Uitspraak ingezonden door Martijn de Lange, OCNL.
De stof durvamulab valt niet onder de eisen van artikel 3 onder a) van de ABC-verordening
Rb. Den Haag 15 oktober 2025, IEF 23014; LS&R 2321; SGR 22/1516 OCT'5 (Dana-Farber c.s. tegen OCNL). In 2000 heeft Dana-Farber een Europees octrooi aangevraagd, deze is in 2015 verleend. Het basisoctrooi beschrijft dat het eiwit PD-1, dat voorkomt op het oppervlak van immuuncellen, een receptor is voor het eiwit B7-4 (later PD-L1), dat voorkomt op het oppervlak van veel menselijke cellen. Deze binding zorgt ervoor dat een immuunreactie uitblijft. Het basisoctrooi beschrijft dat modulatie van PD-1, B7-4 en/of de interactie daartussen resulteert in modulatie van de immuunrespons. De immuunrespons kan verminderen of vermeerderen, afhankelijk van de behandeling van aandoeningen waarbij dat voordelig kan zijn. Dana-Farber heeft niet-exclusieve licentieovereenkomsten gesloten met drie verschillende bedrijven. Die bedrijven kunnen op basis van het basisoctrooi antilichamen ontwikkelen voor geneesmiddelen. AstraZeneca heeft een geneesmiddel ontwikkeld voor de behandeling van niet-kleincellige longkanker (NSCLC) met durvalumab als werkzame stof. Zij hebben hiervoor een handelsvergunning gekregen. Roche Registration heeft een geneesmiddel ontwikkeld met atezolizumab als werkzame stof. Merck KGaA met avelumab. Op 19 maart 2017 heeft Dana-Farber c.s. een aanvraag gedaan voor een aanvullend beschermingscertificaat voor het product durvalumab (en de andere twee stoffen) OCNL heeft deze aanvraag afgewezen. Dana-Farber c.s. is tegen die beslissingen in beroep gekomen. Ook dit heeft OCNL afgewezen. Dana-Farber c.s. stapte naar de rechter. Volgens de rechter is niet in het geschil of de aanvraag aan de voorwaarden van artikel 3 onder b), c) en d) van de ABC-verordening voldoet. Partijen verschillen van mening over het antwoord op de vraag of in dit geval aan artikel 3 onder a) van de ABC-verordening is voldaan, wordt het product (durvalumab) beschermd door het basisoctrooi. Eén van de onderwerpen van het basisoctrooi is het gebruik van anti-B7-4-antilichamen voor het moduleren van een immuunreactie en voor het behandelen van individuen met een tumor, neurologische – of immunosuppressieve aandoening. In het basisoctrooi wordt durvalumab niet genoemd als een voorbeeld van een geschikt anti-B7-4-antilichaam. Maar het voldoet wel aan de algemene functionele definitie van anti-B7-4 antilichamen in de conclusies.
[appellant] heeft zich gehouden aan het vonnis, dwangsommen zijn onverschuldigd betaald
Hof Amsterdam 7 oktober 2025, IEF 23013; RB 3932; ECLI:NL:GHAMS:2025:2693 ([appellant] tegen [geïntimeerde]). In 2016 heeft [appellant] zich negatief uitgelaten over [bedrijf 3] en [geïntimeerde]. Hij is hiervoor veroordeeld. Het gaat in deze zaak over de vraag of [appellant] heeft voldaan aan de veroordelingen in het vonnis uit 2016 en of de aan die veroordelingen verbonden dwangsommen al dan niet door [appellant] zijn verbeurd. [appellant] vordert in een nieuwe procedure dat deze dwangsommen ten onrechte zijn geïnd. Volgens [appellant] had hij voldaan aan het vonnis van 2016 en was de executie onrechtmatig. De rechtbank Noord-Holland gaf hem daar deels gelijk in, waarop beide partijen in hoger beroep gingen.
Publicatie: Leidraad herstel in vorige toestand door OCN
Octrooicentrum Nederland heeft een leidraad opgesteld voor het behandelen van verzoeken om herstel in de vorige toestand.
In deze leidraad staat wanneer u herstel kunt aanvragen en aan welke voorwaarden uw verzoek moet voldoen. De leidraad beschrijft ook het proces van de beoordeling van een verzoek om herstel.
Wanneer Octrooicentrum Nederland haar eigen website in gebruik neemt, kunt u de leidraad herstel in de vorige toestand daar ook vinden.
FRUTARIA-beeldmerk beschrijvend is voor fruit en daarom nietig in klassen 29/31, maar geldig blijft voor exportdiensten
Gerecht 15 oktober 2025, IEF 23015; ECLI:EU:T:2025:960 (Frutaria Innovation SL tegen EUIPO en Markus Schneider). Het Gerecht (Zesde kamer) bevestigt de EUIPO-beslissing waarbij het EU-beeldmerk FRUTARIA nietig is voor klasse 29 (gedroogd fruit) en klasse 31 (vers fruit), maar in stand blijft voor klasse 35 (export van vers fruit). Omdat de merkaanvraag dateert van 22 mei 2007, past het Gerecht materieel Verordening nr. 40/94 toe. Het stelt vast dat “frutaria” in het Portugees “fruitwinkel” betekent en voor de Portugese doelgroep beschrijvend is voor gedroogd en vers fruit (art. 7(1)(c) jo. 51(1)(a)). De eenvoudige grafische elementen (groene kleur, groen vierkant, halve cirkel, golflijn, onderstreping, standaard vette letter) zijn banale versiering en veranderen de betekenis niet: het publiek blijft het teken als beschrijving van de waar zien en legt een rechtstreeks en specifiek verband met de waren. Voor diensten in klasse 35 is het teken daarentegen niet beschrijvend, zodat het merk daarvoor geldig blijft. Het Gerecht neemt ook in aanmerking dat de Kamer van Beroep haar beslissing via een corrigendum heeft verduidelijkt: de nietigverklaring ziet alleen op de waren van klassen 29 en 31.
Hof: uitlatingen zijn in bodemprocedure waarschijnlijk niet onrechtmatig
Hof Amsterdam 30 september 2025, IEF 23011; ECLI:NL:GHAMS:2025:2542 ([appellanten] tegen [geïntimeerde]). [appellant 1] en [appellant 2] woonden op een woonboot en verkochten in 2015 de naastgelegen woonboot aan [geïntimeerde]. Na de verkoop ontstonden er spanningen tussen partijen, volgens [geïntimeerde] zelfs pesterijen en getreiter. [geïntimeerde] heeft in een andere procedure een verklaring afgelegd. Hierin staat onder andere dat het voor [geïntimeerde], "een regelrechte ramp" was om naast [appellanten] te wonen. [appellanten] spanden daarop een kort geding aan en eisten rectificatie van de verklaringen van [geïntimeerde], op straffe van een dwangsom. De voorzieningenrechter wees deze vordering af, omdat niet aannemelijk was dat een bodemrechter de uitlatingen als onrechtmatig zou aanmerken. [appellanten] hebben in hoger beroep zeven grieven aangevoerd die erop neerkomen dat de voorzieningenrechter een onjuist toetsingskader heeft gehanteerd of onjuist heeft getoetst bij de vraag of de uitlatingen van [geïntimeerde] onrechtmatig zijn.
Wel aanhouding in de zaak tussen SOMI, DPS en Meta
Rb. Amsterdam 15 oktober 2025, IEF 23010; IT 4983; ECLI:NL:RBAMS:2025:7489 (SOMI, DPS tegen Meta). Stichting Onderzoek Marktinformatie (hierna: SOMI) en Data Privacy Stichting (hierna: DPS) komen op voor de belangen van Nederlandse gebruikers van Facebook. DPS komt daarnaast ook op voor de belangen van Nederlandse gebruikers van Instagram. Kernverwijt van DPS en SOMI is dat Meta in strijd met de toepasselijke regelgeving persoonsgegevens van de gebruikers van Facebook en/of Instagram verwerkt. SOMI en DPS willen dat Meta hiermee stopt en de schade aan de achterban van SOMI en DPS vergoedt. De rechter behandelt in dit vonnis haar bevoegdheid. Hoewel er in de service- en gebruikersvoorwaarden een forumkeuze is gemaakt voor Ierland, zijn SOMI en DPS hier niet aan gebonden. Zij zijn immers niet partij bij deze overeenkomsten. Zij voeren deze procedure als zelfstandige belangenbehartiger op eigen naam.
Schrijf u hier in voor de gratis wekelijkse nieuwsbrief van IE-Forum
In deze gratis nieuwsbrief vindt u de jurisprudentie van de afgelopen week op IE-Forum. Handig voor jurisprudentielunches en als u zelf besprekingen voorbereidt.
Schrijf u hier in voor de gratis wekelijkse nieuwsbrief van IE-Forum.
Geen aanhouding in zaak tussen DPS en Meta c.s.
Hof Amsterdam 26 september 2025, IEF 23008; IT 4981; ECLI:NL:GHAMS:2025:2657 (DPS tegen Meta c.s.). Deze zaak is een collectieve actie volgens artikel 3:305a (oud) BW, dat gold vóór de inwerkingtreding van de Wet Afwikkeling Massaschade in een Collectieve Actie (WAMCA). DPS komt hierin op voor de belangen van Nederlandse gebruikers van Facebook. Het gaat in deze procedure in de kern om de vraag of Meta c.s. onrechtmatig hebben gehandeld bij de verwerking van persoonsgegevens van Nederlandse Facebookgebruikers in de periode van 1 april 2010 tot 1 januari 2020. Meta c.s. hebben hun incidentele vordering ingesteld naar aanleiding van prejudiciële vragen die de rechtbank Rotterdam heeft gesteld aan het HvJEU [IT 4941]. Deze vragen gaan over de WAMCA en de AVG. Ook stelt Meta c.s. dat er extra vragen gesteld moeten worden aan het HvJEU.
Inzageverzoek AVG toch toegewezen: geen misbruik van recht door [eiser]
Vzr. Rb. Rotterdam 22 september 2025, IEF 23007; IT 4979 ECLI:NL:RBROT:2025:11474 ([eiser] tegen Kindred en Risepoint). Kindred staat aan het hoofd van een groep die wereldwijd via platformen en websites online kansspelen aanbiedt, waaronder via Unibet. Risepoint is een voormalige dochtervennootschap van Kindred. De Nederlandse activiteiten van Unibet werden vanaf circa 2004 tot 1 oktober 2021 geëxploiteerd door Risepoint. Risepoint beschikte hiervoor niet over een vergunning van de Nederlandse kansspelautoriteit, maar bood haar diensten aan onder haar Maltese licentie. [eiser] heeft in de periode tot 1 oktober 2021 deelgenomen aan de door Risepoint via het online casino Unibet aangeboden kansspelen, en geld verloren. De persoonsgegevens van [eiser], waaronder transactiegegevens, zijn in het kader daarvan via de Unibet-websites aan de verwerkingsverantwoordelijke verzonden. [eiser] verzocht inzage in zijn persoonsgegevens. Kindred en Risepoint hebben dit verzoek afgewezen. Nu vordert [eiser] alsnog inzage van gegevens bij Kindred en Risepoint op grond van de AVG.
Gerecht EU: niet-ontvankelijkheid van te laat ingediend beroep tegen nietigverklaring gemeenschapsmodel
Gerecht EU 8 oktober 2025, IEF 23006; IEFbe 4012; ECLI:EU:T:2025:946 (Doors Buglaria EOOD tegen EUIPO, Top Ten EOOD). Doors Bulgaria verzoekt vernietiging van een beslissing van de Kamer van Beroep. Doors Bulgaria had een EU-model geregistreerd voor deuren. Top Ten diende in 2023 een verzoek tot nietigverklaring in tegen dit model. De Invalidity Division verklaarde in 2024 het model nietig wegens het gebrek aan nieuwheid. Tegen deze nietigverklaring stelde Doors Bulgaria beroep in op 29 februari. Zij dienden op 27 mei de gronden van het beroep in. De Kamer verklaarde het beroep niet ontvankelijk, omdat het schriftelijke beroepschrift buiten de wettelijke termijn van vier maanden na kennisgeving was ingediend. Volgens het EUIPO vond kennisgeving plaats op 9 januari, zodat de termijn afliep op 10 mei. Doors Bulgaria stelt dat de termijn pas ging lopen op 29 februari, de datum waarop zij feitelijk kennis kreeg van de beslissing. EUIPO en Top Ten betwisten dit.