Een vermoeden
Kamervragen met antwoord, nr. 965, Tweede Kamer. Vragen van het lid Gerkens (SP) aan de staatssecretaris van Financiën en minister van Justitie over de doorgifte van NAW-gegevens door de douane aan private organisaties. (Ingezonden 13 november 2007). O.a:
"Vraag: Deelt u de mening dat bij het doorgeven van NAW-gegevens door de douane een afweging van proportionaliteit en subsidiariteit dient plaats te vinden? Zo neen, waarom niet? Toetst de douane voldoende of aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit is voldaan bij het doorgeven van NAW-gegevens van particulieren, niet zijnde handelaren? Zo ja, waarop baseert u dit? Zo neen, welke maatregelen gaat u treffen dat dit in de toekomst wel in voldoende mate zal gebeuren?
Antwoord: Zoals blijkt uit het antwoord op vragen 3 en 4, dient de Douane volgens de Verordening alleen na te gaan of er een vermoeden van inbreuk is en vervolgens (artikel 4, eerste lid, van de Verordening) of er voldoende aanwijzingen zijn van de inbreuk. Vervolgens moet de Douane de houder van het intellectuele-eigendomsrecht informeren. De Douane heeft krachtens de Verordening geen verder gaande bevoegdheden om proportionaliteit en subsidiariteit af te wegen. Dat is ook geen taak voor een uitvoeringsinstantie als de Douane, maar een taak voor de civiele rechter."
Lees alle vragen en antwoorden hier
Regeldruk
Kamerstukken II, 29515, nr. 226, Tweede Kamer. Kabinetsplan aanpak administratieve lasten; Brief staatssecretarissen met reacties op acht moties uit VAO over aanpak regeldruk-bedrijven
Auteursrechten; de motie Smeets, Van der Burg (Handelingen TK 2007–2008, 29 515, nr. 219).
Op 20 december 2007 hebben de ministers van Justitie, Economische Zaken en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een brief aan uw kamer gezonden, waarin de ontwikkelingen en het beleid van dit kabinet op het brede terrein van auteurs- en naburige rechten uiteen wordt gezet. Daarin is ook ingegaan op de verzoeken uit de motie, ten aanzien van de voortgang in de stroomlijning van de inning van vergoedingen. Op het (eerste) verzoek uit de motie om te komen tot één inningsorganisatie voor auteursrechten is al schriftelijk gereageerd door het kabinet, namelijk bij het antwoord van de minister van Economische Zaken op 26 oktober jl. n.a.v. motie 28 van kamerlid Aptroot.
De wijziging van de Wet toezicht collectief beheer, waarin de verbreding van het toezicht zal worden geregeld, zal naar verwachting komend voorjaar worden ingediend en is op dit moment onderwerp van consultatie. In dit voorstel zal het toezicht op de collectieve beheersorganisaties sterk
worden verbeterd. Ook wordt de grondslag geboden om bij AMvB tot een stroomlijning van de organisaties en hun activiteiten te komen (als zelfregulering faalt). Overigens is al bekend dat Buma Stemra en Sena binnenkort beginnen met de introductie van één factuur, zoals ook gemeld in de brief van 12 november jl. van de minister van Justitie aan uw Kamer (nr. Just 070776).
Lees de brief hier
Helbach Stichting
Eind 2006 is de Prof. Mr. E.A. van Nieuwenhoven Helbach Stichting opgericht op initiatief van de Vereniging voor Intellectuele Eigendom en de Stichting Bijzondere Leerstoel IE Utrecht en sinds medio 2007 beschikt deze stichting over middelen om haar doelstelling te kunnen gaan invullen.
Deze stichting heeft ten doel het bevorderen van innoverend wetenschappelijk onderzoek en onderwijs van, respectievelijk over vraagstukken met betrekking tot het intellectuele eigendomsrecht in de ruimste zin van het woord. De stichting tracht haar doel onder meer te bereiken door het ontwikkelen en stimuleren van initiatieven, projecten en publicaties die verband houden met de studie van, het wetenschappelijk onderzoek naar en het onderwijs in alle aspecten van het intellectuele eigendomsrecht, alsmede het verlenen van financiële steun aan een en ander.
Het bestuur van de Prof. Mr. E.A. van Nieuwenhoven Helbach Stichting bestaat uit prof. mr J.J. Brinkhof, prof. mr Ch.E.F.M. Gielen (voorzitter), prof. mr F.W. Grosheide, prof. mr W.A. Hoyng, prof. mr C.J.J.C. van Nispen, drs. P.C. Schalkwijk (penningmeester) en prof. mr. D.J.G. Visser (secretaris).
Reglement terzake van (verzoeken om) financiële ondersteuning bij de Helbach stichting:
- Voor alle projecten die binnen de doelstelling van de Stichting vallen kan een verzoek om financiële ondersteuning worden ingediend.
- Verzoeken zullen alleen in behandeling worden genomen indien ze worden ondersteund door een IE-hoogleraar aan één van de universiteiten.
- Verzoeken komen slechts in aanmerking voor financiële ondersteuning indien niet elders (vrijwel) gehele financiering mogelijk is.
- Financiële ondersteuning bedraagt in beginsel maximaal éénmalig € 10.000,- per project.
Een ieder die een verzoek heeft om financiële ondersteuning binnen deze voorwaarden wordt opgeroepen een aanvraag in te dienen. Aanvragen voor subsidie kunnen per email worden ingediend bij de secretaris, dirk.visser@kmvs.nl
Eerst even voor jezelf lezen
Rechtbank Amsterdam, 10 januari 2008, KG ZA 07-2166 OdC/MV, ACS Filtertechniek tegen Group Air Cooling Services B.V.(met dank aan Annelies van Zoest, GoversVanZoest).
“4.7 Group Air Cooling Services zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Hierbij worden de volledige kosten als bedoeld in artikel 1019h Rv toegewezen, aangezien hier sprake is van inbreuk op de intellectuele eigendomsrechten van ACS, Aan het verweer dat het hier een andersoortig geschil betreft, te weten een geschil over een vaststellingsovereenkomst, zal worden voorbijgegaan aangezien de kern van die overeenkomst bestaat uit bescherming van de intellectuele eigendomsrechten van ACS.”
Lees het vonnis hier.
Rechtbank Amsterdam, 22 januari 2008, KG ZA 07-2504 OdC/BB, Amstel Brouwerij B.V., Heineken Nederland B.V. tegen One and Only Productions B.V. (met dank aan Adonna Alkema, Klos Morel Vos & Schaap).
“4.2. Amstel c.s. wordt gevolgd in haar standpunt dat uit dit artikel volgt dat in het geval Amstel c.s. haar right of first refusal niet wenst uit te oefenen, en zij dus niet wenst deel te nemen aan een ander door One and Only te organiseren evenement, One and Only voor het evenement geen gebruik mag maken van de merken van Amstel. De door One and Only aan dit artikel gegeven interpretatie dat de passage (NB: onder een gewijzigde naam in verband met de rechten van Amstel op het merk Amstel en de rechten van Amstel op het woordmerk “De Vrienden Van Amstel LIVE!”) uitsluitend betrekking heeft op 'een soortgelijk evenement' en niet op 'hetzelfde evenement' komt de voorzieningenrechter niet aannemelijk voor.”
Lees het vonnis hier.
Fusie
Per 1 februari 2008 zal Merkenbureau Markube in Arnhem haar naam wijzigen in Algemeen Otrooi- en Merkenbureau, kortweg AOMB. Dit al met gevolg van de fusie die eerder op 1 januari 2007 plaatsvond tussen Markube en AOMB.
Mr. Anne G.T.M. Laarman en drs. Marijke Van kan zijn toegetreden tot de directie van AOMB en daar verantwoordelijk voor de merkenafdeling binnen AOMB.
Noot van Koelman
Kamiel Koelman (Bousie): Noot bij Vzr. Rb. Amsterdam 1 november 2007 (Willem Alexander / Vereniging Martijn). Eerder gepubliceerd in Mediaforum 2008, p. 36-37.
Tot slot: als een forumhouder zich inderdaad direct kan beroepen op artikel 6:196c BW en de daaraan ten grondslag liggende Richtlijn elektronische handel, had de rechter dan op grond van het verbod om een monitorplicht op te leggen van artikel 15 lid 1 van die richtlijn, niet mogen aannemen dat de forumbeheerder onrechtmatig handelde door na te laten zijn forum te scannen op foto’s van kinderen? Het antwoord luidt ontkennend. In de overwegingen bij de richtlijn wordt het verbod om een onderzoeksplicht op te leggen, gerelativeerd. De Hoge Raad maakt daaruit op dat met de richtlijn: ‘geen afbreuk [wordt gedaan] aan de mogelijkheid dat de nationale rechter die maatregelen treft die van [partijen die zich op de aansprakelijkheidsuitsluitingsgronden kunnen beroepen] redelijkerwijs kunnen worden verlangd in verband met op hen rustende zorgvuldigheidsverplichtingen om onwettige activiteiten op te sporen en te voorkomen.’
Lees de gehele noot hier.
In de publieke uitrustzone
HvJ EG, 17 januari 2008, conclusie A-G Sharpston in zaak C 456/06, Peek & Cloppenburg KG tegen Cassina SpA
Voostel voor antwoorden op Duitse prejudiciële vragen over de auteursrechtrichtlijn. De zaak heeft betrekking op meubels die op het relevante tijdstip geen auteursrechtelijke bescherming genoten in Italië, waar zij waren geproduceerd en waar zij door Peek & Cloppenburg KG waren verkregen. Een dergelijke bescherming bestond echter wel in Duitsland, waar Peek het meubilair “voor tijdelijk gebruik beschikbaar stelde in de publieke uitrustzone van een van haar winkels en tentoonstelde in de etalage van een andere winkel”.
Het HvJ EG wordt verzocht te beoordelen of een dergelijk gebruik van de betrokken meubels moet worden beschouwd als „distributie onder het publiek door verkoop of anderszins” in de zin van artikel 4, lid 1, van de auteursrechtrichtlijn. Zo ja, wordt het Hof gevraagd of de uitoefening van dat recht in de omstandigheden van de onderhavige zaak in overeenstemming is met artikel 28 EG. A-G Sharpston maakt een onderscheid tussen stoffelijke en onstoffelijke werken en concludeert dat het louter etaleren of aanbieden van een auteursrechtelijk beschermde tijdelijke rustplek geen distributie onder het publiek is.
“35. Indien artikel 4, lid 1, van de auteursrechtrichtlijn zo wordt uitgelegd dat „distributie onder het publiek” ook het beschikbaar stellen van beschermde goederen voor tijdelijk gebruik omvat, hetgeen zou betekenen dat de rechthebbende een dergelijk gebruik kan verbieden, zou het vrije verkeer van goederen kunnen worden beperkt. Overeenkomstig artikel 30 EG kan een dergelijke beperking gerechtvaardigd zijn op grond van onder meer de bescherming van de industriële en commerciële eigendom. Het is echter vaste rechtspraak dat een afwijking om deze reden slechts is toegestaan voor zover zij gerechtvaardigd is ter bescherming van de rechten die het specifieke voorwerp van die eigendom vormen.
36. De door verzoekster en de Poolse regering bepleite ruime uitlegging van artikel 4, lid 1, zou derhalve slechts met artikel 30 EG stroken indien de uitoefening van het distributierecht van het aldus uitgelegde artikel 4, lid 1, het specifieke voorwerp van het auteursrecht beschermt. Zoals de Commissie aanvoert, heeft het Hof zich bij de beoordeling van de rechtmatigheid van afwijkingen van het vrije verkeer van goederen om redenen van auteursbescherming geconcentreerd op de vraag of een vermeend inbreukmakend gedrag een commercieel karakter had en inkomsten genereerde die aan de rechthebbende werden onthouden. Het vermeende inbreukmakende gedrag in gevallen als het onderhavige is daarentegen duidelijk van heel andere aard. Het is voor mij verre van evident dat de rechten die het specifieke voorwerp van het auteursrecht vormen, worden beschermd wanneer een rechthebbende in dergelijke omstandigheden een persoon die de beschermde goederen rechtmatig in een andere lidstaat heeft gekocht, zou mogen beletten die goederen voor tijdelijk gebruik ter beschikking van het publiek te stellen.
38. Verzoekster stelt dat indien het Hof het uit artikel 4, lid 1, van de auteursrechtrichtlijn voortvloeiende distributierecht enger zou uitleggen dan het distributierecht in de voornoemde gevallen, die betrekking hadden op de intellectuele eigendom van onstoffelijke objecten zoals muziek, dergelijke werken veel beter zouden worden beschermd dan stoffelijke werken, hetgeen ongerechtvaardigd zou zijn. Maar zelfs al was dat het geval, acht ik dit geen geschikt argument voor een ruime lezing van artikel 4, lid 1. Onstoffelijke werken worden per definitie op andere wijze verspreid dan stoffelijke. Juist daarom hebben eerst het Hof in zijn vaste rechtspraak en vervolgens de communautaire wetgever in de richtlijn inzake het verhuur- en het uitleenrecht de auteursrechtelijke bescherming van onstoffelijke werken uitgebreid.
45. Aangezien ik van mening ben dat beide delen van de eerste vraag ontkennend moeten worden beantwoord, zal ik geen antwoord op de tweede vraag voorstellen.
“56. In het licht van het voorgaande geef ik het Hof in overweging de vragen van het Bundesgerichtshof als volgt te beantwoorden:
„Er is geen sprake van distributie onder het publiek, door verkoop of anderszins, in de zin van artikel 4, lid 1, van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, wanneer auteursrechtelijk beschermde meubels ofwel beschikbaar worden gesteld voor tijdelijk gebruik door derden zonder dat deze derden het recht hebben over deze meubels te beschikken, dan wel in de etalage van een winkel tentoon worden gesteld zonder dat het publiek de mogelijkheid heeft ze te gebruiken of te verkrijgen.”
Lees de conclusie hier.
Er lijkt sprake te zijn van een misverstand
Kamervragen nr. 921, met antwoord, 2e Kamer. Vragen van de leden Atsma en Van Vroonhoven-Kok (beiden CDA) aan de minister van Onderwijs, Cultuur, Wetenschap over de taptoe in Groningen. (Ingezonden 29 november 2007).
1 Vraag: Kent u het bericht ‘Buma/Stemra wil verbod op taptoe in Groningen’?
Antwoord: Ja. De taptoe Groningen heeft inmiddels plaats gevonden nadat de organisatie en Buma contact met elkaar hebben gehad. De organisatie van de taptoe heeft besloten de rekening van Buma waarover het in het bericht gaat, te voldoen.
2 Vraag: Bent u op de hoogte van een zelfde soort situatie bij de Taptoe Hasselt die op 29 september jl. gehouden is? Bij welke andere evenementen is dit aan de orde? Is hier sprake van nieuw beleid?
Antwoord: Er lijkt sprake te zijn van een misverstand, de Taptoe Hasselt heeft geen rekening ontvangen en is derhalve niet vergelijkbaar met de Taptoe in Groningen. De drie landelijke muziekorganisaties, FKM, KNFM en NFCM, hebben een overeenkomst met Buma afgesloten waardoor de aangesloten leden voor hun reguliere concerten geen afzonderlijke auteursrechten hoeven af te dragen. In gevallen dat activiteiten niet onder de overeenkomst vallen, moet de organisatie zelf een regeling met Buma treffen. Het is voor mij niet te overzien bij welke evenementen dit nog meer aan de orde is. De uitoefening van het auteursrecht of van naburige rechten is in de eerste plaats een zaak van de betrokken rechthebbenden, of van hun uitvoeringsorganisaties; er lijkt in deze geen sprake te zijn van nieuw beleid.
3 Vraag: Deelt u de mening dat er door de korpsen voldoende betaald wordt voor de rechten op bladmuziek en dat het niet nodig is om nog een deel van de inkomsten af te staan aan Buma Stemra?
Antwoord: Het betalen van een vergoeding door korpsen voor het maken van kopieën van bladmuziek verschilt van de betaling van een vergoeding aan Buma. De rechten op bladmuziek worden door de muziekvereniging betaald om, als zij voor ieder lid originele bladmuziek heeft gekocht, van deze originelen fotokopieën te kunnen maken voor een enkel nieuw lid, om aantekeningen op te maken, om beschadigde of zoekgeraakte exemplaren te vervangen, etc. Met het betalen van deze vergoeding wordt nog geen toestemming verkregen voor het in het openbaar uitvoeren van de muziekwerken. Daarvoor is toestemming van Buma nodig, die belast is met het collectief beheer van de muziekrechten.
4 Vraag: Deelt u de mening dat er niet dubbel betaald hoeft te worden voor de rechten op bladmuziek?
Antwoord: Zie het antwoord op vraag 3.
5 Vraag: Waarom moet dezelfde muzikant in een iets andere samenstelling, bijvoorbeeld een dweilorkest, opnieuw voor deze rechten op bladmuziek betalen?
Antwoord: De auteursrechtelijke vergoedingen voor uitvoeringen en het kopiëren van bladmuziek worden afgerekend op basis van afspraken per orkest. De muzikant die in verschillende orkesten speelt, hoeft dus niet per orkest afzonderlijk rechten te betalen. Er wordt per orkest afgerekend, ongeacht welke muzikanten daarin spelen; individuele afspraken met de afzonderlijke muzikanten in een orkest zou de inning nodeloos omslachtig maken.
6 Vraag: In hoeverre is er sprake van willekeur in het beleid van Buma/Stemra?
Antwoord: Willekeur kan geen basis voor het beleid van Buma/Stemra zijn. Buma/Stemra baseert haar beleid en de uitvoering daarvan op wet- en regelgeving. Die uitvoering geschiedt zoveel mogelijk aan de hand van standaard-regelingen en standaardovereenkomsten. Het is mij niet bekend dat bij de voorbeelden die u noemt afgeweken wordt van vaste standaardregelingen van Buma/Stemra, noch in bevoordelende zin, noch in benadelende zin.
7 Vraag: Kunt u aangeven hoe de regelgeving op dit punt luidt?
Antwoord: De auteur heeft het exclusieve recht zijn werk openbaar te maken en zijn bladmuziek te verveelvoudigen (artikel 1 van de Auteurswet 1912). De auteur kan anderen toestemming geven tot openbaarmaking en verveelvoudiging en hij kan daaraan voorwaarden verbinden, zoals de betaling van een vergoeding. De auteur kan het recht om toestemming te verlenen en om vergoedingen te innen en te verdelen collectief uitoefenen door middel van collectieve beheersorganisaties. Voor de openbaarmaking van een muziekwerk dient dat via Buma te geschieden, die door de Minister van Justitie met uitsluiting van anderen is aangewezen te bemiddelen inzake muziekauteursrecht (zie artikel 30a Auteurwet en de aanwijzing van BUMA bij beschikking van 24 maart 1933, Stcrt. 60).
8 Vraag: Deelt u de mening dat het niet wenselijk is dat er veel geld van amateurverenigingen en stichtingen naar Buma/Stemra gaat terwijl deze verenigingen en stichtingen geen winst maken en daarnaast veel moeite moeten doen om sponsoren te krijgen?
Antwoord: In de Auteurswet noch bij de uitoefening van het auteursrecht bestaat een onderscheid tussen gebruik door op winst gerichte licentienemers of gebruik door non-profit instellingen. Buma hanteert evenwel voor amateurmuziek een aangepast tarief. De vraag of weinig of veel moeite moet worden gedaan om sponsorgeld te verkrijgen kan geen criterium zijn bij de uitoefening van intellectuele eigendomsrechten.
9 Vraag: Bent u van plan maatregelen te treffen om dit soort situaties in de toekomst te voorkomen? Is aanpassing van de wet mogelijk, bijvoorbeeld door het afschaffen van de heffing door Buma/Stemra bij amateurmuziekverenigingen of stichtingen?
Antwoord: Voor beperkingen en uitzonderingen ten aanzien van het auteursrecht en de naburige rechten geldt Europese regelgeving. Richtlijn nr. 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (PbEG L 167) geeft in artikel 5, tweede lid, een limitatieve opsommingen van beperkingen en uitzonderingen. Een uitzondering van de aard zoals in de vraag bedoeld, komt daarin niet voor. Een wijziging van de wet zoals door vragenstellers voorgesteld, is dan ook niet mogelijk.
Bovendien kunnen belanghebbenden die klachten hebben over de inning van vergoedingen zich wenden tot het College van Toezicht Auteursrechten. Dit college oefent op basis van de Wet toezicht collectieve beheersorganisaties auteursrecht en naburige rechten toezicht uit op de inning en verdeling van auteursrechtgelden en behandelt geschillen daarover tussen de collectieve beheersorganisatie en belanghebbenden (Stb. 2003, 111).
Auteurswet 1912 wordt Auteurswet
Kamerstuk 31248, nr. A, Eerste Kamer. Herstel van wetstechnische gebreken en leemten alsmede aanbrenging van andere wijzigingen van ondergeschikte aard in diverse wetsbepalingen op het terrein van het ministerie van Justitie (Reparatiewet III Justitie).
De Auteurswet 1912 wordt gewijzigd als volgt:
A. In artikel 16b, vijfde lid, 16h, derde lid, 16i, tweede lid, en 43b wordt «regels» vervangen door: regelen.
B. In artikel 16g wordt «de artikelen 15i, tweede lid, 16b en 16c» vervangen door: de artikelen 15i, 16, 16b, 16c en 16h.
C.Artikel 17a wordt gewijzigd als volgt:
1. Na «kunnen» wordt ingevoegd: in het algemeen belang.
2. De zinsnede «de op 2 mei 1992 te Oporto tot stand gekomen Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Trb. 1992,132)» wordt vervangen door: de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.
D.In artikel 30a, derde lid, wordt «choregrafische» vervangen door:choreografische.
E. In artikel 52 wordt «Auteurswet 1912» vervangen door: Auteurswet.
Lees het kamerstuk hier.
Erfenis (2)
Otto Swens (Vondst) bericht: “Al eerder verscheen op IEForum het bericht "Erfenis" waarin werd ingegaan op een octrooiactie die het Amerikaanse bedrijf Document Security Systems Inc bij het Gerecht van Eerste Aanleg aanhangig had gemaakt tegen de Europese Centrale Bank. (zie IEF 727) Volgens DSS zou de ECB bij het produceren van de EURO-bankbiljetten gebruik maken van een beveilingingstechniek waarop DSS octrooi heeft (EP 0 455 750) die kopieëren via o.a. scan-kopieerapparaten onmogelijk maakt. In reactie hierop startte de ECB nietigheidsprocedures in de 9 Europese landen waar de actie van DSS bij het GEA betrekking op heeft.
Inmiddels zijn er drie Europese uitspraken over de nietigheid: vorig jaar al in de UK (26 maart) en Duitsland (27 maart) en nu - afgelopen woensdag - ook in Frankrijk. Er ontspint zich in deze uitspraken een aardige Europese discussie over "added matter" (toegevoegde materie). De UK High Court vernietigde het octrooi van DSS namelijk vanwege toegevoegde materie, terwijl de Duitse rechter oordeelde dat van toegevoegde materie geen sprake was. De Franse rechter (Tribunal de Grande Instance in Parijs) sluit zich in zijn vonnis van afgelopen donderdag nu aan bij de UK rechter en vernietigt het octrooi ook op grond van toegevoegde materie. Steeds gaat het in de drie zaken om hetzelfde argument.”
Lees de uitspraken hier (VK), hier (Dld.) en hier (Fr. (in En. vertaling)).