Juist deze specifieke combinatie van kenmerken
Rechtbank ‘s-Gravenhage, 18 november 2009, HA ZA 07-3170, Karel Mintjens N.V. tegen V.D.V. Meubelen B.V.
Modellenrecht. Auteursrecht. Bodem (zie voor KG: Gerechtshof ’s-Gravenhage, 21 juni 2007, IEF 4291, voor verwante zaken rechtbank Middelburg, zie vanaf IEF 5920). Succesvol bezwaar op grond van meervoudig Gemeenschapsmodel voor dressoir, door eiser op de markt gebracht onder de naam Frodo (afbeelding boven), tegen dressoir Freedom van gedaagde (afbeelding onder).
Geldigheid model aangenomen, nu geen VDV geen vordering tot nietigverklaring heeft ingediend. Behoren tot een stijl doet i.c. niet af aan bescherming: “(…) weliswaar zijn uitgevoerd in een bepaalde, wat VDV noemt: ‘kubistische’ of robuuste stijl met strakke lijnen, zodat deze om die reden een zekere overeenkomst vertonen, maar dat geen van die [eerder op de markt gebrachte –IEF] meubels de specifieke combinatie van elementen oplevert die naar het oordeel van de rechtbank gezichtsbepalend is voor de door het Gemeenschapsmodel bij de geïnformeerde gebruiker gewekte algemene indruk.” Inbreuk aangenomen, Freedom-dressoir wekt geen andere algemene indruk dan Frodo-dressoir. Pan-Europees inbreukverbod. Verspreidingsverbod reclame. Geen rectificatie van interview met VDV in vakblad Meubel.
Geldigheid model: 4.4. De rechtbank stelt vast dat VDV geen (reconventionele) vordering tot nietigverklaring van het Gemeenschapsmodel van Mintjens heeft ingesteld, noch bij wege van exceptie een beroep heeft gedaan op een ouder op haar naam staand modelrecht in de zin van art. 25(1)(d) GModVo. Bij gebreke van een dergelijke vordering en een dergelijk beroep zal de rechtbank, gelet op art. 85 GModVo, uit dienen te gaan van de geldigheid van het Gemeenschapsmodel van Mintjens.
(...)
Stijl / inbreuk: 4.11. De rechtbank stelt voorop dat veel van de door VDV ingeroepen meubels – net als het ingeroepen Frodo-model – weliswaar zijn uitgevoerd in een bepaalde, wat VDV noemt: ‘kubistische’ of robuuste stijl met strakke lijnen, zodat deze om die reden een zekere overeenkomst vertonen, maar dat geen van die meubels de specifieke combinatie van elementen oplevert die naar het oordeel van de rechtbank gezichtsbepalend is voor de door het Gemeenschapsmodel bij de geïnformeerde gebruiker gewekte algemene indruk. Bedoelde specifieke combinatie is deze. Het model van Mintjens kenmerkt zich in vooraanzicht door a) ten opzichte van (relatief brede) kaders dieper gelegen panelen, b) een pootdikte die overeenkomst met de dikte van het bovenblad, c) horizontale en verticale gefreesde groeven in de kaders van de deuren en de laden die een strakke belijning opleveren, waardoor d) het lijkt alsof de laden deel uitmaken van de kaders en e) alsof de hoeken van de kaders uit "losse" blokjes bestaan. Voorts kenmerkt het model zich door f) ellips- of halve maanvormige uitsparingen van de poten of staanders en g) een afvlakking van de hoeken van het dressoirblad van 60◦.
4.12. Behalve kenmerken f) en g) wordt juist deze specifieke combinatie van kenmerken a) tot en met e) in het Frodo-dressoir van VDV aangetroffen. 4.13. Het door VDV gestelde kan niet leiden tot de conclusie dat haar Freedom-dressoir een andere algemene indruk wekt in de zin van art. 10(1) GModVo. VDV heeft naar het oordeel van de rechtbank ten onrechte aangevoerd dat de bij haar Freedom-dressoir ontbrekende uitsparingen in de staanders (kenmerk f)) van zodanige invloed is dat dit de bedoelde algemene indruk ten opzichte van het Gemeenschapsmodel anders maakt. De rechtbank acht dit in relatie tot de gezichtsbepalender combinatie van alle overige overgenomen kenmerken a) tot en met e) van onvoldoende gewicht. Anders gezegd: dit verschil is bij vergelijking van de opgeroepen totaalindruk van het ingeroepen model en het Freedom dressoir niet in het oog springend en daarmee niet van voldoende beslissende invloed op de gewekte algemene indruk. Terzijde: Bij de in dit verband vergelijkbare auteursrechtelijke toets die het Haagse hof in kort geding bij wege van voorlopig oordeel uitvoerde, werd ten aanzien van dit aspect op grond van hoofdzakelijk dezelfde onderliggende stukken overeenkomstig geoordeeld (vgl. 2.6 r.o. 8).
4.14. Concluderend stelt de rechtbank vast dat sprake is van inbreuk door VDV op het model van Mintjens. Het gevorderde modelinbreukverbod zal worden toegewezen op de in het dictum verwoorde wijze.
Verspreidingsverbod reclamemateriaal: 4.21. De rechtbank stelt vast dat het geschil tussen Mintjens en VDV in het artikel in Meubel weliswaar meer dan zijdelings aan de orde komt, maar dat de manier waarop dat gebeurt niet onevenwichtig is.(...)
4.17. Het gevorderde verbod (reclame)materiaal te verspreiden waarin het dressoir in kwestie staat afgebeeld, zal worden toegewezen. De verspreiding van dergelijk materiaal heeft immers te gelden als het aanbieden van een inbreukmakend product en hiertegen kan Mintjens op basis van haar modelrecht opkomen.Geen rectificatie: 4.22. De rechtbank zal de vordering tot rectificatie afwijzen, omdat de publicatie in Meubel niet onjuist of anderszins onrechtmatig was en er gezien de omstandigheden van de onderhavige zaak overigens onvoldoende aanleiding is voor de veroordeling van VDV tot een dergelijke ingrijpende maatregel.
Lees het vonnis hier.
Ook hier geldt: het kan eenvoudig anders
Rechtbank Almelo, 4 december 2009, 106407 / KG ZA 09-351, Jade B.V. tegen Deltex B.V. (met dank aan Maarten Rijks & Wim Maas, Banning)
Merkenrecht. Auteursrecht. Slaafse nabootsing. Eiseres maakt op grond van vormmerk, auteursrecht en onrechtmatig handelen bezwaar tegen het door gedaagde op de markt brengen van hoofdkussens. Alleen vorderingen m.b.t. slaafse nabootsing worden toegewezen (maar wel met een volledige 1019h Proceskostenveroordeling).
De hoofdkussens van zowel eiseres (de Silvana Support, afbeelding boven) als gedaagde (de Cinderella Orthoflex, afbeelding onder) bestaan uit een verdeling in 4 vlakken: 3 vlakken bestemd voor een goede ondersteuning van het hoofd van zij- en rugslapers en 1 vlak ter ondersteuning van de nek. Op de vlakverdeling is met behulp van 'gezichtjes' dan wel 'poppetjes' aangegeven hoe het kussen gebruikt dient te worden. Vorderingen op grond van het vormmerk worden afgewezen op grond van 2:1 lid 2 BVIE. Auteursrechtelijke vorderingen worden afgewezen, omdat het kussen slechts uit functionele elementen en stijlelementen bestaat. Vorderingen op grond van onrechtmatig handelen worden wel toegewezen. De rechtbank Almelo komt tot het voorlopig oordeel dat:
5.3. (…) een reëel verwarringsgevaar te duchten (is) bij het winkelend publiek (zowel online als 'live') indien zij afzonderlijk worden geconfronteerd met de kussens van partijen. Er sprake van een onnodige nabootsing van Deltex. Dat heeft betrekking op de totaalindruk (van een afstand zien de kussens er vrijwel hetzelfde uit, qua consequente doorvoering van de kleurstelling en de plaats van de labels), maar ook wanneer de focus wordt verlegd naar de afzonderlijke onderdelen, komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat sprake is van verwarringsgevaar. Immers, het is op zichzelf al vreemd en de klant onderschattend dat een gebruiksaanwijzing op een kussen wordt gedrukt waarop het hoofd dient te rusten.
Het publiek dat geacht wordt deze kussens te kopen, voorziet de nieuwe aankoop in het algemeen onmiddellijk van een kussensloop in zijn favoriete ontwerp. Daarmee wordt de gebruiksaanwijzing vrijwel onzichtbaar. Dat is op zichzelf niet erg en bovendien de vrije en te respecteren keuze van de fabrikant, maar het is wel vreemd als een concurrent op dezelfde wijze een gebruiksaanwijzing op haar kussen aanbrengt terwijl dat - het gaat om een hoofdkussen! - volstrekt onnodig is.
Als diezelfde producent (in casu Deltex) dan ook nog eens een zestal kleuren hanteert die voor een groot deel (en wat betreft het onweersproken meest populaire kussen van Jade exact dezelfde kleur) overeenstemmen, deze kleuren gebruikt voor de biezen, de labels op dezelfde plek bevestigt en de drie gezichten voorziet van iets dat op een menselijk lichaam moet lijken, is de verwarring compleet) en dient naar het oordeel van de voorzieningenrechter te worden geoordeeld dat sprake is van ongeoorloofd en daarmee onrechtmatig aanhaken bij het succes van de concurrent. De nagebootste elementen zijn immers onnodig nagebootst. Het label zit op exact dezelfde plek, maar had evengoed meer naar de onderzijde kunnen worden geplaatst. De biezen zijn slechts anders wat betreft de opgedrukte tekst op het kussen van Deltex. maar dat is van een afstand (en de gemiddelde consument ondergaat de eerste indruk veelal op afstand) nauwelijks zichtbaar. Dat Deltex 'poppetjes' gebruikt in plaats van 'gezichtjes' lijkt op het eerst gezicht voldoende onderscheidend maar is dat naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet. Ook hier geldt: het kan eenvoudig anders. Deltex had andere keuzes kunnen maken die niets af zouden doen aan het doel van het kussen maar wel voor een beter onderscheid met het kussen van Jade zorg zouden dragen."
De voorzieningenrechter veroordeelt Deltex in de kosten van het geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van Jade op grond van artikel 1019h Rv. begroot op € 5.222,25 aan verschotten en salaris van de advocaat.
Lees het vonnis hier.
Het cumulerende auteursrecht (herstelarrest)
Hoge Raad, 4 december 2009, LJN: BK5256, Montis Design B.V. tegen Verweerster.
Herstelarrest (zie IEF 8308). Aanpassing veroordeling in kosten van het geding aan partijafspraak in dier voege dat voor oorspronkelijk vermeld bedrag het overeengekomen bedrag wordt gelezen.
1.1 De Hoge Raad heeft in deze zaak op 30 oktober 2009 een arrest uitgesproken. In het dictum van dit arrest is Montis veroordeeld in de kosten van het geding en in de begroting daarvan is een bedrag van € 2.200,-- opgenomen voor salaris.
Blijkens de door partijen in cassatie genomen re- en dupliek zijn zij overeengekomen dat de vergoeding voor het salaris van de advocaat in cassatie € 10.000,-- (exclusief BTW) bedraagt, onder de voorwaarde dat de Hoge Raad geen prejudiciële vragen stelt aan het Benelux-Gerechtshof in welk geval deze afspraak komt te vervallen. Partijen hebben in de re- en dupliek de Hoge Raad eenparig verzocht de kostenveroordeling ten aanzien van het salaris in overeenstemming met deze afspraak uit te spreken.1.2 De advocaat van [verweerster] heeft bij brief van 2 november 2009 de Hoge Raad verzocht zijn hierboven genoemde arrest overeenkomstig die afspraak te verbeteren, nu de aan de afspraak verbonden voorwaarde niet is vervuld. De advocaat van Montis heeft daarop gereageerd. De Procureur-Generaal is in de gelegenheid gesteld aanvullend te concluderen, maar heeft daarvan afgezien.
1.3 De Hoge Raad zal het verzoek inwilligen en de misslag in het arrest aldus verbeteren dat in het dictum daarvan voor het bedrag "€ 2.200,--" wordt gelezen "€ 10.000,--".
Lees het arrest hier.
Een bosje Sumcol 01
HvJ EG, 3 december 2009, conclusie A-G Mazák in zaak C-38/09, Ralf Schräder tegen Communautair Bureau voor plantenrassen (CBP).
Communautair kwekersrecht. Afwijzing van aanvraag voor communautair kwekersrecht voor plantenras ‚SUMCOL 01’ .Onderscheidbaarheid van kandidaat-ras. Elementen die in aanmerking kunnen worden genomen om algemene bekendheid van ras vast te stellen. (Zie ook eerdr arrest GvEA, IEF 7304: “Plantenras SUMCOL 01. Beoordelingsvrijheid CVPO. Afwijzing van aanvraag voor communautair kwekersrecht. Niet-onderscheidbaar kandidaat-ras. De plant bestaat al, kort gezegd.”). Eerst even voor jezelf lezen:
66. Uit de door Schräder genoemde passages van het bestreden arrest blijkt evenwel niet dat het Gerecht niet naar behoren rekening heeft gehouden met het onderscheid tussen de begrippen „ras” en „soort”. Veeleer heeft het Gerecht in punt 80 van het bestreden arrest erkend dat tot de soort Plectranthus ornatus vele rassen behoren en in punt 91 „het Zuid-Afrikaanse ras van de soort Plectranthus ornatus” vermeld.
67. Bovendien zij opgemerkt, voor zover Schräder aanvoert dat het Gerecht in punt 91 van het bestreden arrest ten onrechte heeft gesuggereerd dat Dr Codd in zijn werken een ras van Plectranthus ornatus in plaats van de overeenkomstige soort heeft beschreven, dat er op dit punt in elk geval geen absolute tegenstrijdigheid bestaat, aangezien elke soort – per definitie – enkel via zijn verschillende rassen kan bestaan, en een plantensoort om die reden niet gemakkelijk gedetailleerd kan worden beschreven los van de rassen die tot de soort behoren.
68. Gelet op het voorgaande lijkt het Gerecht mij het onderscheid tussen de begrippen „ras” en „soort” niet op die wijze onjuist te hebben opgevat dat zijn redenering tegenstrijdig is of gebrekkig door onjuiste conclusies.
Lees de conclusie hier.
De nieuwste rage
Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 2 december 2009, KG ZA 09-1122, Street Surfing LLC,Alcom Computer Products B.V.
Octrooirecht. EP Skateboard met richtingszwenkwiel (beter bekend als het zeer gerse waveboard). Eiser Street Surfing(een niet-ingeschreven licentiehouder) legt conservatoir douanebeslag op uit China afkomstige zending boards voor gedaagde Alcom en stelt dat gedaagde inbreuk maakt op het octrooi. Vorderingen toegewezen. Grensoverschrijdend verbod voor alle gedesigneerde landen. Eerst even kort:
4.30. Alcom heeft de inbreuk niet anders bestreden dan door het bij wijze van verweer betogen dat het octrooi geldigheid mist. Nu hiervoor is komen vast te staan dat voorshands van de geldigheid van het octrooi dient te worden uitgegaan, leidt zulks er toe dat Alcom naar voorlopig oordeel maakt inbreuk op de conclusies 1, 2, 3, 6 en 9 van EP 541. Alcom zal dan ook worden verboden direct inbreuk te maken op EP 541. Het verbod wordt versterkt met een dwangsom.
4.31. Een verbod tot indirecte octrooiinbreuk wordt afgewezen, omdat daarvoor stelplicht. Het gevorderde verbod voor betrokkenheid bij inbreuk wordt als te ruim en te onbepaald eveneens afgewezen.
4.32. Street Surfing vordert een grensoverschrijdend inbreukverbod jegens Alcom. Zij stelt daartoe dat de inbreukmakende producten via de website van Alcom in een razend tempo worden verkocht en de dreiging groot is dat Alcom, geconfronteerd met een verbod in Nederland, haar handel zal verplaatsen naar een afzetkanaal buiten Nederland. Deze stelling heeft Alcom onweersproken gelaten. Evenmin heeft zij verweer gevoerd tegen het verzochte grensoverschrijdende karakter van het verbod. Onder die omstandigheden.
Lees het vonnis hier. Lees hier "Hoe herken je een namaak waveboard "
Breakthrough for EU patent during the Swedish Presidency
It will be cheaper and easier for inventors and companies to protect their innovations in the EU. The EU Member States agreed today on the main elements of the EU patent and a single European Patent Court. The agreement represents a significant step towards a final solution for the EU patent.
On 4 December, the Competitiveness Council - under the leadership of Minister for Trade Ewa Björling - reached a unanimous agreement on the general focus of the European patent regulation and Council conclusions on a common European Patent Court. This is a political breakthrough in these negotiations, which have been going on for a long time now, and is a significant step towards a final agreement. The next step will be for the European Parliament to take a position on the proposal. The European Court of Justice will also need to state its opinion on the new European Patent Court.
"I am very pleased that we have finally seen a political breakthrough in these difficult negotiations that have gone on for so long. I am proud that the Council has now sent a clear and unambiguous signal to Europe's innovative companies that have long been calling for an improved patent system. The EU patent will make it much easier and cheaper to protect innovations in the EU. This will give European industry better opportunities to compete on the global market," says Minister for Trade Ewa Björling.
Lees hier meer.
Kazen uit Amsterdam
Vzr. Rechtbank ‘s-Gravenhage, 1 december 2009, KG ZA 09-1368, Westland Kaasspecialiteiten B.V. tegen X h.o.d.n. Y (met dank aan Godert van Rappard, NautaDutilh).
Merkenrecht. Eiser maakt op grond van (Gemeenschaps)merkregistraties OLD AMSTERDAM bezwaar tegen het in een marktkraam aanbieden door gedaagde van kaas (met, zwarte korst, net als de Old Amsterdamkaas) onder de aanduiding ‘Oud Amsterdam’. “Niet weersproken is dat bij een bestelling voor OLD AMSTERDAM eerstbedoelde merkloze kaas met zwarte korst wordt geleverd.”
Vorderingen toegewezen. Merkinbreuk “sub b” en “sub c” (kielzogvaren). De warenwettelijke aanduiding “Amsterdamse kaas” bestaat niet meer. Niet aannemelijk is geworden dat een zwarte korst gebruikelijk zou zijn voor hele oude kaas.
4.4. Niet voldoende steekhoudend bestreden is dat X in zijn marktkramen in Tilburg en Dordrecht kaas in zwarte korst verkoopt onder gebruikmaking van de tekens “Oude Amsterdam” en “Oud Amsterdam”, die geen door Westland Kaas met het merk OLD AMSTERDAM in het verkeer gebrachte kaas betreft, terwijl evenmin toestemming van Westland Kaas is verkregen voor het hanteren van de gewraakte tekens. Daarbij is voorshands aannemelijk geworden dat tevens “echte” kaas voorzien van het merk OLD AMSTERDAM (afkomstig van Westland) ter verkoop gereed ligt en origineel reclamemateriaal voor deze kaas in de marktkraam aanwezig is (zie bijvoorbeeld de onderste foto uit 2.6 aan de linker onderzijde). Niet weersproken is dat bij een bestelling voor OLD AMSTERDAM eerstbedoelde merkloze kaas met zwarte korst wordt geleverd.
(…)
4.6. Niet in geschil is dat het identieke waren, kaas, betreft. Het merk OLD AMSTERDAM stemt naar voorlopig oordeel visueel en begripsmatig – en in mindere mate ook auditief – zodanig overeen met de door of vanwege X gebruikte tekens “Oud(e) Amsterdam” – mede in aanmerking genomen de grote onderscheidende kracht van het Gemeenschapsmerk – dat daardoor verwarringsgevaar bij het publiek omtrent de herkomst voorshands aannemelijk is geworden. Dat is op zichzelf ook niet inhoudelijk bestreden door X. Dat levert dan ook in beginsel voorshands merkinbreuk “sub b” op. Als mee te wegen bijzondere omstandigheid van het onderhavige geval is voorshands ook aan te merken dat X de door hem onder de gewraakte tekens gevoerde kaas aanbiedt in zwarte korsten, waarin ook Westland Kaas haar OLD AMSTERDAM gemerkte kaas op de markt brengt. Dat dit soort korst gebruikelijk zou zijn voor hele oude kaas, zoals X stelt, maar niet onderbouwt, is in dit kort geding niet aannemelijk geworden.
4.7. Evenmin is bestreden dat het Gemeenschapswoordmerk OLD AMSTERDAM een bekend merk is in de zin van art. 9(1)(c) GMVo (hierna: "sub c"), hetgeen door Westland Kaas harerzijds voldoende aannemelijk is gemaakt met de feitelijke gegevens als vermeld in 2.4, en dat X door het aanprijzen van kaas in zwarte korst, niet zijnde vanwege Westland Kaas op de markt gebrachte kaas voorzien van het merk OLD AMSTERDAM, probeert in het kielzog te varen van het in de Benelux, althans in Nederland, bekende merk OLD AMSTERDAM en zodoende zonder geldige reden ongerechtvaardigd voordeel trekt uit het bekende merk van Westland Kaas. Alleen al dat levert voorshands in beginsel inbreuk “sub c” op. Daarbij wordt dan nog daargelaten dat X als "grote" marktpartij in de kaashandel in Nederland geen onbesproken reputatie geniet, waar Westland Kaas onvoldoende steekhoudend bestreden op wijst ter onderbouwing van de door haar gestelde afbreuk aan het onderscheidend vermogen van haar Gemeenschapsmerk en het aspect van reputatieschade. Deze andere pijler van de "sub c" inbreuk kan hier verder in verband met het vorenoverwogene blijven rusten.
4.8. X voert (…) als (enig) inhoudelijk verweer dat “Amsterdamse kaas” al sinds meer dan honderd jaar zou bestaan en voorzien zou zijn van een rijkskeurmerk “Amsterdam” en dat hij deze gewoon onder de aanduiding “Amsterdamse/Amsterdammer” – vergelijkbaar met “Goudse”, “Edamse” of “Leidse” kaas – zou mogen verkopen. (…)
4.9. Dit verweer wordt verworpen. Krachtens de nu geldende warenwettelijke regeling bestaat de aanduiding “Amsterdamse kaas” niet (meer). Alleen de aanduidingen “Goudse kaas”, “Edammer kaas” respectievelijk “Commissiekaas” of “Mimolette” zijn als zodanig in het economisch verkeer erkende aanduidingen voor soorten kaas.1 Voor zover het beroep van X aldus moet worden opgevat dat hij vanwege de beweerdelijk gebruikelijke typeaanduiding “Amsterdamse kaas” een geldige reden in de zin van art. 9(1)(c) GMVo zou hebben, faalt dit voorshands alleen al bij gebreke van dragende onderbouwing.
Lees het vonnis hier.
Auf dem „virtuellen“ Markt
GvEA, 3. December 2009, T-233/08, Iranian Tobacco tegen OHIM/AD Bulgartabac (Bahman) & T-245/08, Iranian Tobacco tegen OHIM/AD Bulgartabac (TIR 20 FILTER CIGARETTES)
Gemeenschapsmerk. Vervallenverklaring beeldmerken Bahman en TIR 20 FILTER CIGARETTES. Geen bewijs van gebruik, althans te laat aangevoerd.
29. Die Klägerin macht geltend, dass sie die fragliche Marke auf dem „virtuellen“ Markt, nämlich auf ihrer Internetseite für Zigaretten nutze.
Würdigung durch das Gericht: 31. Es genügt der Hinweis darauf, dass aus den Akten des Verfahrens vor dem HABM hervorgeht, dass die Klägerin während dieses Verfahrens nie die Ausführungen der Streithelferin zum Fehlen einer Benutzung der streitigen Marke in der Gemeinschaft bestritten hat. Dieser Klagegrund ist somit vor dem Gericht unzulässig, da es diesem obliegt, die Rechtmäßigkeit der von der Beschwerdekammer erlassenen Entscheidung dadurch zu überprüfen, dass es die von der Beschwerdekammer vorgenommene Anwendung des Gemeinschaftsrechts unter Berücksichtigung insbesondere der dieser vorliegenden tatsächlichen und rechtlichen Elemente einer Kontrolle unterzieht, es eine solche Kontrolle aber nicht dadurch ausüben kann, dass es neues Vorbringen berücksichtigt.
Daar een goed werknemer niet op deze wijze reageert
Rechtbank Arnhem, sector kanton, 12 oktober 2009, LJN: BK3997, Kennametal Nederland B.V. tegen werknemer
Auteursrecht. Ontslagprocedure. Werknemer wilde pensioeninkomsten aanvullen met nevenwerkzaamheden:
6. Kennametal verwijt [werknemer] onder meer dat hij voor eigen rekening ontwerpen dan wel tekeningen voor vijf projecten in opdracht van [bedrijf Y] en [bedrijf Z] met gebruikmaking van haar software heeft gemaakt. (…) [werknemer] (…) betwist niet dat hij deze ontwerpen, die hij kennelijk heeft gemaakt met behulp van de software van Kennametal, voor eigen rekening aan [bedrijf Z] heeft verzonden.
Voorts verwijt Kennametal [werknemer] dat enkele verzonden Kennametal-ontwerpen voorzien waren van het [bedrijf X]-logo op het Kennametal-logo, hetgeen een inbreuk op de merk- en auteursrechten van Kennametal oplevert. Volgens [werknemer] is dit juist wat betreft de als productie 15 bij het verzoekschrift overgelegde tekening, maar dat is een tekening van hem en [bedrijf Y] en daarom wilde hij de naam van Kennametal verwijderen. De voornoemde verwijten van Kennametal aan [werknemer] staan aldus tussen partijen vast. (…)
7 (…) De kantonrechter overweegt hieromtrent als volgt. (…) hij heeft meermalen onbevoegd gebruik gemaakt van de software van Kennametal, terwijl hij iedere werkdag bij het opstarten van zijn computer door middel van de onder 1.4 genoemde pop-up is gewaarschuwd dat dat niet is toegestaan en hij heeft eenmaal inbreuk gemaakt op het merk- en auteursrecht van Kennametal. Deze handelwijze van [werknemer] kan niet gerechtvaardigd worden door de afwijzing van zijn (herhaalde) verzoek om salarisverhoging, daar een goed werknemer niet op deze wijze reageert op een dergelijke, voor hem teleurstellende afwijzing. Dat volgens [werknemer] zijn handelwijze slechts een beperkte omzet voor [bedrijf X] en geen schade voor Kennametal heeft opgeleverd, doet niet af aan het geschonden vertrouwen. (…) Dit leidt ertoe dat het verzoek tot ontbinding op grond van veranderingen in de omstandigheden wordt toegewezen.
Lees het vonnis hier.
Na het intypen van de zoektermen
Rechtbank Amsterdam, 10 juni 2009, HA ZA 08-2659, Cruise Travel Nederland B.V. tegen Cruise Factory B.V. & Meul Holdings B.V. (met dank aan Arnoud Engelfriet)
Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Adwords. Gedaagde Cruise Factory maakt door het gebruik van de adwords 'cruise' en 'travel' geen inbreuk op het merkenrecht en handelsnaamrecht van eiser Cruise Travel. Gebruikelijke, beschrijvende begrippen, geen strijd met eerlijke gebruiken in nijverheid en handel, geen indruk van een commercieel verband, geen ongerechtvaardigd voordeel of afbreuk aan reputatie.
4.3. Ingevolge artikel 2.23 lid 1 aanhef en sub b BVIE omvat het uitsluitend recht van Cruise Travel- voor zover hier van belang niet het recht zich te verzetten tegen het gebruik door Cruise Factory c.s. van aanduidingen inzake soort of andere kenmerken van de door Cruise Factory aangeboden diensten. Cruise Factory biedt reizen aan, waaronder cruises. De woorden 'cruise' en 'travel' zijn aanduidingen inzake de door Cruise Factory aangeboden diensten. Dat deze woorden uit de Engelse taal afkomstig zijn, is in dit verband niet relevant. Cruise Travel heeft niet, althans niet gemotiveerd, betwist dat de Engelse taal in de reisbranche is ingeburgerd. De beide woorden zijn bij het relevante publiek bekend.
4.4. Cruise Travel zou zich tegen het gebruik door Cruise Factory c.s. van het adword "cruise travel" kunnen verzetten, indien dat gebruik in strijd is met eerlijke gebruiken in nijverheid en handel. Daarvan is de rechtbank niet gebleken. Met het opgeven van het (onzichtbare) adword 'cruise travel' wordt niet de indruk gewekt dat er een commerciële band bestaat tussen Cruise Travel en Cruise Factory c.s. Na het intypen van de zoektermen 'cruise travel' verschijnt in het gele kader boven de resultatenlijst de verwijzing naar de website van Cruise Factory. Over het gebruik van de betreffende aanduidingen op de site van Cruise Factory is niets gesteld. De achter elkaar ingetypte zoektermen 'cruise' en 'travel' zijn beschrijvend voor de door Cruise Factory aangeboden diensten. Om die reden zal het relevante publiek, op zoek zijnde naar een cruise, ze ook gebruiken. Het relevante publiek zal, gebruik makend van Google, niet de indruk hebben dat er een commercieel verband bestaat tussen de diverse ondernemingen die in de resultatenlijst verschijnen. Het weet dat het geconfronteerd zal worden met diverse aanbieders. Dit wordt niet anders omdat Cruise Factory, gebruik makend van de diensten die Google aanbiedt, boven de resultatenlijst in het gele kader verschijnt en Cruise Travel houdster is van een beeldmerk waarvan de beschrijvende woorden 'cruise' en 'travel' deel uitmaken.
4.5. De rechtbank zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de conclusie rechtvaardigen dat redelijkerwijs is te verwachten dat ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit of afbreuk wordt gedaan aan de reputatie van het merk van Cruise Travel. Cruise Travel heeft niet meer gedaan dan stellen dat dit het geval is. Het lag echter op haar weg aan te geven op grond waarvan te verwachten is dat ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit of afbreuk wordt gedaan aan de reputatie van haar merk. Zo wijst de rechtbank erop dat Cruise Travel een beeldmerk heeft geregistreerd, terwijl de aanduiding CRUISETRAVEL, die daarvan deel uitmaakt, beschrijvend is te achten, alsmede op het feit dat niets is gesteld over het gebruik van het gewraakte teken op de website van Cruise Factory (zo daarvan al sprake is).
4.6. De vorderingen van Cruise Travel dienen eveneens te worden afgewezen voor zover deze zijn gebaseerd op de artikelen 5 en 5a Huw. Voor de toepassing van beide bepalingen is vereist dat Cruise Factory de aanduiding 'cruise travel' als handelsnaam voert. Daarvan is geen sprake. Cruise Factory drijft haar onderneming onder de gelijkluidende handelsnaam. De rechtbank is niet gebleken van feiten en omstandigheden die kunnen leiden tot het oordeel dat zij tevens onder de handelsnaam Cruise Travel optreedt. Het enkele gegeven dat zij bij Google het adword 'cruise travel' heeft opgegeven is daartoe onvoldoende.
Lees het vonnis hier.