IEF 22236
13 september 2024
Uitspraak

IE-klassieker: Levola/Smilde

 
IEF 22234
12 september 2024
Artikel

Hoe kan een merkenaudit uw wereldwijde marktstrategie ondersteunen?

 
IEF 22233
12 september 2024
Artikel

Aankondiging jaarlijkse BIE-scriptieprijs

 
IEF 14832

In de tijdschriften april 2015

Hieronder een selectie van de hoofdartikelen uit de vakbladen van deze maand, mede mogelijk gemaakt door Praktijkgebied IE.nl (ook via Legal Intelligence of Rechtsorde), voor de losse tijdschriftensites dient u apart in te loggen:

AMI 2015-maart/april BIE april 2015  Mediaforum 2015-3
     

AMI maart/april 2015
Ideeën, techniek en stijl als dark matter van de auteursrechtelijke beschermingsomvang, A.A. Quaedvlieg
‘Juist evenwicht’ in de praktijk: de toelaatbaarheid van internetblokkades volgens het Hof van Justitie in UPC Telekabel Wien, R.D. Chavannes
Boekbespreking: Meerdere rechten en meerdere rechthebbenden: een overzicht in 79 bladzijden en 390 noten, A.A. Quaedvlieg

Jurisprudentie
Nr. 3 • HvJ EU 27 maart 2014, UPC Telekabel Wien/Constantin Film Verleih en Wega Filmproduktionsgesellschaft
Nr. 4 • Rb. Amsterdam 29 oktober 2014, Actuate/Delta Lloyd m.nt. P.C. van Schelven

Berichten IE april 2015
Artikel Doorvoer counterfeit strafbaar; koerswijziging van het Strafrecht – Alexmarie Christine Alberto

Rechtspraak Nr. 15
Gerechtshof Den Haag 27 januari 2015, Novartis/Sun Pharmaceutical Industries, IEF 14599 (prioriteit en een mind willing to understand; indirecte inbreuk op een Swiss-type claim) – met noot van T. Blomme

Rechtspraak in het kort
Merkenrecht
Nr. 16
OHIM Cancellation Division 15 oktober 2014, Alexander Wang/Etincelle, IEF 14477
 (gemeenschapsmerk ALEXANDER WANG door OHIM nietig verklaard vanwege depot te kwader trouw)

Nr. 17
Hoge Raad 20 februari 2015, Ajax/Promosports, IEF 14684, ECLI:NL:HR:2015:397 (beoordelingsmaatstaf bij geringe mate van overeenstemming merk en teken; reeds geringe overeenstemming rechtvaardigt globale beoordeling van verwarringsgevaar of
verband)

Nr. 18
Rechtbank Overijssel 11 februari 2015, Ten Cate/Twentse Damast, IEF 14663 (normaal gebruik van merken in een (her-)opstartfase van een onderneming)

Procesrecht
Nr. 19
Hof van Justitie EU 22 januari 2015, zaak C-441/13, Pez Hejduk/EnergieAgentur.NRW, IEF 14598 (internationale bevoegdheid; auteursrechten; plaats waar schadebrengende feit zich heeft voorgedaan)

Mediaforum
Dataretentie: beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald, Nico van Eijk
Consumentenovereenkomsten tot levering van digitale inhoud na de implementatie van de Richtlijn consumentenrechten, Marco Loos
Media en users: towards a new balance, Peggy Valcke en Pieter-Jan Ombelet
Bezwaren tegen bewaren: verslag van de VMC-Nieuwsgroep van 13 maart 2015

Jurisprudentie:
Nr.9. HvJ EU 8 april 2014, Digital Rights Ireland/Ierse Ministers en Attorney General m.nt. K. Irion, M-P. Granger en S.J. Eskens
Nr. 10 Rb. Amsterdam 28 januari 2015, Belirex/UPC m.nt. Q.R. Kroes
Nr. 11 Rb. Amsterdam 29 januari 2014

IEF 14920

EOB ontvangt documenten per post of elektronisch

Wijziging uitvoeringsreglement bij Europees Octrooiverdrag, Trb. 2015, 63.
Documenten kunnen bij het EOB nu per post of op elektronische wijze worden ingebracht.

1. In proceedings before the European Patent Office, documents may be filed by delivery by hand, by postal services or by means of electronic communication. The President of the European Patent Office shall lay down the details and conditions and, where appropriate, any special formal or technical requirements for the filing of documents. In particular, he may specify that confirmation must be supplied. If such confirmation is not supplied in due time, the European patent application shall be refused; documents filed subsequently shall be deemed not to have been received.
(...)
Rule 126 shall read as follows:

“Rule 126 Notification by postal services

1. Decisions incurring a period for appeal or a petition for review, summonses and other such documents as determined by the President of the European Patent Office shall be notified by registered letter with advice of delivery or equivalent. All other notifications by postal services shall be by registered letter.
2. Where notification is effected in accordance with paragraph 1, the letter shall be deemed to be delivered to the addressee on the tenth day following its handover to the postal service provider, unless it has failed to reach the addressee or has reached him at a later date; in the event of any dispute, it shall be incumbent on the European Patent Office to establish that the letter has reached its destination or to establish the date on which the letter was delivered to the addressee, as the case may be.
3. Notification in accordance with paragraph 1 shall be deemed to have been effected even if acceptance of the letter has been refused.
4. To the extent that notification by postal services is not covered by paragraphs 1 to 3, the law of the State in which the notification is made shall apply.”
Rule 127 shall read as follows:

“Rule 127 Notification by means of electronic communication

1. Notification may be effected by means of electronic communication as determined by the President of the European Patent Office and under the conditions laid down by him.
2. Where notification is effected by means of electronic communication, the electronic document shall be deemed to be delivered to the addressee on the tenth day following its transmission, unless it has failed to reach its destination or has reached its destination at a later date; in the event of any dispute, it shall be incumbent on the European Patent Office to establish that the electronic document has reached its destination or to establish the date on which it reached its destination, as the case may be.”
IEF 14919

Betaling wegens verwarrende handelsnaam ROC is geen bekrachtiging overeenkomst

Ktr. Rechtbank Amsterdam 17 april 2015, IEF 14919; ECLI:NL:RBAMS:2015:2072 (ROC.nl tegen Gidpro)
Contractenrecht. Handelsnaamverwarring. Gidpro is een ICT-bedrijf. Roc.nl bemiddelt – onder meer via de website www.roc.nl – tussen aanbieders van stageplekken en stagiairs. Roc.nl is niet gelieerd aan enig regionaal opleidingscentrum. Gidpro voert een betaling uit aan ROC.nl, in de veronderstelling dat aan opleidingscentrum ROC wordt betaald. ROC.nl meent dat een overeenkomst door betaling van een daartoe dienende factuur werd bekrachtigd. Omdat ROC.nl als onderdeel van haar handelsnaam de afkorting ROC voert, dient zij ermee rekening te houden dat haar facturen worden voldaan door partijen die menen een vordering van een Regionaal Opleidingscentrum te voldoen. Onder die omstandigheid kan betaling niet zonder meer worden uitgelegd als bekrachtiging van een overeenkomst.

De beoordeling:

5. De kantonrechter stelt voorop dat onvoldoende gemotiveerd betwist is dat [naam 1] onbevoegd was om Gidpro te vertegenwoordigen. Het beroep van Roc.nl op bekrachtiging van de overeenkomst door Gidpro faalt. Voor zover al sprake is van gebruik van website en het uitnodigen van sollicitanten is – zoals Gidpro onweersproken aanvoert – dat steeds door [naam 1] gedaan. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, kan dat niet uitgelegd worden als een bekrachtiging door Gidpro. Dat de overgelegde opdrachtbevestiging aan Gidpro is gezonden en door Gidpro is ontvangen, is niet voldoende onderbouwd. De betaling van de factuur van 13 februari 2013 is ondubbelzinnig door en namens Gidpro gedaan. In de gegeven omstandigheden mocht Roc.nl daaruit echter niet afleiden dat Gidpro de overeenkomst bekrachtigde: Gidpro stelt dat zij in de veronderstelling verkeerde dat zij kosten voldeed aan het Regionaal Opleidingscentrum waar [naam 1] zijn opleiding voldeed. Omdat Roc.nl als onderdeel van haar handelsnaam de afkorting ROC voert, dient zij ermee rekening te houden dat haar facturen voldaan kunnen worden door wederpartijen die menen een vordering van een Regionaal Opleidingscentrum te voldoen. Onder die omstandigheden kan betaling van haar facturen niet zonder meer worden uitgelegd als bekrachtiging van een overeenkomst.

6. Er is derhalve geen overeenkomst tussen Roc.nl en Gidpro tot stand gekomen, zodat Gidpro ook niet gehouden is de facturen van Roc.nl te voldoen. De vorderingen van Roc.nl liggen derhalve voor afwijzing gereed.
IEF 14916

DVD met reproduceerbaar landschap onderdeel van het kunstwerk

Vzr. Rechtbank Amsterdam 13 april 2015, IEF 14916; ECLI:NL:RBAMS:2015:2147 (X tegen Hiscox)
Als randvermelding. Verzekeringsrecht. X verzamelt hedendaagse kunst en is eigenaar van het werk "Here and Now" van de Amerikaanse kunstenaar Matthew Day Jackson. Hiscox is een internationale verzekeraar waar X zijn collectie heeft verzekerd. Het kunstwerk met DVD is afgeleverd bij een veilinghuis ten behoeve van een te houden veiling. Deze DVD bevat een digitaal fotobestand van het landschap dat kan worden afgedrukt op een wandsticker en op de muur achter het paneel kan worden aangebracht. De DVD is zoekgeraakt. Door het ontbreken van de CD wordt het kunstwerk als incompleet en onverkoopbaar geschat. X vordert veroordeling van Hiscox tot betaling van het verzekerde bedrag. De voorzieningenrechter acht aannemelijk is dat bij verlies van het van de kunstenaar afkomstige fotobestand de bodemrechter zal beslissen dat Hiscox gehouden zal zijn de schade te vergoeden, maar geeft Hiscox vier weken om een kopie van het bestand te achterhalen bij de kunstenaar.

De beoordeling:

4.1. De gevorderde voorziening strekt tot betaling van een geldsom. Voor toewijzing van een dergelijke vordering is in kort geding slechts plaats, als het bestaan en de omvang van de vordering voldoende aannemelijk zijn en uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is.

4.2 [eiser] heeft een spoedeisend belang bij zijn vordering. Er is inmiddels al veel tijd verstreken sinds op 20 juni 2014 is geconstateerd dat de DVD is zoekgeraakt. Als mocht blijken dat [eiser] recht heeft op het gevorderde schadebedrag dan heeft hij er belang bij dat hij het bedrag zo spoedig mogelijk ontvangt.

4.3 [...] Ter zitting is aan de zijde van Hiscox betoogd dat de kunstenaar de DVD met het fotobestand heeft verstrekt omdat hij heeft beoogd dat de achtergrond reproduceerbaar is. Dit wordt bevestigd door de verklaring van de kunstenaar zelf (zie bij de feiten onder 2.17). Het doel van de kunstenaar was dat op elke locatie waar het werk zou worden tentoongesteld achter het paneel een afdruk van het landschap kon worden aangebracht middels het door hem meegeleverde fotobestand. De DVD zelf dient daarbij - zoals Hiscox terecht heeft betoogd - niet als deel van het kunstwerk, maar slechts als gegevensdrager, als hulpmiddel, te worden beschouwd.

4.7. Samenvattend kan uit het feitenrelaas worden afgeleid dat ondanks diverse inspanningen van [eiser], het veilinghuis, de schade-expert en derden de galerie en de kunstenaar niet heel voortvarend hebben gehandeld en dat Hiscox een te afwachtende houding inneemt. De stand van zaken is thans dat enerzijds nog steeds de mogelijkheid bestaat dat de kunstenaar een vervangende DVD met het fotobestand nog kan en wil verstrekken en anderzijds dat de kunstenaar vanwege hem moverende redenen, wellicht de angst voor waardedaling van het kunstwerk, daartoe niet zal overgaan. In geval er alsnog een vervangende DVD met fotobestand door de kunstenaar wordt verstrekt, acht de voorzieningenrechter aannemelijk dat de schade is hersteld en [eiser] geen recht op schadevergoeding heeft. Hoewel er al veel tijd is verstreken, acht de voorzieningenrechter het gerechtvaardigd dat Hiscox nog kort de gelegenheid wordt gegund de DVD met het fotobestand van de kunstenaar te verkrijgen en aan [eiser] ter beschikking te stellen.

4.8. De voorzieningenrechter acht het redelijk dat Hiscox hiervoor nog vier weken de tijd krijgt. Na voornoemde termijn kan er in redelijkheid vanuit worden gegaan dat de kunstenaar niet wil en/of kan verstrekken. In dat geval kan worden geconcludeerd dat het gehele kunstwerk verloren is gegaan omdat een essentieel onderdeel ontbreekt. [...]

4.9 Op grond van het voorgaande voldoet de vordering aan het onder 4.1 vermelde criterium. De vordering zal aldus worden toegewezen dat Hiscox na voormelde termijn de schade moet voldoen. [...]
IEF 14912

KPMG niet aansprakelijk voor vertrek journalist

Rechtbank Amsterdam 22 april 2014, IEF 14912; ECLI:NL:RBAMS:2015:2377 (journalist tegen KPMG)
Mediarecht. Als randvermelding: Een vordering van een journalist om KPMG aansprakelijk te stellen voor zijn vertrek bij Dagblad van het Noorden, wordt afgewezen. Journalist is voorafgaand mondeling met KPMG-medewerker overeengekomen dat alle informatie in vertrouwen zou worden verstrekt en dat de absolute anonimiteit van eiser gewaarborgd (zeker tegenover toenmalige werkgever) zou blijven. KPMG heeft desondanks de vertrouwelijkheidsafspraak geschonden door in het rapport een duidelijke koppeling te leggen tussen haar betrouwbare anonieme informant en de informant van de CDA-fractievoorzitter. De rechtbank acht geen causaal verband aanwezig tussen het gestelde onrechtmatige handelen van KPMG en de procedure die tot het uiteindelijke vertrek van de journalist heeft geleid.

3.2. [eiser] legt aan de vordering ten grondslag dat KPMG toerekenbaar tekort is geschoten in de tussen partijen gemaakte afspraken, althans onrechtmatig en onzorgvuldig tegenover [eiser] heeft gehandeld. Daartoe stelt [eiser] het volgende. Hij is voorafgaand aan het interview op 14 januari 2009 mondeling met [naam 9] overeengekomen dat alle informatie in vertrouwen zou worden verstrekt en dat de absolute anonimiteit van [eiser] gewaarborgd zou blijven. Het was immers voor [eiser] van cruciaal belang dat zijn toenmalige werkgever niet te weten zou komen dat hij een informant van [naam 6] was. KPMG heeft desondanks de vertrouwelijkheidsafspraak geschonden door in het rapport een duidelijke koppeling te leggen tussen haar betrouwbare anonieme informant en de informant van [naam 6]. Dat was in strijd met hetgeen er was afgesproken; KPMG had de door [eiser] in vertrouwen verstrekte informatie niet in haar rapport mogen opnemen, maar alleen als richtinggevende achtergrondinformatie mogen gebruiken.
Bovendien heeft KPMG geen gespreksverslag van het gesprek met [eiser] opgemaakt of een concept-rapport aan [eiser] verzonden, zoals zij wel bij de andere geïnterviewden heeft gedaan. Daardoor heeft [eiser] ook niet de mogelijkheid gehad om de gewraakte passages over de informant uit het definitieve rapport te (laten) verwijderen.

3.3. Het niet-nakomen van de vertrouwelijkheidsafspraak heeft tot gevolg gehad dat de arbeidsovereenkomst tussen NDC en [eiser] is ontbonden, met verdere schade voor [eiser] tot gevolg. Hij is van een gerespecteerd journalist met een goed (financieel) toekomstperspectief veranderd in een kansloze werkzoekende. Door de ontbinding van de arbeidsovereenkomst zal [eiser] tot zijn pensioengerechtigde leeftijd circa € 500.000,- netto minder verdienen dan wanneer hij in loondienst was gebleven bij NDC, nog afgezien van de gemiste carrièrekansen. Daarnaast heeft [eiser] als gevolg van zijn achterstand in inkomsten zijn woning gedwongen moeten verkopen, met een restschuld van € 130.000,- tot gevolg. Ook heeft hij zijn ontslagvergoeding moeten aanwenden voor woninglasten, verhuiskosten en kosten voor juridische bijstand. Ten slotte is aannemelijk dat het herseninfarct dat [eiser] heeft gehad, het gevolg is van psychische problemen die door de gehele situatie zijn ontstaan. [eiser] schat de door hem in dit verband geleden immateriële schade in redelijkheid op € 75.000,-.

4.5. De conclusie is dat ook indien veronderstellende wijs met [eiser] wordt aangenomen dat KPMG de vertrouwelijkheidsafspraken heeft geschonden door passages over de informant van [naam 6] in het rapport op te nemen, dit KPMG bij gebreke van een causaal verband (in conditio-sine-qua-non zin) tussen de inhoud van het rapport en de ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet aansprakelijk maakt voor de (im)materiële schade die [eiser] als gevolg van die ontbinding heeft geleden.
Nu de vorderingen van [eiser] reeds op het ontbreken van dit benodigde oorzakelijk verband afstuiten, kan onbesproken blijven of en zo ja, in hoeverre het opnemen van die bewuste passages inderdaad als een tekortkoming of onrechtmatige daad van de kant van KPMG kwalificeert.

IEF 14922

Café heeft zakelijke licentie nodig voor tonen eredivisiewedstrijden

Vzr. Rechtbank Rotterdam 1 mei 2015, IEF 14922 (Eredivisie Media & Marketing en clubs tegen Café 't Spinwiel-Zuid)
Uitspraak ingezonden door Reindert van der Zaal en Stijn Wijnker, Kennedy Van der Laan. Vgl. IEF 14836, IEF 14397 en IEF 13972. Auteursrecht. Inbreuk wedstrijdbeelden. Eiseressen hanteren voor de exploitatie van auteursrechten een gesloten exploitatiesysteem via FOX SPORTS.  Geconstateerd wordt dat in Café 't Spinwiel-Zuid via de zender Fox Sport live eredivisiewedstrijden werden vertoond zonder de benodigde zakelijke licentie. De voorzieningenrechter gaat er van uit dat in de overeenkomst tussen de provider en gedaagde tot uitdrukking is gebracht dat de licentie bedoeld is voor privégebruik en niet voor uitzending in het café. Zelfs wanneer dit niet voldoende duidelijk uit de overeenkomst zou blijken, dan zal dat gedaagde nog niet baten. Eisers zijn eigenaar van het auteursrecht en niet de provider. Indien gedaagde onjuist is voorgelicht zal hij zich moeten wenden tot de provider.

De beoordeling:

4.7. [...] Café 't Spinwiel-Zuid heeft met KPN een overeenkomst gesloten op grond waarvan Café 't Spinwiel-Zuid tegen betaling van, aldus Café 't Spinwiel-Zuid ter zitting, een bedrag van 108,80 per maan eredivisie-wedstrijdbeelden kan ontvangen. Volgens eisers gaat het hierbij niet om een voor uitzending in het café vereiste zakelijke licentie. Café 't Spinwiel-Zuid heeft ter zitting gesteld dat zijn overeenkomst met KPN wel op naam is gesteld van "Café 't Spinwiel-Zuid". De voorzieningenrechter gaat er echter van uit dat in de overeenkomst tussen KPN en Cafe 't Spinwiel-Zuid met zoveel woorden tot uitdrukking zal zijn gebracht dat de licentie bedoeld is voor privégebruik en niet voor uitzending in het café. Maar zelfs als de overeenkomst tussen KPN en Café 't Spinwiel-Zuid niet duidelijk zou zijn, dan nog zou dat Café 't Spinwiel-Zuid niet baten. Het zijn immers eisers die eigenaar zijn van de auteursrechten op de eredivisie-wedstrijdbeelden. KPN is dat niet. Als KPN onjuiste verwachtingen mocht hebben gewekt bij Café 't Spinwiel-Zuid dan dient Café 't Spinwiel-Zuid zich tot KPN te wensen. Dit neemt het vorderingsrecht van eisers niet weg.     

 Op andere blogs:
MediaReport

IEF 14921

Auteursrechtvoorbehoud in algemene voorwaarden te laat verstuurd

Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 22 april 2015, IEF 14921; ECLI:NL:RBMNE:2015:8317 (DMGE tegen West Music)
Uitspraak ingezonden door Kim de Bonth, Holla. Artikel 8 Aw. Merkdepot te kwader trouw. Voorgebruik. Onder de vlag van Stichting WESP wordt het HOSSA! Festival georganiseerd. Beroepsmuzikant en bestuurder van West Music heeft Symphonica in Hossa als handelsnaam, zijn zoon heeft de domeinnaam geregistreerd, facebookpagina en logo ontworpen voor Stichting WESP. Bestuurder L deponeert het logo als merk. WESP gebruikt het logo zonder J als de maker te vermelden en doet succesvol een beroep op artikel 8 Aw.

Bewijs ontbreekt dat auteursrechten op het logo bij J is blijven rusten. In de algemene voorwaarden wordt het auteursrecht voorbehouden doch die zijn echter pas ná de eerste openbaarmaking gezonden. De eerste openbaarmaking, ex artikel 8 Aw, omvat niet de presentatie door ontwerper aan Stichting WESP. Er is geen sprake van voorgebruik door de ontwerper van het logo "als merk", noch van uitsluitend recht tot deponering als merk middels de algemene voorwaarden. Omdat de auteursrechten reeds vóór de toezending van de algemene voorwaarden zijn overgegaan op WESP, kunnen deze niet aan hen worden tegengeworpen.

5.6. Voor zover J. cs heeft bedoeld aan te voeren dat L cs heeft erkend dat de auteursrechten van het logo (nog) bij J rusten doordat L voor de aanpassing van het logo ten behoeve van het evenement van 2014 weer J heeft ingeschakeld en hij heeft aangekondigd dit bij het logo voor 2015 weer te zullen doen, geldt dat dit door L cs wordt betwist en een dergelijke erkenning niet zomaar uit het herhaald inschakelen van J valt af te leiden. Dit laatste temeer in het geval er (al dan niet mogelijk) sprake is van een fysieke maker (die de kennis en kunde heeft om het logo aan te passen) en een fictieve maker (die "slechts" rechthebbende is).

5.7. Op grond van het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat J cs in het kader van dit kort geding niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat partijen in afwijking van artikel 8 Aw zijn overeengekomen dat J, in de omstandigheden zoals deze zich hebben voorgedaan, zijn auteursrechten zou behouden.

Lees de uitspraak (pdf/html)

Op andere blogs:
DomJur

IEF 14918

Veroordeling advocaat voor smaad is schending uitingsvrijheid

EHRM 23 april 2015, IEF 14918 (advocaat Morice tegen Frankrijk)
Mediarecht. Schending van artikel 6 § 1 (recht op eerlijk proces) en 10 (vrijheid van meningsuiting). De veroordeling van de advocaat van de weduwe van wijlen rechter Borrel was een niet-proportionele schending op recht op vrijheid van meningsuiting. Hij werd veroordeeld voor de medeplichtigheid aan smaad van de onderzoeksrechters die verwijderd waren van een gerechtelijke onderzoek naar de dood van de rechter. Hoewel advocaten niet op één lijn kunnen worden gezet met journalisten hadden de opmerkingen een voldoende feitelijke basis en waren van publiek belang, namelijk over het functioneren van het juridische systeem en behandelen van de zaak Borrel.

Verder wees het Hof nog op het behoud van autoriteit van de rechterlijke macht en het wederzijds respect tussen rechters en advocaten. Persbericht

IEF 14917

Hoogte licentievergoeding niet afhankelijk van exclusiviteit foto

Ktr. Rechtbank Overijssel 21 april 2015, IEF 14917; ECLI:NL:RBOVE:2015:1975 (Linker tegen Slager)
Uitspraak ingezonden door Mira Herens, NVJ. 
Auteursrecht. Slager publiceert driemaal de foto van Linker zonder naamsvermelding en zonder toestemming. Slager stelt zich in het geding op het standpunt dat de licentievergoeding van 350,- te hoog is, omdat het geen exclusieve foto betreft. De kantonrechter is het hier niet mee eens. Het is niet zo dat dit uitsluitende recht telkens een beetje minder wordt naarmate de auteursrechthebbende meer verveelvoudiging of openbaarmaking toestaat.

De beoordeling:
3.3 Slager heeft de mate waarin de foto nog exclusief is te noemen aan de orde gesteld. De discussie daarover kan echter niet leiden tot een andere uitkomst in deze procedure.
3.4 Vaststaat dat de foto driemaal op de website is geplaatst die Slager in beheer heeft zonder toestemming van Linker.

3.8 Voorts staat als onbetwist vast dat de foto is afgebeeld zonder vermelding van de naam van Linker, zodat sprake is van een inbreuk op de persoonlijkheidsrechten. Gelet hierop acht de kantonrechter een verhoging van de vergoeding met 25% gerechtvaardigd. [...]

Lees de uitspraak (pdf/html)

Op andere blogs:
Charlotte's law

IEF 14915

Privacy van heimelijk gefilmde stalker voldoende gewaarborgd

Vzr. Rechtbank Amsterdam 17 april 2015, IEF 14915 (S tegen SBS)
Uitspraak ingezonden door Marc de Boer en Jurian van Groenendaal, Boekx. Mediarecht. Privacy. S heeft een affectieve relatie gehad met O. O verbreekt de relatie. S heeft straat- en contactverboden veelvuldig overtreden. Op 12 april 2015 is via de zender SBS6 aangekondigd dat in de voor 19 april 2015 geplande uitzending van "Gestalkt" aandacht zal worden besteed aan de situatie van O. Hierbij worden heimelijk gemaakte opnames gebruikt. S vordert een verbod op het uitzenden van de geplande aflevering op SBS met een beroep op privacy. De rechter oordeelt dat de privacy van S voldoende is gewaarborgd omdat hij niet herkenbaar in beeld wordt gebracht en enkel bij zijn voornaam en eerste letter van zijn achternaam wordt genoemd. De vordering van S wordt afgewezen.

De beoordeling:

4.6. In de eerste plaats is de voorzieningenrechter van oordeel dat het onderwerp [...] een maatschappelijk probleem is en een misstand betreft die de samenleving raakt. [...]

4.7. Voorts is de voorzieningenrechter van oordeel dat de inhoud van de betreffende uitzending [...] voldoende steun vindt in het reeds voorafgaand aan de opnamen beschikbare feitenmateriaal.

4.8. De voorzieningenrechter acht het daarnaast relevant dat SBS c.s. heeft toegezegd dat de privacy van S in de uitzending zal worden beschermd en dat hij niet herkenbaar in beeld zal worden gebracht. Ook zal alleen zijn voornaam en de eerste letter van zijn achternaam worden genoemd.

4.9 De voorzieningenrechter constateert verder dat S door SBS in de uitzending in de gelegenheid is gesteld om zin kant van het verhaal te vertellen en dat hij ook zijn medewerking aan dat deel van de uitzending heeft verleend.

4.10 Gelet op voorgaande overwegingen, in onderlinge samenhang bezien, is de rechter van oordeel dat het recht op vrijheid van meningsuiting van SBS c.s. in dit geval zwaarder weegt dan het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van S.