Verticale prijsbinding geen toegestane opzeggingsgrond
Vzr. Rechtbank Den Haag 13 november 2014, IEF 14455 (Tronios tegen Dertronics)
Contractenrecht. Mededingingsrecht. Merkenrecht. Tronios drijft een groothandel en Dertronics heeft een detailhandel in elektronische apparatuur. Tronios communiceert de MAP- (Minimum Advertising Price) en RIP- (Retail Internet Price) prijzen van haar producten en wenst graag aanpassing van de minimumprijzen op de site van Dertronics, herhaaldelijk wordt hier niet aan voldaan en wordt de samenwerking beëindigd. Op basis van het mededingingsrecht is het opleggen van verticale prijsbinding niet toegestaan. De overeenkomst is in stand gebleven en dat Dertronics is op grond van de onbepaalde duurovereenkomst gerechtigd gebruik te maken van de TRONIOS-merken en het verstrekte beeldmateriaal. De vorderingen worden afgewezen.
4.6. Dertronics stelt dat de feitelijke reden dat de Overeenkomst is opgezegd, is dat zij zich niet naar wens hield aan de MAP- en de RIP-prijzen die Tronios B.V. haar trachtte op te leggen. De voorzieningenrechter acht voorshands aannemelijk dat dit – en dus niet de door Tronios c.s. genoemde reden – de werkelijke grond is van de opzegging. Daartoe is redengevend dat uit de correspondentie tussen Tronios B.V. en Dertronics van vóór de opzegging van de Overeenkomst, steeds dit naar voren komt als het probleem dat het hete hangijzer is voor Tronios B.V., terwijl uit die correspondentie in het geheel niets blijkt van andere factoren die de relatie tussen Tronios B.V. en Dertronics onder druk deden staan.4.7. Met Dertronics is de Voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat met het voorschrijven van het hanteren van door Tronios B.V. bepaalde prijzen als MAP (zijnde: Minimum Advertising Price) en RIP (zijnde: Retail Internet Price) een verticale prijsbinding tot stand wordt gebracht. Verticale prijsbinding wordt door het mededingingsrecht in beginsel niet toegestaan. Tronios c.s. heeft onvoldoende aangevoerd waaruit zou kunnen blijken dat onder de gegeven omstandigheden geen sprake is (van een vorm) van verticale prijsbinding dan wel sprake was (van een vorm) van toegelaten verticale prijsbinding. Gelet hierop is de voorzieningenrechter voorshands het oordeel toegedaan dat het feit dat een detaillist zich niet conformeert aan de minimumprijzen die een groothandel tracht op te leggen, een onoorbare grond vormt voor die groothandel om een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd met deze detaillist te beëindigen. Alle gegeven omstandigheden bij elkaar genomen, maken dat hier Tronios B.V. geen beroep toekomt op de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid van artikel 6:248 lid 1 BW ter zake van de door haar beoogde opzegging van de Overeenkomst bij brief van 3 juni 2014. Die brief heeft daarmee niet het bedoelde effect gehad in de zin dat de Overeenkomst daarmee niet is geëindigd.
4.8. Nu gesteld noch gebleken is dat Tronios c.s. overigens de Overeenkomst heeft opgezegd of beëindigd, moet het er voorshands voor worden gehouden dat deze in stand is gebleven en dat Dertronics thans nog op grond van de Overeenkomst gerechtigd is gebruik te maken van de TRONIOS merken en het door Tronios B.V. verstrekte beeldmateriaal. De vorderingen stuiten daarop af.
Frankrijk: ISP's moeten The Pirate Bay blokkeren voor abonnees
Tribunal de grande instance de paris 4 décembre 2014, IEF 14454, (SCCP contre Orange, Free, SFR, Bouygues)
Bijdrage ingezonden door Bastiaan van Ramshorst, Stichting BREIN: De rechtbank in Parijs heeft de vier grootste Franse ISP's die tezamen 90% van de markt bedienen, opgedragen de toegang tot The Pirate Bay te blokkeren evenals verscheidene mirror en proxy sites die dienen om blokkering te omzeilen.
Het argument dat blokkering moet worden afgewezen omdat die omzeild kan worden is uitdrukkelijk niet door de rechter gehonoreerd. The Pirate Bay wordt nu in 11 EU landen geblokkeerd. In Nederland ligt de blokkering voor aan de Hoge Raad. Het hof had de blokkering in hoger beroep afgewezen omdat gebruikers naar andere illegale sites zouden gaan. Nederlands bezoek aan The Pirate Bay was wel met 80% afgenomen gedurende de periode dat die voor de afwijzing geblokkeerd was.
Lees verder
Vrijwaring vanwege verklaarde vrijhandel binnen EU
Rechtbank Den Haag 26 november 2014, IEF 14453 (Converse tegen Van Caem en Goeiemode)Incident. Namaak. Converse. Vrijwaring. Goeiemode voert aan dat, zo de vorderingen van Converse jegens haar toewijsbaar zouden zijn, VCS haar zou moeten vrijwaren, omdat VCS aan Goeiemode heeft verklaard ervoor in te staan dat de schoenen die zij aan Goeiemode heeft geleverd origineel en vrij verkoopbaar binnen de EU zouden zijn. Ook zonder die verklaring is VCS toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de koopovereenkomsten, aldus Goeiemode. De rechtbank staat in het vrijwaringincident Goeiemode toe Van Caem Sports (VCS) in vrijwaring te dagvaarden en bepaalt dat de procedure wordt gevoegd met VCS tegen SMATT [IEF 14452].
3.1. Goeiemode vordert dat de rechtbank haar zal toestaan VCS in vrijwaring op te roepen. Goeiemode voert aan dat, zo de vorderingen van Converse jegens haar toewijsbaar zouden zijn, VCS haar zou moeten vrijwaren, omdat VCS aan Goeiemode heeft verklaard ervoor in te staan dat de schoenen die zij aan Goeiemode heeft geleverd origineel en vrij verkoopbaar binnen de EU zouden zijn. Ook zonder die verklaring is VCS volgens Goeiemode, in het geval van toewijzing van de vorderingen van Converse, toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de tussen Goeiemode en VCS gesloten koopovereenkomsten. Om die reden is zij gehouden de schade van Goeiemode te vergoeden, aldus Goeiemode.
4.2. Een vordering tot oproeping van een derde in vrijwaring is in beginsel toewijsbaar indien een partij krachtens een rechtsverhouding met een derde de gevolgen van een veroordeling in de hoofdzaak op die derde kan verhalen. Goeiemode heeft voldoende gemotiveerd en concreet gesteld dat zij, indien de beslissing in de hoofdzaak voor haar nadelig zal uitvallen, geheel of gedeeltelijk verhaal heeft op VCS. De incidentele vordering Goeiemode toe te staan VCS in vrijwaring op te roepen zal dan ook worden toegewezen, gelet op het feit dat de aangevoerde gronden die vordering kunnen dragen en Converse zich niet heeft verzet tegen toewijzing van deze vordering. De vrijwaringszaak kan worden aangebracht tegen de zitting van 21 januari 2015, zodat VCS kan concluderen voor antwoord in de vrijwaringszaak op dezelfde roldatum als hierna voor de hoofdzaak wordt bepaald.
4.4. Voeging van zaken op grond van artikel 222 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dient onder meer te worden toegestaan indien bij dezelfde rechter verknochte zaken aanhangig zijn. Aan dit vereiste is ten aanzien van de onderhavige hoofdzaak en de vrijwaringszaak tegen SMATT met zaaknummer C/09/466731 HA ZA 14/633 voldaan. Nu VCS en Goeiemode zich aan het oordeel van de rechtbank refereren, zal de voegingsvordering worden toegewezen.
Vrijwaringen vanwege toegezegde vrijhandel binnen EER
Rechtbank Den Haag 26 november 2014, IEF 14452 (Van Caem Sports tegen SMATT)Incident. Namaak. Converse. Vrijwaring. VCS is toegestaan SMATT in vrijwaring op te roepen. SMATT heeft goederen ingekocht bij Dieseel en Fairview en dat door deze partijen zou zijn toegezegd, althans gepretendeerd, dat het originele Converse producten betreft die vrij te verhandelen zijn binnen de EER. De rechtbank staat toe om Dieseel en Fairview te dagvaarden, waar zij zich kunnen stellen. VCS wordt in de kosten van het incident veroordeeld.
2.1 (...)VCS meent dat zij heeft mogen vertrouwen op garantieverklaringen die door SMATT zijn afgegeven ten aanzien van – kort gezegd – de vrije verhandelbaarheid van de schoenen in de EER en dat zij terzake een eigen recht jegens SMATT heeft. VCS vordert op die grond, zakelijk weergegeven, veroordeling van SMATT tot betaling aan VCS van datgene waartoe VCS in de procedure tegen Converse mocht worden veroordeeld.
4.5. De onderhavige hoofdprocedure is bij vonnis van heden in de procedure met zaak- rolnummer C/09/454667 / HA ZA 13-1291 tussen Converse en VCS met die procedure gevoegd. Gelet daarop wordt de hoofdprocedure verwezen naar de rol van 4 maart 2015 om tezamen met de procedure tussen Converse en VCS te worden voortgezet. De vrijwaringsprocedure zal worden verwezen naar de rol van 21 januari 2014 waar Dieseel en Fairview zich kunnen stellen, waarna de vrijwaringsprocedure zes weken wordt aangehouden voor de conclusie van antwoord van Dieseel en Fairview. Dieseel en Fairview kunnen aldus op dezelfde datum antwoorden als SMATT.
Auteursrechtdebat: Papieren tijgers terug in hun hok
|
In 2011 concludeerde ik al eens dat het verbieden van P2P delen een verloren race is [BIE 2011-5, p. 160 e.v. ]. Het gaat te sterk in tegen het biologische mechanisme van delen. Dingen met elkaar delen fungeert als sociaal bindmiddel. Anderzijds moet de maker erkenning krijgen en beloond worden voor zijn innovatie, zodat hij zich blijft inzetten voor de vooruitgang. Eigenlijk gaat het om het aloude biologische principe dat er evenwicht moet zijn tussen het belang van het individu en het belang van de groep waar hij deel van uitmaakt. Als je de kaas van je brood laat eten, zal dat je gezondheid aantasten. Maar als je een ander niets gunt, zal je geïsoleerd raken en nooit meer aan kaas kunnen komen. Houdt rekening met een ander zoals je ook op jezelf past, dat is de biologische basisregel van het hele recht. Het recht zorgt met andere woorden voor een balans tussen het eigen belang en het groepsbelang, opdat ze kunnen samenwerken, groeien en zich verspreiden. |
Wie het laatst lacht, verkrijgt merkbescherming
Bijdrage ingezonden door Michiel Heffels, Lena Kröger, Spiegeler advocaten. Merkenrecht. Duitsland. Sinds 2012 heeft de Duitse stad Düsseldorf een nieuw logo. In dikke rode letters lacht het je toe als je logo dusseldorfbezoekt. Volgens vertegenwoordigers van de stad moet het nieuwe logo het positieve Lebensgefühl van Düsseldorf auf den Punkt bringen. Jammer alleen dat men voor een bestaand concept koos. Zowel Denemarken als Dubrovnik gebruikten eerder al de lachende “:D” ter promotie van hun land en stad. De lachende D van Denemarken is zelfs qua ontwerp volledig identiek.
Nog frappanter is het dat Düsseldorf sinds afgelopen maand de trotse houder van het beeldmerk :D is. Dit logo werd al begin 2013 samen met het beeldmerk :DÜSSELDORF aangevraagd, maar vanwege oppositie tegen de inschrijving, is de registratie pas nu een feit. Aan het OHIM zelf lag het niet; zij had geen enkel bezwaar tegen inschrijving van een emoticon als beeldmerk. Het Deutsche Patent und Markenamt (DPMA) was kritischer – de aanvraag is sinds augustus 2012 aanhangig en er is nog geen beslissing in zicht. Nu maakt het na de registratie als Gemeenschapsmerk voor bescherming in Duitsland niet echt meer uit dat het DPMA kennelijk een strengere toets hanteert, maar het is toch opmerkelijk dat een nationaal merkenbureau blijkbaar van mening verschilt met een overkoepelend Europees orgaan.
Er bestaat niet voor het eerst verschil van inzicht op Europees en nationaal niveau over de registratie van emoticons als merk. Al sinds 2008 staat de smiley :-) als merk bij het OHIM ingeschreven; merkhouder is een Fins bedrijf. Opmerkelijk is dat het Finse Patent en Registratiebureau door de Finse bestuursrechter terug is gefloten en zij in 2012 de in 2006 in Finland als merken beschermde emoticons :-), =), =(, :) en :( uit het nationale merkenregister moest schrappen. De redenering van de rechter kwam erop neer dat de smiley publiek domein was en dus niet als merk had mogen worden beschermd.
Vergelijkbare betogen zijn ook gehouden toen in 2008 de Russische entrepreneur Oleg Teterin met veel bombarie beweerde het emoticon ;-) te hebben laten beschermen en aankondigde hiervoor (vrij vertaald) “niet al te hoge licentiekosten” van enige tienduizenden dollars te willen heffen. Het is niet erg aannnemelijk dat Oleg Teterin ook maar iets heeft kunnen verdienen aan zijn beweerdelijk verkregen merk.
Michiel Heffels en Lena Kröger
Auteursrechtdebat: Muziek herovert de wereld
Na het tijdperk van de downloads krijgt streaming de laatste jaren steeds meer de overhand. Zoals altijd doet iedere nieuwe vorm van muziekexploitatie stof oplaaien. Het verbaast dan ook niet dat streaming onder vuur ligt. Het verbaast wel dat het sentiment rondom streaming op oneigenlijke wijze ingekleurd wordt. De prijs van een stream vergelijken met de prijs van een download – of zo u wilt: de prijs van een CD, LP of cassette – is als appels met peren vergelijken. De marktmechanismen en neveneffecten van het streamen van muziek zijn niet een-op-een te vergelijken met de muziekverkoop via fysieke dragers en downloads. |
Streaming afschieten met het argument dat artiesten per gespeelde track ‘maar een paar tienden van een cent’ zouden kunnen ontvangen, maakt blind voor de in mijn optiek veel belangrijkere positieve neveneffecten van streaming. Grote aantallen streams duidt op een grote groep luisteraars/fans en dus serieuze belangstelling in zowel muziek als artiesten. Kunst is dan om deze belangstelling vast te houden en uit te breiden. Tienden van centen per stream omzetten in bijvoorbeeld de aanschaf van concertkaartjes, vinyl (!) en merchandise, vormt voor artiesten de echte uitdaging. Al dan niet met behulp van geïntegreerde social media en verzameling en analyse van Big Data. Muziek als zuiver promotiemiddel van artiesten, is het niet ooit zo bedoeld? |
BBIE-serie november 2014
Merkenrecht. We beperken ons tot een maandelijks overzicht van de oppositiebeslissingen van het BBIE. Recentelijk heeft het BBIE een serie van viertal oppositiebeslissingen gepubliceerd die wellicht de moeite waard is om door te nemen. Zie voorgaand bericht in deze serie: BBIE-serie oktober 2014.
27-11 | Moszkowicz Moszkowicz Moszkowicz en Moszkowicz Advocaten | Moszkowicz | Afgew. | nl | ||
21-11 | DAVINCI GOURMET | DA VINCI ROYAL | Toegew. | nl | ||
10-11 | STRIVA | STRADA | Afgew. | nl | ||
07-11 | Afgew. | nl |
AG concludeert tot vernietiging en verwijzing Ajax-vesten-arrest
Conclusie AG HR 5 december 2014, IEF 14447 (Ajax tegen Lezer)Conclusie ingezonden door Sven Klos, Klos Morel Vos & Schaap. Merkenrecht. Slaafse nabootsing. Procureur-Generaal concludeert tot vernietiging en verwijzing. Inleiding: Profvoetbalclub Ajax probeert in deze procedure een einde te maken aan de verkoop van bepaalde vesten door Lezer, een handelaar in merchandising bij de Amsterdam ArenA, het voetbalstadion van Ajax. Volgens Ajax is sprake van merkinbreuk, subsidiair onrechtmatig handelen door Lezer. Lezer stelt dat hij - naast de officiële Ajax-merchandising - 'Amsterdamsouvenirs' verkoop en dat vesten uit de laatste categorie niet door Ajax kunnen worden tegengehouden.
De Amsterdam rechtbank verklaart de twee door Ajax in geroepen rood-witte Benelux beeldmerken nietig, omdat deze niet door de strikte kleurmerkentest zouden komen en komt niet tot een merkinbreuk, maar oordeelt wel dat Lezer onrechtmatig handelt tegenover Ajax. Het Amsterdamse hof [IEF 13159] oordeelt dat de beeldmerken wel geldig zijn, omdat het geen abstracte kleur(combinatie)merken betreft, maar gaat om beeldmerken met de kleuren rood en wit aangebracht in een concrete grafische voorstelling. Merkinbreuk wordt door het hof afgewezen, nu het hof een geringe beschermingsomvang aan deze beeldmerken toekent en "onvoldoende gelijkenis" ziet om tot "relevante overeenstemming" te kunnen concluderen. Ook acht het hof geen sprake van onrechtmatig handelen van Lezer ten opzichte van Ajax. Procureur-Generaal concludeert tot vernietiging en verwijzing.
Staking onderzoek en overdracht activa niet onrechtmatig jegens licentienemer
Rechtbank Den Haag 29 november 2014, IEF 14446 (FMS tegen TNO)Licentieovereenkomst. Octrooirecht. Partijen hebben een niet-exclusieve licentieovereenkomst gesloten voor het vervaardigen en op de markt brengen van de producten (Finometer, Portapres en Beatscope) en het daarvoor benodigde gebruik van benoemde octrooien. De vraag of licentiegever bij staking onderzoeksactiviteiten en overdracht activa aan door ex-werknemers opgericht bedrijf is tekortgeschoten dan wel onrechtmatig heeft gehandeld jegens licentienemer, wordt negatief beantwoord. De rechtbank wijst de vordering af.
4.12 De in artikel 7 van de licentieovereenkomst neergelegde geheimhoudingsverplichting heeft betrekking op de door TNO aan FMS verstrekte informatie en gegevens en rust alleen op FMS. Partijen zijn geen geheimhoudings-verplichting voor TNO overeengekomen. Wel vloeit uit de exclusiviteit van de licentieverlening voort dat TNO de commerciële exploitatie van de producten door derden niet mag faciliteren, bijvoorbeeld door hen informatie te verschaffen over de producten of de octrooien. Nu partijen ook overeen zijn gekomen dat TNO geen licenties aan derden zal verstrekken op de TNO-IE voor producten met een vergelijkbare functionaliteit, houdt een redelijke uitleg van de licentieovereenkomst in dat TNO ook geen informatie aan derden mag verstrekken, waardoor deze producten met een vergelijkbare functionaliteit op de markt kunnen brengen.
4.13 TNO heeft erop gewezen dat partijen in artikel 3.2 onder a van de licentieovereenkomst overeengekomen zijn dat TNO te allen tijde gerechtigd is de producten voor zichzelf en ten behoeve van derden te gebruiken. Deze bepaling past bij het voortzetten door TNO van het onderzoek naar en de ontwikkeling van niet-invasieve bloeddruksystemen en het gegeven dat de licentieovereenkomst niet ziet op de ruimtevaartactiviteiten. Verder sluit deze bepaling aan bij de aard en inhoud van de licentieovereenkomst, waarin TNO als eigenaar van de informatie en rechthebbende op de octrooien aan FMS licentie verleent om de producten te vervaardigen en vermarkten en de octrooien met dat doel te gebruiken. Deze bepaling kan verder niet los worden gezien van de overige inhoud en kennelijke strekking van de licentieovereenkomst. Dat betekent dat de daarin neergelegde gerechtigdheid van TNO tot het gebruik van de informatie ten behoeve van derden wordt begrensd in de zin dat TNO daarmee niet mag faciliteren dat derden de producten of producten met een soortgelijke functionaliteit op de markt brengen. Daarbij geldt dat, zoals TNO terecht heeft aangevoerd, het BMEYE vrij staat om producten met een vergelijkbare functionaliteit op de markt te brengen, zolang daarmee geen inbreuk op de octrooien wordt gemaakt. TNO moet zich echter op grond van de licentieovereenkomst onthouden van het faciliteren daarvan door BMEYE toegang te verlenen tot bij TNO aanwezige, zich niet in het publieke domein bevindende ontwerpgegevens of door deze aan BMEYE te verstrekken.4.19 Anders dan FMS heeft betoogd kon zij op grond van de inhoud en de aard van de overeenkomst niet van TNO verwachten dat zij ervoor zou zorgen dat FMS nooit concurrentie zou ondervinden door “producten met dezelfde, vergelijkbare en aanvullende functionaliteit”. En, anders dan FMS stelt, bevat de overeenkomst geen non-concurrentiebeding.
4.20 Op grond van de overeenkomst is TNO reeds gehouden om op te treden tegen octrooi inbreuken en zal TNO geen licentie aan derden geven voor producten met een vergelijkbare functionaliteit. Daar hoeft zij (dus) geen afspraken over te maken met BMEYE. FMS heeft haar door TNO gemotiveerd weersproken verwijt dat TNO in strijd met de overeenkomst een licentie heeft verstrekt aan BMEYE niet geconcretiseerd of onderbouwd en dit volgt ook niet uit de feiten.
4.21 Zoals hiervoor is overwogen vloeit uit de licentieovereenkomst wel voort dat TNO derden niet zou faciliteren om de producten of producten met een vergelijkbare functionaliteit te produceren. De inhoud noch de aard van de licentieovereenkomst vergen echter van TNO dat zij met BMEYE zou afspreken dat BMEYE niet zelf producten met een vergelijkbare functionaliteit zou kunnen ontwikkelen en vermarkten of daar in de afspraken met BMEYE voorwaarden aan te verbinden.