Trouw is de andere wang
Peter Bekkers: Trouw is de andere wang. Een roman over imitatie en originaliteit. Over het heldere licht van de roem en de duisternis van de anonimiteit. Voor wie de diepgang van wetsartikelen en jurisprudentie niet altijd voldoende is. Voor wie denkt dat de kunst de wetenschap wel eens zou kunnen inspireren. Een citaat:
“Ik ben nieuwsgierig naar de beweegredenen achter zo veel imitatie. Tenslotte ben ik niet de enige. Je vindt het vreemd genoeg vooral in de kunsten. Tom Waits zegt: 'De meeste zangers geven slechte imitaties van andere zangers. Maar ze halen het nooit bij de echte. Ray Charles wilde klinken als Nat King Cole, maar realiseerde zich ten slotte dat hij alleen als zichzelf kon klinken. Toen ik jong was wilde ik klinken als Ray Charles, Elvis Presley, Bob Dylan en John Lennon. Nu ben ik mezelf. Dat hoort bij het ouder worden. Je stopt ermee om op anderen te willen lijken.´
Op zich is er niks mis met imiteren. Je imiteert degene die je bewondert. Na een poosje kom je erachter dat je hem niet kunt evenaren, dat je niet eens in zijn schaduw kunt staan. Je moet het met minder doen. Dit falen, deze mislukking is vaak de eerste aanzet tot originaliteit. Je zou kunnen zeggen: alle originaliteit is mislukte imitatie. Of, heldhaftiger: overwonnen imitatie.
Een mooi voorbeeld, schreef Salvador Dali, is dat van Perugino en Rafaël.
Als jonge schildersleerling verwerkte en beheerste Rafaël, bijna zonder zich ervan bewust te zijn, de hele traditie van zijn leermeester Perugino. Tekenen, claire-obscur, materie, mythe, onderwerp, compositie, architectuur - alles was hem gegeven. Hij was heer en meester. Hij was vrij. Hij kon werken binnen zulke duidelijk omlijnde grenzen dat hij er zich volledig aan kon overgeven. Als hij ervoor koos een paar zuilen weg te laten of wat treden aan een trap toe te voegen; als hij besloot dat het hoofd van de Madonna iets meer voorover moest buigen, dat de schaduw van de holtes van haar ogen een melancholischer accent vereisten, dan kon hij dat doen met een onvoorstelbare intensiteit en vrijheid.
Voor Picasso gold, volgens Dali, het tegenovergestelde. Picasso was net zo groot als Rafaël, maar gedoemd. Gedoemd en veroordeeld tot eeuwig plagiaat. Picasso had de traditie bevochten, gebroken en verbrijzeld. Hij had alles opnieuw uitgevonden en werd door alles getiranniseerd. In al zijn werken worstelde Picasso als een gevangene. In plaats van te vertrouwen op de traditie, zoals Rafaël, moest hij zich verlaten op de herinnering van alles wat hij had gezien - plagiaat van Etruskische vazen, plagiaat van Toulouse-Lautrec, plagiaat van Afrika, plagiaat van Ingres. Dali concludeerde:
Alles wat geen traditie is, is plagiaat.
Maar het imiteren van iemands kunstje is iets anders dan het imiteren van iemands persoonlijkheid en gedrag.
Mijn liefde voor Conrad Pi - want zo moet ik het noemen - begon met dat artikel. Toen ik het onlangs terugvond en herlas, zag ik dat vrijwel elke regel van het artikel onderstreept was.”
Peter Bekkers: Trouw is de andere wang. Uitgeverij De Geus. € 16.90. Lees hier meer.
Het beheer van de intellectuele-eigendomsrechten
HvJ EG, 26 maart 2009, in zaak C-113/07 P, SELEX Sistemi Integrati SpA tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen / Eurocontrol
Mededinging. Stelsel van de intellectuele-eigendomsrechten Misbruik van machtspositie. Selex, actief in de sector van luchtverkeersafhandelingssystemen, heeft bij de Commissie een klacht ingediend. In die klacht werd o.a. verklaard dat het stelsel van de intellectuele-eigendomsrechten met betrekking tot de door Eurocontrol gesloten overeenkomsten inzake de ontwikkeling en verkrijging van prototypen van nieuwe systemen en apparatuur voor toepassingen op het gebied van luchtverkeersafhandeling, van dien aard was dat feitelijke monopolies in het leven werden geroepen bij de productie van systemen die vervolgens het voorwerp van een door deze organisatie verrichte normalisatie waren.
De Commissie heeft bij de litigieuze beschikking de klacht afgewezen. Schending van de mededingingsregels was niet aangetoond met betrekking tot de activiteiten van de organisatie in verband met de verkrijging van prototypen en het beheer van intellectuele-eigendomsrechten. Het Hof verwerpt in het onderhavige arrest het beroep van Selex. M.b.t. de intellectuele eigendomsrechten oordeelt het als volgt:
18. Het Gerecht heeft vervolgens in de punten 75 tot en met 77 van het bestreden arrest onder meer geoordeeld dat de verwerving van prototypen in dat kader en het daarmee verband houdende beheer van intellectuele-eigendomsrechten niet van dien aard zijn dat zij die activiteit een economisch karakter verlenen, aangezien deze verwerving niet inhoudt dat op een bepaalde markt goederen of diensten worden aangeboden. In dat verband heeft het Gerecht opgemerkt dat deze activiteit bestaat in de toekenning van overheidssubsidies aan de ondernemingen in de betrokken sector en de verwerving van de eigendom van de prototypen en de uit het door haar gesubsidieerde onderzoek voortvloeiende intellectuele-eigendomsrechten, teneinde de resultaten van dat onderzoek gratis ter beschikking te stellen van de betrokken sector, en heeft het geoordeeld dat het gaat om „een aan de bevordering van de technische ontwikkeling ondergeschikte activiteit, die het doel van algemeen belang van de opdracht van Eurocontrol dient en waarbij niet een eigen belang van de organisatie wordt nagestreefd, dat van dit doel kan worden losgekoppeld”.
(…) 115. Selex klaagt vervolgens over het feit dat in punt 77 van het bestreden arrest wordt verklaard dat de verwerving van intellectuele-eigendomsrechten niet dient voor de exploitatie ervan voor commerciële doeleinden en dat de licenties gratis worden verleend. Al waren deze vaststellingen juist, zij zijn in strijd met de rechtspraak volgens welke het voor de vaststelling of een entiteit al dan niet een onderneming is, irrelevant is of zij een winstoogmerk nastreeft.
116. Anders dan aldus wordt gesteld, volgt uit de rechtspraak dat het ontbreken van een winstoogmerk een relevant criterium is voor de beoordeling of een activiteit al dan niet economisch van aard is, maar niet voldoende is.
117. Het Gerecht heeft derhalve, na erop te hebben gewezen dat het criterium van de onbezoldigdheid bij het onderzoek van het economische karakter van een activiteit slechts één van de mogelijke aanwijzingen vormt en op zich het economische karakter van deze activiteit niet kan uitsluiten, zonder blijk te geven van een onjuiste rechtsopvatting rekening gehouden met het feit dat Eurocontrol de licenties voor prototypen gratis verleent, als een aanwijzing voor de niet-economische aard van de activiteit van het beheer van de intellectuele-eigendomsrechten, waarbij deze aanwijzing zich bij andere factoren voegt.
118. Tot slot is volgens Selex strijdig met de rechtspraak de verklaring in punt 77 van het bestreden arrest dat het beheer van intellectuele-eigendomsrechten een aan de bevordering van de technische ontwikkeling ondergeschikte activiteit is, die het doel van algemeen belang van de opdracht van Eurocontrol dient en waarbij niet een eigen belang van de organisatie wordt nagestreefd, dat van dit doel kan worden losgekoppeld, hetgeen het economische karakter van een activiteit uitsluit. Selex stelt, ten eerste, onder verwijzing naar het reeds aangehaalde arrest Enirisorse dat reeds is geoordeeld dat de taak van de ontwikkeling van nieuwe technologieën economisch van aard kan zijn en, ten tweede, onder verwijzing naar dat arrest en het arrest van 25 oktober 2001, Ambulanz Glöckner (C-475/99, Jurispr. blz. I-8089, punt 21), dat de omstandigheid dat op een marktdeelnemer openbaredienstverplichtingen rusten, geen beletsel vormt om de betrokken activiteit als economische activiteit te beschouwen.
119. Met betrekking tot dit punt moet worden opgemerkt dat de bekritiseerde gronden van het bestreden arrest geenszins uitsluiten dat een activiteit ter zake van technologische ontwikkeling een economisch karakter kan hebben, en zij sluiten evenmin uit dat een entiteit waarop openbaredienstverplichtingen rusten, een activiteit van die aard kan uitoefenen. Het Gerecht heeft slechts de specifieke elementen van het onderhavige geval beoordeeld en heeft, zonder blijk te geven van een onjuiste rechtsopvatting en zonder in strijd met de aangehaalde rechtspraak te oordelen, uit het feit dat de activiteit ter zake van het beheer van de intellectuele-eigendomsrechten onbezoldigd is, en uit het doel van algemeen belang dat bij uitsluiting wordt gediend door de opdracht van Eurocontrol, waarvan de activiteit als een aan de bevordering van de technische ontwikkeling ondergeschikte activiteit deel uitmaakt, geconcludeerd dat deze activiteit geen economisch karakter heeft.
120. Aangezien geen van de aangevoerde argumenten gegrond is, moet ook dit middel worden afgewezen.
Lees het arrest hier.
Voor hun uitzonderlijke prestaties
“De Brauw Blackstone Westbroek is door Managing Intellectual Property verkozen tot “The Netherlands Contentious IP Firm of the Year 2009".
De Global MIP Awards De Global MIP Awards worden uitgereikt aan bedrijven voor hun uitzonderlijke prestaties op het gebied van de Intellectuele Eigendom (IE). De resultaten komen voort uit een vijf maanden durend onderzoek dat is uitgevoerd in maar liefst 70 landen.”
Dé tentamencasus van 2009
Geef uw, onderbouwde, interpretatie naar Nederlands recht: De tentamencasus van 2009: “De Duitse speelgoedfabrikant keurt Adam, Eva, een gekruisigde Jezus en de heilige Maria op een ezel af. Een Duitse priester mag Playmobil-poppetjes niet meer omtoveren tot apostelen, profeten of gewone zondaars. De Duitse speelgoedfabrikant heeft Markus Bomhard laten weten dat het vervormen van het speelgoed alleen voor privé-doeleinden wordt toegestaan.
Op een website toonde hij twee jaar lang zijn creaties, van Adam en Eva tot een gekruisigde Jezus en de heilige Maria. Met de poppetjes speelde Bomhard scenes uit de Bijbel na. Playmobil steekt daar nu dus een stokje voor wegens inbreuk op het eigendomsrecht. Als zijn site niet voor 6 april uit de lucht is, krijgt de priester advocaten achter zich aan.
(…) Paus Benedictus XVI kon het werk van de Duitse priester in ieder geval waarderen. “Ik hoop dat jouw project het Heilige Schrift toegankelijker maakt voor veel kinderen en volwassenen.”( FEM Busisness).
Lees ook hier meer (Telegraph.co.uk).
Merchandising: een materieel verband tussen de waren en de merkhouder
Gerechtshof ‘s-Gravenhage, 31 maart 2009, zaaknr. 105.000.470/01, Ragdoll productions (UK) Ltd. tegen Jadnanansing (met dank aan Paul Steinhauser, SteinhauserVandenBrinkHeeziusRijsdijk Advocaten)
Merkenrecht. Merchandising. Eerst even voor jezelf lezen. Arrest in de ooit geruchtmakende Teletubbieszaak, waarin de producent van Teletubbies, kort gezegd, niet kon optreden tegen een depot door gedaagde van het merk Teletubbies, omdat in de merchandising het woord "Teletubbies" volgens de rechtbank niet als merk werd gebruikt.
Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep. De exploitatie van een character via merklicenties levert wel degelijk merkgebruik op. Voor de statistici: In het hoger beroep werd op 13 april 2006 gepleit, het hof heeft er dus ongeveer 3 jaar over gedaan om arrest te wijzen (geen eindarrest, zaak wordt naar de rol verwezen m.b.t. de vordering tot nietigverklaring).
“Indien het merk wordt aangebracht op waren in het kader van verkoop aan consumenten zal er in beginsel sprake zijn van gebruik ter onderscheiding van die waren, indien het gebruik de indruk kan doen ontstaan dat er in het economisch leven een materieel verband bestaat tussen de waren en de merkhouder. Van dat laatste zal slechts in uitzonderlijke gevallen geen sprake zijn.”
9. (…) Uit deze [HvJ EG – IEF] uitspraken valt af te leiden dat nog steeds de herkomstfunctie van het merk de meest wezenlijke functie van het merk wordt geacht. (…) De "herkomst" waar het merk naar verwijst is overigens abstract. Of het merk die functie vervult is afhankelijk van het oordeel daarover van het relevante publiek, in casu de redelijk geïnformeerde, omzichtige en oplettende gemiddelde consument van de desbetreffende merchandise-artikelen.
(…) Indien het merk wordt aangebracht op waren in het kader van verkoop aan consumenten zal er in beginsel sprake zijn van gebruik ter onderscheiding van die waren, indien het gebruik de indruk kan doen ontstaan dat er in het economisch leven een materieel verband bestaat tussen de waren en de merkhouder. Van dat laatste zal slechts in uitzonderlijke gevallen geen sprake zijn. bijvoorbeeld omdat het publiek het gebruik van het merk opvat als een aanduiding om aan te geven dat het gaat om een nabootsing op verkleinde schaal van een voertuig van het merk Opel (zie HvJ EG inz. Opel/Autec). In het algemeen zal het publiek echter uitgaan van dat verband. Dat geldt naar het oordeel van het hof ook bij character (en sport) merchandise-artikelen, nu het relevante publiek naar het oordeel van het hof weet dat het gebruik van de characters (of symbolen van de sportclubs of -evenementen) is voorbehouden aan een uitsluitend rechthebbende en dat de waren door of met toestemming (en onder controle) van de merkhouder in het verkeer worden gebracht. Ook bij dit soort artikelen wordt door het publiek, net als bij populaire bekende merken, gesproken over "echt" en "namaak". Of het woord TELETUBBIES op de merchandise-artikelen door het publiek (ook) wordt opgevat als een verwijzing naar de characters en de aantrekkelijkheid van de merchandise artikelen in deze verwijzing is gelegen, doet aan de indruk van het publiek dat voormelde band bestaat niet af.
10. Het bovenstaande brengt mee dat zowel het gebruik door Ragdoll als het (dreigende) gebruik door Jadnanansing van het merkteken 'TELETUBBIES moeten worden aangemerkt als gebruik als merk ter onderscheiding van waren en/of diensten.”
Lees het arrest hier. Vonnis Rechtbank ‘s-Gravenhage hier (IEPT). Nieuwsbericht uit 2000 hier (BBC).
Het merktekencontract
HvJ EG, 31 maart 2009, Conlusie A-G Bot in zaak C-385/07 P, Der Grüne Punkt – Duales System Deutschland GmbH tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen.
Merkenrecht. Mededingingsrecht. Systeem voor inzameling en verwerking van in Duitsland in handel gebrachte verpakkingen met logo Der Grüne Punkt, mededinging, misbruik van machtspositie, licentievergoeding die verschuldigd is krachtens 'merktekencontract’.
“De wezenlijke functie van het merk bestaat erin de verbruiker erop attent te maken dat een verpakking met dit merk via het DSD-systeem kan worden teruggenomen.” Met het oordeel dat aan het merk Der Grüne Punkt niet de geclaimde exclusiviteit kan worden verleend, heeft het Gerecht het communautaire merkenrecht niet geschonden.
Procedure n.a.v. besluit van de Europese Commissie dat er sprake zou zijn van onbillijke (merkteken)contractsvoorwaarden, omdat de licentievergoeding is gekoppeld aan het aanbrengen van het logo Der Grüne Punkt op de verpakkingen, de ondernemingen die aan het DSD-systeem deelnemen voor een deel van hun verpakkingen, verplicht zijn ofwel afzonderlijke productielijnen en verkoopkanalen in te voeren, hetgeen extra kosten met zich mee brengt, ofwel een licentievergoeding te betalen voor een dienst die DSD niet verricht.
De centrale vraag is of rekwirante zich kan beroepen op het logo Der Grüne Punkt ter rechtvaardiging van het feit dat producenten en verkopers een licentievergoeding moeten betalen voor alle verpakkingen waarop dit logo is aangebracht, ook al wordt een deel van deze verpakkingen niet via rekwirantes systeem, maar via een concurrerend systeem teruggenomen. Het GvEA verwiep het beroep van DSD al eerder en de A-G concludeert i.c. dat ook de hogere voorziening zou moeten worden afgewezen. De merkenrechtelijke overwegingen:
Exclusief recht: “115. Derhalve is het Gerecht mijns inziens terecht uitgegaan van de volgende premisse. Het merktekencontract heeft tot doel, de deelnemende ondernemingen in staat te stellen zich te bevrijden van hun verplichting tot terugname en verwerking van de verpakkingen. Als tegenprestatie moeten deze ondernemingen aan DSD een licentievergoeding betalen voor alle aangemelde verpakkingen, ongeacht of deze verpakkingen via het DSD-systeem daadwerkelijk worden teruggenomen, waarbij het logo dient om de aangemelde verpakkingen te identificeren.
(…) 183. Volgens rekwirante heeft het Gerecht ten onrechte geoordeeld dat aan het merk Der Grüne Punkt niet de geclaimde exclusiviteit kan worden verleend en heeft het aldus het communautaire merkenrecht geschonden.(…) 187. Door in punt 161 van het bestreden arrest vast te stellen dat rekwirante geen aanspraak kan maken op de door haar geclaimde exclusiviteit, op het gevaar af dat de producenten en verkopers van verpakkingen wordt belet gebruik te maken van een gemengd systeem en dat de mogelijkheid voor rekwirante om vergoed te worden voor een dienst die zij niet verricht, wordt gerechtvaardigd, heeft het Gerecht naar mijn mening het communautair merkenrecht niet geschonden.
188. Volgens vaste rechtspraak heeft het merkrecht immers inzonderheid tot specifiek voorwerp, de houder van het merk het uitsluitende recht te verschaffen, het merk te gebruiken om een waar als eerste in het verkeer te brengen, en hem aldus te beschermen tegen concurrenten die van de positie en de reputatie van het merk misbruik zouden willen maken door waren te verkopen die onrechtmatig van het merk zijn voorzien.
(…) 190. In casu kunnen ondernemingen die aan het DSD-systeem deelnemen voor slechts een deel van hun verpakkingen (eerste en tweede geval) of voor op de markt van een andere lidstaat gebrachte verpakkingen (derde geval), naar mijn mening niet worden beschouwd als concurrenten van DSD of als derden die zonder geldige reden producten met het logo Der Grüne Punkt verkopen.
191. In het eerste en het tweede geval hebben de producenten en verkopers immers met DSD een contract afgesloten voor de terugname en de verwerking van bepaalde verpakkingen. In het derde geval zijn de producenten en verkopers op het grondgebied van een andere lidstaat houder van een gebruikslicentie voor het logo Der Grüne Punkt.
192. DSD heeft echter zelf dit systeem ingevoerd waarbij dit logo op alle verpakkingen moet worden aangebracht, ook al worden bepaalde verpakkingen niet via dit systeem teruggenomen. Deze producenten en verkopers gebruiken het merk Der Grüne Punkt dus niet zonder geldige reden, maar voldoen alleen aan hun verplichting om dat logo op alle verpakkingen aan te brengen, ongeacht of deze via het DSD-systeem worden teruggenomen.
193. Bovendien heeft het Gerecht in punt 156 van het bestreden arrest terecht eraan herinnerd dat de wezenlijke functie van het merk Der Grüne Punkt erin bestaat, de verbruiker erop attent te maken dat een verpakking met dit merk via het DSD-systeem kan worden teruggenomen.
194. Zodra het logo Der Grüne Punkt op de verpakking voorkomt, is de wezenlijke functie van het merk vervuld, aangezien de verbruiker op de hoogte is van de mogelijkheid om de verpakking in de afvalbakken van DSD te deponeren. Anders dan rekwirante ter terechtzitting heeft verklaard, is er dus geen sprake van „vernietiging van het merk”.
195. Overigens past het merk Der Grüne Punkt mijns inziens niet in het klassieke schema van het merkenrecht.
196. Een merk helpt de verbruikers immers om op doordachte wijze te kiezen voor de door dit merk aangeboden waar of dienst. Wanneer de consument bijvoorbeeld reeds vroeger een waar of dienst heeft gekocht waarvan hij tot op zekere hoogte tevreden was, meer bepaald omdat deze waar of dienst van goede kwaliteit was, dient het merk als referentiepunt bij latere aankopen van dezelfde waren of diensten. Het merk dient dus als leidraad bij de keuze van de verbruiker.
197. Binnen het DSD-systeem dient het merk Der Grüne Punkt naar ik meen echter niet als leidraad wanneer de verbruiker kiest voor het product dat hij wil aankopen. Zoals het Gerecht in punt 156 van het bestreden arrest heeft uiteengezet, dient dit merk ter identificatie van de verpakkingen die via het DSD-systeem kunnen worden behandeld.
198. Wanneer de verbruiker een product met het logo Der Grüne Punkt aankoopt, kiest deze verbruiker volgens mij voor dit product bijvoorbeeld omwille van de kwaliteit ervan en niet omdat hij weet dat dit product via het DSD-systeem kan worden verwijderd. Het is zeer goed denkbaar, bijvoorbeeld, dat een verbruiker bio-eieren koopt omdat bij het productieproces geen pesticiden en kunstmatige meststoffen worden gebruikt en op deze wijze de door deze verbruiker verlangde kwaliteit wordt gegarandeerd, en niet omdat het logo Der Grüne Punkt op de verpakking voorkomt zodat hij weet dat het mogelijk is deze verpakking via het DSD-systeem terug te geven.
199. Mijns inziens ligt dit anders wanneer het logo Der Grüne Punkt zou aangeven dat het product met dit logo een recycleerbaar of gerecycleerd product is. Er zijn immers goede redenen om te veronderstellen dat bepaalde verbruikers uit milieuoverwegingen kiezen voor producten waarvan de verpakking recycleerbaar is of reeds werd gerecycleerd. In dat geval heeft een logo dat aangeeft dat de verpakking van het gekochte product gerecycleerd is, ontegenzeggelijk een invloed op de keuze van de verbruiker. Dat is bijvoorbeeld het geval voor papier met een logo dat de verbruiker erop wijst dat het om gerecycleerd papier gaat. De verbruiker maakt dan een keuze vanuit een bepaalde overtuiging.
200. In casu betekent het logo Der Grüne Punkt echter niet dat de verpakking recycleerbaar is. Dit logo wijst er alleen op dat de verpakking via het DSD-systeem kan worden teruggenomen en via dat systeem zal worden gesorteerd en verwerkt indien deze mogelijkheid bestaat.(16)
201. Bijgevolg heeft het Gerecht in de punten 156 en 160 van het bestreden arrest mijns inziens op goede gronden kunnen vaststellen dat „[het] merk, voor het desbetreffende verkeer niet meer [uitdrukt], dan dat het aldus gemerkte product via het Duale System kan worden ingezameld’ zonder een indicatie te geven over de kwaliteit van de aangeboden dienst” en dat „het merktekencontract alleen van belang is voor de gebruikers van dat logo, te weten de producenten en verkopers van verpakkingen die van het DSD-systeem gebruik maken, en niet voor de verbruikers”.
202. Naar ik meen heeft het Gerecht het communautaire merkenrecht dus niet geschonden door in punt 161 van het bestreden arrest te oordelen dat voor het merk Der Grüne Punkt niet de geclaimde exclusiviteit kan worden toegestaan.
Lees der conclusie hier.
Beste dienstverlener
Persbericht: "Novagraaf is door de Managing Intellectual Property (MIP) organisatie gekozen als “The Netherlands Prosecution IP Firm of the Year 2009” ofwel; “Nederlands beste dienstverlener in Intellectueel Eigendom van 2009”.
De Global MIP Awards De Global MIP Awards worden uitgereikt aan bedrijven voor hun uitzonderlijke prestaties op het gebied van de Intellectuele Eigendom (IE). De resultaten komen voort uit een vijf maanden durend onderzoek dat is uitgevoerd in maar liefst 70 landen.
De Award voor beste dienstverlener in intellectuele eigendomsbescherming in Nederland is vergeven aan Novagraaf. Lutgarde Liezenberg, Managing Director Novagraaf Nederland, nam de Award met trots in ontvangst tijdens een exclusieve Award ceremonie die plaatsvond op dinsdag 31 maart 2009 in Londen. “Deze prijs is een prachtige bevestiging van Novagraafs doel om de beste organisatie te zijn op het gebied van bescherming van intellectueel eigendom en is het resultaat van een consistente strategie om Europaas mainport te worden op het gebied van intellectuele eigendom met een brede internationale focus en een gesegmenteerde marktbenadering”. Aldus Liezenberg.
Niet naar de pijpen van de platenbazen dansen
Kamerstukken II 2008/09, 21501-30, nr. 201. Raad voor Concurrentievermogen; Verslag algemeen overleg van 4 maart 2009 over o.m. agenda en verslag Raad voor het Concurrentievermogen
Mw Gesthuizen: Het verslag van de Raad van 1 en 2 december. Eerder zeiden wij al tegen de verlenging van de beschermingsduur van muziekwerken te zijn, aangezien de artiest daar nauwelijks van profiteert en het geld vooral gaat naar grote platenbazen. Wij waren dan ook blij dat Nederland in Brussel heeft laten horen daar afwijzend tegenover te staan. Wat was de mening van andere lidstaten? Dat Mexico en de VS steeds naar de pijpen van de platenbazen dansen, kan voor de SP nooit een reden zijn om datzelfde in Europa te doen.
Minister Van der Hoeven: Over de positie van andere lidstaten op het punt van het auteursrecht is geen discussie geweest. Onze positie kent u. De meerderheid van de lidstaten lijkt nog steeds kritisch. Vooralsnog blijven wij aan ons standpunt vasthouden.
Lees het verslag hier
Het modelleren van struik- of boomgewas
Rechtbank ’s-Gravenhage, 30 maart 2009, KG ZA 09-102, Vastgoedmaatschappij Gebr. Ezendam B.V. tegen Lommers-Van Eijken Tuinbouwmachines B.V.
Octrooirecht. Kort geding. Octrooi-inbreuk op een Europees octrooi voor een snijkooieenheid geschikt voor het modelleren van struik- of boomgewas. Nietigheidsverweer van Lommers verworpen. Inbreuk aangenomen. Grensoverschrijdend inbreukverbod – ondanks het nietigheidsverweer van Lommers – plus alle nevenvorderingen (behalve afgifte en vernietiging) toegewezen. 1019h proceskosten: €25.461,98.
Ezendam is een bedrijf dat zich richt op onder meer de productie en verkoop van machines voor de land-, tuin- en bosbouw. Ezendam is houdster van een Europees octrooi voor een snijkooieenheid geschikt voor het modelleren van struik- of boomgewas.
Lommers is een onderneming die zich bezig houdt met het ontwikkelen, produceren en in de handel brengen van tuinbouwmachines. Zij brengt een snoei-inrichting op de markt waarvan Ezendam stelt dat dit octrooi-inbreuk oplevert. Ezendam vordert uitvoerbaar bij voorraad – kort samengevat – een inbreukverbod voor Nederland en Duitsland, opgave van gegevens, een recall, afgifte en vernietiging, alles op straffe van een dwangsom.
Lommers voert verweer. Zij stelt geen inbreuk te maken omdat de door haar vervaardigde inrichting niet voldoet aan alle kenmerken van de conclusies van het octrooi. Daarnaast voert zij aan dat het octrooi nietig is vanwege gebrek aan nieuwheid en/of inventiviteit.
De Voorzieningenrechter gaat aan de geldigheidsaanval van Lommers voorbij. Geen van de door Lommers aangevoerde geldigheidsbezwaren kan de conclusie rechtvaardigen dat er een serieuze, niet te verwaarlozen kans is dat het octrooi in een bodemprocedure vernietigd zal worden.
Ook de inbreukverweren van Lommers worden verworpen. De voorzieningenrechter stelt voorshands vast dat de inrichting van Lommers voldoet aan alle kenmerken van conclusie 2 en derhlave inbreuk maakt op het octrooi. Of Lommers eveneens direct of indirect inbreuk maakt op een van de andere conclusies behoeft geen bespreking, nu de vorderingen reeds toewijsbaar zijn op grond van conclusie 2 en niet gesteld of gebleken is dat Ezendam enig belang heeft bij afzonderlijke vaststelling van directe of indirecte inbreuk op een van de andere conclusies.
Het gevorderde inbreukverbod komt voor toewijzing in aanmerking. Lommers heeft bestreden dat de voorzieningenrechter bevoegd zou zijn over het voor Duitsland gevorderde verbod te oordelen. De voorzieningenrechter verwerpt dat verweer. Lommers is een Nederlandse gedaagde en zij heeft niet bestreden dat zij de inbreukmakende inrichting ook in Duitsland aanbiedt. Het door Lommers aangehaalde arrest GAT/LuK (Hof van Justitie EG van 13 juli 2006) staat niet aan de bevoegdheid van de voorzieningenrechter krachtens artikel 2 EEX Verordening in de weg. De stelling dat de nietigheidsverweren ook zien op het Duitse deel van het octrooi maakt dat niet anders. De voorzieningenrechter geeft immers slechts een voorlopig oordeel in de vorm van een inschatting van de kansen van de gevoerde nietigheidsverweren, waaraan artikel 22 lid 4 EEX niet in de weg staat. (zie ook voorzieningenrechter rechtbank ’s-Gravenhage, 21 september 2006 (Bettacare/H3).
Ook de overige nevenvordering (behalve afgifte en vernietiging) worden toegewezen. De toegewezen proceskosten bedragen €25.461,98.
Lees het vonnis hier.
Verwarringsgevaar in de Benelux.
HvJ EG, 26 maart 2009, zaak C-21/08 P, Sunplus Technology Co. Tegen OHIM / Sun Microsystems, Inc
Merkenrecht. Gemeenschapsmerk. Oppositieprocedure. Oudere nationale (Benelux) woordmerken SUN tegen aanvraag woord/beeldmerk SUNPLUS. De oppositie betreft klasse 9, kort gezegd computers & software. Oppositie toegewezen. Hof constateert dat het Gerecht van Eerste Aanleg geen juridische fouten heeft gemaakt bij de feitelijke constatering dat Benelux computergebruikers het relevante publiek vormen en in verwarring kunnen raken.
37. Next, as regards the third part of the first ground of appeal, it must be held that, by deciding, in paragraph 44 of the judgment under appeal, that, in view of the very high degree of similarity, or even identity, of the goods covered by the earlier trade mark and by the trade mark, registration of which is sought, as well as the phonetic and conceptual similarities between the two marks, OHIM’s Fourth Board of Appeal was fully entitled to find that there was, in the present case, a genuine risk that the relevant public, notwithstanding the fact that it may be particularly attentive, might believe that the goods covered by those two marks have the same commercial origin, the Court of First Instance made no error of law in the application of Article 8(1)(b) of Regulation No 40/94.
(…) 39. In the present case, it must be noted that, in order to reach the conclusion in paragraph 44 of the judgment under appeal, the Court of First Instance carried out an analysis fully within the process intended to determine the overall impression produced by the opposing marks and to apply a global assessment to the likelihood of confusion between them, by taking into consideration all the relevant factors of the case. In that regard, contrary to Sunplus Technology’s submission, the Court of First Instance, after analysing successively the visual, phonetic and conceptual comparisons of the opposing marks, took into account both the type of goods concerned and of the public likely to buy them.
Lees het arrest hier.