevraagde voorzieningen af en veroordeelt haar in de werkelijk gemaakte proceskosten.

Lees het vonnis hier.

IEF 3811

Slogan Trade Marks

apdz.gifAlja Poler, Slogan Trade Marks. Comparative analysis between the case-law of the Court of First Instance & European Court of Justice & the Benelux & German law. 

Afstudeerscriptie van de Leidse studente Alja Poler, winnares van de ‘OHIM Annual Prize for the best dissertation in the field of Community Trade Marks and Designs’ (zie eerder bericht: IEF 3772).

“As already indicated by the title, this thesis concentrates on the legal issues concerning slogan trade marks on the level of the European Community and on the level of the Benelux countries, namely Belgium, Netherlands and Luxemburg, and Germany.

(…) When looking at the position of slogans under Dutch and German law and comparing it with the ECJ jurisprudence, I must conclude that there are fortunately no major differences to be found. There are still from time to time certain tendencies in Benelux and Germany to inter alia mix the criteria of the length of the slogan with its distinctiveness. (…) I believe the recent decisions have proven that also lengthy slogans can satisfy all the necessary conditions.

(…) However, we should keep in mind that the question of the capability of slogans to be registered still remains a decision which has to be made in each individual case or in other words, on a case by case basis. (…) It is especially so since the jurisprudence (German, Dutch or European), as it stands now, still does not bring an absolute clarity on the issue. We could better call it a work in progress, as the latest ECJ judgement in ‘HAVE A BREAK’ case has proven to us all.

(…) The evaluation on a case by case basis will of course provide for different results and it may even prove down the way that the borderline between registrable and nonregistrable slogans (and signs in general) differs not only between slogans but slogan and other trade marks. (…) slogans may still be treated slightly differently when it comes down to the practise.”

Lees de gehele scriptie hier

IEF 3810

Over de streep trekken

Rechtbank Amsterdam, 12 april 2007, LJN: BA2851. FPS Features B.V. tegen Nederlandse Programma Stichting.

Geen hardcore IE, maar wel enige verwantschap. Vonnis over filmfinanciering en uitzendrechten. Mede gezien de mores in de mediawereld is niet gebleken dat de NPS hierover bindende toezeggingen heeft gedaan.

Partijen hebben voor het eerst in 2001 contact gehad over de film “The bird can’t fly”, toen de productie ervan nog in de kinderschoenen stond. Voldoende aannemelijk is dat er op dat moment van de zijde van de NPS belangstelling bestond de uitzendrechten aan te kopen en de film op zondagmiddag uit te zenden in het kader van het thema “Wereldcinema”. Het betoog van NPS dat de aangehaalde brieven van de eindredacteur aankoop van de NPS zo moeten worden uitgelegd dat zij enkel – op verzoek van de producent van de film – zijn geschreven om andere financiers over de streep te trekken, is voorshands voldoende aannemelijk. Dat deze brieven dit tot doel hadden, valt ook af te leiden uit de adressering van de eerste brief en de referte daaraan in de tweede brief. Uit die brieven kan dan ook niet worden afgeleid dat er definitieve, bindende afspraken zijn gemaakt.

Voorts is aannemelijk dat het in de branche ongebruikelijk is om (definitieve) toezeggingen te doen als script, cast en crew nog niet vaststaan en dat afspraken als waar het in dit geding om gaat immer in een schriftelijk contract, met daarin nadere bedingen, worden vastgelegd. Zo zijn in dit geval geen afspraken gemaakt over essentiële punten als bijvoorbeeld het aantal keren dat de film kan worden uitgezonden en de duur van de licentie. Dat de eindredacteur aankoop EUR 20.000,- voor de film heeft gereserveerd, is in dit licht bezien onvoldoende om van een definitieve toezegging te kunnen spreken. Volgens zijn verklaring betreft het een interne reservering, die eenzijdig kan worden doorgehaald indien – zoals in dit geval – men jarenlang niets meer van de producent verneemt en ook het “Wereldcinema”-thema, waarvoor de film was bedoeld, niet meer bestaat.

Lees het vonnis hier.

IEF 3809

Torentje

trt2.gifRechtbank ’s-Gravenhage, 11 april 2007, HA ZA 06-544. Single Buoy Moorings Inc. c.s. tegen Bluewater Energy Services B.V. 

SBM is houdster van een Europees octrooi met betrekking op een ‘offshore turret system’. In het octrooi  (EP0808270) zijn Frankrijk, Engeland en Nederland aangewezen. De rechtbank acht zich conform GAT/LuK niet bevoegd zich uit te spreken over de grensoverschrijdende inbreuk.

De rechtbank acht zich echter wel bevoegd om uitspraak te doen over de inbreuk, voor zover deze ene inbreuk deels in één en deels in een ander land plaatsvindt. Strikte toepassing van GAT/LuK zou immers betekenen dat geen enkele rechter zich over een dergelijke inbreuk zou kunnen uitspreken en dat kan volgens de rechtbank niet de bedoeling zijn van de EEX-verordening. In dit zeer speciale geval is de Nederlandse rechter dus bevoegd, maar dient de Nederlandse rechter zich wel zoveel mogelijk te onthouden van een oordeel omtrent de geldigheid van het buitenlandse octrooi. 

Een beslissing over de geldigheid van het octrooi wordt aangehouden tot de uitspraak en  motiviering van de technische kamer van beroep beschikbaar is. Dit weerhoudt de rechtbank er niet van om reeds uit te spreken dat er geen sprak is van inbreuk. 

Het onderhavige octrooi heeft net als EP0338605 (Zie eerder vonnis van 25 oktober 2006: IEF 2992 (1 december 2006). betrekking op (een onderdeel van) de zogenaamde “Floating Production, Storage and Offloading systems” (FPSO´s). Een FPSO is een drijvend systeem voor de winning en opslag van olie op zee. In feite is een FPSO een olietanker die is omgebouwd door in of op de olietanker een zogenaamd “turret mooring system” te installeren. Een turret mooring system omvat een verticale ronde koker welke vast is verbonden aan de structuur van het schip. Deze koker is aan de onder- en bovenzijde open. In de ronde doorgaande koker wordt een zogenaamde “turret” (toren), een hoofdzakelijk ronde buisstructuur, draaibaar geplaatst. Aan de turret hangen niet alleen de kabels of ankerkettingen maar ook stijgleidingen voor de van grote diepte op te pompen olie. Het schip zelf is -anders dan de “turret”- niet aan de zeebodem verankerd, maar kan als het ware als een windvaan om de verankerde “turret” heendraaien onder invloed van de omstandigheden op zee.

Tegen de verlening van het octrooi is oppositie bij het Europees Octrooibureau (EOB) ingesteld. De Oppositieafdeling heeft het octrooi in stand gehouden op basis van het tweede door SBM ingediende hulpverzoek  Tegen deze beslissing hebben zowel de opposanten als de octrooihouder beroep ingesteld. Bij mondelinge beslissing van 16 februari 2007 heeft de Technische Kamer van Beroep van het EOB aangegeven dat het octrooi in stand wordt gelaten zoals door de Oppositieafdeling was beslist. De schriftelijke beslissing was op het moment van het pleidooi in deze zaak nog niet beschikbaar.

Bluewater c.s. hebben omstreeks het jaar 1999 een turret geleverd ten behoeve van een FPSO van de Braziliaanse maatschappij Petrobras. Deze FPSO zal, in navolging van partijen, hierna worden aangeduid als de P-37. 

SBM heeft haar vorderingen ten pleidooie als volgt beperkt. Voor zover deze directe inbreuk op het octrooi betreffen beperkt zij deze tot het Nederlandse territoir. Zij heeft evenwel haar grensoverschrijdende vordering gehandhaafd waar het betreft het verwijt dat Bluewater c.s. indirecte inbreuk plegen dan wel anderszins onrechtmatig handelen door in Nederland een turret aan te bieden die vervolgens buiten Nederland in een schip wordt ingebouwd, zodat het geheel zou voldoen aan conclusie 1 van het octrooi. Ook in dat geval beroepen Bluewater c.s. zich op de uitsluitende bevoegdheid van de buitenlandse rechter tot beoordeling van het door hen opgeworpen nietigheidsverweer. Die stelling treft doel voor zover de vordering is gebaseerd op een verwijt aan Bluewater c.s. betrokken te zijn bij directe of indirecte inbreuk op (uitsluitend) een buitenlands octrooi. Bij de beoordeling van die vordering zou de Nederlandse rechter, nu de nietigheid van het betreffende buitenlandse octrooi is ingeroepen, zich een oordeel moeten vormen over de geldigheid daarvan, waartoe hij evenwel geen bevoegdheid bezit (HvJ EG GAT/LuK 13 juli 2006, C-4/03). 

SBM neemt tot slot nog de stelling in dat Bluewater c.s. onrechtmatig handelen door middelen betreffende een wezenlijk bestanddeel in Nederland te fabriceren en/of aan te bieden (de turrets), terwijl Bluewater c.s. weten dat deze turrets vervolgens in een ander land, waar eveneens octrooibescherming bestaat (zoals Noorwegen of Engeland) door een derde in een schip worden gemonteerd dan wel waar het schip met turret wordt gebruikt. Een strikte toepassing van de exclusieve bevoegdheidsregel volgens de EEX zou, gelet op de uitleg hiervan door het HvJ EG inzake GAT/LuK, bij een gedaagde die een relevant te achten nietigheidsverweer voert, ertoe leiden dat geen enkele rechter voor kennisneming van die vordering bevoegd is. Alvorens die vordering toe te kunnen wijzen, zal een rechter immers de geldigheid van zowel het Nederlandse als het desbetreffende buitenlandse deel van het Europese octrooi moeten beoordelen, waartoe evenwel telkens een andere rechter exclusief bevoegd is. De rechtbank acht die situatie niet alleen ongewenst maar bovendien in strijd met artikel 6 EVRM. Het is duidelijk dat het EEX/EVEX of de EEX-Verordening geenszins de strekking kunnen hebben dat geen enkele gewone nationale rechter bevoegd zou zijn.

In zoverre is deze situatie dan ook niet langer vergelijkbaar met de aan het HvJ EG voorgelegde zaak GAT/LuK, die immers een verklaring van niet-inbreuk op een Europees octrooi in verscheidene landen betrof (en in zoverre op te delen is in een verklaring per land). Thans wordt een vordering voorgelegd waarvoor beoordeling van de geldigheid van het Europese octrooi in twee territoria aan de orde is, welke vordering evenwel anders dan in de GAT/LuK-zaak niet per territorium te splitsen valt. De rechtbank is van oordeel dat een redelijke uitleg van de EEX, gelezen in de geest van het arrest GAT/LuK, in dit zeer speciale geval zodoende niet met zich brengt dat de Nederlandse rechter onbevoegd is, maar dit noopt de Nederlandse rechter wel tot het zich zoveel mogelijk onthouden van een oordeel omtrent de geldigheid van het buitenlandse octrooi. Dat laatste brengt met zich dat zodra een nietigheidsprocedure in het betreffende buitenland aanhangig zou worden gemaakt, de behandeling door de Nederlandse rechter voor zover het de geldigheidsvraag van het buitenlandse octrooi betreft dient te worden aangehouden, ongeacht in welk stadium de Nederlandse procedure zich dan bevindt. 

De beslissing van de Technische Kamer van Beroep van het EOB was ten pleidooie weliswaar mondeling maar nog niet schriftelijk beschikbaar. Partijen twisten over de precieze inhoud van die beslissing. Buiten twijfel is dat de TKB het octrooi in stand heeft gelaten, maar op welke gronden dat is gebeurd, en in hoeverre deze afwijken van die van de Oppositieafdeling, is nog niet duidelijk. In dit een en ander ziet de rechtbank aanleiding de beslissing aangaande de geldigheid van het octrooi aan te houden totdat de schriftelijke beslissing, die bovendien binnen zeer afzienbare tijd te verwachten is, zal zijn afgegeven, waartoe de zaak naar de parkeerrol wordt verwezen. 

De rechtbank is van oordeel dat de P-37 turret niet voldoet aan de conclusies van het octrooi, waartoe als volgt wordt overwogen. Er wordt met de P-37 niet voldaan aan het kenmerk dat de bovenste uiteinden van een groep buizen “at least about as high as said bearing” liggen, welk kenmerk tijdens de oppositie in conclusie 1 is opgenomen. De buisuiteinden van de risers bij de P-37 zijn namelijk op aanzienlijke afstand onder het lager gelegen (circa 8 meter, terwijl de gehele turret ongeveer 60 meter hoog is). De gemiddelde vakman die de conclusies van het octrooi leest, in samenhang met de beschrijving en tekeningen, zal niet anders kunnen concluderen dan dat een dergelijke plaats gelegen op aanzienlijke afstand onder het lager niet als “at least about as high as the bearing” is te kwalificeren. Dat volgt reeds uit de gebruikelijke betekenis van deze woorden, volgens welke immers de buizen ofwel ongeveer op gelijke hoogte als het lager ofwel daarboven moeten eindigen, maar zeker niet meer dan enigszins daaronder, laat staan aanzienlijk daaronder zoals bij de P-37. 

Als de functie-wijze-resultaat-toets of “insubstantial differences” toets wordt gehanteerd kan niet tot de conclusie worden gekomen dat van een equivalente turret sprake is. Het probleem van het octrooi doet zich bij de P-37 niet voor. Dit oordeel wordt versterkt doordat sprake is van een amper vernieuwend octrooi, zodat weinig ruimte voor het aannemen van equivalente inbreuk overblijft. 

De rechtbank ziet geen aanleiding in deze procedure, die is aangevangen voordat de implementatietermijn was verstreken van de Handhavingsrichtlijn 2004/45/EG een hogere (danwel evenredige) proceskostenveroordeling uit te spreken. 

Samenvattend acht de rechtbank zich onbevoegd van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen, voor zover deze is gebaseerd op onrechtmatig handelen door Bluewater c.s. waarbij uitsluitend inbreuk op het buitenlandse maar niet tevens het Nederlandse deel van het Europese octrooi wordt verweten. Tevens wordt Bluewater geacht geen inbreuk te maken. Een beslissing over de vermeende nietigheid van het octrooi wordt aangehouden.    

Lees het vonnis hier.

IEF 3808

Knijperbak

knijperbak.gifRechtbank ’s-Gravenhage, 11 april 2007, HA ZA 05-583. Bakker Hydraulic B.V. tegen JKB Transporttechniek B.V. (met dank aan Leo Kooy, Vriesendorp & Gaade).

Octrooirecht. De rechtbank vernietigt in deze bodemprocedure het Nederlandse deel van het Europese octrooi voor een knijperbak wegens niet-nieuwheid.

Bakker is houdster van een Europees octrooi voor een ‘pincer grab’ (een knijperbak). Knijperbakken worden bijvoorbeeld gebruikt op kranen om materialen als zand of balken te verplaatsen. JKB drijft een onderneming die knijperbakken (open schalengrijpers) verhandelt.

Bij vonnis van 20 juli 2004 heeft de voorzieningenrechter JKB onder andere verboden iedere inbreuk op het octrooi van Bakker in Nederland en Belgie te staken en gestaakt te houden, zulks op straffe van een dwangsom. In de bodemprocedure stelt JKB dat van enig inbreukmakend handelen van haar zijde geen sprake kan zijn, omdat het octrooi van Bakker nietig is vanwege niet nieuwheid. Dat standpunt is naar het oordeel van de rechtbank juist.

De prior art (NL 053) openbaart volgens JKB alle maatregelen van conclusie 1. Bakker betwist dat.

De rechtbank behandelt eerst de vraag of de grijper uit NL 053 een knijperbak is als bedoeld in het octrooi van Bakker. De conclusies noch de beschrijving van het octrooi van Bakker geven volgens de rechtbank een eenduidige definitie van een knijperbak. De gemiddelde vakman zal dan voor de uitleg van dat begrip aansluiten bij de in conclusie 1 genoemde maatregelen, waaraan een knijperbak als bedoeld in het octrooi van Bakker moet voldoen. Dit betekent dat indien NL 053 al die maatregelen openbaart, sprake is van een knijperbak als bedoeld in het octrooi van Bakker. Dat is volgens de rechtbank het geval.

De volgende vraag die door de rechtbank dient te worden beantwoord is of NL 053 een ‘drive unit’ (aandrijfeenheid) als bedoeld in het octrooi van Bakker openbaart. Bakker stelt dat van een aandrijfeenheid in NL 053 geen sprake is, omdat de daarin geopenbaarde grijper enkel op zwaartekracht werkt. Die stelling wordt door de rechtbank verworpen. Het tafelblok en het onderste schijvenblok van NL 053 vormen naar het oordeel van de rechtbank, in combinatie met de met een willekeurige mechanische aandrijving verbonden bedieningskabels, de aandrijfeenheid.

Bakker heeft ter zitting betoogd dat, als NL 053 een aandrijfeenheid openbaart, sprake is van externe aandrijving middels het trekken aan de bedieningskabels. Voor zover Bakker daarmee bedoelt dat NL 053 niet nieuwheidschadelijk is, omdat de aandrijving in het octrooi van Bakker geheel binnen de grijperbak plaatsvindt (en NL 053 dus niet “clearly and unambiguously” de gehele uitvinding openbaart), gaat zij er volgens de rechtbank aan voorbij dat de in het octrooi van Bakker geopenbaarde knijperbak evenmin kan werken op basis van een geheel gesloten systeem. Ook in het octrooi van Bakker zal de zich in de knijperbak bevindende aandrijfeenheid niet kunnen functioneren zonder enige vorm van bediening/energie van buitenaf.

Bakker heeft voorts benadrukt dat de grijper volgens NL 053 zonder de scharnierstangen aan de buitenzijde gesloten blijft. De rechtbank oordeelt echter dat de coupling means uit het octrooi van Bakker net zo onmisbaar zijn als de scharnierstangen uit NL 053. De scharnierstangen uit NL 053 dienen – net als in het octrooi van Bakker de coupling means – als onderdeel van de aandrijfeenheid te worden gezien. Dit betekent dat NL 053 de schotten 6 en 7 als overbrengingsmiddelen resteren. Deze schotten brengen de krachten van de aandrijfeenheid, net als de overbrengingsmiddelen uit het octrooi van Bakker, in twee verticale vlakken over op de schalen. Het octrooi van Bakker wordt derhalve ook in zoverre door NL 035 geopenbaard.

Conclusie 1 van van het octrooi van Bakker wordt door de rechtbank vernietigd. Aangezien Bakker niets heeft gesteld ten aanzien van de inventiviteit van conclusie 2, moet conclusie 2 volgens de rechtbank hetzelfde lot ondergaan.

Bakker heeft tijdens het pleidooi voorgesteld dat in het geval van een vernietiging de conclusies van het octrooi mogelijk wel in gewijzigde vorm zouden kunnen blijven bestaan. De rechtbank gaat daaraan voorbij. “Nog daargelaten dat Bakker deze suggesties voor het eerst ter zitting naar voren heeft gebracht, heeft zij op geen enkele wijze onderbouwd hoe die gewijzigde conclusies zouden moeten luiden. De rechtbank vermag ook overigens niet in te zoen hoe zij EP 010 gedeeltelijk in stand zou kunnen laten, met inachtneming van de daarin ingevolge Spiro Research/Flamco (HR 9 februari 1996, NJ 1998/2) te stellen eisen.”

Omdat het octrooi van Bakker wordt vernietigd, wijst de rechtbank de vorderingen in conventie af.

Lees het vonnis hier.

IEF 3807

Klepaandrijving

rtrkatrk.gifRechtbank ‘s-Gravenhage, 11 april 2007, HA ZA 05-942. Rotork Plc. tegen Shanghai Autork Digital Apparatus Co. Ltd. (met dank aan Gitta van der Meer, Lovells).

Klepaandrijvingen. Inbreuk op Gemeenschapsmodel, Gemeenschapsmerk en auteursrechten (folders) van Rotork. Vonnis waarin veel rechtsgebieden aan de orde komen en waaruit maar weer eens blijkt dat weinig afstand houden gevaarlijk is. De, in dit geval Chinese, bumperklever wordt (gedeeltelijk) cross-border veroordeeld voor inbreuk.

Beiden partijen in het geding zijn leverancier van klepaandrijvingen. Eiser, Rotork, is houdster van Gemeenschapsmodellen van klepaandrijvingen, alsmede van de Gemeenschapsmerken ROTORK en IQ. Autork biedt klepaandrijvingen aan van type IK en IKT en heeft in haar stand op de ‘Valve World 2004 Conference & Expo’ folders aanwezig gehad, waarvan de inhoud in grote mate zou overeenstemmen met de inhoud van folders van Rotork.

In de zomer van 2004 hebben partijen besprekingen gevoerd over een mogelijke overname van Autork door Rotork. Nadat de onderhandelingen zijn afgebroken heeft Rotork in China gevorderd Autork te verbieden inbreuk te maken op een haar toekomend (Chinees) modelrecht/octrooirecht. Rotork stelt dat Autork door het produceren en in de EU aanbieden van de modellen IK en IKT inbreuk maakt op haar modelrecht en auteursrecht op het ontwerp van haar modellen IQ en IQT. Zij stelt dat de modellen van Autork klakkeloze imitaties zijn van haar producten en dat tevens sprake is van slaafse nabootsing. Het gebruik van de tekens AUTORK, IK en IKT beschouwt Rotork als inbreuken op haar merkrechten. De inhoud van de folder van Autork zou inbreuk maken op het auteursrecht van Rotork.

Autork erkent dat haar klepaandrijvingen gelijkenis vertonen met die van Rotork, maar meent dat er duidelijke verschillen zijn aan te wijzen. De gelijkenissen zouden bovendien terug te voeren zijn op de technische eisen die aan dergelijke producten worden gesteld.

Modelrecht

De rechtbank oordeelt dat de modellen van Autork geen andere algemene indruk wekken dat die van Rotork; de verschillen zijn hiervoor te gering. Omdat er sprake is van modelinbreuk, hoeft de vordering op basis van slaafse nabootsing en inbreuk op auteursrecht op de modellen niet nader te worden onderzocht.

Auteursrecht

Vergelijking van de folders van Autork en Rotork leert dat de folders van gedaagde vrijwel geheel -inclusief afbeeldingen- overeenstemt. Het dient dan ook te gelden als een verveelvoudiging, waarmee Autork inbreuk maakt op het aan Rotork toekomende auteursrecht.

Merkinbreuk

De rechtbank stelt dat Autork de gewraakte tekens gebruik voor dezelfde waren als waarvoor de merken van Rotork zijn geregistreerd. De merken Autork en Rotork stemmen auditief en visueel overeen. Ook is er sprake van begripsmatige overeenstemming: ‘tork’ verwijst naar ‘torque’ en betekent moment (van kracht). Hierdoor wordt verwarringsgevaar aannemelijk geacht.

Omdat er naar het oordeel van de rechtbank geen auditieve, visuele en begripsmatige overeenstemming bestaat tussen het merk IQ enerzijds en de tekens IK en IKT anderzijds, wordt hier echter geen merkinbreuk aangenomen.

Autork dient met onmiddellijke ingang iedere inbreuk op het Auteursrecht van Rotork in Nederland en op het Gemeenschapsmerk en het Gemeenschapsmodel van Rotork in Nederland en op het grondgebied van de overige lid-staten te staken en gestaakt te houden. Opgemerkt wordt nog dat “De vordering de ge- en verboden uit te doen strekken tot de handelingen van Greatork of een andere met Autork gelieerde rechtspersoon zal worden afgewezen. De enkele omstandigheid dat een rechtspersoon met dezelfde bestuurders gelijkende klepaandrijvingen op de markt brengt is daarvoor ontoereikend."

Een pan-Europese handhavingsrichtlijnconforme veroordeling, waarbij het deze keer niet lijkt te gaan om de richtlijnconforme proceskostenveroordeling, zit er nog niet in.

Lees het vonnis hier. Afbeeldingen hier.

IEF 3806

Wereld IE Dag Borrel - 26 april 2007

Klos-Morel-Vos-&-Schaap.gifDe traditionele IEForum.nl Wereld IE Dag Borrel (donderdag 26 april a.s.) zal dit jaar worden gehouden ten kantore (en hopelijk ten tuine) van Klos Morel Vos & Schaap in Amsterdam. Vorig jaar in de grachtengordel, dit jaar dus aan het lommerrijke Albert Hahnplantsoen in Oud-Zuid, op loopafstand van de ook wel als Zuid-As aangeduide Advocaten-As. De borrel heeft plaats van 5 tot ongeveer 8 uur.

Op zeer informele wijze, geen speeches, geen lezingen, geen powerpoint-presentaties, zal gevierd worden dat het weer Wereld Intellectual Property Day is. Op 26 april 1970 werd de WIPO geboren en in 2000 besloten de Lid Staten van de WIPO dat deze verjaardag ieder jaar gevierd dient te worden als World Intellectual Property Day (to raise awareness of the role of intellectual property in our daily lives, and to celebrate the contribution made by innovators and artists to the development of societies across the globe).

Het officiële WIPO-thema van dit jaar is 'Encouraging Creativity'. Wat u met dat thema wil doen is uw zaak, maar IEForum.nl, in samenwerking met uitgeverij deLex, zal uw daarbij ondersteunen met IE-gerelateerde dranken en spijzen Er zijn geen kledingvoorschriften, Tenue de ville met Van Bommel/Van Woenselschoenen of een al dan niet verwaterde Elwood-spijkerbroek, het staat u vrij.

De muziek zal worden verzorgd door een gelegenheidsformatie van IE-juristen onder leiding van Sven Klos. 

Vorig jaar waren er zo’n 120 juristen en andere belangstellenden. In verband met o.a. de catering wordt het ook dit jaar zeer op prijs gesteld als u zich per email aanmeldt.

IEF 3805

Klepaandrijvingen

klepaandrijvingen.jpgRechtbank ‘s-Gravenhage, 11 april 2007, zaaknr./rolnr. 239273 / HA ZA 05-942. Rotork Plc. tegen Shanghai Autork Digital Apparatus Co. Ltd. (met dank aan Gitta van der Meer, Lovells Amsterdam).

Klepaandrijvingen. Inbreuk op Gemeenschapsmodel, Gemeenschapsmerk en auteursrechten (folders) van Rotork. Redelijk recht-door-zee-vonnis, waarbij wel veel rechtsgebieden aan de orde komen.

Beiden partijen in het geding zijn leverancier van klepaandrijvingen. Eiser, Rotork, is houdster van Gemeenschapsmodellen van klepaandrijvingen, alsmede van de Gemeenschapsmerken ROTORK en IQ. Autork biedt klepaandrijvingen aan van type IK en IKT en heeft in haar stand op de ‘Valve World 2004 Conference & Expo’ folders aanwezig gehad, waarvan de inhoud in grote mate zou overeenstemmen met de inhoud van folders van Rotork.

In de zomer van 2004 hebben partijen besprekingen gevoerd over een mogelijke overname van Autork door Rotork. Nadat de onderhandelingen zijn afgebroken heeft Rotork in China gevorderd Autork te verbieden inbreuk te maken op een haar toekomend (Chinees) modelrecht/octrooirecht. Rotork stelt dat Autork door het produceren en in de EU aanbieden van de modellen IK en IKT inbreuk maakt op haar modelrecht en auteursrecht op het ontwerp van haar modellen IQ en IQT. Zij stelt dat de modellen van Autork klakkeloze imitaties zijn van haar producten en dat tevens sprake is van slaafse nabootsing. Het gebruik van de tekens AUTORK, IK en IKT beschouwt Rotork als inbreuken op haar merkrechten. De inhoud van de folder van Autork zou inbreuk maken op het auteursrecht van Rotork.
Autork erkent dat haar klepaandrijvingen gelijkenis vertonen met die van Rotork, maar meent dat er duidelijke verschillen zijn aan te wijzen. De gelijkenissen zouden bovendien terug te voeren zijn op de technische eisen die aan dergelijke producten worden gesteld.
Modelrecht
De rechtbank oordeelt dat de modellen van Autork geen andere algemene indruk wekken dat die van Rotork; de verschillen zijn hiervoor te gering. Omdat er sprake is van modelinbreuk, hoeft de vordering op basis van slaafse nabootsing en inbreuk op auteursrecht op de modellen niet nader te worden onderzocht.
Auteursrecht
Vergelijking van de folders van Autork en Rotork leert dat de folders van gedaagde vrijwel geheel -inclusief afbeeldingen- overeenstemt. Het dient dan ook te gelden als een verveelvoudiging, waarmee Autork inbreuk maakt op het aan Rotork toekomende auteursrecht.
Merkinbreuk
De rechtbank stelt dat Autork de gewraakte tekens gebruik voor dezelfde waren als waarvoor de merken van Rotork zijn geregistreerd. De merken Autork en Rotork stemmen auditief en visueel overeen. Ook is er sprake van begripsmatige overeenstemming: ‘tork’ verwijst naar ‘torque’ en betekent moment (van kracht). Hierdoor wordt verwarringsgevaar aannemelijk geacht.

IEF 3804

Eerst even voor jezelf lezen

- Rechtbank ’s-Gravenhage, 11 april 2007, HA ZA 05-942. Rotork Plc. tegen Shanghai Autork Digital Apparatus Co. Ltd. (met dank aan Gitta van der Meer, Lovells Amsterdam).

Klepaandrijvingen. Inbreuk op Gemeenschapsmodel, Gemeenschapsmerk en auteursrechten (folders) van Rotork. 

Lees het vonnis hier.

- Rechtbank ’s-Gravenhage, 11 april 2007, HA ZA 05-583. Bakker Hydraulic B.V. tegen JKB Transporttechniek B.V. (met dank aan Leo Kooy, Vriesendorp & Gaade).

Europees octrooi voor een knijperbak. Geen bak voor knijpers, maar een grijper voor hijskranen. De rechtbank vernietigt het Nederlandse deel van het octrooi (niet nieuw) .

Lees het vonnis hier.

- Rechtbank ’s-Gravenhage, 11 april 2007, HA ZA 06-544. Single Buoy Moorings Inc. c.s. tegen Bluewater Energy Services B.V.

Gestelde inbreuk op Europees octrooi met betrekking tot turret mooring system. Partijen zijn elkaar al eerder in Den Haag tegengekomen.  De P-37 van gedaagde Bluewater,  zelfs als deze in een schip is ingebouwd, valt niet onder de conclusies van het, amper vernieuwende, octrooi. De rechtbank verklaart zich, in de geest van Gat/LuK, onbevoegd van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen, voor zover deze is gebaseerd op onrechtmatig handelen door Bluewater c.s. waarbij uitsluitend inbreuk op het buitenlandse maar niet tevens het Nederlandse deel van het Europese octrooi wordt verweten.

Lees het arrest hier.

IEF 3803

Voor zorg

m4c.gifRechtbank Amsterdam, 8 maart 2007,  LJN: BA2385. Market4Care Nederland B.V. tegen Tblox B.V.

Auteursrecht op video-opname van software-applicatie. Onrechtmatige mededelingen. Aanduiding TBlox4Care maakt inbreuk op beeldmerk Market4Care.

M4C houdt zich, heel kort, bezig met het ondersteunen van electronisch betalingsverkeer in de gezondheidszorg. M4C heeft een beeldmerk (afbeelding). Gedaagde TBlox levert eveneens software aan, onder andere, de gezondheidszorg.

M4C biedt haar diensten aan middels een (beveiligd) online platform (verder: de Applicatie). M4C eist dat TBlox de inbreuken op de auteursrechten van M4C (met name het verveelvoudigen en openbaar maken van video-opname van de Applicatie) en de inbreuken op het merk- en handelsnaamrecht van M4C staakt en gestaakt houdt. Bovendien eist M4C dat Tblox geen onrechtmatige uitingen meer te doet omtrent M4C.

De rechter neemt in dit geding het uitgangspunt dat op het computerprogramma van M4C, de Applicatie, auteursrecht rust. TBlox heeft op geen enkele wijze toegelicht waarom de Applicatie niet auteursrechtelijk beschermd zou zijn. TBlox heeft wel betwist dat TBlox door het maken van een video-opname van de Applicatie op dit auteursrecht inbreuk heeft gemaakt. Echter, TBlox heeft wel erkend de Applicatie op video te hebben opgenomen. Aldus moet voorshands worden aangenomen dat zij de Applicatie heeft verveelvoudigd met het doel deze openbaar te maken.

TBlox heeft voorts gesuggereerd dat de gegevens van M4C gebruikers (gebruikersnamen en wachtwoorden) wegens onvoldoende beveiliging door M4C voor iedereen via internet vrij toegankelijk zou zijn. Deze suggestie heeft TBlox echter niet aannemelijk gemaakt. Deze mededeling is dan ook jegens M4C onrechtmatig.

M4C heeft gesteld dat vergelijkende reclame of mededelingen met betrekking tot M4C en TBlox hoe dan ook onrechtmatig zijn, omdat de diensten van TBlox en die van M4C “in geen enkel opzicht, ook niet vanuit kostenoogpunt” met elkaar te vergelijken zouden zijn.

De rechter volgt M4C niet in deze stelling. TBlox heeft uiteengezet dat haar diensten en die van M4C in beginsel leiden tot hetzelfde resultaat. M4C heeft hiertegen onvoldoende ingebracht: “Voorshands is dan ook het uitgangspunt dat vergelijkende reclame of mededelingen in beginsel toelaatbaar zijn, waarbij TBlox dan wel gehouden is tot het maken van een volledige en juiste vergelijking. Dat nu heeft zij tot dusver niet gedaan. Uit de overgelegde stukken valt immers op te maken dat TBlox in haar vergelijkende mededelingen sinds april 2006 M4C in een slecht daglicht stelt, met tal van uitlatingen over M4C die voorshands, anders dan TBlox heeft aangevoerd, niet op juistheid blijken te berusten.”

De vorderingen van M4C worden grotendeels toegewezen. Ook de vorderingen om gegevens bekend te maken van diegenen jegens wie de litigieuze mededelingen zijn gedaan zal worden toegewezen. “Dat TBlox dan een deel van haar klantenbestand aan M4C zal moeten verstrekken komt voor haar risico, nu zij degene is die op onrechtmatige wijze over M4C heeft gecommuniceerd.”

Met betrekking tot het merkenrechtelijke vordering van M4C geldt dat het meest in het oog springende kenmerk van het beeldmerk van M4C, de tekst “Market4Care” is. “Onder deze omstandigheden moet het hanteren van de aanduiding TBlox4Care voor het promoten van dezelfde althans soortgelijke diensten als die van M4C, door TBlox als strijdig met de merkrechten van M4C worden aangemerkt. Met name vanwege de voorgenomen overname is voldoende aannemelijk dat de aanduiding TBlox4Care bij het relevante publiek tot verwarring kan leiden. Het feit dat TBlox wel vaker de term 4 hanteert (4restaurants, 4free) en dat het woord “Tblox” aan “4Care” voorafgaat doet daar niet aan af, evenmin als de omstandigheid dat het merk 4Care voor andersoortige diensten en/of bedrijven regelmatig wordt gebruikt. Ook de vordering van M4C met betrekking tot de merkinbreuk zal daarom worden toegewezen.”

Lees het vonnis hier.