IEF 22218
2 september 2024
Artikel

Openbare raadpleging over ambachtelijke en industriële geografische aanduidingen

 
IEF 22217
2 september 2024
Artikel

Artikel Bernt Hugenholtz: Prompts tussen vorm en inhoud: de eerste rechtspraak over generatieve AI en het werk

 
IEF 22207
30 augustus 2024
Artikel

Laatste plekken voor het Benelux Merken Congres op donderdag 5 september 2024

 
IEF 2193

Patroonmerk

GvEA EG, 13 juni 2006, zaak T-153/03, Inex & OHIM tegen Wiseman.

Inex maakt op basis van haar beeldmerk (onderste figuur) bezwaar tegen het merkdepot van Wiseman dat bestaat uit een op een koeienhuid gelijkend patroon (bovenste figuur). Zowel de oppositieafdeling van het BHIM als de Kamer van Beroep wijzen de oppositie af wegens gebrek aan overeenstemming.

Ook het Gerecht vindt de merken niet op elkaar lijken aangezien het koeienhuid motief volgens het gerecht voor melkproducten weinig onderscheidend vermogen heeft en dus niet als dominerend bestanddeel kan worden aangemerkt.

“35. Om het onderscheidend vermogen van het enige bestanddeel van een merk te beoordelen, moet worden nagegaan in hoeverre dit bestanddeel geschikt is om de waren of diensten waarvoor het merk is ingeschreven, als afkomstig van een bepaalde onderneming te identificeren en dus om deze waren of diensten van die van andere ondernemingen te onderscheiden. Bij deze beoordeling dient met name rekening te worden gehouden met de eigenschappen die het betrokken bestanddeel van huis uit bezit, voor het beantwoorden van de vraag of het al dan niet de waren of diensten waarvoor het merk is ingeschreven, beschrijft (zie mutatis mutandis arrest Lloyd Schuhfabrik Meyer, reeds aangehaald, punten 22 en 23).

36. Gelet op de betrokken waren heeft het koeienhuidmotief in casu geen sterk onderscheidend vermogen, aangezien dit bestanddeel voor deze waren sterk allusief is. Dit motief verwijst namelijk naar koeien, dieren die bekend zijn om hun melkproductie, en vormt voor de aanduiding van melk en melkproducten een weinig suggestief bestanddeel.”

Volgens het Gerecht volstaat voor overeenstemming van merken niet, dat een sterke visuele indruk makend bestanddeel van een samengesteld teken gelijk is aan of overeenstemt met het enige bestanddeel van een ander teken, aangezien de vergelijking tussen de merken dient te berusten op de totaalindruk die deze oproepen, en daarbij met name rekening moet worden gehouden met het onderscheidend vermogen van de bestanddelen ervan met betrekking tot de betrokken waren of diensten.

Lees het vonnis hier.

IEF 2192

Nog eentje dan

Voorzieningenrechter Rechtbank Zutphen, 12 juni 2006, LJN: AX7789. Bavaria N.V. tegen Motor- en Autoclub Lichtenvoorde. Vordering tot nakoming overeenkomst.

Het was haast onmogelijk om bij het warme weer van de afgelopen dagen niet aan een koud glas bier te denken. Zou dat ook de reden zijn dat er regelmatig over bier(accessoires) geprocedeerd en geschreven wordt? Lees bijvoorbeeld hier, hier en hier.

Ook de Rechtbank Zutpen haakte in met een voor Bavaria teleurstellende uitspraak in een reclamezaak.

Bavaria is sponsor van de Motor- en Autoclub Lichtenvoorde (MACL) en heeft daartoe met MACL een overeenkomst gesloten. Op het terrein van MACL wordt in juli 2006 het door Grolsch gesponsorde evenement “de Zwarte Cross” gehouden. In de horecaonderneming van MACL en het daarbij behorende (dak)terras zal tijdens “de Zwarte Cross” – zoals gebruikelijk – Bavaria worden geschonken, maar op het overige gedeelte van het MACL-terrein Grolsch.

Bavaria wil MACL verbieden om Grolsch te schenken tijdens de Zwarte Cross. Bavaria start een kort geding. Zonder succes. De kort gedingrechter van de Rechtbank Zutphen wijst de vordering van Bavaria af: “Op grond van dit alles is de slotsom dat Bavaria onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat MACL bij verhuur van haar crossterein aan de organisator van “De Zwarte Cross” ook haar verplichtingen jegens Bavaria had dienen op te leggen. De vorderingen zullen gelet op het vorenstaande worden afgewezen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 2191

Het totale pakket

Handelingen nr. 85, pag. 5179-5197, 2e Kamer. Behandeling Wet handhaving consumentenbescherming (30411).

Veel over de RCC. Het geheel wordt kort samengevat door Staatssecretaris Van Gennip: “Misleidende reclame valt  straks onder de Consumentenautoriteit. Het totale pakket valt daaronder, ook de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken.”

IEF 2190

Niet als een zo’n ernstige aantasting

Kamerstukken 30587, nr. 1 t/m 4 + C, 1e/2e Kamer. Subsidiariteitstoets op richtlijnvoorstel COM(2006) 168 fin. betreffende strafrechtelijke maatregelen ter verzekering van de handhaving van intellectuele eigendomsrechten.

Richtlijnvoorstel, brief van de Tijdelijke commissie subsidiariteitstoets, brief van de vaste commissie voor Justitie van de Tweede Kamer, brief van de Tijdelijke commissie subsidiariteitstoets, brief van de commissie Europese Samenwerkingsorganisaties van de Eerste Kamer.

“De vaste commissie voor Justitie komt tot het oordeel dat de subsidiariteitstoets bij de beantwoording van de twee voorvragen strandt. Zij kan niet zonder meer onderstrepen dat er voor de na te streven doelstelling van het voorgenomen optreden een bevoegdheidstoekenning in het EG-Verdrag bestaat. Integendeel. Zij neigt er naar de schendingen van IE-recht niet als een zo’n ernstige aantasting van het te beschermen beleidsterrein te zien dat een geharmoniseerde strafrechtelijke inzet onontbeerlijk  is in de strijd tegen die schendingen.

Evenmin behoort het voorgenomen optreden tot de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap.”

IEF 2189

Extra

- Kamerstuk 30550 XIII, nr. 6, 2e Kamer. Jaarverslag en slotwet Ministerie van Economische Zaken 2005; Lijst van vragen en antwoorden.
 
“Hier staat tegenover dat er een extra reductie  (administratieve lasten) is gerealiseerd van € 1,8 mln door de mogelijkheid om elektronisch octrooien aan te vragen.”

- Kamerstuk 30588, nr. 4, 2e Kamer. Vaststelling van een nieuwe regeling voor het hoger onderwijs en het onderzoek (Wet op het hoger onderwijs en onderzoek); advies Raad van State en nader rapport.

"De memorie van toelichting noemt als doel de creatie van economische en maatschappelijke meerwaarde, in de vorm van spin-offs en octrooien. (…) Het aantal universitaire octrooien geeft al jaren een teruglopende ontwikkeling te zien geeft (bron: NOWT-2005 rapport, figuur 4.16); uit de CBS innovatie-enquetes blijkt dat het belang van universiteiten als kennisbron voor innoverende bedrijven laag is, ook in internationaal opzicht en dat geldt ook voor het percentage samenwerkende innoverende bedrijven met een samenwerkingsverband met universiteiten (bron; NOWT-2005 rapport, resp. figuur 2.31 en tabel 2.29)."

IEF 2188

Heet

Kamerstuk  24503, nr. 33, 2e Kamer. Spelen met doorwerking; over de doorwerking van de adviezen van adviescolleges in het Nederlandse openbaar bestuur.

Staat weinig relevants in, maar wel: “Onderwerpen die bij het veld in de belangstelling staan hebben een grotere kans op doorwerking. Het ‘Advies over de uitvoering van de EG-richtlijn Auteursrecht en naburige rechten in de informatiemaatschappij’ van de Tijdelijke Commissie Auteursrecht was "hot" in het veld, omdat er veel geld mee was gemoeid. Er werd dan ook veel bij het ministerie gelobbyd in die tijd.”

IEF 2187

Eerst even voor jezelf lezen

- Conclusie  AG Léger, HvJ EG, 13 juni 2006, zaak C-380/03      2006-06-13  Duitsland / Parlement en Raad . (Geen NL tekst beschikbaar). Advertising and sponsorship of tobacco products, article 95 EC, obligation to state reasons, principle of proportionality, fundamental rights, freedom of expression.

Lees de conclusie hier.

- GvEA EGm , 13 juni 2006, zaak T-153/03 ,Inex & OHIM tegen Wiseman. Oppositieprocedure gemeenschapsmerk –– Aanvraag tot inschrijving van afbeelding van zwart-witte koeienhuid als beeldmerk, ouder nationaal beeldmerk dat ten dele bestaat uit afbeelding van zwart-witte koeienhuid, ontbreken van verwarringsgevaar, Afwijzing van oppositie,

Lees het arrest hier.

IEF 2186

Minder oirbare doeleinden

Antwoorden Minister Brinkhorst op kamervragen van Gerkens (SP) over het peer-to-peer programma Tribler, ingezonden 4 mei 2006 onder nummer 2050612910. 

“Ik ben bekend met het feit dat via dit programma ook illegale content wordt aangeboden. Eén van de kenmerken van Tribler is dat up- en downloadgedrag alsmede IP-adres en land en locatie van de gebruiker worden getraceerd en gepubliceerd. Het ontbreken van anonimiteit maakt het voor rechthebbenden mogelijk op te treden tegen gebruikers die inbreuk maken op het auteursrecht. Hierdoor wordt misbruik ontmoedigd.

Het programma Tribler en het wetenschappelijke onderzoek dat daarmee wordt verricht, zijn er dus nadrukkelijk op gericht een positieve bijdrage te leveren aan nieuwe, legale mogelijkheden voor content-distributie.

Het is helaas zo in deze wereld dat vrijwel iedere ontwikkeling op het terrein van de infrastructuur en de communicatie mede gebruikt kan worden voor minder oirbare doeleinden. Criminelen maken gebruik van de openbare weg, de telefoon, enzovoorts. Uiteraard moeten, waar mogelijk, drempels tegen dergelijk gebruik worden ingebouwd. Maar dat kan geen reden zijn om de ontwikkeling van infrastructuur en communicatiemiddelen niet verder te structureren of te ondersteunen.”

Lees alle antwoorden hier.

IEF 2185

Auteursrjocht

Voor verzamelaars van auteursrechtvoorbehouden: de Friese variant. (Mei tank oan Maria Jager, Klos Morel Vos & Schaap)

"© Neat út dizze útjefte mei fermannichfâldige en/of iepenbier makke wurde troch printsjen, fotokopy, mikrofilm of op hokker wize ek, sûnder skriftlik goedfinen yn 't foar fan de útjouwer."

IEF 2184

Recht door zee

Rechtbank 's-Gravenhage, 7 juni 2006, HA ZA 05-2086, Daka Design Ltd c.s. tegen Siebelink/Albers
 
Weinig opzienbarende model- en auteursrechtzaak. Daka ontwerpt en verkoopt 'seascooters', een soort onderwatervoertuigen voor duikers (zie vonnis voor afbeelding). Daka beschikt over een Gemeenschapsmodelinschrijving mbt tot haar SEA-DOO seascooter. Siebelink en Alcom verkopen zowel gezamenlijk als via hun eenmanszaken eveneens een seascooter, waarvan Daka meent dat deze een inbreuk vormt op de SEA-DOO. Ook gebruikt Siebelink op zijn website een gephotoshopte afbeelding van de website van Daka.
 
Het ontwerp van de seascooter van Siebelink en Albers is volkomen gelijk aan die van de SEA-DOO, zo oordeelt de Rechtbank, waardoor moet worden aangenomen dat de scooter van Siebelink en Albers is ontleend aan de SEA DOO.

Siebelink c.s. betoogde voorts nog dat het model van Daka niet nieuw is, omdat het voor het modeldepot op internet zou hebben gestaan, maar de rechtbank gaat hier niet in mee:

"De verhandeling van de SEA-DOO door Daka noch van de daarvan afgeleide seascooters door Mainbon (de producent van Siebelink c.s.) kan de geldigheid van het Model schaden ingevolge de terme de grâce als vastgelegd in artikel 7 lid 2 GmoV. De rechtbank laat dan nog daar dat enige verdere aanduiding of uitleg van de wijze waarop de seascooter van Mainbon zou zijn openbaar gemaakt (stond daarbij bijvoorbeeld ook een afbeelding) en via welk internet-adres dit zou zijn gebeurd ontbreekt. Dit klemt eens te meer omdat om die reden ook niet kon worden onderzocht of deze verhandeling redelijkerwijs wel ter kennis kon zijn gekomen van ingewijden in de betrokken sector die in de Gemeenschap werkzaam zijn."
 
(overigens leidt deze overweging enigzins tot verwarring omdat het vonnis vermeldt dat de modelregistratie van 2005 dateert (en de nieuwheidsschadelijkheid argumenten van Siebelink c.s. wel hout snijden), terwijl het modeldepot van 2004 dateert)
 
De rechtbank wijst de vorderingen van Daka toe. Lees het vonnis hier.