IEF 22219
2 september 2024
Uitspraak

Prejudiciële vragen merkenrecht: is een verkeerd vermeld oprichtingsjaar misleidend?

 
IEF 22218
2 september 2024
Artikel

Openbare raadpleging over ambachtelijke en industriële geografische aanduidingen

 
IEF 22217
2 september 2024
Artikel

Artikel Bernt Hugenholtz: Prompts tussen vorm en inhoud: de eerste rechtspraak over generatieve AI en het werk

 
IEF 2032

Apple wint

Nu.nl bericht dat de muziekmaatschappij Apple Corps van The Beatles een langlopend juridisch geschil met de Amerikaanse computerfabrikant Apple heeft verloren. Het Hooggerechtshof in Londen oordeelde maandag dat Apple Computer zijn logo mag blijven gebruiken bij de verkoop van muziek via het internet en dat het geen schadevergoeding hoeft te betalen aan de Beatles.

Volgens de ex-Beatles (of hun erfgenamen) heeft Apple een overeenkomst uit 1991 geschonden waarin is afgesproken dat Apple Corps, naar eigen zeggen, de exclusieve merkrechten voor de verkoop van muziek heeft verkregen. Apple gebruikt haar merk momenteel voor de verkoop van iTunes via internet ten behoeve van Apple's iPod. De Londense rechter is echter van mening dat dit de overeenkomst niet schendt omdat Apple haar logo gebruikt in associatie met haar winkel en niet met de verkoop van iTunes.

Zie het bericht op nu.nl hier

 

IEF 2031

(Weerlegbaar) rechtsvermoeden

Rechtbank Utrecht, 3 mei 2006, Pauwels tegen Q Two Entertainment VOF, Vriezenberg & Universal Music B.V. (Met dank aan mr. drs. H.J. van der Tak, Van der Tak Advocaat).  

Pauwels heeft sinds 1957 een aantal jaren als gitarist voor de cabaretier Toon Hermans gewerkt. In die periode heeft hij ook vele foto’s gemaakt van de activiteiten van Toon Hermans in en rondom zijn theatershows en publieke leven.  Q Two c.s. heeft in 2003 een verzamelbox uitgebracht met de naam 'Toon. Het Verzameld Werk'. Iedere in de box opgenomen cd/dvd heeft een zogenaamde inlay, hierna cd-boekje. Daarin is onder meer fotografisch materiaal opgenomen afkomstig van verschillende fotografen.

Pauwels claimt het auteursrecht op de foto’s. Bij het verstekvonnis zijn de meeste vorderingen van Pauwels toegewezen . Q Two c.s. vordert nu het verzet dat het verstekvonnis wordt vernietigd  en slaagt daar, o.a. op grond van Artikel 8 Aw, gedeeltelijk in.

Ten aanzien van de foto’s 5 tot en met 9: Op grond van artikel 8 Aw moet worden geoordeeld dat Pauwels niet het over het auteursrecht op deze foto’s beschikt. Artikel 8 Aw bepaalt dat indien een vennootschap een werk als van haar afkomstig openbaar maakt zonder daarbij een natuurlijk persoon als maker te vermelden, zij als de maker van het werk wordt aangemerkt, tenzij wordt bewezen dat de openbaarmaking onrechtmatig was.

Vast staat dat Pauwels de foto’s op verzoek van Toon Hermans ter publicatie ervan in de betreffende programmaboekjes heeft afgegeven. Pauwels had dus kennis van de voorgenomen publicatie en had daartegen geen bezwaar. Gesteld noch gebleken is dat hij daarbij naamsvermelding heeft verlangd of bedongen. Onder die omstandigheden kan, zonder nadere stellingen, van een onrechtmatige openbaarmaking niet worden gesproken. Dit geldt ook voor de foto’s 8 en 9, die voor het eerst op een lp-hoes openbaar zijn gemaakt.

Onjuist is de stelling, namens Pauwels ter zitting ingenomen, dat het hier een (weerlegbaar) rechtsvermoeden betreft. Evenmin komt betekenis toe aan het gegeven dat ten tijde van de eerste openbaarmaking rechtspersonen nog niet verplicht waren om tot naamsvermelding van de maker over te gaan. Dit kan niet afdoen aan de, ook destijds al geldende, betekenis en reikwijdte van artikel 8 Aw.

Het voorgaande zou slechts anders zijn indien zou hebben te gelden dat Pauwels destijds met de openbaarmakende rechtspersoon van Toon Hermans ten aanzien van het auteursrecht op de foto’s iets anders zou zijn overeengekomen dan hetgeen artikel 8 Aw in beginsel meebrengt. Artikel 8 Aw is immers van aanvullend recht. Dit is echter door Pauwels niet gesteld.

Ten aanzien van de foto ‘s 1 tot  en met 4: Hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de foto’s 5 tot en met 9 geldt niet voor de hier aan de orde zijnde foto’s. Bij de eerste publicatie van deze foto’s in een, door partijen zo aangeduid, vouwblaadje uit 1957 behorende bij de publicaties aangaande de One Man Show van Toon Hermans uit dat jaar, is immers wel sprake van de naamsvermelding van een natuurlijke persoon als maker. Artikel 8 Aw mist om die reden toepassing. 

Op het vouwblaadje zijn de vier portretfoto’s afgedrukt. Bij de foto's staat vermeld: Foto’s  Gerrit Schilp en Robby Pauwels.
Voorop staat dat, anders dan Pauwels heeft betoogd, het enkele bezit van de negatieven van de foto’s niet als sluitend bewijs van het makerschap heeft te gelden. Dit gegeven volstaat dus niet ter onderbouwing van het makerschap van Pauwels. De rechtbank is van oordeel dat niet zonder meer voorbij kan worden gegaan aan het feit dat bij de foto’s ook de naam van Schilp als één van de makers wordt genoemd.

Daarmee moet hij, zulks stelt Q Two c.s. terecht, behoudens tegenbewijs, immers voor de maker gehouden worden van in elk geval één van de vier portretten. De rechtbank neemt aan dat dit het portret van Pauvels zelf betreft. Dat dit een zelfportret zou zijn in onvoldoende aannemelijk gemaakt.

Het enkele gegeven dat de naamsvermelding van Schilp in theorie de mogelijkheid openlaat van zijn makerschap van maximaal drie van de vier foto’s acht de rechtbank echter onvoldoende om niet van de makerschap van Pauwels ten aanzien van de overige drie foto’s te kunnen uitgaan. Daartoe zijn door Q Two c.s. verder geen concrete argumenten aangereikt, zodat haar betwisting van het makerschap van Pauwels in zoverre als onvoldoende onderbouwd wordt gepasseerd. Kortom, Pauwels moet als de maker worden beschouwd van de foto’s 2, 3 en 4.

De rechtbank passeert de stelling van Q Two c.s. dat Pauwels de foto’s destijds onder een doorlopende mondelinge licentie, dan wel als rechtenvrij publiciteitsmateriaal. aan Toon Hermans ter beschikking heeft gesteld. Q Two c.s. heeft deze stelling op geen enkele wijze van een concrete onderbouwing voorzien.

Van een rechtsgeldig beeldcitaat overeenkomstig artikel 15a Aw, zoals door Q Two c.s. bepleit, kan evenmin sprake zijn, reeds omdat niet is voldaan aan het vereiste van bronvermelding. Dat zulks redelijkerwijs niet had gekund is niet gesteld en is ook niet aannemelijk gelet op het gegeven dat bij de eerste openbaarmaking in liet zogenoemde vouwblaadje de naam van de maker(s) is vermeld.

Een en ander leidt tot de slotsom dat Q Two c.s. door de foto’s 2, 3. en 4 zonder toestemming van Pauwels als auteursrechthebbende en zonder diens naamsvermelding op te nemen in de cd-boekjes inbreuk heeft gemaakt op dit auteursrecht. De rechtbank passeert de stelling van Q Two c.s. dat haar van deze inbreuk geen verwijt kan worden gemaakt. Q Two c.s. heeft alleen onder een algemene verwijzing naar eerder ingenomen, en hierboven gepasseerde, stellingen afwezigheid van verwijtbaarheid bepleit. Ook dit verweer van Q Two c.s. dient te falen. Het had op haar weg gelegen voor opname van de betreffende foto’s zich van de toestemming van de auteursrechthebbende te vergewissen alsmede om de naam van de maker te vermelden.

Dat zij dat heeft nagelaten valt haar dus wel degelijk te verwijten, in die zin dat heeft te gelden dat de inbreuk op het auteursrecht van Pauwels haar kan worden toegerekend als bedoeld in artikel 6:162 BW. Het beroep van Q Two c.s. op artikel 45 van het TRIPs-verdrag en artikel 13 van de Handhavingsrichtlijn strandt op grond van het voorgaande.

Q Two c.s. is gehouden de schade te vergoeden die Pauwels lijdt door de inbreuk op zijn auteursrecht. De vordering bestaat uit een schadevergoeding enerzijds vanwege het zonder toestemming opnemen van de foto’s in het betreffende cd-boekje en anderzijds vanwege het ontbreken van naamsvermelding.

De rechtbank is van oordeel dat bij de begroting van de schade van Pauwels wegens het zonder zijn toestemming opnemen van de foto’s 2, 3 en 4 in de verzamelbox wel degelijk kan worden aangeknoopt bij de richtprijzen van de Fotografenfederatie. Anders dan Q Two c.s. kennelijk meent ligt daaraan niet de aanname ten grondslag dat Q Two c.s. deze Algemene Voorwaarden zou hebben geaccepteerd, dan wel dat daaraan de door haar bedoelde derdenwerking wordt toegekend. De rechtbank ziet in de gegeven omstandigheden aanleiding om bij de begroting van de schade van Pauwels als hier aan de orde bij de richtprijzen aan te knopen, omdat die een redelijke indicatie geven van het bedrag dat Pauwels had kunnen bedingen voor het gebruik van zijn foto’s indien hem wel om de vereiste toestemming was gevraagd.

Dat de NMA kritiek heeft op de door de Fotografenfederatie gehanteerde richtprijzen, acht de rechtbank in dit verband evenmin van belang, omdat uit dat enkele gegeven niet volgt dat het door Pauwels gevorderde schadebedrag niettemin geen realistische begroting van die schade is.

Onderdeel van de vordering van Pauwels is voorts schadevergoeding wegens het ontbreken van naamsvermelding. Pauwels heeft echter niet gesteld dat hij door het ontbreken van zijn naam bij de foto’s schade heeft geleden. Toekenning van een dergelijke schadevergoeding is geen automatisme, ook al staat vast dat een persoonlijkheidsrecht van Pauwels als bedoeld in artikel 25 Aw is geschonden.

Voor toekenning van de door Pauwels gevorderde opslag van 200% ten opzichte van de gebruikelijke vergoeding wegens de niet verleende toestemming overeenkomstig de Algemene Voorwaarden van de Fotografenfederatie, bestaat geen ruimte. Toepasselijkheid van deze voorwaarden is tussen partijen immers niet overeengekomen.

Conclusie van al het voorgaande is dat de vordering van Pauwels toewijsbaar is tot een bedrag van 609 euro.

Lees het vonnis hier.

IEF 2030

Octrooigevecht

Hortinews bericht dat een verpakkingswijze bloemen goed is voor een octrooigevecht. Dankzij deze innovatie kunnen bloemen met de boot mee, wat aanzienlijk goedkoper is dan luchtvracht. Bloemenexporteur Susan Jones heeft het octrooi op een specifieke verpakkingswijze die het Flower Transportation System Fortknight wordt genoemd.

De Vereniging van Groothandelaren in Bloemkwekerijprodukten vecht het octrooi echter aan, omdat 'Jones het octrooi ten onrechte heeft verkregen.'" De werkwijze zou niet nieuw zijn.  „Inderdaad, een octrooi krijg je niet zomaar, maar het zou zo kunnen zijn dat zaken niet goed zijn onderzocht. Dat willen we uitzoeken.”  stelt Peter van Ostaijen, directeur van het HBAG. Lees hier meer.

IEF 2029

Een klacht in

Novum bericht dat "De Nederlandse Vereniging van Makelaars (NVM) misbruikt haar machtspositie op de woningmarkt door verkoopinformatie op de website funda.nl af te schermen voor concurrenten. Hierdoor wordt het consumenten onmogelijk gemaakt via internet het volledige woningaanbod te doorzoeken. Dat meldt de Vereniging Eigen Huis (VEH). De organisatie dient donderdag een klacht in tegen de NVM bij de NMA." Lees o.a. hier meer (Elsevier). Eerdere berichten o.a. hier.

IEF 2028

ONM-files

Na de Margarita-tapes, de Endstra-tapes nu de ONM-files: "Vier pagina's uit een ONM-script zijn in handen gekomen van het roddelblad Party. Volgende week woensdag publiceert het blad het scenario in onverkorte vorm. Dan maakt het tijdschrift ook bekend welke acteur zijn tekst op Schiphol heeft verloren. Het document werd gevonden door Party-redacteur Menno Smit, die iemand wegbracht op het vliegveld. "De papieren lagen op de grond bij een draaideur." Lees hier meer.

IEF 2027

Door de autoriteiten

Kamervragen, vraagnr. 2050612590, 2e Kamer. Vragen van het lid Van Bommel (SP) aan de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken (Europese Zaken) over de Europese verplichting om strafrechtelijke sancties te harmoniseren om misbruik van intellectueel eigendom te bestrijden. (Ingezonden 1 mei 2006)

1-  Wat is uw reactie op het voorstel van de Europese Commissie om van lidstaten te eisen dat zij hun strafrechtelijke sancties harmoniseren c.q. verhogen om misbruik van intellectueel eigendom te bestrijden?

2-  Deelt u de visie van de Europese Commissie dat misbruik van intellectueel eigendom in Nederland door de autoriteiten minder hard wordt bestreden dan andere vormen van illegale handel? Indien ja, welke stappen gaat u zetten om verbetering te brengen in deze situatie? Indien neen, wat is uw mening over het oordeel van de Europese Commissie?

3-  Deelt u de opvatting dat er geen enkele aanleiding is te komen tot een Europese verplichting tot het strenger aanpakken van misbruik van intellectueel eigendom aangezien nationale strafrechtstelsels voldoende ruimte bieden om dat te bewerkstelligen? Indien neen, hoe verhoudt zich dit tot het uitgangspunt van subsidiariteit?

4-  Acht u het in het algemeen wenselijk dat de Europese Commissie (bepaalde) strafrechtelijke sancties oplegt, waardoor sommige lidstaten mogelijk nieuwe strafrechtelijke regels opgedrongen kunnen krijgen of hun reeds geldende regels moeten aanscherpen? Kunt u uw antwoord toelichten?

5-  Deelt u de mening van de Oostenrijkse kanselier en EU-voorzitter Wolfgang Schüssel dat rechters van het Europees Hof van Justitie meer oog moeten hebben voor nationale gevoeligheden? Kunt u uw antwoord toelichten?

IEF 2026

0,1128 per uitlening

Kamerstuk 30300 VI, nr. 148, 2e Kamer.Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2006; Brief minister over leenrechtvergoeding

In vervolg op mijn brief van 13 oktober 2005 kan ik u mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap berichten dat de Stichting Leenrecht en het samenwerkingsverband christelijke bibliotheken onlangs een akkoord hebben gesloten over het betalen van leenrechtvergoeding.

De bibliotheken die in de periode 1997 tot en met 2005 niet aan de verplichting inzake de leenrechtregeling hebben voldaan, zullen als afkoopsom voor die periode een bedrag van drie euro per ingeschreven lid betalen. De peildatum voor het vaststellen van het aantal ingeschreven leden is 1 januari 2006. Vanaf 1 januari 2006 zullen de christelijke bibliotheken het algemene tarief betalen zoals dat voor bibliotheken is vastgesteld door de Stichting Onderhandelingen Leenrechtvergoedingen.

Dat bedraagt in 2006 € 0,1128 per uitlening. Deze regeling zal ook van toepassing zijn op christelijke bibliotheken die niet bij het samenwerkingsverband christelijke bibliotheken zijn aangesloten, mits deze zich vóór 1 mei a.s. aanmelden bij de Stichting Leenrecht.

De Minister van Justitie, J. P. H. Donner

IEF 2025

Een eigen intellectuele schepping

Kamerstuk 30536, nr. 4, 2e Kamer.  Regels inzake de volledige liberalisering van de postmarkt en de garantie van de universele postdienstverlening. Advies en nader rapport

De Raad merkt op dat in de memorie van toelichting geen aandacht wordt  besteed aan de vraag of het in het wetsvoorstel gekozen systeem van toegang  tot postcodes in overeenstemming is met het databankrecht.

Aangenomen  moet worden dat een postcodesysteem een databank vormt in de zin van de databankregelgeving. Een postcodesysteem vormt immers een verzameling van gegevens, die systematisch of methodisch geordend en afzonderlijk met  elektronische middelen of anderszins toegankelijk zijn en waarvan de  verkrijging, de controle of de presentatie van de inhoud in kwalitatief of  kwantitatief opzicht getuigt van een substantiële investering.

Een postcodesysteem  dat aangemerkt kan worden als een databank, kan twee soorten  bescherming genieten: auteursrechtelijke bescherming (bescherming tegen  verveelvoudiging en openbaarmaking) en bescherming door een sui generis  recht (bescherming tegen opvraging of hergebruik). Voor auteursrechtelijke  bescherming komt het systeem in aanmerking als het door de keuze of  rangschikking van gegevens een eigen intellectuele schepping vormt van de  maker.

Bescherming door het sui generis recht speelt een rol als sprake is van  een substantiële investering door de maker (lagere drempel). Onder  omstandigheden kunnen beide regimes van bescherming naast elkaar van  toepassing zijn7.  De Raad adviseert in de memorie van toelichting nader in te gaan op het  regime van bescherming dat van toepassing is op het postcodesysteem van  TPG Post en de verhouding van dit regime

IEF 2024

Is het waar

Kamervragen, vraagnr. 2050612910, 2e Kamer. Vragen van het lid Gerkens (SP) aan de ministers van Economische Zaken en van Justitie over het Peer-to-Peer programma Tribler. (Ingezonden 4 mei 2006)

1 Is het waar dat het ministerie van Economische Zaken € 3 miljoen subsidie aan de ontwikkeling van het programma Tribler heeft gegeven in het kader van Besluit Subsidies Investeringen Kennisinfrastructuur (BSIK)?

2 Hoe oordeelt u over dit programma? Bent u bekend met het feit dat via dit programma veel illegaal aanbod van muziek, film en porno te vinden is?

3 In hoeverre is bij de ontwikkeling sprake van fundamenteel hoogstaand onderzoek en aansprekende innovaties?

4 Was bij de toekenning van de subsidie bekend dat het programma met hoge waarschijnlijkheid gebruikt zou worden voor het zonder toestemming verspreiden van materiaal waarop auteursrecht rust? Zo ja, waarom is dan toch besloten de subsidie toe te kennen? Zo neen, waarom was dat niet bekend, gezien het feit dat peer-to-peer programma’s met name hiervoor gebruikt worden?

5 Vindt u het wenselijk dat de overheid een bijdrage levert aan de ontwikkeling van een dergelijk programma zonder daarbij oog te hebben voor het auteursrecht dat op dit materiaal rust? Zo neen, hoe heeft dit dan toch kunnen gebeuren?

6 Wat gaat u doen om het illegaal verspreiden van materiaal waarop auteursrecht rust op internet aan te pakken?

7 Loopt er momenteel nog een subsidie-aanvraag van de ontwikkelaars van Tribler voor de verdere ontwikkeling van dit programma? Zo ja, wat gaat u met deze aanvraag doen?

8 Deelt u de mening dat deze subsidie gezien de doelstellingen van BSIK en de ongewenste bij-effecten ten aanzien van het zonder toestemming verspreiden van materiaal waarop auteursrecht rust terecht is geweest? Zo neen, wat gaat u doen? Zo ja, waarom?

9 Bent u bereid de subsidies in het kader van BSIK nader tegen het licht te houden? Zo neen, waarom niet?

IEF 2023

Draagvlak en maatwerk

Kamerstuk 29515, nr. 136, 2e Kamer. Kabinetsplan aanpak administratieve lasten; Brief minister met overzicht maatregelen op terrein van Justitie ter vermindering administratieve lasten voor bedrijfsleven.

Auteursrechtvergoedingen. In 2004 is tussen de ondernemersorganisaties VNO-NCW en MKB Nederland en de Stichting Reprorecht een Introductieregeling reprorecht bedrijfsleven (2003–2005) gesloten over de uitvoering van de wettelijke regeling inzake het reprorecht. De verschuldigde vergoedingen worden betaald aan de Stichting Reprorecht, die vervolgens reparteert aan de rechthebbenden.

Op grond van de afspraken betalen bedrijven een vast bedrag per jaar aan de stichting, dat berust op de bedrijfsgrootte en het veronderstelde kopieergedrag. Bedrijfsomvang in aantallen medewerkers en de door het CBS gehanteerde SBI-codes zijn hierbij bepalend. Deze wijze van uitvoeren van het reprorecht scheelt het bedrijfsleven op jaarbasis € 57 mln.

Alle betrokken partijen zijn positief over de regeling.

Eind 2005 is deze dan ook verlengd. Ondanks voorzieningen om de uitvoering van het reprorecht en ook van andere auteursrechtheffingen (naburige rechten, recht op muziek en beelden) zoveel mogelijk te stroomlijnen, blijven deze op kritiek van het bedrijfsleven stuiten. Het initiatief van het georganiseerde bedrijfsleven en rechthebbenden om over een zo eenvoudig mogelijke inning van auteursrechtvergoedingen afspraken te maken wordt toegejuicht.

Zelfregulering biedt namelijk de beste garantie voor draagvlak en maatwerk, terwijl ook de nodige AL-reducties kunnen worden bereikt, zowel voor het betalingsplichtige bedrijfsleven als voor de collectieve beheersorganisaties zelf. In mijn optiek illustreren de gemaakte afspraken dat zelfregulering zeer goed kan werken. Partijen kunnen zelf in een evaluatie van de regeling voorzien, en eventuele AL-aspecten kunnen daarbij altijd betrokken worden.

Overigens vormen auteursrechtvergoedingen als zodanig, anders dan wel eens wordt gesuggereerd, geen administratieve last. Het uitgangspunt is daarbij duidelijk: in beginsel een plicht tot betaling voor het gebruik van andermans beschermd werk. Bij octrooien is dat niet anders. In het streven om zelfregulering verder te stimuleren heeft mijn ministerie een informele dialoog op gang gebracht tussen auteursrechtenorganisaties en het georganiseerde bedrijfsleven (VNO-NCW en MKB Nederland). In dat verband wordt gesproken over mogelijkheden tot verdere vereenvoudiging.

Ik stel het nodige in het werk om deze dialoog te bevorderen en zie dan ook met met belangstelling uit naar de uitkomsten. Vooruitlopend daarop heeft de Stichting Auteursrechtbelangen gevolg gegeven aan mijn suggestie tot en het voortouw genomen bij de ontwikkeling van een digitaal loket, waarop gebruikers straks zullen kunnen nagaan welke kosten zijn verbonden aan hun wijze van gebruik van beschermd werk. Het streven is erop gericht dit digitale loket nog in 2006 te operationaliseren.

De Minister van Justitie, J. P. H. Donner