IEF 22286
11 oktober 2024
Uitspraak

Schorsing octrooigeschil in afwachting van uitspraak TKB

 
IEF 22292
10 oktober 2024
Artikel

Nog een paar plekken voor de Midnight Marauders tour tijdens ADE

 
IEF 22282
10 oktober 2024
Uitspraak

Conclusie A-G: strafvermindering in zaak waarbij opzettelijk inbreuk werd gemaakt op auteursrecht

 
IEF 4299

Geen prioriteit

Nederlanse Mededingingsautoriteit, 10 mei 2007. Fresh FM tegen Buma (met dank aan Anja Kroeze, Buma/Stemra).

Het verzoek van Fresh FM om te verklaren dat Buma misbruik maakt van haar economische machtspositie door het hanteren van prijsdiscriminatie tussen verschillende radio-omroepinstellingen en/of het hanteren van een excessief tarief ten opzichte van Fresh FM wordt afgewezen.

Fresh FM verzoekt de Raad te verklaren dat Buma misbruik maakt van haar economische machtspositie door verschillende tarieven te hanteren voor dezelfde commerciële omroepinstellingen, door verschillende tarieven te hanteren voor publieke en commerciële omroepinstellingen, en door extreem hoge tarieven te berekenen in vergelijking met andere collectieve beheersorganisaties in de EG. Daarnaast zouden de wederkerigheidscontracten tussen Buma en de buitenlandse zusterorganisaties nietig zijn op basis van art. 6 Mw.

De Raad geeft aan dat zij in november 2005 een algemeen onderzoek is gestart naar collectieve beheersorganisaties. In februari 2007 concludeerde de Raad dat er thans geen bevredigende methode is om op basis van de Mededingingswet te kunnen beoordelen of collectieve beheersorganisaties excessieve tarieven hanteren.

Met betrekking tot de discriminatie en excessieve tarieven, neemt de Raad een aantal kanttekeningen in acht, te weten het onderhandelde tarief, het niet rivaliserend aspect van auteursrechten en de niet eenduidige welvaartseffecten van prijsdiscriminatie. De Raad onderscheidt vervolgens twee vormen van misbruik van een economische machtspositie: uitsluiting en uitbuiting. 

De Raad acht uitsluiting niet aannemelijk. Zolang Buma namelijk een wettelijke monopoliepositie heeft, kan zij geen rechtstreekse concurrenten benadelen of uitsluiten door het hanteren van prijsdiscriminatie. Daarnaast is Buma niet actief op de downstreammarkt, in casu de markt waarop Fresh FM actief is. Hierdoor is het zeer aannemelijk dat Buma geen prikkel heeft om afnemers van een licentie uit te sluiten of een afnemer te benadelen ten opzichte van een ander.

Er is eveneens geen sprake van uitbuiting door middel van het hanteren van excessieve tarieven. Hoewel uit de voorgenoemde Raad rapportage bleek dat zowel kostenoriëntatie, een internationale tariefsvergelijking en het achterhalen van welvaartseffecten geen bevredigende methoden zijn om te beoordelen of er sprake is van excessieve tarieven in het kader van collectieve beheersorganisaties, past de Raad de methode van vergelijking toe. De Raad baseert de vergelijking op de tarieven die collectieve beheersorganisaties in 2006 hanteerden, en concludeert dat er geen sprake is van een zodanige hoge vergoeding dat sprake is van misbruik van een economische machtspositie.

Met betrekking tot de wederkerigheidscontracten, overweegt de Raad dat de Europese Commissie op basis van gelijksoortige klachten heeft onderzocht of een overtreding van artikel 81 EG Verdrag heeft plaatsgevonden. De Commissie heeft in deze zaken tot nog toe geen overtreding kunnen vaststellen en de klachten afgewezen. Gelet hierop acht de Raad de kans op vaststelling van overtreding van de Mededingingswet zeer gering en acht het niet doeltreffend en doelmatig om deze overeenkomsten nader te onderzoeken. Het verzoek van Fresh FM wordt op grond van prioriteit afgewezen.

Lees het besluit hier en lees hier meer over de Nma rapportage.

IEF 4298

Floris-lijn (HB)

floris1.gifGerechtshof Amsterdam, 28 juni 2007, 1989/06 SKG en 1987/06 KG. Schoenfabriek Wed. J.P. van Bommel BV tegen La Nuova Adelchi S.P.A. & Van Woensel B.V. (met dank aan Peter Kits, Holland Van Gijzen).

Wel gemeld, nog niet besproken. Hoger beroep, waarin het eerdere, enigzins geruchtmakende, oordeel van de rechtbank dat het feitencomplex te ingewikkeld is voor een kort geding, wordt vernietigd. Adelchi heeft onvoldoende aangetoond dat zij haar schoenmodellen eerder dan Van Bommel zou hebben ontworpen.

Het gaat in dit hoger beroep om de vraag of Van Bommel dan wel Adelchi als de maker van de schoenmodellen is aan te merken. Naar het voorlopig oordeel van het hof kunnen zoveel “vraagtekens worden gezet bij hetgeen door Adelchi is aangevoerd ter ondersteuning van haar stelling dat haar modellen eerder zijn verschenen dan de modellen van Van Bommel dat die stelling moet worden verworpen.”

“De bedragen op de facturen zijn evenwel niet nader gespecificeerd, zo bevatten zijn geen verwijzing naar de vier op 29 april 2004 ontworpen modellen, terwijl evenmin de betalingsbewijzen zijn overgelegd.” (...) “Door Adelchi is een verklaring overgelegd van Luc Wolfs, de handelsagent van Adelchi in de Benelux, inhoudende onder meer dat hij het model WN32-6103 op de stand van Adelchi op de Riva Schoenenbeurs in juni 2004 heeft gezien. Adelchi licht evenwel niet toe waarom Wolfs niet vermeldt dat hij de overige voor die beurs ontworpen modellen aldaar heeft waargenomen dan wel waarom die modellen toe niet aanwezig waren. Daarnaast heeft Adelchi zich beroepen op de verklaring van schoenhandelaar Michèle Mataresse. Door Adelchi wordt evenwel niet duidelijk gemaakt waarom de factuur van Adelchi slechts betrekking heeft op de drie omstreden modellen, terwijl die modellen onderdeel zouden uitmaken van een zeer omvangrijke order.”

Indien juist zou zijn dat de modellen van Adelchi eerder zijn ontworpen dan Van Bommel zou er meer en overtuigender bewijsmateriaal voorhanden moeten zijn, aldus het hof. Het hof oordeelt dat Van Bommel als maker van de modellen is aan te merken. Volgens het hof heeft Van Bommel nog slechts voldoende spoedeisend belang erbij dat door Adelchi en Van Woensel geen restvoorraden van de omstreden modellen worden verhandeld. Het hof komt tot dit voorlopig oordeel nu niet is betwist dat Adelchi de schoenen niet meer in de collectie heeft en Van Bommel heeft betoogd dat zij 1 van de 3 schoenmodellen nog verkoopt.

Het hof veroordeelt Adelchi tot staking van de verhandeling van de schoenen en tot terugbetaling van de door Van Bommel aan haar en Van Woensel betaalde proceskosten. De hoogte van de proceskosten, zoals vastgesteld door de voorzieningenrechter komt in hoger beroep niet aan bod, nu daartegen geen grief is gericht. Volgt een proceskostenveroordeling in hoger beroep van 20.000 euro.

Het hof verbiedt Van Woensel de restvoorraad te verkopen. In de vrijwaringprocedure is Adelchi veroordeeld in de kosten van Van Woensel in beide instanties.

Lees het arrest hier. Vonnis rechtbank Amsterdam, 26 oktober 2006: IEF 2810 (27 oktober 2006).

IEF 4297

Meer octrooien betekent dus meer onderzoek

gest.gifKamerstuk 30 975, nr. 11 (R 1812). Wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 en enige andere wetten naar aanleiding van de evaluatie van de Rijksoctrooiwet 1995 van 2006 (Evaluatie 2006 Rijksoctrooiwet 1995). Amendement van het lid Gesthuizen (SP), ontvangen 2 juli 2007

"De ondergetekende stelt het volgende amendement voor: In artikel I vervalt onderdeel D."

Nu wordt een Nederlands octrooi alleen verleend op basis van een Nederlandstalige aanvraag. Dit amendement dient ertoe om die situatie te handhaven en derhalve octrooiverlening op basis van een Engelstalige aanvraag uit het wetsvoorstel te schrappen.

Toelichting: Het wetsvoorstel maakt het mogelijk om ook op basis van een Engelstalige aanvraag een Nederlands octrooi verleend te krijgen. Gecombineerd met de forse prijsverlaging van het Nederlandse nieuwheidonderzoek, kan het Nederlands octrooisysteem daarom een forse aanzuigende werking krijgen op buitenlandse bedrijven. Het gevolg is enerzijds dat het Nederlandse octrooisysteem overbelast wordt door de vele nieuwe aanvragen. Anderzijds zal de stijging van het aantal verleende octrooien een belemmering vormen voor het Nederlandse MKB. Een bedrijf moet zich immers bewust zijn van de ontwikkelingen van de markt waar het zich op beweegt, dus ook van mogelijke octrooien. Meer octrooien betekent dus meer onderzoek.

Lees het kamerstuk hier.

IEF 4296

Secretaris

Besluit van de Minister van Justitie van 14 juni 2007, nr. 5489979/07/6, tot benoeming van de secretaris van de commissie auteursrecht. Staatscourant 29 juni 2007, nr. 123 / pag. 10

“Tot secretaris van de commissie auteursrecht, genoemd in artikel 3 van de Wet adviesstelsel Justitie, wordt benoemd mr. T. Heukels, te Leidschendam. Tot adjunct-secretaris van de commissie auteursrecht wordt benoemd mr. C.B. van der Net, te Leiden.

IEF 4295

Filly, Top Boy, Cobra en de Killerbees

scooters.bmpRechtbank Zutphen 6 juni 2007, HA ZA 06-1254. Kymco en Kybe B.V. tegen Rozendaal Sports on Wheels V.o.f. (met dank aan Jan-Kees Govers, GoversVanZoest).

Slaafse nabootsing. Totaalbeeld van de van de uiterlijke verschijningsvorm moet onderscheidendzijn. Slaafse nabootsing is geen IE-recht en dus is er geen ruimte voor werkelijke proceskostenvergoeding.

Kymco heeft in 1996 en 1997 de zelf ontworpen scooters Filly, Top Boy en Cobra op de markt gebracht. Kybe is exclusief licentiehoudster en distributeur in Nederland van Kymco-producten. Rozendaal distribueert en verhandelt scooters, onder meer de Killerbee, die treffende gelijkenissen vertonen met de Kymco-scooters. De vordering van Kymco en Kybe strekt in de kern genomen tot een verbod om de desbetreffende Killerbee scooters te verkopen.

Kymco en Kybe doen geen beroep gop modelrecht of auteursrecht, maar hebben hun vorderingen alleen gebaseerd op slaafse nabootsing.

Voor de toewijsbaarheid van een op slaafse nabootsing gebaseerde vordering is volgens de rechtbank eerst vereist dat komt vast te staan dat het nagebootste product zich qua uiterlijk van de andere in de handel zijnde modellen aanmerkelijk onderscheidt. De rechtbank kent hierbij een groot gewicht toe aan de totaalindruk. Vergelijking met door Rozendaal in het geding gebrachte afbeeldingen van scooters die niet van Kymco en Kybe afkomstig zijn, laat zien dat het totaalbeeld van de uiterlijke verschijningsvorm van de Filly, Top Boy en Cobra zich niet onderscheidt, dat gezegd kan worden dat bedoelde scooters op de markt een eigen plaats innemen. Derhalve handelt Rozendaal niet onrechtmatig jegens Kymco en Kybe. Alle vorderingen worden afgewezen.

De rechtbank toetst ambtshalve of Rozendaal aanspraak maakt op vergoeding van de redelijke en evenredige gerechtskosten. Nu slaafse nabootsingsbescherming geen intellectueel eigendomsrecht is, is de Handhavingsrichtlijn niet van toepassing.

Lees het vonnis hier.

IEF 4294

Orichinees

Nieuw begrip in de zomercolumn van het NOS Journaal van vanochtend. Correspondente Hennah Draaibaar belicht de handel in goedkope merkartikelen in Suriname (Louis Vuitton en Chaneltassen voor een tientje etc.). De producten zijn afkomstig uit China en worden in Suriname door Chinezen verhandeld, wat heeft geresulteerd in het neologisme ‘orichinese merkproducten’.

Bekijk de zomercolumn hier.

IEF 4293

Bovemij (nader arrest)

BenGH, 28 juni 2007, zaak A 2005/1/16. Bovemij Verzekeringen N.V. tegen Benelux-Merkenbureau (met dank aan Pieter Veeze, BBIE).

Wel gemeld, nog niet besproken. Arrest waarin het Benelux Gerechtshof de eerdere conclusie van AG Strikwerda overneemt. Het aantonen van inburgering gaat dus niet zover, dat ook vertalingen in de andere officiële talen van de Benelux moeten zijn ingeburgerd. Staat inderdaad zo in de wet, maar kan interessante gevolgen hebben voor de beschermingsomvang.

“Het bepaalde in artikel 13, C, lid 1, BMW (thans artikel 2.20, lid 4, BVIE) brengt niet mee dat voor het verkrijgen van onderscheidend vermogen van een uit één of meer woorden van een officiële taal binnen het Beneluxgebied bestaand teken door het gebruik daarvan, als bedoeld in artikel 3, lid 3, van de Richtlijn, vereist is dat ook de vertaling van dat teken in de andere in het Beneluxgebied gesproken officiële talen in de gebieden waar die talen worden gesproken, door het in aanmerking komende publiek als merk wordt opgevat.”

Lees het arrest hier. Conclusie AG Strikwerda: IEF 3976 (14 mei 2007).

IEF 4292

Eerst even voor jezelf lezen

Lifehammer-vs-SOS-Hammer.gifRechtbank Haarlem, 29 juni 2007, KG ZA 07-201. Life Safety Products B.V. tegen Autovision B.V. (met dank aan Evert van Gelderen en Michael Gerrits, De Gier & Stam).

Grensoverschrijdend verbod (EER) bij auteursrechtinbreuk. “De totaalindruk van de SOSHAMMER stemt overeen met de totaalindruk van de LIFEHAMMER, zodat dientengevolge ontlening wordt verondersteld. Autovision heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat van onlening geen sprake is, temeer nu de SOSHAMMER afkomstig is van een onderneming van de zoon van H.Lechner [ de ontwerper van de LIFEHAMMER-IEF].” 

Lees het arrest hier.

IEF 4291

Uitgefreesd

frodofreedom.gifGerechtshof ’s-Gravenhage, 21 juni 2007, Rolnr. 06/47. Karel Mintjens N.V. tegen V.D.V. Meubelen B.V. (Met dank aan Kris Dehing, Brants, Vervliet & Dehing, Antwerpen)

Modellenrecht. Auteursrecht. Hoger beroep, waarin het eerdere oordeel van de Rechtbank Middelburg dat de Freedom/Fortuna meubellijn geen inbreuk zou maken op de Frodo Meubellijn van eiser Mintjes wordt vernietigd voorzover het de dressoirs betreft. Het lijnenspel is gezichtsbepalend.

Eiser Mintjens heeft in de loop van 2004 een meubellijn ontwikkeld onder de naam ‘Frodo’. VDV verhandelt meubelen onder de naam Fortuna. Volgens Mintjens zijn de meubelen uit de Frodo-meubelljn auteursrechtelijk beschermde werken. Mintjens heeft onder meer de dressoirkast uit de Frodo-meubelljn als gemeenschapsmodel laten registreren. Mintjens stelt zich op het standpunt dat VDV inbreuk maakt op haar auteurs- en modelrechten en dat tevens sprake is van slaafse nabootsing. In hoger beroep heeft Mintjens haar vordering beperkt tot een verbod om inbreuk te maken op haar auteurs- en modelrechten op het dressoir uit de Frodo-meubellijn.

“(…) Het hof is van oordeel dat de totaalindruk van het dressoir ‘Frodo’[ afbeelding boven - IEF]  vooral wordt bepaald door de uitgefreesde blokjes en het daardoor ontstane lijnenspel en beschouwt deze auteursrechtelijk beschermde trek dan ook als de gezichtsbepalende trek. De uitgeholde poten springen minder in het oog; door de dikte van de poten wordt in de eerste plaats de ‘blokvorm’ benadrukt.” (7)

“In de hoeken van de kaders van de deuren [ van het dressoir ‘Freedom’ van VDV, afbeelding onder – IEF] zijn horizontale en verticale groeven gefreesd waardoor het lijkt alsof de hoeken van de kaders uit ‘losse’ blokjes (rechthoekjes) bestaan en waardoor een lijnenspel ontstaat dat vergelijkbaar is met dat bij het dressoir ‘Frodo’. Het dressoir ‘Freedom’ vertoont derhalve de auteursrechtelijk beschermde trek van het dressoir ‘Frodo’ die gezichtsbepalend is. Naar het oordeel van het hof komt de totaalindruk van het dressoir ‘Freedom’ daardoor zodanig overeen met die van het dressoir ‘Frodo’, dat sprake is van inbreuk op het auteursrecht van Mintjens.”(8)

“Wegens gebrek aan belang kan in het midden blijven of VDV tevens in breuk maakt op het modelrecht van Mintjens. De grieven zijn gegrond, Het vonnis van de voorzieningenrechter zal worden vernietigd en het gevorderde inbreukverbod zal alsnog worden toegewezen met betrekking tot het dressoir. VDV zal in de proceskosten van beide instanties worden verwezen.” (9.10). “(…) zowel de procedure in eerste aanleg als die in appel is aanhangig gemaakt vóór 29 april 2006, zodat voor beide instanties geldt dat er geen aanleiding bestaat voor richtlijnconforme toepassing van artikel 14. Handhavingsrichtlijn.

Lees het arrest hier. Vonnis Rechtbank Middelburg, 8 maart 2006: IEF 2877, 2 november 2007.

IEF 4272

Boekje

bvb.JPGWat valt er te recenseren aan een wetboekje, of beter verdagboekje, behalve dat het een half jaar te laat is verschenen (smoesjes over met correcties en drukgangen) en dat het geredigeerd is door een eindredacteur van IEForum.nl? Het “BVIE boekje” bevat de volledige geconsolideerde tekst van het BVIE, inclusief de laatste tekstuele wijzigingen, verwijzingen naar de corresponderende oude BMW- en BTMW-artikelen in de nieuwe BVIE artikelen, geeft de belangrijkste verschillen aan met de oude wetteksten, bevat diverse transponeringstabellen (heen en weer en met ‘inhoudsopgave’), ruimte voor aantekeningen (paar lege bladzijden over in de opmaak) en past in een binnenzak of handtas

BVIE Boekje, Uitgeverij deLex, Amsterdam 2007