Donker en licht blauw
Vzr. Rechtbank 's-Gravenhage 29 mei 2012, KG ZA 12-356 (CleanLeaseFortex tegen Lips c.s.), LJN BW7044
![]() |
![]() |
Uitspraak mede ingezonden door Carja Mastenbroek, DLA Piper.
Beneluxwoord-/beeldmerk. Kleur als onderdeel van een merkinschrijving, professionele textielreinigingsmarkt.
CleanLeaseFortex en Synergyhealth zijn beide actief op de professionele textielreinigingsmarkt. Zij leveren diensten op het gebied van zogenoemd integraal textielbeheer aan bedrijven en instellingen in de gezondheidszorg en – in mindere mate – horeca, recreatie en industrie. Ziekenhuizen en andere instellingen laten hun textielbeheer doorgaans verzorgen door één zogenoemde textielbeheerder. Om textiel te onderscheiden maken zij gebruik van wasetiketten en labels in textiel, zodat eventueel opgehaald 'vreemd' textiel kan worden onderscheiden van eigen producten. Uit kostenoverweging wordt het woord/beeldmerk zonder kleur gebruikt.
4.9. CleanLeaseFortex baseert haar merkenrechtelijke vorderingen (uitsluitend) op de gestelde visuele overeenstemming tussen haar merken en de tekens die Synergyhealth gebruikt. Daarvan is volgens CleanLeaseFortex sprake omdat de door Synergyhealth gebruikte tekens gelijk zijn aan haar merken wat betreft lettertype, opbouw en kleurgebruik.
Dat wijst de voorzieningenrechter van de hand. Het enige wat wel overeenstemt is dat in de merken en tekens gebruik wordt gemaakt van de combinatie donkerblauw / lichtblauw, waarbij het eerste (grotere) deel van het woord donkerblauw is en tweede (kleinere) deel van het woord lichtblauw. De visuele overeenstemming is niet zodanig dat er van overeenstemming kan worden gesproken in de zin van sub b of sub c BVIE. Dat het gebruik van de tekens zou leiden tot substantieel meer verwisseling van textiel of de verwerking van 'vreemd' textiel zou bemoeilijken, zoals CleanLeaseFortex heeft gesteld, kan voorshands niet worden aangenomen. De vorderingen worden afgewezen.
4.16. In aanmerking genomen de omstandigheid dat naar voorlopig oordeel juist het woord- en beeldelement van de merken het onderscheidend vermogen daarvan - ook in visueel opzicht - in belangrijke mate bepalen en de afwezigheid van auditieve en begripsmatige overeenstemming tussen de merken en de door Synergyhealth gebruikte tekens, leidt het enkele overeenstemmende kleurgebruik in de tekens van Synergyhealth voorshands niet tot de vereiste overeenstemmende totaalindruk tussen merken en tekens. Inbreuk op de merken van CleanLeaseFortrex door het gebruik van de tekens door Synergyhealth kan dan ook reeds daarom niet worden aangenomen.
Lees het vonnis hier (grosse KG ZA 12-356 en LJN BW7044)
Door de Edelachtbare te bepalen wijziging
Ktr. Rechtbank Rotterdam 17 april 2012, LJN BW7126 (Mainfreight)
Verzoek ex artikel 6 Handelsnaamwet. Het verzoek wordt afgewezen nu niet is voldaan aan de stelplicht.
Verzoekschrift ex artikel 6 handelsnaamwet waarin wordt verzocht verweerster te veroordelen in haar handelsnaam een zodanige door de Edelachtbare te bepalen wijziging aan te brengen dat de gestelde onrechtmatigheid, het in strijd met artikel 5 Handelsnaamwet voeren van de handelsnaam Mainfreight B.V., wordt opgeheven.
Verzoekster is niet op 1 augustus 1997, maar op 22 juli 2008 opgericht. Daar Mainfreight Limited de handelsnaam Mainfreight sinds 1976 in het buitenland voert en sinds 2000 actief binnen Nederland is, althans sindsdien voldoende bekendheid binnen Nederland en in het bijzonder binnen de haven van Rotterdam en de luchthavens van Rotterdam en Amsterdam geniet, beschikt verweerster over de oudste handelsnaam als bedoeld in artikel 5 Hnw.
Volgens vaste rechtspraak kan de enkele inschrijving in het Handelsregister niet als onderbouwing van het feitelijk gebruik van de handelsnaam dienen. Er wordt door verzoekster niet voldaan aan de stelplicht. Het verzoek wordt afgewezen en verzoekster wordt veroordeeld in de proceskosten (ad €17.000).
De feiten:
3.2.1 Verzoekster is opgericht in 1997. Op 22 juli 2008 is de statutaire naam van verzoekster gewijzigd in Shipping Consortium Rotterdam B.V. (nader te noemen: Shipping Consortium) en is opnieuw een rechtspersoon met de statutaire naam Main Freight Carriers B.V., zijnde verzoekster, opgericht. Van laatstgenoemde onderneming is Shipping Consortium de enig aandeelhouder en bestuurder. Ook is in 2008 de handelsnaam Main Freigth Carriers van Shipping Consortium op verzoekster overgegaan. Gelet op het voorgaande wordt de handelsnaam Main Freight Carriers sinds 1997 binnen het concern waar verzoekster deel van uitmaakt, gevoerd.3.2.2 Tot 21 september 2011 was de statutaire naam van verweerster Wim Bosman Air & Ocean B.V. De enig aandeelhouder van verweerster is de Wim Bosman Holding B.V. Op
21 september 2011 zijn de aandelen van de Wim Bosman Holding B.V. gekocht door Mainfreight Limited, een Nieuw Zeelandse rechtspersoon. Vanaf dat moment is Wim Bosman Air & Ocean B.V de naam Mainfreight gaan voeren.
4.1.2 Indien de kantonrechter van oordeel is dat in deze procedure onvoldoende vast is komen te staan welke partij haar handelsnaam als eerste rechtmatig voerde, bestaat er geen grond voor toewijzing van de vordering van verzoekster.
Dictum:
5.4 De hiervoor onder 5.3 bedoelde onderbouwing ontbreekt. Verzoekster heeft weliswaar uittreksels uit het Handelsregister (zie 2.1 en 2.2) in het geding gebracht, maar volgens vaste rechtspraak (HR 6 september 1996, NJ 1962, 360) kan de enkele inschrijving in het Handelsregister niet als onderbouwing van het feitelijk gebruik van de handelsnaam dienen. Dat op het onder 2.1 genoemde uittreksel het emailadres info@mainfreigth.nl en het internetadres www.mainfreight.nl vermeld staat, wat op zichzelf een aanwijzing voor het gebruik van de handelsnaam kan zijn, doet hier niets aan af. Gesteld noch gebleken is immers sinds wanneer gebruik is gemaakt van deze domeinnaam. Ook met de als productie 7 bij akte houdende overlegging producties van verzoekster overgelegde brief van de Kamer van Koophandel d.d. 4 augustus 1997 ter zake het handelsnaamonderzoek onderbouwt verzoekster het gestelde gebruik van de handelsnaam niet. Dat er onderzoek is gedaan naar de handelsnaam, betekent immers niet per definitie dat de handelsnaam ook feitelijk in gebruik genomen is. Hetzelfde geldt voor de verklaring van [E] d.d. 20 februari 2012. Daargelaten welke bewijswaarde aan de verklaring dient te worden toegekend, leidt de omstandigheid dat [E] aan de onderneming met de naam Main Freight Carriers refereert niet tot de eenduidige conclusie dat deze naam daadwerkelijk in het handelsverkeer gebruikt wordt. Ten slotte heeft verzoekster gesteld dat uit de website van verzoekster blijkt dat zij de handelsnaam al sinds 1997 voert. Nu verzoekster deze stelling niet nader toegelicht heeft, heeft zij het gestelde gebruik van de handelsnaam hier evenmin mee onderbouwd.5.5 Op grond van het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat verzoekster niet aan haar stelplicht heeft voldaan. Aan het toelaten van verzoekster tot het leveren van bewijs wordt derhalve niet toegekomen. Niet is komen vast te staan dat verzoekster een ouder handelsnaamrecht heeft dan verweerster. Zij kan zich daarom niet beroepen op bescherming van artikel 5 HnW. Het verzoek dient te worden afgewezen.
Eén van de vier elementen van de handelsnaam
Uitspraak ingezonden door Janouk Kloosterboer, QuestIE advocatuur.
Verzoeksters verzoeken om een bevel aan het adres van Actiefff om de handelsnaam zo te veranderen dat het woord Actiefff wordt vervangen door een woord dat niet lijkt op 'Actief' of 'Activus'. Met het oog op tijd en kosten wordt verzocht om de mondelinge behandeling achterwege te laten, daar is geen klemmende reden voor, dus aan dat verzoek wordt niet voldaan.
Kantonrechter: Het woord 'actief' heeft nauwelijk onderscheidende waarde; het is een algemeen gebruikelijk woord dat aan een naam niets sprekends of bijzonders toevoegt. 'Actief' is slechts één van de vier elementen, waarbij de overige elementen niet lijken op enig onderdeel van de handelsnamen van verzoeksters. Aangezien het middelpunt van de bedrijvigheden 50 kilometer uit elkaar liggen, wijst de kantonrechter het verzoek af.
Vermoedelijk een hoax
Vz RCC 14 mei 2012, dossiernr. 2012/00440 (illegale opnames, niet van stichting BREIN)
Als randvermelding. In een filmpje [mirror] op een site [moetenwenietwillen.nl/brein-schiet-je-voor-je-kop/] wordt een aanslag op een bioscoop gesimuleerd. Op het publiek wordt enkele malen geschoten en de bezoeker, die (illegaal) zat te filmen, wordt geraakt. Klacht: het filmpje getuigt van slechte smaak, en verheerlijkt geweld tegen mensen die 'illegale' opnames maken.
Het filmpje is niet van Stichting BREIN afkomstig, zij doet niet aan reclames. Vermoedelijk is er sprake van een hoax. De voorzitter wijst de klacht af, omdat niet is gebleken dat het filmpje van Stichting BREIN afkomstig is dan wel met medeweten van verweerder op het internet is geplaatst.
Presentaties VVA Filmauteursrecht
Op vrijdag 25 mei 2012 stond het wetenschappelijk deel van de VVA Ledenvergadering in het teken van het Filmauteursrecht ( Art. 45a e.v. Auteurswet). Twee presentaties, van professor Jan Kabel (IvIR, DLA Piper) en professor Dirk Visser (Universiteit Leiden, Klos Morel Vos & Schaap), treft u hieronder aan.
![]() | ![]() |
Overzicht Jan Kabel:
Huidige bepalingen en achtergronden
Aanknopingspunten voor een wijziging van artikel 45a en d Aw in de Nederlandse rechtspraak en die van het HvJEU
Idem n.a.v. IvIR rapport (2004), Voorontwerp, advies Cie Auteursrecht, voorstellen belanghebbende partijen
Wat te doen?
Gedoe!
Overzicht Dirk Visser
Eerder is op IE-Forum ('NORMA is goed bezig', IEF 11320) een voorproefje gegeven van deze presentatie over primair en secundair openbaarmaken.
De tiende verjaardagsviering
![]() |
![]() |
Uitspraak ingezonden door Michaël De Vroey, Baker & McKenzie Antwerpen.
Handelsnaamrecht. Merkenrecht. Nextel is leverancier van gespecialiseerde probleemoplossingen en ICT-netwerken. NEXTEL is eveneens als Benelux woordmerk geregistreerd.
NEXTEN is actief in de IT-sectorspecifieke detachering. Zij heeft een Benelux woord- en beeldmerk geregistreerd. Tegen de OHIM-woord- en beeldmerkaanvrage is oppositie aangetekend door NEXTEL. NEXTEL verwijst (bijkomend) naar de 10e verjaardagsviering waar de samentrekking van NEXTEL en TEN de naam van het evenement NEXTEN vormde.
De stakingsrechter aanvaardt het beroep op impliciete instemming, subsidiair minstens gedogen van het begrip NEXTEN niet. Er zijn voldoende feitelijke aanwijzingen om gedogen te kunnen ontkennen. Er wordt een auditieve en visuele overeenstemming aanvaard, maar op het begripsmatige vlak is er geen vergelijking. Nu er een hoge mate van overeenstemming van activiteiten bestaat, dan wel complementaire dienstverlening, is er sprake van een oneerlijke handelspraktijk vanwege handelsnaamrechtelijke inbreuk.
De vordering tot staking van de statutaire vennootschapsnamen wordt gegrond geacht: de suffixen BELGIUM, CONSULTING en HOLDING zijn van een dergelijke banale aard dat zij louter een beschrijvende functie hebben en geen onderscheidend element toevoegen aan de quasi-identieke aanduiding NEXTEL en NEXTEN.
De rechter verklaard zich echter onbevoegd om kennis te nemen van de de eisen tot gedwongen overdracht van domeinnamen en de eisen tot wijziging van de statutaire vennootschapsnaam. De verwerende partij dient de kosten te betalen ad €342,41 (dagvaarding) en rechtsplegingsvergoeding €1.320.
Kamer is tegen ACTA-verdrag en vergelijkbare verdragen
In een citaatselectie
Woordelijk verslag Tweede Kamer, Raad voor Concurrentievermogen
tijdens de 88e vergadering, 29 mei 2012. Start verslag vanaf de woorden van PVV-lid Van Bemmel: "In een land met open internet is ACTA niet welkom"
Kamer verwerpt ACTA, nu.nl.
Een Kamermeerderheid heeft dinsdag gestemd voor het verwerpen van ACTA. Het antipiraterijverdrag moet volgens diverse partijen niet geratificeerd worden.
Bits of Freedom, bof.nl:
Op initiatief van D66, VVD en PVV breidt een overgrote Kamermeerderheid vandaag de horizon van internetvrijheid in Nederland uit. Dat doen ze met de volgende drie moties:
Met motie 21 501-30, nr. 286 (pdf) verzoekt PVV (Van Bemmel en Elissen) de regering ACTA definitief niet meer te ondertekenen.
Met motie 21 501-30, nr. 287 (pdf) verzoeken D66 (Verhoeven) en VVD (Schaart), de regering ACTA definitief niet te laten ratificeren omdat de tekst van het verdrag in zijn huidige vorm te veel ruimte laat voor brede interpretaties “met negatieve gevolgen voor privacy en internetvrijheid van burgers en innovatie van bedrijven”.
Met motie 21 501-30, nr. 288 (pdf) verzoekt D66 (Verhoeven) de regering verder tegen nieuwe vergelijkbare verdragen te stemmen en “het auteursrechtbeleid toe te spitsen op de economische groeimogelijkheden die het internet biedt via onder meer nieuwe verdienmodellen voor legaal aanbod”.
Alledrie de moties werden met een ruime Kamermeerderheid aangenomen. Voor de liefhebbers: De regering moet een verdrag eerst ondertekenen, en pas dan kan de regering het verdrag sturen naar het parlement voor ratificatie. Nu zijn dus allebei die opties geblokkeerd.
D66.nl: D66-Kamerlid Kees Verhoeven is blij dat Nederland hoe dan ook tegen het internationale anti-piraterij verdrag ACTA stemt. Een Kamermeerderheid steunt het voorstel van de sociaal-liberaal en ziet in dat het verdrag de internetvrijheid en privacy van burgers en bedrijven in gevaar brengt.
Webwereld, Bom onder ACTA: Tweede Kamer tegen - update:
Daarmee zou Nederland definitief en na lang soebatten afscheid nemen van de Anti-Counterfeiting Trade Agreement (ACTA). Dat internationale verdrag is bedoeld om het verhandelen van nagemaakte of onder copyright vallende goederen tegen te gaan. Dit omvat ook aangeboden muziek, film- en softwaredownloads die onder copyrightbescherming vallen.
Motie-indiener Kees Verhoeven wil niet afwachten tot het Europees Parlement gaat stemmen over ACTA. Dat zal gebeuren in juli. "Het ACTA-verdrag verdwijnt hoe dan ook van tafel, ongeacht of het Europees Parlement voor of tegen stemt", stelt Verhoeven in een verklaring. Als de motie wordt aangenomen, lijkt het niet voor de hand liggen dat het kabinet ACTA nog ter ratificatie zal aanbieden aan de Tweede Kamer.
Tweedekamer.nl: Stemmingsuitslagen
Stemmingen over: moties ingediend bij het VAO Raad voor Concurrentievermogen
Aangenomen: 21 501-30, nr. 286 -de motie–Van Bemmel/Elissen over definitief niet meer ondertekenen van het Aangenomen: ACTA-verdrag 21 501-30, nr. 287 -de motie–Verhoeven/Schaart over definitief afzien van ratificering van het ACTA-verdrag in Nederland
Aangenomen: 21 501-30, nr. 288 -de motie–Verhoeven over het auteursrechtbeleid.
RT.Com: Dead on arrival? Dutch Parliament kills ACTA before EU vote.
Netzpolitik.org: Niederländisches Parlament stimmt gegen ACTA.
Slashdot.org: The Netherlands Rejects ACTA, and Does One Better
De zichtbare steun
OHIM Board of Appeal 16 april 2012, zaak R 2230/2011-3 (Mobotix AG tegen OHIM) (Duits)
Met samenvatting van Laurens Kamp, Simmons & Simmons.
Gemeenschapsmodellenrecht. Formaliteiten bij de aanvraag van een Gemeenschapsmodel. Neutrale achtergrond. Prioriteitsclaim: Indienen van nieuwe afbeeldingen zonder steun dient ter verduidelijking en tast de prioriteitsclaim niet aan. Definitie van besluit. Motiveringsplicht.
Mobotix AG vraagt twee Gemeenschapsmodellen aan voor 'bewakingscamera's en webcams' (1279475-0001 en 1279475-0002). Om het product te kunnen fotograferen voegt Mobotix AG op twee van de zes afbeeldingen een steun toe om te voorkomen dat het product omvalt. De onderzoeker van het OHIM weigert de desbetreffende afbeeldingen in te schrijven, omdat ze niet voldoen aan artikel 4 lid 1 onder e van de Uitvoeringsverordening ("het model wordt op een neutrale achtergrond weergegeven (…)"). De onderzoeker verzoekt Mobotix AG nieuwe afbeeldingen in te dienen waarbij de steun niet meer zichtbaar is. Mobotix AG weigert en voert aan dat door het wijzigen van de afbeeldingen haar prioriteitsclaim niet langer geldig is. Daarop schrijft de onderzoeker het Gemeenschapsmodel in met alleen de vier afbeeldingen waarop de steun niet zichtbaar is.
De Kamer van Beroep oordeelt dat de inschrijving van de Gemeenschapsmodellen met de vier overige afbeeldingen kwalificeert als een besluit, aangezien daarin een afwijzing van de twee overige afbeeldingen besloten ligt. In zoverre is Mobotix AG volgens de kamer van beroep in het nadeel gestelt in de zin van artikel 56 eerste zin GModVo ("Een ieder die partij is in een procedure welke tot een beslissing heeft geleid, kan hiertegen in beroep gaan voorzover hij bij die beslissing in het ongelijk gesteld is."). Dit besluit voldoet bovendien niet aan de motiveringsplicht van artikel 62 GModVo.
Volgens de Kamer van Beroep kwalificeert de steun eveneens als achtergrond, aangezien de steun wel wordt afgebeeld terwijl het geen onderdeel is van het Gemeenschapsmodel. De onderzoeker heeft dan ook terecht de door Mobotix AG ingediende afbeeldingen geweigerd. Doordat Mobotix inmiddels toch nieuwe afbeeldingen heeft ingediend kan het model ingeschreven worden. De aanmeldingsdatum is echter nog altijd de datum van indiening.
Ten slotte merkt de Kamer van Beroep op dat het indienen van de nieuwe afbeeldingen geen invloed heeft op de prioriteitsclaim van Mobotix AG, aangezien het verwijderen van de steun enkel diende ter verduidelijking en om die reden niets aan het Gemeenschapsmodel is veranderd.
10 Die Beschwerde ist auch begründet. Die im Beschwerdeverfahren eingereichten Abbildungen entsprechen den Anforderungen an die Wiedergabe des Geschmacksmusters gemäß Artikels 4 Absatz 1 Buchstabe e) GGDV, so dass auch diese Ansichten zur Eintragung zuzulassen sind.
11 Das Erfordernis eines neutralen Hintergrunds im Sinne des Artikels 4 Absatz 1 Buchstabe e) GGDV bezieht sich nicht nur auf den tatsächlichen Hintergrund der Wiedergabe, sondern auf alle sonstigen abgebildeten Elemente, die nicht Teil des Geschmacksmusters sind. Es ist nur dann erfüllt, wenn sich das Geschmacksmuster so deutlich von diesen weiteren Elementen absetzt, dass es identifizierbar bleibt.
12 Die von der Beschwerdeführerin ursprünglich als Ansichten Nr. 1.3 und Nr. 1.4 eingereichten Abbildungen lassen nicht eindeutig erkennen, ob der von ihr als „Stütze“ bezeichnete Gegenstand Teil des beanspruchten Geschmacksmusters ist. Mit der Mitteilung vom 10. Juni 2011 hat das Amt diese Ansichten daher in der Sache zutreffend beanstandet, auch wenn sich der Mitteilung nicht ohne weiteres entnehmen lässt, unter welchem Gesichtspunkt die Abbildungen dem Erfordernis eines neutralen Hintergrunds nicht genügen.
13 Mit Einreichung der Ansichten im Beschwerdeverfahren, auf denen die „Stütze“ vollständig retuschiert ist, hat die Beschwerdeführerin dem Erfordernis des neutralen Hintergrundes Genüge getan. Die Ansichten zeigen nunmehr ausschließlich das beanspruchte Geschmacksmuster.
14 Eine Verschiebung des Anmeldetags der Anmeldung für die im Beschwerdeverfahren eingereichten Ansichten kommt nicht in Betracht. Die Zuerkennung unterschiedlicher Anmeldetage für verschiedene Ansichten der Wiedergabe eines Geschmacksmusters sieht die GGV nicht vor. Das Amt hat das Geschmacksmuster auf der Grundlage der am 6. Juni 2011 eingereichten Unterlagen als hinreichend offenbart angesehen und der Anmeldung mit der am 23. August 2011 verfügten Eintragung diesen Tag als Anmeldetag zuerkannt, der nunmehr auch für die nachgereichten Ansichten gelten muss.
15 Auch auf die Wirksamkeit der in Anspruch genommenen Priorität aus der deutschen Geschmacksmusteranmeldung Nr. 40 2010 006 651 wirkt sich das Nachreichen der Ansichten Nr. 1.3 und Nr. 1.4 nicht aus. Das Retuschieren der „Stütze“ diente lediglich der Klarstellung. Abgebildet ist unverändert das Geschmacksmuster, das auch Gegenstand der Voranmeldung war.
In hun eigen regio theoriecursus volgen
Vzr. Rechtbank Utrecht 25 mei 2012, KG ZA 12-221 (Theoriegarant tegen Theoriegarantie)
Handelsnaamrecht. Theoriegarant drijft een autorijschool in Eindhoven en biedt theorielessen aan onder de handelsnaam Theoriegarant. Er is ook een domeinnaamregistratie van theoriegarant.nl. Ook Theoriegarantie biedt naast praktijk- ook theorielessen aan voor het autorijexamen in Utrecht. Naast domeinnaamregistratie is er ook een beeldmerkdepot voor theoriegarantie.nl.
Hoewel de naam Theoriegarantie slechts twee letters van de naam Theoriegarant afwijkt en de aard van de ondernemingen en hun producten (theorielessen) overeenkomen, is er gelet op de vestigingsplaats en het relevante publiek geen verwarringsgevaar. Aangenomen wordt dat talloze rijschoolhouders soortgelijke theoriecursussen aanbieden en gelet op de omstandigheid dat de potentiële cursisten nog niet in het bezit van een rijbewijs zijn, is het voldoende aannemelijk dat potentiële cursisten voornamelijk in hun eigen regio een theoriecursus zullen volgen.
4.4. Bij dit oordeel heeft de voorzieningenrechter betrokken dat - zoals ter zitting is gebleken - de cursussen uitsluitend op haar locatie te Eindhoven verzorgt en dat de cursussen van uitsluitend op haar locatie te Utrecht worden gegeven. Daarbij moet - gelet hetgeen partijen daarover ter zitting desgevraagd hebben verklaard - worden aangenomen dat in Nederland talloze rijschoolhouders soortgelijke meerdaagse theoriecursussen aanbieden. Gelet hierop en gelet op de omstandigheid dat potentiële cursisten nog niet in het bezit zijn van een rijbewijs, acht de voorzieningenrechter het voldoende aannemelijk dat potentiele cursisten voomamelijk in hun eigen regio een theoriecursus zullen volgen. Aldus is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat er tussen de plaatsen waar partijen hun activiteiten ontplooien voldoende geografische spreiding zit, waardoor mogelijke verwarring bij het relevante publiek wordt voorkomen. Dat partijen hun cursisten werven via hun websites, die ook buiten de regio's waar partijen hun cursussen geven waarneembaar zijn, doeet daar neit aan af, Immers de cursussen zijn niet via internet, maar slechts op de locaties respectievelijk te Eindhoven en te Utrecht te volgen. Dat het mogelijk is dat partijen examenplaatsen op dezelfde CBR-locatie(s) benutten -nu ter zitting is gebleken dat [sic] examenplaatsen inkoopt bij CBR-locaties in de omgeving Eindhoven, maar ook (afhankelijk van de beschikbaarheid) daar buiten en [sic] bij de CBR-locatie Utrecht, maar ook (bij uitzondering bij CbR-locaties in de omgeving Utrecht - doet daar ook niet aan af. Immers, partijen hebben ter zitting verklaard dat zij de examenplaatsen vooraf per blok inkopen en dat zij bij deze inkoop geen rekening houden met de woonplaatsen van de (potentiële) cursisten, maar slechts met het aantal examenplaatsen dat naar verwachting nodig zal zijn. Op voorhand is het bij (potentiële) cursisten dus niet bekend op welke CBR-locatie zij examen zullen doen, zodat (potentiële cursisten zich bij hun keuze voor een theoriecursus hier niet door zullen laten leiden. Een en ander leidt er dus niet toe dat partijen buiten hun eign regio beschermenswaardige naamsbekendheid genieten.
Op andere blogs:
DomJur (Theoriegarant -Theoriegantie)
Vingerafdruk geen intellectueel eigendom
Rechtbank Utrecht 25 mei 2012, LJN BW6545 (eiser tegen burgemeester van Utrecht)Als vrijdagmiddagbericht. De aanvraag van het paspoort van eiser is buiten behandeling gelaten vanwege het niet afgeven van vingerafdrukken. Eiser heeft gewetensbezwaren opgeworpen, onder andere dat eiseres vanwege haar persoonlijke levensovertuiging bezwaar heeft, echter met artikel 8 EVRM is geen strijd.
De rechtbank volgt het betoog van eieser niet dat de wetgeschiedenis is achterhaald aangezien de oorspronkelijk beoogde langdurige opslag van vingerafdrukken inmiddels is komen te vervallen. Dat betekent niet dat de wetsgeschiedenis van de Paspoortwet is achterhaald. Tot slot heeft eiseres een beroep gedaan op art. 17 van het Handvest. Echter de rechtbank is van oordeel dat vingerafdrukken niet kunnen worden aangemerkt als een intellectueel eigendom in de zin van dat artikel.
Wetsgeschiedenis achterhaald
22. De rechtbank volgt eiseres evenmin in haar betoog dat de wetsgeschiedenis van de Paspoortwet inmiddels is achterhaald aangezien de oorspronkelijk beoogde langdurige opslag van vingerafdrukken in een reisdocumentenadministratie inmiddels, per 23 juni 2011, is komen te vervallen. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat met de wijzigingen van de Paspoortwet is beoogd om het aanvraag- en uitgifteproces van reisdocumenten betrouwbaarder te maken. Zowel uit de wetsgeschiedenis als uit de totstandkoming van de Verordening blijkt dat de opslag van vingerafdrukken in een paspoort leidt tot een betrouwbaarder verband tussen de houder en het paspoort. Onder deze omstandigheden valt niet in te zien dat het feit dat de wetgever inmiddels heeft besloten om af te zien van een systeem van langdurige opslag van vingerafdrukken gevolgen heeft voor de relevantie van de wetsgeschiedenis voor de onderhavige zaak. De rechtbank is overigens van oordeel dat ook uit de totstandkoming van en de onder 14 genoemde jurisprudentie over de Verordening reeds kan worden afgeleid dat de verplichte afgifte van vingerafdrukken ten behoeve van opslag in het paspoort niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM.
Artikel 17 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie
25. Eiseres heeft betoogd dat verweerder met het afnemen van de vingerafdrukken een inbreuk maakt op haar recht op eigendom, zodat hij haar op grond van artikel 17 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna; het Handvest) een financiële compensatie had moeten aanbieden. Ook dit betoog slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat vingerafdrukken niet kunnen worden aangemerkt als een (intellectueel) eigendom in de zin van artikel 17 van het Handvest, zodat reeds daarom voor een (aanbod voor een) financiële compensatie geen noodzaak is.