Minder dan optimaal oplettend
Rechtbank Rotterdam, 8 april 2008, LJN: BC9129, Havenziekenhuis en Instituut voor Tropische Ziekten B.V. c.s. tegen de Stichting Medisch Centrum Rijnmond-Zuid (MCRZ).
Handelsnaamrecht / merkenrecht. Uitvoerig vonnis over het gebruik van de handelsnaam 'Ziekenhuis Rotterdam'. (Voorgenomen) gebruik van deze naam is niet misleidend in de zin van art. 5b Hnw, maar kan wel leiden tot verwarring met andere ziekenhuizen bij het niet-professionele publiek . Meegewogen wordt dat verwarring tussen ziekenhuizen verstrekkender gevolgen met zich mee kan brengen dan verwarring tussen andersoortige ondernemingen.
MCRZ kondigt medio 2007 aan haar naam te zullen wijzigen in 'Ziekenhuis Rotterdam' en registreert de domeinnaam ziekenhuisrotterdam.nl en het woord/beeldmerk met dezelfde woorden. Twee andere ziekenhuizen uit Rotterdam, het Havenziekenhuis en het Oogziekenhuis, maken hiertegen bezwaar. Al worden eisers niet op alle punten in het gelijk gesteld, resultaat is dat het MCRZ de handelsnaam 'Ziekenhuis Rotterdam' niet mag voeren.
Op de eerste plaats oordeelt de voorzieningenrechter dat het voeren van de naam 'Ziekenhuis Rotterdam' kan leiden tot verwarring met de handelsnamen Havenziekenhuis Rotterdam en Oogziekenhuis Rotterdam bij niet-professionele dienstverleners, voornamelijk bestaande uit patiënten en hun bezoekers, zoals familieleden:
4.4.4 (...) Bij hen ligt, nu alle drie de ziekenhuizen de namen “Ziekenhuis” en “Rotterdam” in hun handelsnaam (zullen) gebruiken, bepaald voor de hand dat zij zullen menen dat deze ziekenhuizen op enigerlei wijze met elkaar gelieerd zijn of zelfs gelijk zijn als aan Ziekenhuis Rotterdam geen enkel ander woord is toegevoegd. Dat de woorden “Haven” en “Oog” kenmerkende bestanddelen vormen van de handelsnamen van respectievelijk het Havenziekenhuis Rotterdam en het Oogziekenhuis Rotterdam, doet hier niet aan af; dergelijke woorden laten zich immers heel wel verklaren door het bestaan van diverse specialisaties binnen een ziekenhuis. Hierbij is meegewogen dat een aanzienlijk deel van dit publiek eenmalig of voor de eerste maal van de diensten van voornoemde ziekenhuizen gebruik maakt. Bovendien is tussen partijen in confesso dat bezoekers/ patiënten van ziekenhuizen vaak gespannen zullen zijn, terwijl voorts een deel vanwege herkomst of leeftijd, minder dan optimaal oplettend zal zijn. Dit effect hangt samen met de normale samenstelling en gesteldheid van ziekenhuispubliek en moet dus, voor het verwarringsgevaar, worden meegewogen.
Het feit dat het gaat om handelsnamen in de zorgsector is een factor van belang:
4.4.4. (...) Hierbij is meegewogen dat verwarring tussen ziekenhuizen verstrekkender gevolgen met zich mee kan brengen dan verwarring tussen andersoortige ondernemingen.
Eisers hadden voorts gesteld dat het voeren van de betreffende handelsnaam misleiding van het publiek in de zin van art. 5b Hnw oplevert. De Voorzieningenrechter is het hier niet mee eens:
4.6 Met de naam “Ziekenhuis Rotterdam” wordt het publiek geen onjuiste voorstelling gegeven over de aard van de onder die naam gedreven onderneming, omdat het inderdaad een ziekenhuis gevestigd te Rotterdam betreft. Dat is op zichzelf niet doorslaggevend. De benaming Ziekenhuis Rotterdam zou onder omstandigheden de indruk kunnen wekken dat zij het enige, althans het overkoepelende ziekenhuis in Rotterdam is. Dat er sprake is van zulke omstandigheden is echter thans onvoldoende aannemelijk. Daarbij is enerzijds gelet op de algemeen bekende omstandigheid dat Rotterdam meer dan één ziekenhuis telt, waaronder de drie eiseressen, die alle een reeds jaren gevestigde reputatie hebben, ten dele ook internationaal. Anderzijds is in aanmerking genomen het door MCRZ geuite, niet betwiste voornemen de naam vooral te gebruiken in combinatie met verwijzingen naar de Zorgboulevard. In die situatie kan thans niet worden gezegd dat misleiding van het publiek als bedoeld in artikel 5b van de Hnw te duchten is.
Tot slot wordt geoordeeld gebruik van het woord/beeldmerk ZIEKENHUIS ROTTERDAM ongeoorloofd is, nu in het merk de naam een zeer prominent onderdeel vormt:
4.8 Ter terechtzitting is door MCRZ verklaard dat zij dit beeldmerk als dienstmerk gaat gebruiken. Gelet op de aard van de onderneming - een ziekenhuis - valt redelijkerwijs te verwachten dat het publiek geen onderscheid zal maken tussen het gebruik van de handelsnaam ter aanduiding van de onderneming en het gebruik van het merk - waarvan de handelsnaam het meest in het oog springende deel is - ter aanduiding van de diensten van de onderneming. Dat betekent dat het gebruik van het dienstmerk en dat van de handelsnaam samenvallen of elkaar ten minste overlappen, zodat het verbod op het voeren van de handelsnaam voorshands ook het verbod op het gebruik van het merk meebrengt. Voortgezet gebruik van het dienstmerk na staking van het gebruik van de handelsnaam Ziekenhuis Rotterdam zou immers het verwarringsgevaar waarop in overweging 4.4.4 is gedoeld in stand houden en wellicht nog vergroten.
Lees vonnis hier.
Personalia
In plaats van alleen maar steeds meer doen, gaat Arnoud Engelfriet nu ook eens wat anders doen. Na bijna negen jaar als IP counsel bij Philips te hebben gewerkt, gaat Engelfriet per 1 juli aan de slag als partner bij juridisch adviesbureau ICTRecht. “ICTRecht levert praktisch en deskundig juridisch advies over internet, ICT, software, intellectueel eigendom, mediarecht en mededinging. Arnoud zal zich hier vooral bezighouden met softwarelicenties, open source, octrooien en internetrecht.” Naar eigen zeggen heeft de overstap geen gevolgen voor zijn eigen website Ius Mentis en het bijgehorende internetrechtweblog.
Lees hier meer.
Incasso veronderstelt repartitie
Kamerstukken II 31200 VI, nr. 128. Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2008; Verslag schriftelijk overleg over de thuiskopievergoeding
"Met de leden van de CDA-fractie meen ik dat de geïnde thuiskopiegelden ten goede moeten komen aan degenen voor wie zij bedoeld zijn, te weten de makers van creatieve werken. Incasso veronderstelt immers repartitie. Uitkering aan, bijvoorbeeld, artiesten en musici is en blijft ook de inzet van mijn beleid en dat van het College van Toezicht. Dat laat onverlet dat als gelden echt onverdeelbaar blijken, nadat Stichting De Thuiskopie en haar verdeelorganisaties hun overheadkosten en andere inhoudingen hebben verricht en alle bij de organisaties bekende rechthebbenden hun billijke vergoeding hebben ontvangen, het redelijk en billijk is om deze – naar achteraf blijkt teveel geïnde gelden – te laten terugvloeien aan de betalingsplichtigen, t.w. de producenten en importeurs van voorwerpen die bestemd zijn voor het thuiskopiëren. Zoals de aan het woord zijnde leden terecht opmerken, verliest een stelsel waarin wel wordt geïnd, maar onvoldoende wordt uitgekeerd, immers zijn legitimatie."
The European Central Bank vs. Document Security Systems, Inc.
By means of a judgment having immediate effect, ECB requests the annulment of European patent 0 455 750 B1, pertaining to a “Method of making a nonreplicable document", for the Netherlands, ordering DSS to pay the procedural costs, including the translation costs. 3.2. The underlying reason for ECB’s claim is that, in its opinion, the patent is null and void as the subject of the patent is not covered by the content of the original application, the invention is not new, and in addition there is a lack of inventive step.
The District Court of The Hague concludes that EP 750 is valid so that its nullification claimed by ECB must be dismissed.
Read the entire judgement here. IEFenglish
Olanzapine
Voorzieningenrechter Rechtbank Den Haag 7 april 2008, KG ZA 08-63, Eli Lilly tegen Ratiopharm.
Kort geding octrooi-inbreuk; onvoldoende concrete aanwijzingen dat inbreuk zal worden gemaakt; proceskostenvergoeding ad € 110.000.
Eli Lilly is houder van een Europees octrooi en een daarop verleend aanvullend beschermingscertificaat (“ABC”) met betrekking tot de stof olanzapine, een antipsychoticum dat gebruikt wordt voor aandoeningen van het centrale zenuwstelsel. Geneesmiddelen bevattende olanzapine worden door Eli Lilly op de markt onder het merk Zyprexa. Het ABC van Eli Lilly heeft gelding t/m 11 september 2011.
Ratiopharm heeft een marktvergunning voor generieke olanzapine ingediend middels de zgn. (Europese) gecentraliseerde procedure, en daarbij onder meer registratie gevraagd voor Nederland. Ratiopharm is echter nog niet op de markt met generieke olanzapine in Europese landen waar Eli Lilly octrooirechten kan doen gelden.
Eli Lilly heeft Ratiopharm gesommeerd toe te zeggen dat zij hangende de geldigheid van het octrooi en het ABC niet in Nederland met generieke olanzapine-producten op de markt zal komen. Concrete aanleiding voor het kort geding vormt de weigering van Ratiopharm deze toezegging te doen.
Volgens de voorzieningenrechter wordt onvoldoende concrete dreiging van inbreuk aanwezig geacht die een verbod zou kunnen dragen. De voorzieningenrechter wijst erop dat volgens vaste rechtspraak het enkele voorhanden hebben (of aanvragen) van marktvergunning voor een geneesmiddel zonder bijkomende, concrete omstandigheden die aannemelijk maken dat Ratiopharm voornemens is inbreukmakende generieke producten op de markt te brengen hangende de geldigheidsduur van het octrooi en het ABC, onvoldoende dreiging tot inbreuk behelst, zodat alsdan niet op die enkele omstandigheid van een voorhanden marktvergunning een verbod in kort geding kan worden verkregen. Het hebben of aanvragen van een marktvergunning is geen octrooirechtelijk voorbehouden handeling.
Bedoelde bijkomende omstandigheden worden afwezig geacht. Ratiopharm heeft aangegeven geen concrete plannen te hebben om hangende de geldigheidsduur van Eli Lilly’s exclusieve rechten op de markt te komen en elders in Europa doet zij dat ook niet. Het niet willen doen van een (geclausuleerde) toezegging tot non-inbreuk door Ratiopharm gedurende Eli Lilly’s exclusieve rechten, biedt geen concrete dreiging van inbreuk. Gelet op de omstandigheid dat geen sprake is van voorafgaande daadwerkelijke inbreuk, is een dergelijke toezegging niet iets, waarop Lilly aanspraak kan maken.
De voorzieningenrechter overweegt: “Er bestaat rechtens geen algemene aanspraak op het schriftelijk door derden (of concurrenten) laten bevestigen van een ieders absolute rechten (…). Een weigering zulks te doen creëert mitsdien been (spoedeisend) belang om dat in kort geding af te dwingen, althans niet zonder bijkomende omstandigheden, die, zo ligt in het vorenoverwogene besloten, voorshands afwezig worden geacht.”
De vorderingen van Eli Lilly worden afgewezen. Conform een tussen partijen gemaakte afspraak ter over de over en weer te vorderen proceskosten wordt Eli Lilly veroordeeld in de proceskosten van Ratiopharm ter hoogte van € 110.000.
Lees het vonnis hier.
In de gereedschapsbranche
Vzr. Rechtbank Leeuwarden, 2 april 2008, LJN: BC9160, X, h.o.d.n. ‘Tooldiscounter’ tegen A, o.a. h.o.d.n. ‘Tooldiscount’
Kort geding. Handelsnaamgeschil. Verwarringsgevaar tussen ‘Tooldiscounter’ en ‘Tooldiscount’ wordt aangenomen.
Eiser drijft sinds 2003 een groothandel en een internetwinkel in onder meer gereedschappen onder de handelsnaam “Tooldiscounter” en de domeinnaam www.tooldiscounter.nl.In dezelfde regio is gedaagde in 2007 een soortgelijke onderneming gestart onder de naam “Tooldiscount”. Gedaagde bezit eveneens de domeinnaam www.tooldiscount.nl. Eiser heeft gedaagde gesommeerd het gebruik van de handelsnaam “tooldiscount” te staken en de domeinnaam www.tooldiscount.nl uit de lucht te halen. Gedaagde heeft aan deze sommatie geen gehoor gegeven en eiser is een kort geding gestart om haar vorderingen af te dwingen.
De vorderingen van eiser worden toegewezen. De voorzieningenrechter stelt voorop dat de door gedaagde gebruikte handelsnaam 'Tooldiscount' en de bijbehorende internetsite www.tooldiscount.nl slechts in geringe mate afwijken van de door eiser gebruikte handelsnaam 'Tooldiscounter' en de bijbehorende internetsite www.tooldiscounter.nl. Voldoende aannemelijk geworden is dat er bij het gebruik van deze twee handelsnamen c.q. de daaraan verbonden internetsites verwarringsgevaar bij het publiek te duchten is, aangezien:
(i) beide ondernemingen in de gereedschapsbranche actief zijn, meer in het bijzonder de verkoop van gereedschap via internet;
(ii) zij daarbij grotendeels dezelfde produkten aanbieden;
(iii) beide ondernemingen in dezelfde regio -Fryslân- gevestigd zijn;
(iv) beide ondernemingen middels de internetverkoop een landelijke dekking hebben.
Nu eiser een oudere handelsnaam heeft liggen zijn vorderingen op grond van artikel 5 Handelsnaamwet voor toewijzing gereed. Hier komt nog bij dat gedaagde ter zitting heeft erkend dat het hiervoor omschreven verwarringsgevaar bestaat en dat hij meelift met de bekendheid van de oudere handelsnaam 'Tooldiscounter'. Gedaagde heeft tevens verklaard bereid te zijn om het gebruik van de handelsnaam '(ISR) Tooldiscount' en de daaraan verbonden internetsite www.tooldiscount.nl te staken. Onder deze omstandigheden kan de vordering van X strekkende tot een verbod van het gebruik van de handelsnaam 'Tooldiscount' en het uit de lucht halen van de internetsite www.tooldiscount.nl worden toegewezen.
Het jegens gedaagde gevorderde verbod van het gebruik van de afzonderlijke elementen 'Tool' en 'Discount(er)' zal worden afgewezen, nu eiser ter zitting heeft aangegeven dat hij slechts belang heeft bij een verbod op het in gezamenlijkheid gebruiken van de woorden 'Tool' en 'Discount' als handelsnaam. Bovendien zijn de afzonderlijke woorden 'Tool' en 'Discount' algemeen gangbare beschrijvende begrippen, waaraan op zichzelf naar voorlopig oordeel geen bescherming toekomt.
Eiser vordert geen volledige proceskostenvergoeding zodat gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten volgens het liquidatietarief.
Lees het vonnis hier.
Zich met muzikale begeleiding langzaamaan uitkleedt
Vzr. Rechtbank Zwolle, 1 oktober 2007, LJN: BC6178, Eiser, h.o.d.n. Striptease Service Nederland tegen Gedaagde , h.o.d.n. Striptease Nederland, voorheen h.o.d.n. Stripteez
Handelsnaamgeschil. Inbreuk? Onrechtmatige daad? Eiser drijft sinds 1993 een onderneming die zich bezighoudt met dienstverlening op het gebied van striptease en aanverwante diensten, onder de naam “Striptease Service Nederland”. Eiser maakt gebruik van de website www.striptease.nl. Gedaagde drijft sinds ongeveer een jaar een onderneming, die soortgelijke diensten aanbiedt als de onderneming van eiser. De onderneming trad aanvankelijk naar buiten onder de naam “Stripteez”. Sinds enige maanden treedt de onderneming naar buiten onder de naam “Striptease Nederland”, onder andere op de website van Stripteez en via een gesponsorde vermelding (advertentie) bij de zoekmachine Google. Gedaagde heeft op 6 februari 2007 de domeinnaam “stripteasenederland.nl” doen registreren.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de naam “Striptease Service Nederland”, naar haar bestanddelen bezien, te weinig onderscheidend vermogen heeft om als handelsnaam in de zin van de Handelsnaamwet aangemerkt te kunnen worden, nu deze is samengesteld uit woorden die in het normale taalgebruik gangbaar zijn en als zuiver beschrijvend dienen te worden aangemerkt:
“4.7 (…) Het woord “Striptease” is een algemeen gangbaar (van oorsprong Engels) woord dat volgens het groot woordenboek der Nederlandse taal Van Dale de volgende betekenis heeft: “voorstelling waarin een dame (of heer) zich met muzikale begeleiding langzaamaan uitkleedt”. Het gebruik van het woord “Striptease” is essentieel voor het beschrijven van de door beide partijen aangeboden, identieke diensten. Het dient ondernemingen die diensten op het gebied van striptease aanbieden vrij te staan zich te bedienen van het woord “striptease”. Zij hebben een groot belang dat woord, dat immers de kern van hun diensten aanduidt, te mogen gebruiken.
Het woord “Service” is een algemeen gangbaar woord dat wijst op het dienstverlenend karakter van de onderneming en is als zodanig ook niet te beschermen in de zin van de Handelsnaamwet.
Het woord “Nederland” tenslotte dient om het gebied aan te geven waarbinnen de bedrijfsactiviteiten van de onderneming zich uitstrekken en is evenmin voor bescherming vatbaar.”
Gedaagde handelt evenmin onrechtmatig jegens eiser:
“4.12. Eiser heeft als bijkomende omstandigheden aangevoerd dat “Striptease Service Nederland” met haar jarenlange ervaring in de striptease een goede reputatie heeft opgebouwd bij het publiek en dat gedaagde door de recente naamswijziging van “Stripteez” naar “Striptease Nederland” op onrechtmatige wijze klanten van “Striptease Service Nederland” probeert te ontfutselen. Eiser stelt dat gedaagde een andere weg had dienen in te slaan, bijvoorbeeld door de oude naam “Stripteez” te blijven gebruiken of door te kiezen voor een naam die minder gelijkenis vertoont. Door dat niet te doen handelt hij onrechtmatig jegens eiser.
4.13. Gedaagde heeft betwist dat “Striptease Service Nederland” een exclusieve positie op de stripteasemarkt heeft opgebouwd, laat staan dat daaraan afbreuk kan worden gedaan. Voorts heeft hij ter zitting naar voren gebracht dat hij gekozen heeft voor deze naamswijziging, omdat hij er (commercieel) belang bij heeft dat het woord “Striptease” in zijn handelsnaam voorkomt. Dit om te bewerkstelligen dat zijn onderneming vindbaar is op het Internet voor (potentiële) klanten via de zoekmachine Google, die 95% marktaandeel op Internet heeft. Met de naam “Stripteez” was hij zo goed als onvindbaar op Internet.
4.14. Voorshands wordt geoordeeld dat niet te verwachten valt dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat de handelwijze van gedaagde, die niet handelsnaaminbreukmakend is, niettemin onrechtmatig jegens eiser moet worden geacht. Eiser heeft wel gesteld dat hij een exclusieve positie op de stripteasemarkt heeft, waaraan door de handelwijze van gedaagde afbreuk wordt gedaan, maar dit is door gedaagde gemotiveerd betwist en door eiser onvoldoende aannemelijk gemaakt. De stelling van eiser dat gedaagde een andere weg had kunnen inslaan, is op zich juist, maar het motief van gedaagde om te kiezen voor deze naamswijziging -gelet op het door hem geschetste belang om voor het publiek gemakkelijker vindbaar te zijn op Internet- is naar het oordeel van de voorzieningenrechter heel begrijpelijk en plausibel. Daarbij komt dat door eiser op geen enkele wijze aannemelijk is gemaakt dat “Striptease Service Nederland” (reputatie)schade lijdt c.q. dreigt te lijden tengevolge van de handelwijze van gedaagde.”
Lees het vonnis hier.
Een gelijke beschrijvende aanduiding
Vzr. Rechtbank Breda, 10 april 2008, KG ZA 08-141, Groen Direkt Boskoop B.V. tegen Direct Select B.V. (met dank aan Rutger van Rompaey, QuestIE Advocatuur).
Handelsnaamrecht. Eiseres stelt dat gedaagde door het gebruik van de naam GROEN DIRECT en/of GROEN DIREKT als handelsnaam en in domeinnamen inbreuk maakt op de oudere handelsnaamrechten van eiseres op de handelsnaam GROEN DIREKT ex artikel 5 Handelsnaamwet. Voorts stelt eiseres dat gedaagde onrechtmatig jegens haar handelt door aan te haken bij de bekendheid van eiseres en daarbij de formule van het bedrijf van eiseres te kopiëren.
“3.5 De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat de woorden GROEN en DIREKT als zuiver beschrijvend dienen te worden aangemerkt voor de handel in boomkwekerijproducten, waarmee beide partijen zich bezig houden. Zodanige woorden, die essentieel zijn voor het beschrijven van de door beide partijen aangeboden, identieke diensten, mogen niet door één partij geclaimd worden, aangezien het ondernemingen, die al dan niet via een website boomkwekerijproducten, planten of bomen te koop aanbieden, dient vrij te staan zich te bedienen van de woorden GROEN en DIREKT. Zij hebben immers een groot belang om die woorden, die de aard van hun diensten aanduiden, te mogen gebruiken.
3.6. (…) eventueel verwarringsgevaar in de zin van art. 5 Handelsnaamwet bezwaarlijk kan worden toegeschreven aan het voeren van een gelijke beschrijvende aanduiding, welke essentieel is voor het beschrijven van de aangeboden diensten. De voorzieningenrechter concludeert dan ook dat de handelsnaamrechtelijke grondslag de vorderingen niet kan dragen.
3.7. Dat gedaagde onrechtmatig jegens eiseres handelt door aan te haken bij de bekendheid van eiseres en daarbij de formule van het bedrijf van eiseres te kopiëren is niet nader onderbouwd en daarom niet aannemelijk. Voor wat het aanhaken betreft heeft te gelden dat, zoals hiervoor is overwogen, het een ieder vrij staat de woorden groen en direkt te gebruiken. Hetzelfde geldt voor het via internet te koop aanbieden van boomkwekerijproducten.
De voorzieningenrechter weigert de gevorderde voorzieningen en veroordeelt eiseres in de werkelijk proceskosten (€5.280,-)
Lees het vonnis hier.
Inwerkingtreding Vertalingenprotocol en Herziene Rijksoctrooiwet
De inwerkingtreding van het Vertalingenprotocol heeft geruime tijd afgehangen van bekrachtiging door Frankrijk. Frankrijk heeft eind vorig jaar bekrachtigd met als gevolg dat het Vertalingenprotocol in Europa op 1 mei 2008 inwerking kan treden.
Het Vertalingenprotocol heeft ten doel een vermindering van de kosten van het verkrijgen van een Europees octrooi te bereiken door een beperking van de vertaaleisen. Indien het Europees octrooi in het Engels is verleend dan zal het Octrooicentrum Nederland alleen nog maar een vertaling van de octrooiconclusies verlangen i.p.v. het gehele octrooi.
In 2005 is de Rijksoctrooiwet reeds aan het Vertalingenprotocol aangepast. De inwerkingtreding van deze bepaling op 1 mei as is onlangs afgekondigd in het Staatsblad. Deze bepaling is in een later wetsvoorstel ‘Evaluatie Rijksoctrooiwet 2006’ gewijzigd. Ook deze bepaling zal op 1 mei inwerking treden. De overige bepalingen van deze wet zoals de afschaffing van het 6-jarig octrooi en de mogelijkheid van het Engelstalig indienen van een rijksoctrooiaanvraag, zullen op 5 juni inwerking treden, gelijktijdig met het evenement Kansrijk.
Het doel van Kansrijk is het bieden van een platform van het innovatieve MKB, kennisinstellingen en overheid om innovatie en duurzame economische groei te versterken. Octrooien spelen een belangrijke rol binnen het innovatieproces. In kader van het zichtbaar maken van relevante ontwikkelingen is de wijziging van de Rijksoctrooisysteem van direct belang voor de aanwezige doelgroep, namelijk het innovatieve MKB. Om die reden is het evenement Kansrijk een geschikte gelegenheid om de wijzigingen van het vernieuwde Rijksoctrooisysteem over het voetlicht te brengen.
Lees meer in Stbl. 2008, 107 en Stbl. 2008, 106.
Jonge Europese Octrooirechtjuristen
The European Patent Lawyers Association has taken the initiative to organize the first Young EPLAW congress In Brussels on May 26. The congress is open for all patent lawyers up to 35 years old.
The day (and evening before) is a unique opportunity to learn and discuss about European patent law with an emphasis on direct relevance for the daily practice, It also is an excellent opportunity to meet young colleagues from all over Europe who practice the same law. Speakers and sessions:
- European Patent Litigation: The future? Speaker: Judge Robert van Peursem, Vice President Patent Chamber, Court of The Hague
- The Enforcement Directive. Proposed speaker: Jan Dombrowski (Germany), Introduction, defining the open questions and subjects for break outs
- Break out sessions re Enforcement Directive
- Anti Piracy Regulation and the effects of Montex. Speakers: Olivier Vrins (Belgium) and Christophe Zimmerman (France)
- New in EPC 2000 (doctrine of equivalence, diagnostic methods, partial invalidity, central limitation). Speaker: Simon Dack (Netherlands).
Lees hier meer.