IEF 22297
15 oktober 2024
Artikel

Nieuw verschenen bij deLex: IE Kort - Merkenrechtspraak van Dirk Visser

 
IEF 22291
14 oktober 2024
Uitspraak

Puma en Calvin Klein tegen sokken en boxershorts die inbreuk maken op hun merkenrecht

 
IEF 22294
14 oktober 2024
Uitspraak

Uitzending niet onrechtmatig omdat het berust op feiten

 
IEF 2961

Speltip

Eerste Kamer, Kamerstuk 30362, Wijziging van de Wet op de kansspelen houdende tijdelijke bepalingen met betrekking tot kansspelen via internet. Voorlopig verslag van de vaste commissie voor Justitie.

"Deze leden willen niet verhelen dat zij desondanks toch nog wel enkele voor hen belangrijke vragen houden met betrekking tot dit concrete wetsvoorstel waarin – uniek in Europa misschien – een experiment met legaal gokken op internet is gelegen."

In het verslag komen aan bod de monopoliepositie van Holland Casino, Europese aspecten, evaluatie van het wetsvoorstel, belangenverstrengeling, het tegengaan van kansspelverslaving, consumentenbescherming, handhaving als alternatief en ten slotte, het kansspelaanbod vanuit de Nederlandse Antillen en Aruba.

Lees het verslag hier.

 

IEF 2960

Offline na bezoek BREIN

brein2.bmpStichting BREIN meldt op haar website dat zij maandagavond opnieuw in persoon een sommatie betreffende een illegale p2p-site heeft overhandigd. Het betrof een provider die hostingdiensten verleende aan de illegale p2p-site Extremepowertorrents. Gisteravond ging de site offline nadat zij nogmaals door hun hosting provider waren gesommeerd.

Op de website werden op gecontroleerde wijze ongeveer 1500 torrentlinks naar speelfilms, muziek, computerspellen en andere auteursrechtelijk beschermde werken aangeboden. De site met zo'n 20.000 geregistreerde gebruikers werd eerder dit jaar opgericht in reactie op het neerhalen door BREIN van een andere illegale bittorrentsite NLexperience.

Zowel site als provider waren reeds eerder door BREIN gesommeerd, maar de eigenaar van de website reageerde niet en de hosting provider betwistte zijn juridische verplichting mee te werken aan het beëindigen van de inbreuk en zijn klant te identificeren.

De later door de hosting provider overhandigde naam- en adresgegevens kwamen uit het domeinnaamregister en bleken onjuist. Omdat de service provider daar al enige weken van op de hoogte was en willens en wetens doorging met het hosten van de illegale site, eist BREIN schadevergoeding van de provider die voorlopig begroot is op tenminste 280.000 euro.

Verder eist BREIN de namen en adressen van de voornaamste uploaders en opgave van de inkomsten die de site heeft gegenereerd. Bij grootschalige inbreuk of volhardende inbreukmakers vordert BREIN schadevergoeding die in de honderdduizenden euro’s kan lopen. Schikkingen van BREIN schadeclaims liepen inmiddels op tot meer dan 100.000 euro. “Veel illegale sites vinden onderdak bij obscure hosting providers die het niet zo nauw nemen met de wet”, aldus BREIN-directeur Tim Kuik, “die kunnen op een harde aanpak rekenen”. Naast hoge schadeclaims is ook strafrechtelijke actie niet uitgesloten.

Lees hier iets meer.

 

IEF 2959

Motormanagementsysteem

1-0.bmpGerechtshof Arnhem 7 november 2006, LJN: AZ2563

Geen gezamenlijk auteursrecht op tijdens een stage ontwikkelde software.

Appellant vordert dat het hof voor recht zal verklaren dat appellant en geïntimeerde gemeenschappelijk de auteursrechten van het motormanagementssteem ECU 3.00 bezitten. Vaststaat dat geïntimeerde in het kader van zijn afstudeeropdracht aan de HTS tijdens zijn stage bij appellant samen met appellant heeft gewerkt aan de ontwikkeling van een zogenaamd motormanagementsysteem, waarbij geïntimeerde zich heeft bezig gehouden met de ontwikkeling van de besturingssoftware daarvoor.

Nu uit de door de getuigen afgelegde verklaringen niet anders volgt dan dat geïntimeerde de software voor het motormanagementsysteem heeft ontwikkeld en evenmin blijkt dat tussen partijen over het auteursrecht van de software andersluidende afspraken zijn gemaakt dient ook volgens het hof geïntimeerde en niet appellant als maker, en daarmee als auteursrechthebbende, van de software te worden aangemerkt. De enkele omstandigheid dat "Dutch Radio Engineering" (kennelijk appellant, red. IEF) op de broncode staat vermeld kan niet tot een ander oordeel leiden, mede gelet op het feit dat geïntimeerde daartegen onder meer heeft aangevoerd dat hij met die vermelding slechts de samenwerking (in het kader van de stage) tussen hem en appellant heeft willen benadrukken en dat hij nimmer de bedoeling heeft gehad te erkennen dat appellant mede auteursrechthebbende zou zijn.

 

Ook de stelling van appellant dat uit de vermelding van "Dutch Radio Engineering" op de broncode van  blijkt dat geïntimeerde uitdrukkelijk heeft erkend dat appellant in ieder geval voor de helft, althans gemeenschappelijk rechthebbende is ten aanzien van (de software van) het motormanagementsysteem kan hem niet baten. De tekst op de broncode vermeldt niet dat geïntimeerde en appellant de gezamenlijke makers van de software voor de ECU 3.00 zijn, en evenmin dat zij gezamenlijk houder zijn van de exclusieve rechten op die software.

Door appellant is overigens niets gesteld waaruit kan volgen dat hij er gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat geïntimeerde door de vermelding van 'Dutch Radio Engineering' op de broncode heeft willen erkennen dat hij en appellant gezamenlijk auteursrechthebbenden zouden zijn. Weliswaar heeft appellant in eerste aanleg bij herhaling gesteld dat (de software van) het motormanagementsysteem 'onder zijn leiding en toezicht en met behulp van zijn kennis en kunde' is ontwikkeld en dat 'het intellectuele gedeelte' van hem afkomstig is, maar in het midden is gebleven welke concrete bijdragen hij dan precies heeft geleverd aan de (gezamenlijke) ontwikkeling van die software, terwijl dat wel op zijn weg had gelegen. De enkele omstandigheid dat geïntimeerde tijdens zijn stageperiode met appellant heeft samengewerkt aan de ontwikkeling van een motormanagementsysteem waarbij geïntimeerde zich heeft beziggehouden met de ontwikkeling van de software daarvoor is onvoldoende, want het zegt niets over feitelijke bijdragen van appellant aan de ontwikkeling van die software. De grief faalt.
Tot slot nog een kennelijke verschrijving (zie immers het dictum): "4.9  Als de in het ongelijk gestelde partij zal [geïntimeerde] worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep."
Lees hier het arrest.

 

IEF 2958

Gielen for President

gielen2.bmpOp 9 november hebben Charles Gielen en F. Jeannie Smith de International Trademark Association (INTA) President’s Award ontvangen.

Deze award is een van de hoogste onderscheidingen op het gebied van intellectuele eigendom en wordt uitgereikt aan personen die een uitzonderlijke bijdrage hebben geleverd aan de INTA en het vakgebied IE.

Gielen ontving deze onderscheiding omdat hij zich de afgelopen jaren o.m. als Board Member succesvol heeft ingezet om de focus van INTA, die voortkomt uit de US Trademark Association, te verleggen naar een meer internationaal perspectief. Deze Award is nog niet eerder aan iemand in de Benelux uitgereikt.

IEForum.nl feliciteert Charles Gielen van harte met deze onderscheiding.

IEF 2957

Schone zaak

lux.bmpBeschikking kortgedingrechter Antwerpen, 15 november 2006, Unilever tegen Lindeteves

Parallel import, beslag te Antwerpen.

Lindeteves International BV, een in Nederland gevestigde parallelhandelaar, heeft LUX zeepblokken in Indonesië gekocht en heeft die door expiditeur Gerlach en Compagnie NV laten vervoeren naar Antwerpen. De goederen zijn authentiek en zijn onder T1-status geregistreerd. Desondanks heeft Unilever beslist de goederen onder sekwester te plaatsen. Cotton International en/of S.A.L. of Cottin BVBA de opdrachtgever te zijn.

Vervolgens dient een kort geding over de geldigheid van het beslag. Lindeteves vordert opheffing beslag en schade van Unilever. Cotton c.s. vorderen enkel opheffing beslag.

Volgens de Class uitspraak (lees uitspraak hier) dient Unilever te bewijzen dat Lindeteves, Gerlach, Cotton S.A.L. of Cottin BVBA de goederen ofwel effectief in het vrije verkeer hebben gebracht in de EG, ofwel de goederen derwijze verhandelen dat zij aldaar aldaar noodzakelijkerwijze verhandeld zullen worden.

In casu bevinden de goederen zich in transit. Omdat de goederen voor Libanon zijn bestemd en niet bewezen kan worden dat ze bestemd zouden zijn voor de EG, wordt de vordering van Unilever afgewezen. Ook Lindeteves krijgt nul op het rekest wat betreft de schade.

Lees de beschikking hier.

IEF 2956

Werkafspraken

Tweede kamer, Kamerstuk 30482, nr 5 en twee bijlagen: Vijfentwintig medicijnen tegen te grote macht van de farmaceutische industrie; Brief minister ter aanbieding document met werkafspraken tussen de IGZ en den CGR.

Tussen de inspectie voor de Gezondheidszorg en de Stichting Code Geneesmiddelenreclame zijn werkafspraken gemaakt. Het doel is om te bewerkstelligen dat de regelegeving voor geneesmiddelenreclame zich op heldere en praktisch toepasbare wijze ontwikkelt en voor het veld kenbaar is, en dat de handhaving van zowel wettelijke regels als zelfregulering op het gebied van geneesmiddelenreclame effectief en efficient plaats vindt. Onderwerpen uit de werkafspraken betreffen normontwikkeling, omzetting in beleidsregels, voorlichting en educatie, monitoring en opsporing, melding bij/constateringen dor de inspectie, klachten bij CGR, informatie uitwisseling en afstemming en ten slotte de duur van de afspraken.

Lees hier de brief van de minister, hier de werkspraken en hier de toelichting.

IEF 2955

Stoeipoes

kat123.bmp"Ontwerper/architect Pi de Bruin is boos op de Partij voor de Dieren, die de door hem ontworpen blauwe Kamerzetel op haar verkiezingsposters heeft staan. Hij eist een gebruiksvergoeding van EUR 1000 voor elke keer dat 'zijn' stoel in beeld wordt gebracht.

Op de posters staat een katje op een Kamerzetel. De stoel is flink toegetakeld door de nagels van het beestje. De tekst erbij luidt: "Schud Den Haag nú wakker, kies Partij voor de Dieren".

De partij onder leiding van Marianne Thieme heeft De Bruin laten weten niet van plan te zijn om in te gaan op de claim. Volgens haar gaat het om overheidsmeubilair, dat deel uitmaakt van het publieke domein en bovendien heel vaak in de media te zien is.

De partij heeft Kamervoorzitter Weisglas gevraagd om te bemiddelen."

Voor de echte dierenliefhebbers is hier de raamposter.

IEF 2954

Geneesmiddelentests ROW (2)

Eerste Kamer, Kamerstuk 30 663, B.  Wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 ter implementatie van Richtlijn nr. 2004/27/EG en Richtlijn nr. 2004/28/EG (eerder bericht hier)

"Eindverslag van de Vaste Commissie voor Economische Zaken. Vastgesteld 14 november 2006. Het onderzoek van dit voorstel heeft de commissie geen aanleiding gegeven tot het maken van opmerkingen.

De voorzitter van de commissie,
Luijten
De griffier van de commissie,
Nieuwenhuizen"

IEF 2953

Eerst even voor jezelf lezen

- Gerechtshof Arnhem 7 november 2006, LJN: AZ2563

"Uit een en ander volgt dat het geschil in hoger beroep zich toespitst op de vraag of appellant en geïntimeerde gemeenschappelijk de auteursrechten bezitten van de software van het motormanagementsysteem ECU 3.00. Appellant stelt dat dit het geval is en dat - zo begrijpt het hof – daarom de reconventionele vordering van geïntimeerde niet toewijsbaar is. Computerprogramma's - waaronder te begrijpen software als in deze zaak aan de orde - behoren krachtens artikel 10 lid 1 onder 12 Aw tot de werken waarop auteursrecht kan bestaan. Op grond van artikel 2 lid 1 van de Richtlijn betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma's (Richtlijn nr. 91/250/EEG van de Raad van 14 mei 1991, PbEG 1991, L 122/42, zoals gewijzigd bij richtlijn 93/98/EEG van 29 oktober 1993, PbEG 1993, L 290/9, hierna: de Richtlijn) geldt, voor zover van belang, als maker van een computerprogramma de natuurlijke persoon of de groep van natuurlijke personen die het programma gemaakt heeft. Op grond van artikel 2 lid 2 van de Richtlijn geldt verder dat indien een computerprogramma door een groep van natuurlijke personen gezamenlijk is gemaakt, deze personen gezamenlijk houder zijn van de exclusieve rechten. Hoewel aan de Richtlijn geen rechtstreekse werking toekomt is het hof wel gehouden de relevante bepalingen uit de Auteurswet zoveel mogelijk in overeenstemming met de Richtlijn uit te leggen en toe te passen. Op appellant rust de last de feiten te stellen die op het door hem gestelde gezamenlijk houderschap kunnen duiden alsmede, gelet op de gemotiveerde betwisting door [geïntimeerde], in beginsel de last zijn stellingen ter zake te bewijzen (artikel 150 Rv). In verband met de bij repliek als productie 7a en 7b overgelegde schriftelijke stukken – te weten de broncodes met vermelding van ‘Dutch Radio Engineering’ - stelt het hof voorop dat het bewijsvermoeden van artikel 4 Aw in hoger beroep niet aan de orde is. Daarvan heeft de rechtbank in het tussenvonnis van 18 augustus 2004 (rov. 4.4) immers al geoordeeld dat dit in de omstandigheden van het onderhavig geval niet geldt, en tegen dat oordeel is appellant in hoger beroep niet opgekomen."

Lees arrest hier.


- GvEA 16 november 2006, zaak T-278/04, Jabones Pardo / OHMI - Quimi Romar (YUKI)

Niet in het Nederlands beschikbaar. Lees het arrest hier.

IEF 2952

De benaming van een kleur (2)

vicks.bmpGerechtshof Amsterdam, 16 november 2006, Red Bull tegen Procter & Gamble Nederland (Met dank aan Marjolein Bronneman, De Brauw)

Hoger beroep in de zaak tussen Red Bull en Procter & Gamble (zie hier voor het vonnis van de rechtbank). Geen verwarring tussen de hoestbonbon die Vicks onder de naam Red Energy verkoopt en het energiedrankje Red Bull.

"De desbetreffende producten, een frisdrank in blik respectievelijk pastilles in een zakje, verschillen naar hun aard. Wel is er overeenstemming naar hun bestemming en gebruik, nu beide gepresenteerd worden als een functioneel, energie verhogend product. Beide producten bevatten hiertoe, in onderling uiteenlopende concentraties, de grondstoffen cafeïne en taurine, hetgeen op de verpakkingen is vermeld. Er kan derhalve naar het voorlopig oordeel van het hof wel van verwantschap tussen beide producten en daarmee, anders dan de voorzieningenrechter oordeelde, ook van een zekere mate van soortgelijkheid worden gesproken. Te beoordelen is vervolgens de vraag, of dit in het licht van de overige relevante factoren van het geval grond oplevert voor een verbod als door Red Bull gevorderd."

"Red Bull is als (kaal) woordmerk ingeschreven, zodat de vormgeving ervan geen rol speelt bij de vergelijking met het teken Red Energy zoals dat door Procter & Gamble wordt gebruikt. De overeenstemming is beperkt tot het woord Red. Dit woord is enkel de benaming van een kleur waaraan op zich zelf geen of hoogstens een zeer gering onderscheidend vermogen toekomt. Dit geldt ook in relatie tot de 'energieproducten' waarvoor het merk wordt gebruikt, nu de kleur rood in het algemeen als indicatief voor, onder meer, energie kan worden beschouwd. Ook indien in aanmerking wordt genomen dat de woordcombinatie Red Bull een bekend merk is, hetgeen door Procter & Gamble niet wordt bestreden, komt aan het element Red, als kwalificatie van het daaropvolgende zelfstandig naamwoord, geen althans onvoldoende onderscheidend vermogen toe. Weliswaar staat het woord Red in beide combinaties voorop, doch anders dan Red Bull betoogt brengt dit enkele feit op zich zelf niet mee dat het woord Red als het kenmerkende of meest onderscheidende deel moet worden beschouwd. Het hof verenigt zich dan ook met het oordeel van de voorzieningenrechter dat bij globale waarneming van de desbetreffende woordcombinaties door een gemiddelde en normaal oplettende consument het woord Red niet in overwegende mate de aandacht zal trekken."

De grieven falen en het vonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd. Lees hier het arrest.