IEF 22220
3 september 2024
Uitspraak

‘2e bril cadeau’ en 'stapelkorting' reclames in strijd met de NRC

 
IEF 22219
2 september 2024
Uitspraak

Prejudiciële vragen merkenrecht: is een verkeerd vermeld oprichtingsjaar misleidend?

 
IEF 22218
2 september 2024
Artikel

Openbare raadpleging over ambachtelijke en industriële geografische aanduidingen

 
IEF 1677

Missing Links

Charlie McCreevy, European Commissioner for Internal Market and Services:'Priorities for the Internal Market. Speech European Economic and Social Committee, Brussels, 21 February 2006:

“Intellectual Property is an area where much was achieved.  Yet there are some very important missing links. The Community patent has remained blocked in Council since Spring 2004 because of issues relating to the translations of patent claims. The business community does not let an opportunity slip to remind us of the importance of having a Community patent for the competitiveness of European industry. I will make one last push for a Community patent, when the time is ripe.

Current developments in the area of copyright facilitate market entry for new and innovative Internet-based products and services. Last October we presented a Recommendation on on-line music to make licensing of online copyrights that are administered by collecting societies easier to acquire on a Community wide basis. We are also looking at the system of copyright levies for private copying. We must ensure that any system that compensates right-holders for acts of private copying does not hinder the launch of new products and services or unfairly puts a charge on certain computer equipment."

Lees de volledige speech hier.

IEF 1676

Korte aantekening

Wetsvoorstel tot goedkeuring van het BVIE (Trb. 2005, 96). Laatste nieuws: Het voorbereidend onderzoek door de Eerste-Kamercommissie voor Economische Zaken vindt langs schriftelijke weg plaats. De vaststelling van dit verslag is voorzien voor 7 maart 2006.

Korte aantekening commissie Economische Zaken: Ten behoeve van een uit te brengen verslag zal de heer Franken enkele vragen opstellen en rondzenden. In materiële zin kan het wetsvoorstel worden betrokken bij de openbare behandeling van de brief van de regering over versnelde implementatie EU-richtlijnen (21109, 159) op 14 maart 2006.

Korte aantekening commissie Justitie: In de commissie voor Economische Zaken is besloten commissie vragen te stellen over de speciale procedure die in het Verdrag is opgenomen die zal leiden tot vereenvoudigde omzetting van EG-regelgeving en goedgekeurde, internationale verdragen in de Benelux-regelgeving (vereenvoudigde omzettingsprocedure). De minister van Justitie zal geïnformeerd worden dat dit ook bij het debat op 14 maart 2006 over versnelde implementatie betrokken zal worden.

IEF 1675

Nog even snel

Alleen in het Frans: GvEA, 22 februari 2006, zaak T-74/04. Nestlé tegen OHMIM / Quick.  Belgische Fastfood tegen het instantchocolademelk-konijntje.

Oppositiezaak. Aanvraag voor ‘Quicky, een Gemeenschapswoord/beeldmerk. Oppositie op basis van oudere (inter)nationale woord- en beeldmerken ‘Quick’ en Quickies. "

Ensuite, il y a lieu de relever que l’élément figuratif de la marque demandée, à savoir le dessin d’un lapin, pourrait être perçu par le public davantage comme un élément décoratif de l’étiquette des produits désignés que comme le signe indiquant l’origine des produits. En effet, comme la requérante l’a admis lors de l’audience en réponse à une question du Tribunal, l’utilisation d’un animal jovial et animé, par exemple un dinosaure ou un lapin ressemblant à un personnage de dessin animé, est un procédé qui est utilisé par les fabricants de produits alimentaires pour capter un public jeune, notamment les enfants.

Cette utilisation fréquente de différents animaux pour ce type de produits a pour conséquence une banalisation de leur usage et de leur caractère distinctif, lequel, ce faisant, tend à être considérablement diminué.

Ainsi qu’il a été indiqué au point 46 ci-dessus, il est constant que les produits en cause sont identiques ou similaires. Par ailleurs, il résulte des considérations exposées aux points 50 à 52 ci-dessus, qu’il existe des similitudes visuelles entre la marque demandée et la marque antérieure, véhiculées par l’élément commun « quick », ainsi qu’une quasi-identité phonétique. La chambre de recours a donc pu conclure à juste titre qu’il existait un risque concret que le public pertinent puisse se méprendre sur l’origine commerciale des produits.

Ce risque de confusion est accru par le fait que l’OHMI et l’intervenante ont indiqué, sans être contredits sur ce point par la requérante, qu’il était habituel, dans le secteur alimentaire, qu’une même entreprise décide de distinguer ses différentes lignes de produits en utilisant des sous-marques, c’est-à-dire des signes dérivant d’une marque principale et partageant avec elle un élément dominant commun. Lees het arrest hier.

IEF 1674

Open source brief

Open brief van o.a. NLUUG (UNIX User Group - The Netherlands)aan Stichting Brein, in reactie op de folder die de stichting uitgaf over piraterij op de werkplek  

"In uw folder en op uw web site suggereert u ten onrechte dat er een categorisch verbod bestaat op het kopiëren van software. Hiermee doorkruist u de rechtmatige belangen van rechthebbenden en de met hen gelieerde organisaties om software te ontwikkelen en die vrij te (laten) verspreiden.

(...)Ondertekenaars van deze brief zijn tegenstander van het onrechtmatig kopiëren van software. We hechten daarom aan het maken van een onderscheid tussen software die vrij mag worden verspreid en software die, door een licentiebeperking, niet vrij mag worden verspreid. Wij vinden het van het grootste belang dat gebruikers van software correct worden voorgelicht over dat onderscheid. Wij verzoeken u daarom dan ook uw folder en web site aan te passen."

Lees hier meer. Eerder bericht over de folder van Brein hier.

IEF 1673

Boven het dal (2)

Rechtbank 's-Gravenhage, 22 februari 2006, KG 05/1167. Stichting Interculturele Ontmoetingsmanifestatie Milan tegen Dance Valley B.V. / Amsterdance Beheer B.V.

Omdat Milan in de ogen van gedaagden naliet aan dit vonnis uit juli 2005 gehoor te geven, hebben zij een exploot doen uitbrengen waarin verbeuring van dwangsommen ter hoogte van € 20.000 word aangezegd (Vrijdag 29 juli 2005 domeinnaam enzovoorts niet verwijderd, geen folders uitgedeeld. Zaterdag 30 juli 2005 geen folders uitgedeeld. Zondag 30 juli 2005 geen folders uitgedeeld. Maandag 1 augustus 2005 domeinnaam niet verwijderd. 4 x E 5.000.--).

Vervolgens is ten laste van Milan onder de ABN-AMRO Bank executoriaal derdenbeslag gelegd en als gevolg van het beslag heeft de bank op verzoek van de deurwaarder een bedrag van € 17.845,35 overgemaakt.  Milan vordert nu terugbetaling van dit bedrag en het matigen van de verbeurde dwangsommen tot nihil.

De rechtbank is in kort geding in beginsel terughoudend ten aanzien van toewijzing van geldvorderingen. "Zo zal niet alleen moeten worden onderzocht of het bestaan van de vordering voldoende aannemelijk is – hetgeen betekent dat met een grote mate van waarschijnlijkheid te verwachten moet zijn dat de bodemrechter haar zal toewijzen –, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl in de afweging van de belangen van partijen het restitutierisico betrokken dient te worden."

Op grond van dit criterium acht de rechter dat toewijzing van betaling zoals gevorderd het kader van dit kort geding te buiten gaat. "Hierbij is in aanmerking genomen dat geenszins zeker is dat enige, of zelfs volledige, terugbetaling zou moeten geschieden omdat aannemelijk is dat in elk geval enige dwangsom verbeurd zal zijn. De deurwaarder heeft immers op zowel de bewuste zaterdag als zondag geconstateerd dat aan hem geen folders met rectificatie zijn uitgedeeld. De Stichting en Jagai brengen daartegenin dat wel degelijk foldermateriaal zou zijn uitgedeeld maar dat de deurwaarder dit kennelijk zou hebben gemist.(hij zou te vroeg zijn gekomen)."

Lees het vonnis hier.

IEF 1672

Verschuimend Dispenseren

Rechtbank ’S-Gravenhage, 22 februari 2006, HA ZA 05-1343. Deb IP LTD. tegen Airspray International B.V.

Deb IP is houdster van een EP voor een Liquid dispenser for dispensing foam, of in de (onbestreden) Nederlandse vertaling: Afgifteapparaat voor het afgeven van schuim. Deb IP stelt dat Airspray met het leveren van pompjes, die worden toegepast in (verschuimende) zeepdispensers, indirecte octrooiinbreuk maakt doordat deze pompjes als middelen betreffende een wezenlijk bestanddeel van de uitvinding moeten worden gezien. Het is echter de vordering in reconventie van Airspray tot vernietiging van het octrooi  die wordt toegewezen.

Naar het oordeel van de rechtbank is het octrooi inderdaad nietig wegens gebrek aan inventiviteit en is de octrooiliteratuur waaruit dat blijkt, door de Europese Examiner niet onder ogen gezien. Voor beantwoording van de inventiviteitsvraag kan worden uitgegaan van hètzij een uit de stand van de techniek bekend samendrukbaar zeepreservoir (collapsible container), hètzij een uit de stand van de techniek bekend schuimpompje. In beide gevallen ligt de in het octrooi geclaimde uitvinding voor de gemiddelde vakman voor de hand.

De overige gesignaleerde (geringe) verschillen zijn naar het oordeel van de rechtbank hetzij ondergeschikt als technische kenmerken, danwel impliciet aanwezig te achten in het Daiwa pompje en aan deze trivialia kan geen inventiviteit worden ontleend. Lees het vonnis hier.

IEF 1671

Read Only

Rechtbank 's-Gravenhage, 22 februari 2006, KG ZA 05-1542. Koninklijke Philips Electronics tegen Advanced Optical Disc Holland. Opzegging licentieovereenkomst, geen octrooiinbreuk.

Om te waarborgen dat iedere DVD-disc in elke DVD-speler afgespeeld kan worden, is er een DVD-standaard, waarin de DVD-technologie is vastgelegd. Philips houdt een groot aantal zogenaamde essentiële octrooien op dit gebied. Dat betekent dat de in die octrooien belichaamde technologie dwingend is voorgeschreven in de DVD-Standaard en dat toepassing van de DVD-Standaard automatisch leidt tot gebruikmaking van de octrooien van Philips. AOD heeft met Philips een drietal licentieovereenkomsten afgesloten en heeft een fikse betalingsachterstand. AOD produceert evenwel nog steeds DVD's.

Philips vordert nu op grond van octrooiinbreuk een verbod op inbreuk en een aantal nevenvorderingen. AOD stelt echter dat zij geen inbreuk maakt omdat zij deze DVD's produceert onder geldige licentieovereenkomsten.

De rechtbank oordeelt dat Philips bij de ingebrekestelling die zij gestuurd heeft een onjuiste aanname heeft gehanteerd van de betalingsachterstand van AOD. Het systeem van de beëindigingsregeling in de licentieovereenkomst houdt in " (...) dat Philips, indien zij de overeenkomst wegens non-compliance wil beëindigen, een ingebrekestelling doet uitgaan waarin zij dit aankondigt en waarbij zij de wederpartij een termijn aanbiedt van dertig dagen om tot een oplossing te komen. In die termijn dient de wederpartij een faire kans te worden geboden om tot een oplossing te komen. In dit geval heeft AOD die kans niet gekregen omdat Philips, naar voorlopig oordeel, de betalingsachterstand op een onjuiste grondslag had bepaald en daardoor voor AOD ook onoplosbaar had gemaakt."

"In het licht van dit alles kan voorshands worden aangenomen dat er een gerede kans is dat in de bodemprocedure de opzegging van de DVD-Overeenkomsten ongeldig zal worden bevonden. Daaruit zal dan volgen dat AOD haar DVD’s produceert onder een geldige licentieovereenkomst, zodat van octrooi inbreuk geen sprake is." Lees hier het vonnis.

IEF 1670

Een keurmerk is ook (g)een merk

Reactie van Michael Gerrits en Charlotte de Jong (De Gier & Stam Advocaten) op dit eerdere bericht.

“Met interesse hebben wij kennis genomen van het bericht  “Een keurmerk is ook een merk”. Wij willen graag eerst voorop stellen, dat het ons genoegen doet dat er aandacht wordt besteed aan Europese productregelgeving en CE-markering in het bijzonder. Het vraagstuk van Europese productregelgeving en CE-markering vertoont inderdaad in voorkomende gevallen – in meer of mindere mate – raakvlakken met het intellectuele eigendomsrecht.

De titel “Een keurmerk is ook een merk” en de inleidende tekst behorende bij de attendering op de (bestuursrechtelijke) uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 3 februari 2006, zou de (minder embedded) lezer evenwel op het verkeerde been kunnen zetten.

Een CE-markering is uitdrukkelijk geen keurmerk. Het betreft een misvatting, die wij vaker in de praktijk tegenkomen. CE-markering is géén kwaliteits- of veiligheidsmerk en zegt bijgevolg niets over de kwaliteit van een product. De CE-markering is het door de fabrikant zichtbaar aangebrachte teken op het betreffende product, dat aangeeft dat het product voldoet aan de eisen zoals geformuleerd in de toepasselijke Europese richtlijnen betreffende productregelgeving. Zo moeten producten die vallen onder Europese richtlijnen welke voorzien in CE-markering, voldoen aan de in die richtlijnen opgenomen essentiële eisen met betrekking tot o.a. veiligheid en gezondheid. Zonder het aanbrengen van de verplichte CE-markering mag een product, dat onder de toepasselijke Europese richtlijnen valt, niet worden verkocht.

Een keurmerk houdt daarentegen wel een kwaliteitsoordeel in. Dat betekent dat een koper een product in handen krijgt waarvan hij mag verwachten dat het aan bekende en gerechtvaardigde gebruikerseisen voldoet.”

IEF 1669

Relatieproblemen

Rechtbank Rotterdam, 16 februari 2006, KG ZA 06-12. Rodenburg/Koro tegen Kraaijeveld. Over auteursrechtelijke pretenties, toekomstige merkrechten en ongeoorloofd mededingende ontwerpen. (Met dank aan Hugo van Heemstra, Brinkhof)

Een ‘recycling dresser’ onder de naam Koro en een kluwen van samenwerkende cultuurtechnisch beheerders, onderhoudswerkers, machines, logo's en opvolgende contractspartijen. 

De jarenlange samenwerking tussen Rodenburg / Koro en Kraaijeveld wordt beëindigd. Hoewel in de samenwerkingsovereenkomst is bepaald dat de rechten van het merk na beëindiging eigendom van Koro blijven, vindt Kraaijeveld dat de merken eigenlijk moet worden gedeeld: Koro het woord en Kraaijeveld de beeldelementen. Kraaijeveld stelt namelijk dat haar het auteursrecht toekomt, maar de rechter is het daar niet mee eens. Omdat Koro ten tijde van het sluiten van de samenwerkingsovereenkomst niets wist van die pretentie mocht zij er redelijkerwijs vanuit gaan dat de genoemde bepaling ook het logo betrof.

Kraaijeveld stelt daarnaast dat de drie aanduidingen Top Drain Recycling Dresser en Field Topmaker geen geldige merken zijn, omdat ze volledig beschrijvend zijn. Volgens de rechtbank zijn de tekens echter niet louter beschrijvend, maar ‘verwijzen ze naar de gebruiksfunctie van de machine en zijn als zodanig geschikt als (zwak) merk.” En voorshands kan met betrekking tot deze merken niet worden geoordeeld dat de partijen bij de overeenkomst hebben bedoeld ook toekomstige merkrechten aan Koro toe te delen. Alle omstandigheden in ogenschouw nemend komt de rechtbank tot de conclusie dat beide partijen de aanduidingen mogen gebruiken.

Omdat volgens de overeenkomst ook de rechten op het ontwerp aan Koro toekomen, kan Koro zich er met een beroep op ‘ongeoorloofde mededinging’ wel tegen verzetten dat Kraaijeveld machines op de markt brengt die er hetzelfde uitzien. De grensoverschrijdende merkenrechtelijke vorderingen van Koro ten aanzien van Frankrijk, Duitsland, het Verneigd Koninkrijk , Autralie en de VS worden eveneens toegewezen. Lees het vonnis hier.

IEF 1668

Het bestanddeel leven (2)

Voor liefhebbers van artikel 6 Handelsnaamwet : In aansluiting op de hier besproken beschikking van de Hoge Raad in de zaak Life Fit tegen Life Health,  hier nog de eerdere beschikking van de rechtbank almelo en hier die van het Gerechtshof Arnhem in dezelfde zaak. (Met dank aan Jurren Baars, Boekel De Neree)