IEF 22225
5 september 2024
Uitspraak

A-G: Reciprociteitsclausule Berner Conventie niet toepasbaar onder Unierecht

 
IEF 22224
5 september 2024
Uitspraak

KPS B.V. maakt geen inbreuk op IE-rechten van FZI B.V.

 
IEF 22223
4 september 2024
Uitspraak

Hof bekrachtigt beschikking kantonrechter: ontslag docent op christelijke school terecht

 
IEF 331

Dure e-mail

Popster Britney Spears wordt aangeklaagd wegens plagiaat. Liedjesschrijver Steve Wallace stelt dat Spears het nummer Sometimes ten onrechte onder haar naam zou hebben uitgebracht. Volgens Wallace maakte hij het nummer reeds 15 jaren gelden. Wallace zegt bovendien dat hij over een e-mail beschikt waarin de popdiva toegeeft dat Wallace het lied heeft geschreven. Platenmaatschappij Sony/BMG van La Spears weigert ieder commentaar. Lees meer.

IEF 330

Quis custodiet custodes?

De Stichting Reclame Code is niet bang voor de onlangs ingestelde consumententoezichthouder. SRC-directeur Prisca Ancion heeft "geen probleem met toezicht op de teozichthouder. Dit zou een mooi complementair systeem kunnen worden. Via zelfregulering lossen we veel op, maar niet alles. De toezichthouder pakt geen kleine klachtjes aan, maar weer wel de cowboysachtige praktijken. Uiteindelijk kan onze eigen positie hier sterker door worden." Ancion denkt niet dat de nieuwe verhoudingen er toe leiden dat partijen uit de SRC stappen. Adformatie

IEF 329

Na Feta nu ook Tocai een geografische aanduiding

Arrest HvJ 12-05-2005, C-374, 03. Wijnboeren uit Friuli-Venezia Gulia, Italie, mogen zich niet meer bedienen van de beschrijvende aanduiding Tocai voor hun wijnen, zo heeft het HvJ gisteren bepaald. Tocai (of Tokaj, zoals de Hongaren het schrijven) is een geografische benaming die alleen mag worden gebruikt voor wijnen uit de desbetreffende streek in Hongarije. Volgens het Hof is de herkomstbenaming belangrijker dan de naam van de druivensoort. De Friulanen moeten, na honderden jaren hun (overigens befaamde wijnen) Tocai Friulano genoemd te hebben, in het economisch verkeer nu maar gebruik gaan maken van de Franse naam van de druifsoort, Pinot Gris. Lees hier het persbericht van het HvJ (uitspraak nog niet in Engels of Nederlands)

IEF 328

Uitgever gezocht

In de Adformatie van deze week: Marktonderzoek in de rechtszaal. Drs. Terry Häcker, accountdirector bij Research International, belicht in dit artikel de betekenis van markonderzoeken in merkenrechtelijke disputen. Naar aanleiding van de de recente uitspraak in de zaak Unilever tegen Albert Heijn (waarin, zo stelt de auteur, de rechter voor het eerst heeft gesteld dat de een partij voldoende tijd dient te krijgen om een tegenonderzoek te verrichten) concludeert Häcker dat het probleem bij merkonderzoeken is dat er altijd wel een deskundige is te vinden die verklaart dat het betreffende onderzoek goed is. "Hier wreekt zich dat er geen regels of normen zijn voor juridisch marktonderzoek, terwijl dat wel het geval is voor DNA-onderzoek, verhoorafname in het strafrecht, alcohol in het verkeer en zelfs in het oorlogsrecht." Een oplossing zou kunnen zijn om niet alleen de advocaten aan het woord te laten, maar "die deskundigen tijdens de zitting aan de tand te voelen of te laten voelen door één of meer echt onafhankelijke deskundigen. Of dat men het een oordeel van zo'n onafhankelijke deskundige schriftelijk laat uitbrengen." Het is volgens de Häcker überhaupt hoog tijd dat juristen handvatten krijgen aangereikt "om te beoordelen hoe marktonderzoek kan worden gebruikt (en hoe niet)." Zelf denkt hij aan het handboek "Marktonderzoek voor juristen." Niet te lang wachten, drs. Terry Häcker, meteen zelf schrijven.

IEF 327

Onder advocaten

Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht, 12 mei 2005, LJN: AT5424, 193275/KGZA 05-357/EV. Kort geding tussen J.M.N. en  Marxman Advocaten/ Uitgeverij Inmerc.

Advocaat schrijft onder werktijd en in dienstverband een boek over medische aansprakelijkheid, neemt ontslag en vindt dat zijn bijdrage in het eindresultaat wordt gebagatelliseerd. De vraag die in dit kort geding voorligt is of advocaat N. zich primair op grond van auteursrecht en/of persoonlijkheidsrechten, subsidiair op grond van een tussen partijen gesloten overeenkomst kan verzetten tegen openbaarmaking en/of verveelvoudiging van het boek.

Voor de beantwoording van voormelde vraag dient allereerst te worden geoordeeld bij wie het auteursrecht op het boek ligt. N. stelt dat het auteursrecht op het boek bij hem (en bij H.) ligt, Marxman heeft daartegenover aangevoerd dat zij, als werkgever van N., op grond van artikel 7 Auteurswet 1912 (Aw) het auteursrecht op het boek heeft. Artikel 7 Aw bepaalt, kort gezegd, dat als een werk wordt vervaardigd in dienst van de werkgever, deze werkgever als maker van het werk wordt aangemerkt, tenzij partijen anders zijn overeengekomen. Ook Inmerc stelt zich op het standpunt dat het auteursrecht op het boek bij Marxman ligt.

In dit kort geding is onbetwist dat N. zijn deel voor het boek heeft geschreven op verzoek van Marxman en dat N. - op het moment van het verzoek - in dienst was bij Marxman. Voorts is voldoende aannemelijk geworden dat Marxman aan H. en N. ten behoeve van de totstandkoming van het boek de nodige faciliteiten heeft geboden; N. en H. mochten kantooruren besteden aan het boek en ook stond hen een student-stagiare ter beschikking. Of N. het boek binnen de kantooruren van het dienstverband heeft geschreven, dan wel in zijn eigen tijd, is voor de beoordeling van de vraag bij wie het auteursrecht ligt niet relevant. N. was immers vrij in de keuze van de uren waarop hij aan het boek wilde werken (binnen dan wel buiten kantooruren). Voldoende aannemelijk is derhalve dat H. en N. het boek binnen hun dienstverband met Marxman hebben geschreven. Daar komt nog bij dat Inmerc een overeenkomst van opdracht heeft gesloten met Marxman en dat de auteursrechten op het werk (het boek) volgens die overeenkomst toekomen aan Marxman. N. was van deze overeenkomst, ook voordat deze door Marxman is ondertekend, op de hoogte. Voor zover N. heeft betoogd dat N. en Marxman ten aanzien van aan N. toekomende (auteurs)rechten een afwijkende (stilzwijgende) overeenkomst hebben gesloten kan zulks in het kader van dit kort geding niet worden vastgesteld. Voorshands is echter niet aannemelijk geworden dat op grond van een afwijkende overeenkomst tussen Marxman en N. de auteursrechten op het boek aan N. toekomen. Er moet derhalve van worden uitgegaan dat Marxman auteursrechthebbende is op het boek.

Iets anders is dat N. (en derhalve ook H.) zich, ondanks het wettelijk auteursrecht van Marxman, naar het oordeel van de voorzieningenrechter onder omstandigheden wel kan beroepen op inbreuk op de in artikel 25 Aw genoemde persoonlijkheidsrechten. Artikel 25 lid 1 Aw bepaalt dat de maker van een werk, zelfs nadat hij zijn auteursrecht heeft overgedragen, het recht heeft om zich te verzetten tegen onder meer openbaarmaking van het werk zonder vermelding van zijn naam of aanduiding als maker, tegen de openbaarmaking onder een andere naam dan de zijne alsmede tegen het aanbrengen van wijzigingen in de benaming of aanduiding van de maker alsook tegen elke andere wijziging in het werk, een en ander tenzij de redelijkheid zich daartegen verzet.

In een geval als het onderhavige, waar de werkelijke makers, N. en H., in dienst van de wettelijke maker, Marxman, het boek hebben geschreven en waar derhalve de het werk in feite de creatieve prestatie van N. en Marxman is, brengt de tussen Marxman enerzijds en N. en H. anderzijds (voorheen) bestaande contractuele verhouding met zich mee dat N. en H. niet hoeven te dulden dat hun namen niet, althans in beduidend bescheidener mate dan aanvankelijk de bedoeling was worden vermeld. Bij persoonlijkheidsrechten gaat het immers bij uitstek om de bewaking van de bijzondere band tussen de (persoon van de) auteur en zijn werk. Onbetwist is dat N. en H. de teksten voor het boek volledig zelfstandig en zonder tussenkomst en bemoeienis van Marxman hebben geschreven. Marxman heeft weliswaar ondersteuning geboden in uren en ten behoeve van onderzoek, echter het zogenoemde geestelijke voortbrengsel is afkomstig van N. en H.. Onder deze omstandigheden mag N. (en dus ook H.) verlangen dat daarmee bij de naamsvermelding rekening wordt gehouden. Dit betekent dat het beroep van N. op handhaving van zijn persoonlijkheidsrechten in beginsel slaagt en dat het verweer van Marxman dat alle persoonlijkheidsrechten op grond van artikel 7 Aw aan Marxman toekomen, wordt verworpen (Hof Amsterdam 31 juli 2003 AMI 2004,43).

De vraag is echter of N. zich, op grond van zijn persoonlijkheidsrechten kan verzetten tegen een publicatie van het boek die afwijkt van de drukproef van 21 januari 2005. Deze vraag moet ontkennend worden beantwoord. Naast het belang van N. bij handhaving van zijn persoonlijkheidsrechten staat het belang van Marxman bij handhaving van haar exploitatierechten en het gebruik van het boek als marketingtool. Daarbij moet worden opgemerkt dat zowel het voorwoord als de omslag van het boek de exploitatierechten van Marxman raken. Marxman heeft derhalve belang bij (de wijze van) vermelding van haar naam en N. kan, op grond van zijn persoonlijkheidsrechten, de rol van Marxman in het voorwoord en op de omslag niet beperken. Een dergelijke beperking doet geen recht aan de positie van Marxman als auteursrechthebbende.

Hoewel de vorderingen van N. worden afgewezen, is daarmee niet komen vast te staan op welke wijze het boek kan worden gepubliceerd, zonder schending van het persoonlijkheidsrecht van N. (en H.). Van een dergelijke schending zal in ieder geval naar voorlopig oordeel geen sprake zijn, indien voor het voorwoord wordt uitgegaan van het voorstel van Inmerc (haar productie 2), waarbij de positie van N. en H. als auteurs prominenter tot uitdrukking wordt gebracht en waarbij de rol van D. wordt beperkt tot zijn bijdrage aan literatuur- en jurisprudentie-onderzoek. Met betrekking tot het colofon zou eveneens kunnen worden aangesloten bij het voorstel van Inmerc, met dien verstande dat N. geen recht kan doen gelden op het daarbij plaatsen van een foto. Tenslotte wordt opgemerkt dat inachtneming van de naamsvermeldingen als hiervoor weergegeven (in het voorwoord en in het colofon) het achterwege laten van naamsvermelding op de voor-, achter- en/of zijkant van het boek geen schending van de persoonlijkheidsrechten van N. en H. oplevert. Het staat Marxman jegens N. en H. in dat geval vrij om haar naam op de voor-, achter- en zijkant te vermelden. Lees vonnis.

IEF 326

Een wijze les: bereidt de oppositie goed voor!

Gerecht van Eerste Aanleg, 11 mei 2005, zaak T-31/03. Grupo Sada tegen OHIM / Sadia. De houder van het oudere nationaal beeldmerk met woordbestanddeel "sadia" heeft oppositie ingesteld tegen aanvraag tot inschrijving als gemeenschapmerk van het beeldmerk met woordbestanddeel "Grupo Sada". De oppositieafdeling heeft de oppositie toegewezen uitsluitend voor de waren waarvoor het oudere nationale merk is ingeschreven. De aanvrager van het gemeenschapsmerk heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de oppositieafdeling om het merk ook in te schrijven voor de door de oppositieafdeling geweigerde waren en diensten klassen.

Volgens de aanvrager van het gemeenschapsmerk zou de kamer van beroep geen aandacht hebben besteed aan de grote bekendheid van het aangevraagde merk in Spanje. De kamer van beroep zou daarnaast de conflicterende merken niet globaal hebben beoordeeld. Bovendien zou de kamer van beroep geen rekening hebben gehouden met het feit dat er identieke verleende merken bestaan naast het oudere merk waarop de oppositie gebaseerd is . Het GEA maakt korte metten met het eerste argument.

Verzoekster had nagelaten aan te tonen dat er sprake was van grote bekendheid van het merk. Zij kan dit niet in een later stadium alsnog doen. Het GEA baseert haar beslissing alleen op de relatieve weigeringsgronden die de betrokken partijen hadden aangevoerd bij oppositie en op de feiten en bewijzen die deze partij in dit verband had aangedragen (arrest Gerecht van 23 september 2003, Henkel / BHIM – LHS (UK) (KLEENCARE), T-308/01, Jurisprudentie blz. II-3253, punt 32). Ook het argument van verzoekster dat de kamer van beroep enkel door kunstmatige uiteenrafeling van het aangevraagde merk tot de conclusie kon komen dat er gevaar voor verwarring zou bestaan, wordt niet gehonoreerd.

 

Het Gerecht beaamt dat een vergelijking moet worden gemaakt door beide merken in het geheel te onderzoeken. “Dit sluit echter niet uit dat de totaalindruk die door een samengesteld merk wordt opgeroepen in de herinnering van het relevante publiek, in bepaalde omstandigheden kan worden gedomineerd door een of meer van zijn onderdelen. Bovendien moet bij de beoordeling of een of meer bestanddelen van een samengesteld merk domineren, met name met de intrinsieke eigenschappen van elk van die bestanddelen rekening worden gehouden door deze te vergelijken met de eigenschappen de andere bestanddelen.” Het GEA is van mening dat het woordbestanddeel van het oudere merk “sadia” in zijn geheel bepalend is voor het beeld dat de gemiddelde Spaanse consument onthoudt.

 

Verzoekster heeft verder betoogd dat het dominerende bestanddeel niet “sada” zou zijn, maar het motief van vier cirkels waarop zes schuine lijnen te zien zijn. Het GEA oordeelt dat de cirkels louter een decoratief element is, dat niet in de herinnering van het publiek zal achterblijven. Het dominerende bestanddeel is “sada”. De kamer van beroep heeft terecht geen rekening gehouden met de betekenis van het woord “sadia” dat in het Portugees ‘gezondheid’ betekent, nu dit woord niet als zodanig in Spanje bekend is. Het GEA verwerpt het beroep. Lees>.

IEF 325

Piraterij niet het einde van de muziekindustrie?

Kevin Maney, technologie-columnist van USA Today, denkt dat de toename van piraterij niet het einde van de muziekindustrie hoeft te betekenen. Hij kreeg dit inzicht tijdens een reis door China, waar hij voor een paar dollar een illegale kopie kocht van een CD van Yu Quan, de Chinese 'Justin Timberlake' :

"So artists have to regard CDs as essentially promotional tools, not as end products. Yu Quan makes money by performing concerts, getting endorsement deals and appearing in commercials. If people hear and like Yu Quan's songs on pirated CDs, at least they'll be more likely to come to the concerts and buy what the duo endorses. It's possible that this is the future of the global music industry. And even though that sounds dire for music and musicians, surprisingly it might not be."

Lees hier de column van Kevin Maney in USA Today.

IEF 324

Spaanse speelkaarten als merk geweigerd

Gerecht van Eerste Aanleg, 11 mei 2005, gevoegde zaken T-160/02 tot en met T-162/02. Naipes Heraclio Fournier tegen OHIM/France Cartes. De tekeningen van een ridder te paard met knots, koning met zwaard en los zwaard kunnen niet als gemeenschapsmerk voor klasse 16 dienen, nu deze afbeeldingen in Spanje gangbare symbolen zijn voor speelkaarten. Het Spaanse kaartspel bestaat uit 40 of 48 kaarten van aas tot zeven of negen, gevolgd door boer, ridder en koning. De vier kleuren zijn de munten, bekers, knotsen en zwaarden. Het Spaanse publiek, dat wel eens een kaartje legt, zal aan voornoemde tekeningen dan ook directe een waarde of kleur kunnen toedichten. De merkaanvragen zijn kortom terecht geweigerd wegens gebrek aan onderscheidend vermogen en vanwege het beschrijvende karakter ervan. Lees uitspraak.

IEF 323

Een sterk staaltje vergelijking van het GEA

Gerecht van Eerste Aanleg, 11 mei 2005, zaak T-390/03. CM Capital Markets tegen OHIM/Caja de Ahorros de Murcie. Het GEA heeft zich gebogen over de vraag of het beeldmerk CM bestaande uit de letters "C" en "M" geschreven in een rood vierkant met een dwars gele streep in strijd is met het beeldmerk Capital Markets bestaande uit voornoemde woorden en de letters "C" en "M" onder elkaar geplaatst. De oppositieafdeling heeft bij beslissing van 27 januari 2003 de oppositie tegen het beeldmerk CM toegewezen voor de diensten die soortgelijk zijn. De kamer van beroep van het BHIM vond dat er geen sprake was van overeenstemming en verwarringgevaar. Het Gerecht oordeelt dat er wel sprake is van overeenstemming.

Het GEA verklaart verzoekster (opposant) niet ontvankelijk inzake haar vordering aan het Gerecht om de oppositieafdeling van het BHIM te bevelen de inschrijving van het betrokken merk te weigeren. Het Gerecht acht zich niet bevoegd bevelen te richten tot het BHIM. Het BHIM is verplicht in gevolge artikel 63 lid 6 van verordening 40/94 de maatregelen te treffen die nodig zijn ter uitvoering van het arrest.

Verzoekster heeft betoogd dat het bestanddeel Capital Markets van haar beeldmerk niet relevant is voor de vraag of de merken overeenstemmen, omdat deze uitdrukking een soortnaam is voor de door het merk beschermde diensten. Verzoekster heeft daarnaast betoogd dat het fonetische aspect een grotere rol moet spelen dan het visuele aspect van het merk, omdat het merk juist mondeling in het handelsverkeer wordt gebruikt. Ook de kleuren en het schrift van de conflicterende merken zouden geen belang moeten hebben nu het gaat om bestanddeel “CM” en dit doorslaggevend is voor het globale beeld dat de consument van de betrokken merken zal hebben.

Het GEA stelt eerst vast wie de geïnformeerde gebruiker is. Nu het oudere merk waarop de oppositie is gebaseerd beschermd is in Spanje en gericht is op een specifieke doelgroep, stelt het Gerecht vast dat bij de beoordeling van het verwarringgevaar dient te worden uitgegaan van een zeer oplettende en goed geïnformeerde Spaanse consument.

Volgens het Gerecht stemmen de beeldmerken visueel niet overeen ook al is er sprake van het gemeenschappelijke element CM. Het element "CM" is in de tekens verschillend opgebouwd met volledig andere kleuren en lettertypes waardoor de totale indruk van de tekens verschillend is.

Het Gerecht oordeelt dat er wel sprake is van fonetische overeenstemming aangezien het aangevraagde merk op fonetisch vlak gelijk is aan het dominerende bestanddeel CM van het oudere merk. Het relevante publiek zal namelijk het beschrijvende bestanddeel Capital Markets niet beschouwen als het onderscheidende en dominerende bestanddeel.

Het GEA vindt de tekens niet begripsmatig overeenstemmen. Door gebruik van de woorden Capital Markets krijgt het beeldmerk een bepaald begrip anders dan een merk waarop alleen de aanduiding CM voorkomt. Ook zal de aanduiding Capital Markets in verband worden gebracht met de tekens "CM". Volgens het GEA geeft het woord Capital Markets een lading aan de afkorting CM. Uiteindelijk oordeelt het GEA dat de beeldmerken niet overeenstemmen, vooral gelet op het feit dat het relevante publiek zeer gespecialiseerd is en de beeldmerken goed zullen kennen. Lees uitspraak.

IEF 322

Vergelijkende reclame (2)

Wie in het eerder vandaag geplaatste stukje over de RCC Kruidvat-uitpraak deze link naar het Louis Couperus Genootschap is gevolgd, heeft het al gelezen: de desbreffende Couperus uitgave van het Kruidvat is ook nog eens vermeendelijk inbreukmakend.

"De grootste aanwijzing dat de Couperus-box niet meer is dan een heruitgave van de Amstel-paperbacks zit in kleine details. Van Vliet wijst op twee passages. Naast deze tekstuele missers, zijn ook de verklarende woordenlijsten aan het einde van De stille kracht en Langs lijnen van geleidelijkheid in beide uitgaven vrijwel identiek. Het lijkt er dus sterk op dat de hele Kruidvat-uitgave voornamelijk op vlijtig kopieerwerk berust. Dat verklaart ook meteen de opmerkelijke selectie die men heeft gemaakt uit Couperus’ werk.

In een cassette met de titel ‘grootste werken’ horen zijn koningsromans zeker niet thuis. Grote historische romans als Iskander en De komedianten ontbreken… net als in de Amstel Klassieken-reeks. Met de ‘persoonlijke keuze van de uitgever’ heeft het in ieder geval niets te maken.

Uitgever L.J. Veen was volkomen verrast door de Kruidvat-uitgave. Editeur Marijke Stapert-Eggen, die voor L.J. Veen de Koningsromans en Langs lijnen van geleidelijkheid heeft verzorgd en eveneens meewerkte aan de Volledige Werken, vernam het nieuws uit de krant. Volgens Stapert-Eggen wijst het gebruik van de titel Koningsromans erop dat het om haar editie gaat.
Foreign Media Group, de moedermaatschappij van Brilliant Books, hult zich voorlopig in stilzwijgen. Directeur Ramon Dahmen wil alleen maar kwijt dat onze bevindingen op ‘feitelijke onjuistheden’ berusten. Een groot deel van de Amstel-pockets zijn niet langer beschermd. Voor de uitgaven die verzorgd zijn door Stapert-Eggen gaat dat niet helemaal op. Of de betrokkenen hierin aanleiding zien om stappen te ondernemen, is op dit moment nog niet bekend. Copyrightschending of niet, de grote uitgeverijen zijn gewaarschuwd: Brilliant Books heeft al laten weten mogelijkheden te zien in het werk van Simon Vestdijk."

Afbeelding: Theo van der Nahmer, beeldhouwer van het beeld van Eline Vere (1958), in het plantsoen langs de Groot Hertoginnelaan, Den Haag.