Eerst even voor jezelf lezen
Rechtbank 's-Gravenhage 22 december 2006, Interflora c.s. tegen Interieur Flora c.s.
"Op grond van het in 4.6 – 4.8. overwogene bestaan naar voorlopig oordeel zodanig sterke aanwijzingen dat Interieur Flora merkinbreuk heeft gepleegd (in ieder geval voor wat de in de Beneluxmerken betreft op grond van art. 2.20 lid 1 sub d BVIE) of daar toerekenbaar bij betrokken is geweest of gebleven, terwijl zij ook gedurende schorsingen tijdens de mondelinge behandeling niet tot overeenstemming met Interflora c.s. is kunnen komen over het alsnog tekenen van een onthoudingsverklaring en overdracht van de domeinnaam, dat voldoende aanleiding wordt gezien tot toewijzing van een merkinbreukverbod en overdrachtsbevel ook aan Interieur Flora. Eveneens wordt voldoende grond gezien tot toewijzing van de gevorderde in de plaatsstelling ex art. 3:300 BW, een en ander als geformuleerd in het dictum."
Lees hier het vonnis.
Prijsverlaging
Naar aanleiding van het grote succes van de .eu domeinnamen heeft EURid besloten de registratie en vernieuwingstaksen te verlagen van 10 naar 5 Euro.
"This substantial reduction is possible thanks to the huge interest in .eu and the high number of registrations. Note that this fee, set by EURid, is charged to the accredited .eu registrars and that they in turn set the prices for their customers. Many registrars bundle their services also to include web hosting and email packages, for instance. However, EURid is convinced that the price reduction will be carried forward and that end users will also benefit from reduced registration and renewal rates, given the competition between registrars."
Lees hier meer.
International centre of excellence (2)
Tweede Kamer, 30885 XIII, nr. 3. Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2006 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota); Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
Kan de regering garanderen dat het nu gaande proces van overleg tussen betrokken kennisinstellingen en bedrijven over onder andere de «governance structuur» en de «intellectual property rights» leidt tot het beoogde «international center of excellence»? Wat is de reden voor de vertraging van dit proces?
In de begroting voor 2007 (gepresenteerd op Prinsjesdag) heeft het Kabinet financiële steun toegezegd aan de totstandkoming van het Technologisch Top Instituut Water. Vanaf dat moment is door de initiatiefnemers gewerkt aan de detaillering van het meerjarige onderzoeksprogramma en aan de definitieve formulering van de statuten met afspraken over de governance en de bescherming van het intellectueel eigendom. Naar verwachting worden deze afspraken in februari 2007 door de deelnemers bekrachtigd en gaat het TTI formeel in april van start. Inmiddels hebben diverse buitenlandse bedrijven zich als deelnemer bij het TTI aangemeld en hebben ook buitenlandse kennisinstellingen samenwerking aangeboden. Deze buitenlandse belangstelling en deelname, zo kort na de bekendmaking tijdens Prinsjesdag, duidt op de erkenning van het TTI als een internationaal vooraanstaand kenniscentrum op het gebied van water.
Openstaande facturen
Rechtbank 's-Gravenhage 20 december 2006, rolnr. 227495/ HA ZA 04-2895, Weasly Pack International LTD. tegen Arnold & Siedsma advocaten en octrooigemachtigden.
Retentierecht van octrooigemachtigde op dossiers cliënt, schade uit vermeende tekortkoming octrooigemachtigde, verrekening met achterstallige betaling?
Arnold & Siedsma (A&S) behandelde sinds 1998 de octrooi-aanvragen van Weasy Pack. Weasy Pack heeft A&S in 2003 (gefaseerd) verzocht alle dossiers over te dragen aan een ander octrooibureau. Bij het laatste verzoek de resterende dossiers over te dragen heeft A&S zich beroepen op het retentierecht omdat Weasy Pack sinds oktober 2002 een achterstand in betaling had opgebouwd ter grootte van EUR73.291,63. Nadat op 27 februari 2004 ten behoeve van A&S een bankgarantie van EUR75.000,- is gesteld, zijn de resterende dossiers aan het andere octrooibureau overgedragen.
Weasy Pack vordert in conventie een verklaring voor recht dat zij A&S niets meer verschuldigd is en vraagt, naast opheffing van de bankgarantie, een schadevergoeding wegens tekortkoming in de nakoming door A&S. A&S vorderen in reconventie betaling van de openstaande facturen.
Weasly Pack betoogt in de eerste plaats dat zij aanspraak maakt op vermindering van de declaraties omdat de tarieven voor vervolgwerkzaamheden (na depot) bijzonder hoog zouden zijn in vergelijking met andere kantoren. Dit beroep gaat volgens de rechtbank niet op omdat A&S sinds ongeveer 1998 de octrooiaanvragen voor Weasy Pack verzorgt en sinds die tijd Weasy Pack regelmatig heeft gefactureerd. Al die jaren heeft Weasy Pack zonder bezwaar de facturen voldaan. A&S hebben de tarieven in die tijd niet gewijzigd (afgezien van een inflatiecorrectie). A&S mocht uit het handelen van Weasy Pack afleiden dat Weasy Pack de facturen (en daarmee ook de tarieven) heeft aanvaard.
De rechtbank stelt dat A&S wel degelijk een retentierecht heeft op grond van de artikelen 3:290 en 6:52 lid 1 BW, nu sprake is van een opeisbare vordering. Het uitoefenen van het retentierecht wordt in dit geval niet gezien als in strijd met de redelijkheid en billijkheid. A&S heeft gedurende de retentietijd de octrooiportefeuille van Weasy Pack, die zij onder zich hield, niet onzorgvuldig beheert (althans is dit gesteld noch gebleken).
Weasy Pack vordert schadevergoeding als gevolg van tekortkoming door A&S omdat A&S zou hebben verzuimd om een internationale octrooi-aanvraag tijdig om te zetten in Japan. Weasy Pack beroept zich op verrekening van deze schadevergoeding met de openstaande facturen. De rechtbank wijst echter ook deze vordering af, omdat niet is gebleken dat A&S tekort is geschoten in de nakoming van haar verbintenis. A&S heeft Weasy Pack ten minste twee maal tijdig verzocht om opdracht te geven om de internationale octrooi-aanvraag in Japan in te dienen. Weasy Pack heeft, volgens de rechtbank, verzuimd tijdig een opdracht te geven aan A&S. Weasy Pack komt geen beroep toe op schadevergoeding. Daarnaast kan zij zich so wie so niet beroepen op verrekening omdat zij een schadevergoeding heeft gevraagd die 'nader moet worden opgemaakt staat'. Om voor verrekening in aanmerking te komen moet de schade op eenvoudige wijze zijn vast te stellen. Dat is hier dus niet het geval. De rechtbank wijst alle vorderingen van Weasy Pack af en veroordeelt haar de openstaande facturen van A&S te betalen.
Lees het vonnis hier.
Evenwichtige personele samenstelling
Tweede Kamer, 30800 VII, nr. 23: Wijziging van de Wet adviesstelsel Justitie in verband met de permanente instelling van de commissie auteursrecht; Verslag
"Kan de regering aangeven of er in de permanent in te stellen commissie auteursrecht ook een plek zal zijn voor vertegenwoordiging van onder andere de consument en de media (als commerciële gebruiker van auteursrechtelijk beschermd materiaal via TV, Internet etc.), zo vragen deze leden."
Lees het verslag hier.
Eerst even voor jezelf lezen
Rechtbank 's-Gravenhage 21 december 2006, Intramed tegen Micromais
Vordering tot de opheffing van conservatoire derdenbeslagen onder een 8-tal (maatschappen van) fysiotherapeuten naar aanleiding van een geschil over auteursrechten op programmatuur.
Lees hier het vonnis.
Familieomstandigheden (3)
Albert Ploeger (Houthoff Buruma): Commentaar bij Rechtbank Amsterdam, 14 december 2006, LJN: AZ4480. Eisers tegen gedaagden (portretrecht bij gestelde kinderontvoering).
Op 14 december 2006 heeft de rechtbank Amsterdam vonnis gewezen in een zaak waar een beroep is gehonoreerd op het in artikel 21 Aw genoemde redelijk belang van de geportretteerde, waarbij een (hoge) proceskostenveroordeling conform richtlijn 2004/48 is uitgesproken.
Op zich een voor de hand liggende gedachte: de eiser beroept zich op een bepaling uit de Auteurswet, dus zal er wel sprake zijn van het toepassingsgebied van de handhavingsrichtlijn. Maar is dit zo? De richtlijn ziet op de handhaving van intellectuele eigendomsrechten. Van handhaving door eisers van een auteursrecht is geen sprake. Integendeel, artikel 21 Aw regelt de verhouding van de geportretteerde jegens de auteursrechthebbende op het portret. Wat naar goed gebruik als "portretrecht" wordt aangeduid, is geen absoluut recht. Artikel 21 Aw geeft een beperking op het auteursrecht door te bepalen dat de openbaarmaking van een portret jegens de geportretteerde onrechtmatig kan zijn indien een redelijk belang van de geportretteerde zich tegen die openbaarmaking verzet.
Op 13 april 2005 heeft de Commissie in een mededeling (2005/295/EC; L 94/37) een nadere uitleg gegeven aan het toepassingsgebied van de handhavingsrichtlijn (artikel 2 lid 1). De Commissie heeft een niet limitatief bedoelde opsomming gegeven van hetgeen onder intellectuele eigendomsrechten dient te worden verstaan, waaronder auteursrechten. (NB De in de Engelse versie genoemde "rights related to copyrights" zijn de naburige rechten). De hamvraag zal dus zijn: is wat wij het "portretrecht" noemen te zien als een - onder het auteursrecht vallend c.q. niet expliciet in de opsomming opgenomen - recht van intellectuele eigendom. Gelet op de doelstelling van de richtlijn en de tekst van artikel 2 lid 1, die zien op de handhaving door rechthebbenden van intellectuele eigendomsrechten, komt het mij voor dat het beroep van een geportretteerde op een redelijk belang tegen de openbaarmaking van zijn portret jegens de rechthebbende op het intellectuele eigendomsrecht op het portret, niet onder het toepassingsgebied van de richtlijn valt. Dit is in lijn met eerdere commentaren van Hugenholtz (Pres. Rb Utrecht 18 maart 1999, AMI 1999-6, p. 94-96) en Schuijt (Pres. Rb Amsterdam 28 januari 2000, Mediaforum 2004-4, nr. 26) bij uitspraken waarin portretrecht naar hun oordeel ten onrechte als intellectueel eigendomsrecht in de zin van het TRIPs-verdrag werd beschouwd.
In de onderhavige zaak ging het om een privacy gerelateerde kwestie: het zonder toestemming openbaarmaken van foto's van kinderen op een website over ontvoerde kinderen. Het verzet tegen deze openbaarmaking lijkt mij geen zaak waarop de handhavingsrichtlijn ziet. Of is hier sprake van reflexwerking? Als je kijkt vanuit het perspectief van een artiest of profvoetballer die zijn portret kan verzilveren en van wiens portret door een derde zonder toestemming schaamteloos gebruik van gemaakt wordt uit winstbejag, dan kun je je daar nog iets bij voorstellen. Moet de conclusie dan zijn dat het al dan niet vallen binnen het toepassingsgebied van de richtlijn afhangt van de context waarin een beroep op het portretrecht gedaan wordt? Wie het weet mag het zeggen.
AP.
Heffingsberichten
Persbericht Ministerraad: "Geen thuiskopieheffing op MP3-spelers en DVD-recorders. De ministerraad heeft ingestemd met een ontwerp-AMvB van minister Hirsch Ballin van Justitie waardoor MP3-spelers en DVD-recorders buiten de thuiskopieheffing vallen.
Deze AMvB heeft tot doel de voorwerpen aan te wijzen waarop een zogenoemde thuiskopievergoeding rust. Dit is een auteursrechtelijke vergoeding voor het vastleggen van beschermde werken (zoals muziek en films) op blanco informatiedragers (zoals cd’s en dvd’s).
Op grond van de Auteurswet is de Stichting Onderhandelingen Thuiskopievergoedingen (SONT) bevoegd om deze voorwerpen aan te wijzen. Artikel 16c van de Auteurswet biedt de mogelijkheid om deze voorwerpen - ongeacht de besluitvorming door de SONT - ook bij AMvB vast te stellen. De ministerraad heeft ermee ingestemd dat het ontwerpbesluit voor advies aan de Raad van State zal worden gezonden. De tekst van het besluit wordt openbaar bij publicatie in het Staatsblad."
Lees het persbericht ook hier.
Droog commentaar
Kort commentaar Dirk Visser bij Rechtbank 's Gravenhage, 20 december 2006, KG ZA 06-1347, Watts Industries Netherlands tegen Nieuwenhuis Handelsonderneming B.V. (Douchekolom Ocean).
In zijn vonnis van 20 december 2006 in de zaak Watts/Nieuwenhuis overweegt de rechtbank over de vraag of het gebruik van het woord Ocean op onderstaande wijze inbreuk maakt op het woordmerk Ocean van eiseres:
“4.16. Naar voorlopig oordeel is er aanleiding om te veronderstellen dat Nieuwenhuis het teken Ocean gebruikt als een aanduiding inzake soort, bestemming of andere kenmerken van de douchekolom, met name doordat zij het teken Ocean hanteert als een modelaanduiding van een van de douchekolommen die zij onder het merk SANISCAPE in het verkeer brengt. Met het teken Ocean benadrukt zij de overvloedig ‘waterige’ bestemming van de waar.
4.17. Voorshands dient het gebruik van een aanduiding als Ocean als modelaanduiding van een douchekolom ook als een eerlijk gebruik in de handel, in de zin van artikel 2.23 lid 1 sub b BVIE te worden aangemerkt. Hierbij weegt de voorzieningenrechter mee dat het merk OCEAN, als het al normaal gebruikt wordt, in elk geval geen bekend merk is en dat er geen enkele aanleiding is te veronderstellen dat door het gebruik van de modelaanduiding Ocean bij het publiek verwarring zal ontstaan met producten afkomstig van Watts Industries of dat het publiek zal gaan denken dat dit product, dat door Nieuwenhuis onder het merk SANISCAPE in het verkeer wordt gebracht, van Watts Industries of aan haar verbonden ondernemingen afkomstig is. Aan de eerlijkheid van het gebruik wordt ook bijgedragen doordat de aanduiding Ocean een gevoel oproept – het gevoel van een bruisende overvloed aan water - dat passend is bij een douchekolom”.
Commentaar:
De redenering is dat het gebruik van het woord ‘Ocean’ als ‘modelaanduiding’ geen merkinbreuk zou opleveren, omdat gedaagde “het teken Ocean gebruikt als een aanduiding inzake soort, bestemming of andere kenmerken van de douchekolom”. “Met het teken Ocean benadrukt zij de overvloedig ‘waterige’ bestemming van de waar”. Er is tevens sprake van “een eerlijk gebruik in de handel, in de zin van artikel 2.23 lid 1 sub b BVIE”. “Aan de eerlijkheid van het gebruik wordt ook bijgedragen doordat de aanduiding Ocean een gevoel oproept – het gevoel van een bruisende overvloed aan water - dat passend is bij een douchekolom”.
De door de rechtbank gevolgde redenering lijkt mij onjuist. Tenzij gesteld en gebleken zou zijn dat ‘Ocean’ een in de handel gebruikelijke aanduiding is voor een bepaald type douchekolom, is artikel 2.23 lid 1 sub b BVIE in dit geval naar mijn mening niet van toepassing.
Noch het benadrukken van “de overvloedig ‘waterige’ bestemming van de waar”, noch het oproepen van “het gevoel van een bruisende overvloed aan water - dat passend is bij een douchekolom” valt m.i. onder de reikwijdte van artikel 2.23 lid 1 sub b BVIE
DV
Lees het vonnis hier.
Een zilte douche
Rechtbank 's Gravenhage, 20 december 2006, KG ZA 06-1347, Watts Industries Netherlands tegen Nieuwenhuis Handelsonderneming B.V.
Merkenrecht. Ocean heeft weinig onderscheidend vermogen voor waterige producten als douchekolommen.
Watts is een producent van onder meer waterappendages in alle maten, aansluitingen en uitvoeringen, zoals keerkleppen, appendages voor CV en warmwater installaties en vlinderkleppen voor industriële toepassingen. Watts is de houder van de twee Benelux woordmerken OCEAN voor verschillende klassen, het Benelux beeldmerk OCEAN en het Benelux beeldmerk WATTS OCEAN.
Nieuwenhuis houdt zich als groothandel bezig met de im- en export van huishoudelijke artikelen en doe-het-zelfartikelen. Nieuwenhuis is houdster van het merk Saniscape dat zij gebruikt voor, kort gezegd, sanitaire producten.
In de zogeheten KARWEI-krant van de gelijknamige marktketen Karwei werd een door Nieuwenhuis geleverde douchekolom aangeboden onder de naam “Douchekolom Ocean”. Rechtsboven in de advertentie stond ook het logo van Saniscape afgebeeld. Op de douchekolom zelf zijn geen merk- of modelaanduidingen aangebracht. De aanduiding Ocean was wel aangebracht op de verpakking.
Watts heeft Nieuwenhuis gesommeerd de veronderstelde merkinbreuk te staken. Nieuwenhuis is naar eigen zeggen zonder dat zij daartoe gehouden was grotendeels aan de eisen van Watts tegemoetgekomen. Watts acht de toezeggingen van Nieuwenhuis niet voldoende en start een kort geding.
Watts stelt hieraan ten grondslag de inbreuk op de merkrechten van Watts, de weigering van Nieuwenhuis om aan te geven of en zo ja, hoeveel inbreukmakende producten zich nog bij Karwei en eventuele overige afnemers bevinden, het feit dat Nieuwenhuis niet ingaat op de eis om de inbreukmakende producten onmiddellijk om te stickeren, tezamen met de weigering van Nieuwenhuis om te verklaren dat inbreuk is gemaakt op aan Watts toekomende merkrechten.
De Voorzieningenrechter stelt vast dat aannemelijk is dat de douchekolommen met de aanduiding Ocean van de markt zijn verdwenen. Gegeven echter de plaatsing van de advertentie in de Karweikrant en de verkopen van het product, leidt de toezegging van Nieuwenhuis en de uitvoering daarvan, zonder dat daar een boetebeding aan is verbonden, er niet toe dat de merkhouder zijn spoedeisende belang bij een gerechtelijk verbod en dwangsom verliest.
De Voorzieningenrechter stelt voorop dat het merk OCEAN voor de waren zoals Watts produceert of levert enig (producten die in het watermanagement worden toegepast), maar niet veel onderscheidend vermogen heeft. Dat ligt anders bij het merk WATTS OCEAN vanwege het onderscheidende deel WATTS. Een en ander voert tot het voorlopig oordeel dat het teken Ocean niet overeenstemt met het merk WATTS OCEAN. In dat merk overheerst het deel Watts. Het enkele teken Ocean, dat eerder beschrijvend dan onderscheidend is, stemt daar dan ook onvoldoende mee overeen. Hierbij is ook relevant dat de waren van partijen niet of nauwelijks soortgelijk zijn. Ten slotte richten beide partijen zich ook nog eens op een verschillend publiek.
Ten aanzien van de stelling van Nieuwenhuis dat Watts haar merken WATTS OCEAN en OCEAN niet normaal gebruikt heeft overweegt de Voorzieningenrechter als volgt.
Normaal gebruik van het merk WATTS OCEAN wordt voorshands aangenomen vanwege het gegeven dat de vennootschap tot voor enige tijd nog Watts Ocean was geheten en dat zij daarmee ook naar buiten trad, ook bij de presentatie van haar producten, hetgeen een aanwijzing oplevert voor normaal gebruik. Het normaal gebruik van de beeldmerken OCEAN wordt niet aangenomen. Ten aanzien van het woordmerk OCEAN oordeelt de Voorzieningenrechter voorshands dat er geen sprake is van merkgebruik bij het gebruik van de aanduiding “patent ocean” op keerkleppen. Deze aanduiding is in feite een verwijzing naar het inmiddels vervallen octrooi van een thans niet meer bestaande octrooihouder met de handelsnaam Ocean. Het is niet een teken dat de waar identificeert. Het publiek zal het teken Ocean opvatten als een handelsnaam van de houder van het “patent”, niet als een merkaanduiding.
De Voorzieningenrechter overweegt – voor het geval dat het normaal gebruik van het woordmerk OCEAN op een later moment blijkt – dat Nieuwenhuis het teken Ocean gebruikt als modelaanduiding van een van de douchekolommen die zij onder het merk SANISCAPE op de markt brengt, hetgeen als een eerlijk gebruik in de handel in de zin van artikel 2.23 lid 1 sub b BVIE kwalificeert.
De vorderingen van Watts worden afgewezen.
Lees het vonnis hier.