IEF 22275
3 oktober 2024
Uitspraak

IE-klassieker: Phillips/Remington

 
IEF 22267
3 oktober 2024
Uitspraak

Schadevergoeding toegewezen voor inbreuk auteursrechten persfotografen

 
IEF 22227
2 oktober 2024
Artikel

Brinkhof Symposium op woensdag 9 oktober 2024

 
IEF 8934

Billijke compensatie voor de beperkingen van hun rechten

Rechtbank ’s-Gravenhage, 23 juni 2010, HA ZA 08-1916,Stichting NORMA, Pieter Blok, Carel Kraayenhof, c.s. tegen De Staat der Nederlanden (met dank aan Christiaan Alberdink Thijm, Solv)

Auteursrecht. Geen strijd met wet, richtlijn, driestappentoets en beginselen behoorlijk bestuur door Thuiskopie-AMvBs (Stb. 2006, 206, ongewijzigde vaststelling voorwerpen waarvoor heffing is verschuldigd, geen toevoeging nieuwe voorwerpen alsMp3-spelers en harddiskrecorders). Geen handhaving IE-rechten dus geen 1019h proceskosten.

Artikel 16c Aw bepaalt dat privé-kopiëren op informatiedragers is toegestaan, maar dat daar een heffingsregeling tegenover staat ter compensatie. De SONT, bestaande uit rechthebbenden en betalingsplichtigen, stelt de hoogte van de vergoeding vast. Op grond van de statuten van SONT beslist de voorzitter van het bestuur als men het niet eens kan worden.

In 2005 heeft de voorzitter van de SONT mp3-spelers en harddiskrecorders aangewezen als voorwerpen waarvoor in beginsel een thuiskopievergoeding verschuldigd is. Het tarief stelde hij vast op nihil. De Kroon heeft nadien bij verschillende AMvB’s anders beslist. Telkens werd bepaald dat voor mp3-spelers en harddiskrecorders geen thuiskopievergoeding kan worden geheven. Het vergoedingsstelsel werd bevroren vanwege de problematiek van onverdeelde gelden bij Stichting de Thuiskopie.

Met die AMvB’s is volgens collectieve beheersorganisatie NORMA en consorten nogal wat mis. NORMA c.s. vordert in deze zaak een verklaring voor recht dat de AMvB’s jegens haar onrechtmatig zijn. De Kroon zou – kort gezegd – niet bevoegd zijn tot het overrulen van de SONT. Daarnaast zouden de AMvB’s in strijd zijn met de wet, de Auteursrechtrichtlijn, het Eerste Protocol van het EVRM (recht op ongestoord genot eigendom), en algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

De rechtbank oordeelt dat artikel 16c Aw en 10 sub e WNR geen aanspraak geven op een billijke vergoeding per afzonderlijk type informatiedragerdrager:

4.5 Het betoog van NORMA c.s. dat de AMvBs in strijd zijn met de artikelen 16c Aw en 10 sub e WNR is ongegrond. Anders dan NORMA c.s. meent, impliceren die bepalingen niet dat rechthebbenden ten aanzien van alle voorwerpen in de zin van artikel 16c lid 1 Aw aanspraak maken op een billijke vergoeding per voorwerp. (…) De AMvBs zijn dus niet in strijd met de wet, maar regelen precies wat de wetgever voor ogen heeft gestaan.

Hiermee is volgens de rechtbank geen sprake van strijd met artikel 5 lid 2 sub b van de Auteursrechtrichtlijn, omdat die bepaling niet specificeert op welke manier rechthebbenden moeten worden gecompenseerd voor thuiskopiëren.
Interessant is dat de rechtbank overweegt dat niet is aangetoond dat de totale door NORMA c.s. ontvangen compensatie onbillijk is. De Thuiskopievergoeding die NORMA c.s. op dit moment ontvangt zou een billijke compensatie kunnen zijn voor alle toegestane thuiskopieën – met inbegrip van mp3-spelers en harddiskrecorders. Nu onbillijkheid niet is aangetoond kan geen sprake zijn van schending van de driestappentoets:

4.8 Volgens NORMA c.s. schenden de AMvBs de derde stap van de in artikel 5 lid 5 van de richtlijn opgenomen driestappentoets. Omdat geen compensatie plaatsvindt voor bet nadeel dat wordt geleden ten gevolge van het door de wetgever geoorloofde privékopiëren op mp3-spelers en harddiskrecorders worden, naar NORMA c.s. stelt, de wettige belangen van de rechthebbenden onredelijk geschaad. Daargelaten de vraag of deze bepaling rechtstreekse werking heeft, hetgeen de Staat bestrijdt, gaat dit betoog niet op omdat niet is aangetoond dat de totale ontvangen compensatie als onbillijk moet worden beschouwd. Ervan uitgaande dat de rechthebbenden billijke compensatie ontvangen voor de beperkingen van hun rechten kan dus niet worden geoordeeld dat niettemin hun rechten onredelijk worden geschaad.

Ook het creatieve beroep op het Eerste Protocol van het EVRM sneuvelt (o.m.) op dit punt:

4.10 (…) Het enkele feit dat NORMA c.s. niet voor elk voorwerp waarop de beperking van toepassing is afzonderlijk een vergoeding ontvangt, is [onvoldoende voor aannemen van ontneming van eigendom], omdat het totale bedrag dat NORMA c.s. aan thuiskopievergoedingen ontvangt wel voldoende compensatie kan vormen voor de beperking in zijn geheel.

Tenslotte een opfriscursus bestuursrecht. De rechtbank oordeelt dat de AMvBs geen strijd opleveren met het verbod op willekeur. Dat verbod wordt alleen overtreden indien de Staat, alle belangen in aanmerking genomen, in redelijkheid niet tot de AMvBs heeft kunnen komen.

4.13 In dit geval heeft de Kroon geoordeeld dat, gelet op de (…) problemen bij de verdeling van de thuiskopievergoedingen, de belangen van de rechthebbenden tijdelijk niet opwogen tegen de belangen van de betalingsplichtigen en consumenten en het algemene belang om de legitimiteit van het stelsel [te] bewaren. Dat is niet onredelijk.

De Staat wordt in het gelijk gesteld. Geen 1019h proceskosten:

4.17 (…) De proceskosten zullen, anders dan de Staat heeft gevorderd, niet worden begroot overeenkomstig artikel 1019h Rv. NORMA c.s. stelt weliswaar dat er sprake is van een “schending van intellectuele eigendomsrechten” (…), maar de rechtbank begrijpt dat NORMA c.s. niet bedoelt dat de Staat aan de rechthebbenden voorbehouden handelingen verricht, maar dat de Staat onvoldoende compensatie biedt voor de wettelijke thuiskopiebeperking. Er is daarom geen sprake van handhaving van die intellectuele eigendomsrechten in de zin van 1019 Rv.

Lees het vonnis hier.

IEF 8933

Deep Packet Inspection

Kamerstuk 29838 nr. 28, vergaderjaar 2009-2010, 2e Kamer. Auteursrechtbeleid; Brief commissie; Brief van de Werkgroep Auteursrecht aan de commissies voor Justitie en voor Economische Zaken n.a.v. het gesprek van 14 april j.l. over het laten vervallen van passages in het rapport "Deep Packet Inspection (DPI)"

“Door middel van deze brief wil de werkgroep Auteursrecht graag bevestigen hetgeen zij eerder heeft medegedeeld in het gesprek met uw commissies op 14 april 2010. Daarin stelde zij dat bij nader inzien de passages in haar rapport over Deep Packet Inspection (DPI), evenals de aanbeveling op dit punt (Kamerstuk29 838 / 31 766, nr. 19 (herdruk) ) als vervallen dienen te worden beschouwd. De passages hebben voor veel onduidelijkheid gezorgd en soms tot apert onjuiste conclusies geleid. De werkgroep is voorts van mening dat door het toespitsen van de discussie op technieken als DPI het onderwerp auteursrechten als geheel teveel in de verdrukking komt.

Lees de brief hier

IEF 8932

De Nieuwste Niche

Van Rappard IE is een initiatief van Godert van Rappard die zich hiermee als zelfstandig advocaat in mei 2010 heeft gevestigd en stelt zich ten doel kwalitatief hoogwaardige juridische bijstand te verlenen tegen concurrerende tarieven. Van Rappard IE  richt zich op het intellectuele eigendomsrecht en het daarmee samenhangende overeenkomstenrecht. Van Rappard IE is er voor een ieder die geconfronteerd wordt met intellectuele eigendomsrechten waarbij juridische bijstand geboden is.”

IEF 8931

Een uitwendige inspectie van het waargenomen werk

Monoblock TecairGerechtshof Leeuwarden, 22 juni 2010, IFE-Tebel Technologies B.V. tegen Tecair Holding B.V. (met dank aan Christiaan Alberdingk Thijm, Solv)

Auteursrecht. Deursystemen openbaar vervoer. Geschil dat stoelt op complex van bedrijfovergangen, voortzettingen naamswijzigingen, samenwerkingen, gezamenlijke eigendommen en  faillissementen. Heel kort gezegd stelt eiser IFE-Tebel dat de IE rechten en aanzien van “rolling stock business” aan haar toekomen en dat gedaagde daarop inbreuk maakt. Het hof bekrachtigt i.c. het (afwijzende) vonnis in eerste instantie (Rechtbank Leeuwarden, 11 juni 2008, IEF 6255). Geen auteursrecht wegens technische bepaaldheid, geen geschriftenbescherming (niet openbaar), artikelnummers niet op grond van enig intellectueel eigendomsrecht beschermd. Onvoldoende onderbouwing overige grieven.

Auteursrecht: 12. (…) Met Tecair is het hof van oordeel dat door middel van een uitwendige inspectie van het waargenomen werk moet worden vastgesteld of het voldoende subjectieve keuzen bevat om het tot een werk te stempelen. Anders dan IFE-Tcbel betoogt, is het bij de uitvoering van deze subjectiviteittest niet relevant of voor het waargenomen werk alternatieve ontwerpen mogelijk zijn.

13. Het hof is van oordeel dat de vormen van de bedoelde producten zoals deze bij pleidooi zijn getoond, te weten functionele onderdelen van een pneumatisch treindeursysteem in overwegende mate zijn ingegeven door het technisch effect ervan en niet door de eigen intellectuele invulling van de auteur. Door 1FE-Tebel is niet voldoende gemotiveerd gesteld, laat staan aannemelijk gemaakt, dat door de ontwerper van de producten destijds een aantal keuzes zijn gemaakt ten aanzien van het uiterlijk van de producten. (…)

14. In het licht van het hiervoor overwogene is het hof voorts van oordeel dat de driedimensionale producten die in de tekeningen zijn afgebeeld (een permanente magneetrem en een spiraalkabel) zonder nadere toelichting terzake van mogelijke subjectieve keuzes, die evenwel ontbreekt, vanwege het veronderstelde technische karaker geen auteursrechtelijke bescherming genieten, De tekeningen kunnen nog auteursrechtelijk beschermd zijn voor zover daarin niet-functioneel bepaalde subbjectieve trekken voorkomen, Ook daarvoor is door IFE-Tebel, gelet op de gemotiveerde betwisting van Tecair, onvoldoende gesteld,

Geschriftenbescherming: 16. Het hof overweegt dat een geschrift zonder eigen of persoonlijk karakter slechts auteursrechtelijke bescherming toekomt indien dit is openbaar gemaakt of is bestemd om openbaar gemaakt te worden. Uit de uitlatingen van IFE-Tebel ten pleidooie heeft het hof vastgesteld dat de tekeningen aan derden ter beschikking worden gesteld in het kader van de aan hen verstrekte vertrouwelijke opdrachten. Het hof is van oordeel dat vanwege het vertrouwelijke karakter van de opdrachten, niet gezegd kan worden dat de tekeningen op deze wijze openbaar zijn gemaakt danwel bestemd zijn om openbaar te maken (vgl. HR 8 februari 2002, NJ 20021515). De tekeningen genieten dus geen bescherming op grond van geschriftenbescherming.

Slaafse nabootsing: 22. (…) Het feit dat IFE-Tebel de eerste was, is in dit verband niet relevant. Bij de vraag of de producten van IFE-Tebel zich onderscheiden van andere producten gaat het immers uitsluitend om de uiterlijke verschijningsvorm. (…)

23. Het hof overweegt dat IFE-Tebel, in het licht van de daartegenover gestelde betwisting van Tecair, onvoldoende heeft onderbouwd op welke wijze haar producten onderscheidend vermogen hebben. (…)

Artikelnummers. 35. Bij de beoordeling van grief V11 neemt het hof als uitgangspunt dat de artikelnummers niet op grond van enig intellectueel eigendomsrecht zijn beschermd. De stelling dat Tecair door het gebruik van identieke anikelnummers onrechtmatig jegens IE-Tebel handelt, wordt door IFE-Tebel onvoldoende onderbouwd nu het gebruik van identieke (onbeschermde) artikelnummer alleen niet onrechtmatig is, Door IFE-Tebel zijn geen,althans onvoldoende, bijkomende omstandigheden gesteld. In het bijzonder heeft IFE-Tebel niet onderbouwd waaruit de gestelde verwarring bestaat. (…)

Lees het vonnis hier.

IEF 8930

Niet is voorzien van een gestileerde versiering

Gerecht EU,  22 juni 2010, zaak T-153/08, Shenzhen Taiden Industrial Co. Ltd tegen OHIM / Bosch Security Systems BV

Modellenrecht. Nietigheidsprocedure tegen ingeschreven gemeenschapsmodel dat communicatie-apparatuur weergeeft. Betrekkelijk grote mate van vrijheid van de ontwerper. Geen andere algemene indruk dan ouder internationaal model van Bosch. Geen eigen karakter

70. (…) het enige verschil tussen de twee betrokken modellen dat een zeker belang kan hebben, [heeft] betrekking op de klep van de scharnierende luidspreker, aangezien deze in het oudere model niet is voorzien van een gestileerde versiering, die wel aanwezig is in het litigieuze model.

71. Dit verschil is evenwel niet bijzonder uitgesproken, aangezien de kleppen van de twee modellen oneffen zijn en de versiering van het litigieuze model sterk gestileerd is.

74. De andere door verzoekster aangevoerde verschillen (…)  zijn (…) onvoldoende opvallend om de twee apparaten te onderscheiden uit het oogpunt van de geïnformeerde gebruiker, te meer omdat zij grotendeels betrekking hebben op elementen van een conferentie-eenheid die niet de aandacht van de geïnformeerde gebruiker trekken.

75. Gelet op een en ander, dient te worden geoordeeld dat het litigieuze model en het oudere model bij de geïnformeerde gebruiker dezelfde algemene indruk wekken. De kamer van beroep is dus op goede gronden tot dezelfde vaststelling gekomen in punt 20 van de bestreden beslissing, en heeft terecht daaruit afgeleid dat het litigieuze model geen eigen karakter had in de zin van artikel 6 van verordening nr. 6/2002.

Lees het arrest hier.

IEF 8929

Personalia

De Bruijn, Zivkovic, ZeestratenRecente aanwinsten Octrooi- en Merkenbureau EP&C: Gerben de Bruijn. Gerben is Europees Merkengemachtigde en heeft vele jaren ervaring als advocaat (IE), merkengemachtigde en, bij zijn laatste werkgever Shell, als bedrijfsjuist. Gerben is werkzaam in het merkenteam op de hoofdvestiging in Rijswijk.

Tijana Zivkovic, Trainee Patent Attorney. Hiervoor werkte Tijana als Trainee Patent Attorney bij Shell in Den Haag. Tijana studeerde Chemical Engineering aan de Universiteit van Belgrado, waarna zij promoveerde op het gebied van Membrane Technology aan de Universiteit Twente. Haar specialisaties zijn olieraffinage en –producten, katalyse, petrochemie en procestechnologie in het algemeen. Tijana is werkzaam in het Chemieteam in de hoofdvestiging in Rijswijk. 

Albert Zeestraten. Albert is Nederlands en Europees octrooigemachtigde en sinds 1980 in de octrooipraktijk werkzaam. In zijn functie als Associate General Counsel bij Shell  was hij verantwoordelijk was voor alle octrooizaken buiten de Verenigde Staten. Albert is werkzaam in het team chemie in de hoofdvestiging Rijswijk.

IEF 8928

Personalia

Patentwerk heeft recentelijk haar team verder uitgebreid met twee specialisten: Mari Korsten en Miew-Woen Sjauw En Wa. Het in ’s-Hertogenbosch gevestigde octrooibureau, versterkt daarmee vooral haar positie in de markt van de life sciences en algemene chemie.
 
Mari Korsen (34) studeerde af in levensmiddelentechnologie aan de Wageningen Universiteit en studeerde ook rechten aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Na het behalen van zijn Nederlandse en Europese kwalificatie als octrooigemachtigde werkte hij voor Novartis Pharma in Zwitserland. Daar was hij onder meer verantwoordelijk voor het coördineren van verschillende pan-Europese octrooirechtzaken en de octrooiportefeuille van de ‘special products’ groep. Terug in Nederland is hij als Europees octrooigemachtigde gaan werken bij Bird & Bird in Den Haag, waar hij zich vooral heeft gericht op octrooirechtszaken en het beheren van octrooiportefeuilles van food en farma bedrijven.

Miew-Woen Sjauw En Wa (37) is beëdigd Nederlands octrooigemachtigde. Sinds de afronding van zijn studie bioprocestechnologie, specialisatie celbiologie aan de Wageningen Universiteit, heeft hij uitgebreide ervaring opgedaan met octrooien. Hij begon zijn carrière op de octrooiafdeling van Numico, thans Danone. Hierna was hij enkele jaren werkzaam als octrooigemachtigde bij een octrooibureau in Den Haag. Daarna werkte hij als consultant voor de Nederlandse afdeling van het internationale advocatenkantoor Bird en Bird.

IEF 8927

Geen omkering van de bewijslast

Rechtbank ’s-Gravenhage,  16 juni 2010,  HA ZA 09-195, Zino Davidoff, Joop!, Jlo Holding Company Llc & Coty Prestige Lancaster Group tegen gedaagden

Merkenrecht. Parallelimport parfum. Geen uitputting. Geen omkering bewijslast ex Van Doren/Lifestyle, nu Davidoff weet volgens gedaagde ‘welke dépositairs in haar distributiesysteem op grote schaal zouden verkopen aan handelaren buiten het distributiesysteem.’ Geen omkering bewijslast ex. Art 150 Rv. Geen misbruik van recht omdat Davidoff c.a. haar merkrechten zou gebruiken voor ‘marktordening’. Vordering Jennifer Lopes afgewezen, aangezien merk nog niet is geregistreerd.

Omkering bewijslast: 4.2. (…)  de bewijslast ter zake de uitputting bij degene ligt die zich daarop beroept, tenzij deze er in slaagt aan te tonen dat er een reëel gevaar bestaat dat nationale markten worden afgeschermd wanneer hij dit zelf moet bewijzen. Tussen partijen is niet in geschil dat deze uitzondering zich in casu niet voordoet. (…) Integendeel, volgens de stellingen van [XY] weet Davidoff c.s. welke dépositairs in haar distributiesysteem op grote schaal zouden verkopen aan handelaren buiten het distributiesysteem, zodat de reden die ten grondslag ligt aan de uitzondering die het Hof van Justitie in dat arrest heeft geformuleerd, niet van toepassing is op de onderhavige situatie. De uitzondering diende immers ter bescherming van aan de merkhouder nog niet bekende informatie over parallel handelende distributeurs, die de merkhouder vervolgens in staat zou stellen in de toekomst markten af te schermen.

4.3. Ingevolge artikel 150 Rv zou omkering van de bewijslast voorts nog mogelijk kunnen zijn op grond van de redelijkheid en billijkheid. Van deze mogelijkheid dient terughoudend en slechts in bijzondere omstandigheden gebruik te worden gemaakt. Het feit dat Davidoff c.s. nalaat om door middel van een markering of codering aan te geven welke producten wel of niet door haar in de EER in het verkeer zijn gebracht terwijl dit voor haar mogelijk zou zijn, vormt op zichzelf geen reden tot omkering van de bewijslast. Ook de enkele, door Davidoff c.s. betwiste en niet met stukken onderbouwde, stelling van [XY] dat er veelvuldig wordt verkocht vanuit het selectief distributiestelsel van Davidoff c.s. aan niet tot dat stelsel behorende handelaren en dat Davidoff c.s. dat gedoogt, is onvoldoende om de bewijslast om te keren.

4.4. De slotsom is dat de bewijslast van de stelling dat de door hem verhandelde producten zijn uitgeput, op [XY] rust. [XY] heeft zijn stellingen ter zake naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. (…)

Misbruik van recht: 4.6. [XY] stelt voorts dat Davidoff c.s. misbruik van recht maakt door in de gestelde omstandigheden haar merkrechten te handhaven. Volgens [XY] gebruikt Davidoff c.s. haar merkrechten in dit geval niet voor de functie waarvoor deze zijn bedoeld, maar voor marktordening. Dit verweer slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Davidoff c.s. voldoende gemotiveerd dat zij er belang bij heeft om de verkoop door [XY] tegen te gaan omdat het exclusieve imago van haar merken door die verkoop kan worden geschaad aangezien [XY] niet gebonden is aan de voorwaarden van haar selectieve distributiesysteem. [XY] heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat Davidoff c.s. haar merkrechten uitsluitend met een ander doel handhaaft dan het doel, althans één van de doelen, waarvoor deze rechten zijn verleend.

4.7. Er is evenmin sprake van misbruik van recht op de grond dat het belang dat Davidoff c.s. heeft bij handhaving niet opweegt tegen de belangen van [XY] bij het ongestoord verhandelen van de niet-uitgeputte waren. [XY]’s stelling dat Davidoff c.s. de grote ‘lekken’ in haar selectief distributiesysteem ongemoeid laat is, zoals hiervoor al overwogen, in het licht van de betwisting daarvan door Davidoff c.s. onvoldoende onderbouwd. Bovendien heeft [XY] niet gemotiveerd wat zijn eigen zwaarwegende belang is, zodat de rechtbank er vanuit gaat dat dit bestaat uit zijn eigen belang bij het vrij kunnen verhandelen van de waren onder de merken van Davidoff c.s.. Onder deze omstandigheden kan niet worden aangenomen dat er sprake is van een belang dat zwaarder dient te wegen dan het belang van Davidoff c.s., zodat het beroep op misbruik van recht faalt.

Lees het vonnis hier.

IEF 8926

Dat gedaagde nog altijd achter de betreffende websites zit

Vzr. Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 16 juni 2010, LJN: BM7956, De maatschap tegen gedaagden.

Onrechtmatige publicatie op het internet, met paar IE-componenten. Eisers vorderen de verwijdering van uitlatingen over de maatschap en haar medewerkers die, zo stellen eisers, door gedaagden op diverse websites en blogs op het internet zijn gepubliceerd. Vorderingen gedeeltelijk toegewezen. Verwijzing naar Pirate Bay-vonnis i.v.m. betrokkenheid / persoon ‘achter de betreffende websites’. Inbreuk merkenrecht, auteursrecht en portretrecht niet aannemelijk. Geen 1019h proceskosten.

Betrokkenheid: 4.7.   Door eisers is in dit kader nog gewezen op een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam (LJN: BK1067). Eisers stellen zich op het standpunt dat voldoende aannemelijk is dat [gedaagde sub 1] nog altijd achter de betreffende websites zit, onder meer omdat hij niet heeft aangegeven aan wie hij de domeinnamen heeft overgedragen.

De voorzieningenrechter is echter voorlopig van oordeel dat – anders dan eisers menen – geen sprake is van een zelfde soort situatie als aan de orde in voornoemde zaak. Daarbij weegt de voorzieningenrechter met name de volgende omstandigheden mee:
-  in de door eisers aangehaalde zaak is sprake van een strafrechtelijke veroordeling door de Zweedse rechter op grond van overtreding van de “Copyright Act 1960:729” en het Zweedse wetboek van strafrecht. In deze procedure heeft de strafrechter in eerste instantie de betrokkenheid van eisers in de procedure bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam bij de website The Pirate Bay bewezen verklaard en alhoewel dit oordeel nog onderhevig is aan hoger beroep, vormt het – naar het oordeel van de voorzieningenrechter Amsterdam – wel een aanwijzing voor hun betrokkenheid;
-  in de door eisers aangehaalde zaak hebben eisers, ook na het vonnis van de Zweedse strafrechter, veelvuldig de publiciteit gezocht en daarin te kennen gegeven dat The Pirate Bay, ondanks het feit dat zij zijn veroordeeld, zal doorgaan. Daaruit moet – naar het oordeel van de voorzieningenrechter Amsterdam – worden geconcludeerd dat eisers op dat moment van mening waren, of de indruk hebben willen wekken, dat zij The Pirate Bay vertegenwoordigen, dan wel een leidinggevende rol bij de website vervullen (LJN: BK1067 rechtsoverweging 5.16 en 5.17). Van dergelijke omstandigheden is in de thans voorliggende zaak geen sprake.

4.8. Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen, zoals weergegeven onder 1 a tot en met e van de dagvaarding, zullen worden afgewezen voor zover ze betrekking hebben op andere uitlatingen dan die op “[domeinnaam]”.

Inbreuk merkenrecht, auteursrecht en portretrecht: 4.17.  Ten aanzien van de vorderingen onder 1 e en f overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Gelet op hetgeen door [gedaagde sub 2] is aangevoerd, hebben eisers onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd ter onderbouwing van hun stelling dat momenteel op de website “[domeinnaam]” (nog) foto’s staan afkomstig van werknemers van de maatschap, of dat het beeldmerk of woordmerk van [eiseres sub 1] (nog) op de website staat. Nu onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat sprake is van een inbreuk op de merk- en auteursrechten of de portretrechten van eisers, zullen de vorderingen onder 1 e en f daarom, evenals de vorderingen onder 5 en 6 in de dagvaarding, worden afgewezen.

Proceskosten: 4.18.  Er is, gelet op het relatief geringe belang van de op het intellectuele eigendomsrecht gebaseerde vorderingen van eisers en hetgeen onder 4.16 is overwogen, geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt dat de proceskosten worden berekend volgens het liquidatietarief. (…)

Lees het vonnis hier.

IEF 8925

ABC gewasbeschermingsmiddelen

HvJ EU, 17 juni 2010, conclusie A-G Trstenjak in zaak C-229/09, Rechtsanwaltssozietät Lovells tegen Bayer CropScience AG (prejudiciële vragen Bundespatentgerichts , Deutschland)

Octrooirecht. Komt voor de toepassing van artikel 3, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 1610/96 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 1996 betreffende de invoering van een aanvullend beschermingscertificaat voor gewasbeschermingsmiddelen uitsluitend een vergunning voor het in de handel brengen op grond van artikel 4 van richtlijn 91/414/EEG(2) in aanmerking of kan een certificaat ook worden afgegeven op basis van een vergunning voor het in de handel brengen op grond van artikel 8, lid 1, van richtlijn 91/414/EEG?

De A-G antwoordt (maar nog niet in het Nederlands):

1. Art. 3 Abs. 1 Buchst. b (…)  ist in dem Sinne auszulegen, dass ein ergänzendes Schutzzertifikat für Pflanzenschutzmittel nicht aufgrund einer Genehmigung für das Inverkehrbringen gemäß Art. 8 Abs. 1 der Richtlinie 91/414 des Rates vom 15. Juli 1991 über das Inverkehrbringen von Pflanzenschutzmitteln erteilt werden kann.

2. Niemand kann sich auf diese Auslegung von Art. 3 Abs. 1 Buchst. b (…) berufen, um die Nichtigerklärung von ergänzenden Schutzzertifikaten für Pflanzenschutzmittel, die vor dem Erlass des vorliegenden Urteils auf der Grundlage vorläufiger Genehmigungen für das Inverkehrbringen gemäß Art. 8 Abs. 1 der Richtlinie 91/414 beantragt worden sind, zu beantragen.

Lees de conclusie hier