IEF 22709
21 mei 2025
Artikel

IE-Zomerforum 2025: Eerste stellingen bekend

 
IEF 22628
20 mei 2025
Artikel

Actualiteiten Privacyrecht op donderdag 22 mei 2025 - Aanmelden nog mogelijk

 
IEF 22707
20 mei 2025
Uitspraak

Geen onderscheid tussen humaan en veterinair gebruik voor vereiste van eerste handelsvergunning van artikel 3 onder d van de ABC-verordening

 
IEF 8279

Op een niet afgeschermd gedeelte

Rechtbank Almelo, 15 oktober 2009, LJN: BK0555, Eiser tegen Gedaagde (foto’s op Hyves-profiel).

Vader plaatst foto's en filmpjes van minderjarig kind op Hyves-profiel. Onderscheid tussen openbaar afgeschermd gedeelte internet/Hyves.

4.  De voorzieningenrechter is van oordeel dat de man door het plaatsen van foto’s op een niet afgeschermd gedeelte van het internet inbreuk maakt op de (ook door voormeld Verdrag beschermde) privacy van [Naam zoon], alsmede dat hij de op grond van het gezamenlijk gezag op hem rustende verplichting om belangrijke beslissingen omtrent de minderjarige na onderling overleg te nemen, niet nakomt. (…)

5.  Anders is het met het plaatsen van foto’s door de man op het slechts voor zijn “vrienden” toegankelijke gedeelte van zijn Hyves-profiel. De vrouw heeft niet aannemelijk gemaakt en niet valt in te zien dat daarvan hinder, leed, schade, onheil of ander ongerief dan wel een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de vrouw en [Naam zoon] redelijkerwijze te verwachten valt. De omstandigheid dat partijen werkzaam zijn in een omgeving die vraagt om afscherming van hun privacy en van die van [Naam zoon], leidt niet tot een ander oordeel. Dat in dat verband bijzonder gevaar te duchten valt van foto’s van [Naam zoon] op het afgeschermde Hyves-profiel van de man is door de vrouw niet verder geconcretiseerd en ook overigens niet direct aannemelijk. Van misbruik van ouderlijk gezag is in zoverre evenmin sprake.

Lees het vonnis hier

IEF 8278

Over sommeren, scheren en stilzitten

Jesse Hofhuis: Het Streisand effect. “In 2003 was een afbeelding van de woning van Barbra Streisand afgebeeld op stockfotosite www.pictopia.com. Omdat Barbra Streisand de afbeelding als inbreuk op haar privacy zag, begon zij een rechtszaak. Over de uitkomst van de rechtszaak is weinig te vinden – die werd overvleugeld door de gebeurtenissen buiten de rechtszaal. Binnen één maand hadden bijna een half miljoen mensen de foto bekeken en was de term “Streisand Effect” geboren: door een publicatie met juridische dreigementen tegen te gaan kan het nieuws tot enorme proporties worden opgeblazen. De afgelopen weken heeft Ralph Lauren het Streisand effect ondervonden.

Het begon allemaal met de abri van Ralph Lauren die naar ik begrijp slechts op kleine schaal in Japan is gebruikt  (…) De advertentie werd opgepikt door de site Photoshop Disasters. Die site is geheel toegelegd op mislukt Photoshoppen – van onverklaarbare ledematen tot vervangen personen. De advertentie van Ralph Lauren paste daar natuurlijk prima tussen. Vervolgens kwam de foto terecht op het subversieve blog BoingBoing."

Lees de volledige column hier

IEF 8277

Streepmotieven

Hoge Raad, 16 oktober 2009, C05/160HR, conclusie A-G Huydecoper inzake Adidas AG c.s. tegen Marca Mode c.s. (met dank aan Bastiaan van Ramshorst, Klos Morel Vos & Schaap)

Merkenrecht. Adidas/Marca terug uit Luxemburg (zie Hof van Justitie, 10 april 2008, C-102/07). 2 à 3 strepenzaak. Vrijhoudingsbehoefte. Ex tunc / ex nunc. Arrest is bepaald voor 15 januari. Eerst even voor jezelf lezen.

26. Tenslotte: zelfs wanneer men, anders dan ik zojuist heb verdedigd, zou aannemen dat de Hoge Raad in het arrest van 16 februari 2007 nog geen oordeel heeft gegeven over de plaats die de "vrijhoudingsbehoefte" in de beslissing van het Bossche hof inneemt; én wanneer aangenomen zou moeten worden dat dat gegeven, zoals namens H&M c.s. en Marca C.S. wordt bepleit, door het Bossche hof niet als "dragend" is meegenomen in de beoordeling "ex tunc" die dat hof destijds heeft uitgevoerd - dan nóg heeft dit te gelden:
  wegens de gegrondbevinding van Middel I zal na vernietiging en verwijzing alsnog "ex nunc" beoordeeld moeten worden of de op merkinbreuk gerichte vorderingen van Adidas c.s. gegrond zijn. Voor die beoordeling is van belang of er wel of niet met de “vrijhoudingsbehoefte” rekening mag worden gehouden; en is dus ook van belang of wat het Bossche hof daarover heeft overwogen - of dat nu als "dragend" was bedoeld of niet - na de cassatie-instantie "overeind blijft". Ook in de hier veronderstelde - maar door mij als erg onaannemelijk beoordeelde - situatie, hebben Adidas c.s. er dus belang bij dat wordt vastgesteld of de desbetreffende overweging van het Bossche hof stand houdt.

Lees de conclusie hier of hieronder (Scribd).

IEF 8276

Na Einstweilige Verfügung

Hoge Raad, 16 oktober 2009, LJN: BJ1253, Realchemie Nederland B.V. tegen Bayer Cropscience A.G.,

Octrooirecht. Eerst even kort. Zaak betreffende de vraag of onder de EEX-Verordening op een aantal door een Duitse rechter ex parte gegeven beslissingen verlof tot tenuitvoerlegging in Nederland kan worden gegeven. Daarnaast is de vraag aan de orde of in deze exequaturprocedure, nu de beslissingen waarvan verlof tot tenuitvoerlegging wordt gevraagd betrekking hebben op inbreuk op intellectuele-eigendomsrechten, de proceskostenveroordeling moet worden gegrond op art. 1019h Rv. Prejudiciële vragen.

7. Vragen van uitleg 

1. Moet het begrip "burgerlijke en handelszaken" in art. 1 EEX-Verordening aldus worden uitgelegd dat deze verordening ook van toepassing is op de erkenning en tenuitvoerlegging van een beslissing die een veroordeling tot betaling van "Ordnungsgeld" op grond van § 890 ZPO inhoudt? 

2. Moet art. 14 van de Handhavingsrichtlijn aldus worden uitgelegd dat zij ook van toepassing is op een exequaturprocedure met betrekking tot

(i) een in een andere lidstaat gegeven beslissing over een inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht;
(ii) een in een andere lidstaat gegeven beslissing waarbij een dwangsom dan wel boete is opgelegd wegens overtreding van een verbod tot inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht;
(iii) in een andere lidstaat gegeven kostenbeslissingen die voortbouwen op de onder (i) en (ii) genoemde beslissingen?

Lees het arrest hier.

IEF 8275

In een even vermakelijk als leerzaam debat

Website Voi©e: Verslag Rondetafeloverleg met Tweede Kamer over rapport Gerkens. “Onder grote belangstelling vond op 15 oktober jl.  in de Tweede Kamer het ‘rondetafeloverleg’ over het rapport auteursrechten van de werkgroep Gerkens plaats. Deze hoorzitting was georganiseerd door de Vaste Commissie voor Justitie ter voorbereiding op het algemeen overleg dat de Tweede Kamer voor het einde van dit jaar wil houden met de werkgroep Gerkens.

De werkgroep Gerkens (Arda Gerkens, Nicolien van Vroonhoven, Pauline Smeets en Fred Teeven) was als toehoorder aanwezig. De Kamerleden die deelnamen aan de hoorzitting, want dat was het in feite toch wel, waren Jan de Vries (CDA), Marianne  Besselink (PvdA), Farshad Bashir (SP), Naïma Azough (GroenLinks) en later op de ochtend Boris van der Ham (D66).Ton Elias (VVD) was ziek. Er werden 17 genodigde organisaties en een aantal deskundigen gehoord, onderverdeeld in vijf ‘blokken’ en dat zorgde ook voor een volle tribune belangstellenden vanuit de diverse achterbannen.”

Lees hier meer.

IEF 8274

De Oscars

Rechtbank van Koophandel Brussel, 24 juni 2009, The Academy of Motion Picture Arts And Sciences tegen NV Dexia Insurance Belgium (met dank aan Christian Dekoninck, Lydian Lawyers)

Merkenrecht. Belgische pré-Bellure-zaak uit juni 2009 over de beschermingomvang van het bekende merk ‘Oscar’.
 
The Academy of Motion Picture Arts and Sciences stelt een vordering in op grond van haar CTM en Benelux merk “Oscar” (de bekende jaarlijkse filmprijs) tegen Dexia Insurance Belgium, die zelf het Beneluxmerk “DVV OsCar” had laten inschrijven. Dit merk wordt gebruikt door Dexia voor een spaarsysteem in het kader van haar (auto)verzekeringen: chauffeurs die gedurende een bepaalde tijd geen ongevallen hebben veroorzaakt, krijgen hierdoor bepaalde kortingen. 

De ondervoorzitter van de Rechtbank van Koophandel te Brussel, zetelend zoals in kortgeding, oordeelt allereerst dat het merk “Oscar” van The Academy wel degelijk geldig is en niet gebruikelijk is (geworden) voor het aanduiden van prijzen in het algemeen. Daarnaast stelde zij evenwel dat er geen sprake is van inbreuk op grond van artikel 2.20.1.c BVIE resp. 9.1.c EMVO omdat The Academy geen (potentiële) schade bewijst. Hoger beroep is aangetekend.

Lees het vonnis hier of hieronder (Scribd).

IEF 8273

Appels met peren

Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 14 oktober 2009, KG ZA 09-598, Techcomlight B.V. tegen Bik Bouwproducten B.V. & Vaculux B.V. (met dank aan Ernst-Jan Louwers, Louwers IP/Technology Advocaten).

Vergelijkende reclame. Buisvormige daglichtsystemen. “De kern van dit kort geding is de vraag of Bik c.s. door het openbaar (laten) maken van de gewraakte reclame-uitingen onrechtmatig handelen jegens Techcomlight. Deze reclame-uitingen behelzen een boodschap van commerciële en wervende aard van Bik C.S. aan haar klanten/afnemers, waarin de Solatube van Techcomlight wordt genoemd, zodat in ieder geval sprake is van een vorm van vergelijkende reclame in de zin van artikel 6:194a BW.”  In het kort:

5.5.4. Zonder aan te geven dat het daglichtsysteem van Techcomlight enerzijds en de daglichtsystemen van Bik C.S. anderzijds in de basis verschillend zijn in verband met het wél respectievelijk niet aanwezig zijn van een filtersysteem (de RayBender) met het oog op de verschillend beoogde functionaliteit - hetgeen Bik c.s. in de gewraakte reclames hebben nagelaten - is het vergelijken van deze daglichtsystemen qua hoeveelheid lichtopbrengst misleidend en onrechtmatig, omdat op zijn minst de indruk wordt gewekt dat sprake is van identieke producten en de gemiddelde afnemer van zo'n daglichtsysteem niet in staat is om na te gaan dat er - spreekwoordelijk gezegd - appels met peren worden vergeleken.

5.6. Tenslotte acht de voorzieningenrechter de reclame-uitingen van Bik C.S., inhoudende dat hun daglichtsystemen 15% gemakkelijker te installeren zijn dan de Solatube, onvoldoende onderbouwd en dus onvoldoende overtuigend. De vorderingen genoemd in r.o.3.1. onder sub l .a., l .b. en l .f. zullen reeds hierom worden toegewezen op de wijze zoals hierna geformuleerd, met dien verstande dat er bij dit vonnis geen gedragingen aan OliNo kunnen worden opgelegd. De andere grondslagen voor deze onderdelen van de vordering kunnen hierna verder buiten bespreking blijven. 

Lees het vonnis hier of hieronder.

 

IEF 8272

Dat de bepaling niet op een overdracht is gericht

Rechtbank Amsterdam, 14 oktober 2009, HA ZA 08-2094, Visionvale Ltd & Burut co. Tegen Playlogic International N.V. (met dank aan J.J. van der Goen, Van der Goen Advocaten).

Auteursrecht. Software. Eindvonnis bodemzaak (zie ook Vzr. Rechtbank Amsterdam, 11 oktober 2007, IEF 5275 & Gerechtshof Amsterdam, 14 juli 2009, IEF 8066). Geschil tussen ontwikkelaar (Visonvale) en uitgever (Playlogic) van computerspellen over het auteursrecht op de game Sparta Ancient Wars. Overeenkomst rechtsgeldig ontbonden, auteursrechten rechtsgeldig overgedragen aan Playlogic  en niet teruggevallen aan Visionvale na ontbinding. Eerst even voor jezelf lezen.

5.32. Nu playlogic de rechten overgedragen heeft gekregen , moet voor het terugvallen van die rechten aan Visionvale c.s. aan de in Artikel 2 Aw genoemde en onder 5.19 weergegeven vereisten voor overdracht worden voldaan. De rechtbank is van oordeel dat daarvan geen sprake is. Artikel 13.2.2 van de SDA kan niet worden aangemerkt als een tot overdracht bestemde akte. Dit artikel regelt de voorwaarden waaronder Playlogic gehouden zal zijn de rechten aan Visionvale c.s. (terug) over te dragen en daarmee de verbintenisrechtelijke gevolgen van een opzegging. Dat maakt dat de bepaling niet op een overdracht is gericht.

Lees het vonnis hier of hieronder (Scribd).

IEF 8271

IE Gevelstenen

"The patent system... added the fuel of interest to the fire of genius, in the discovery and production of new and useful things." Abraham Lincoln, Second Lecture on Discoveries and Inventions (Feb. 11, 1859). Uitgebeiteld boven de ingang van het Federal Department of Commerce Building in Washington, een oude locatie van het U.S. Patent Office.

Eerdere berichten in de serie IE Gevelstenen hier, hier en hier.

IEF 8270

Impliciet kan zijn

HvJ EG, 15 oktober 2009, zaak C-324/08, Makro Zelfbedieningsgroothandel CV, Metro Cash & Carry BV en Remo Zaandam BV tegen Diesel SpA (prejudiciële vragen Hoge Raad).

Merkenrecht. Uitputting. Mag het begrip „impliciete toestemming” van de merkhouder in de zin van artikel 7, lid 1, van richtlijn 89/104 worden uitgelegd op basis van de in het arrest Zino Davidoff en Levi Strauss vermelde criteria, wanneer de van dit merk voorziene waren voor het eerst direct binnen de EER in de handel werden gebracht, en niet eerder buiten die zone?:

"26. Daarbij dient te worden opgemerkt dat het Hof weliswaar in punt 46 van het arrest Zino Davidoff en Levi Strauss heeft verwezen naar waren die eerst buiten de EER in de handel zijn gebracht, maar dat een dergelijke verwijzing moet worden gezien tegen de achtergrond van het feit dat in de zaak die tot dat arrest heeft geleid, de betrokken waren eerder buiten de EER waren verhandeld en vervolgens in de EER waren ingevoerd en in de handel gebracht.

27. De bewoordingen van het reeds aangehaalde arrest Zino Davidoff en Levi Strauss wettigen evenwel geenszins de conclusie dat de preciseringen van het Hof in punt 46 van dat arrest met betrekking tot de elementen en omstandigheden op grond waarvan een impliciete toestemming van de merkhouder kan worden afgeleid, enkel gelden in het kader van een dergelijke feitelijke context en geen algemene strekking kunnen hebben.

28. Zo zijn de punten 53 tot en met 55 van dat arrest, waarin de toepasselijke vereisten inzake het bewijs van het bestaan van een impliciete toestemming worden gepreciseerd, in algemene bewoordingen geformuleerd en wordt daarbij geen enkel principieel onderscheid gemaakt naargelang de eerste verhandeling is gebeurd buiten of binnen de EER.

29. Bovendien zou een dergelijk onderscheid indruisen tegen de door richtlijn 89/104 ingevoerde regeling.

(...)

Het Hof van Justitie (Eerste kamer) verklaart voor recht:

Artikel 7, lid 1, van de Eerste richtlijn (89/104/EEG) van de Raad van 21 december 1988 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten, zoals gewijzigd bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992, moet aldus worden uitgelegd dat de toestemming van de merkhouder tot het verhandelen van waren onder zijn merk direct in de Europese Economische Ruimte door een derde die niet economisch verbonden is met deze merkhouder, impliciet kan zijn, voor zover een dergelijke toestemming voortvloeit uit elementen en omstandigheden vóór, tijdens of na het binnen deze zone in de handel brengen, waaruit naar het oordeel van de nationale rechter met zekerheid blijkt dat de merkhouder afstand doet van zijn uitsluitend recht."

Lees het arrest hier.