IEF 21272
2 april 2025
Artikel

DeLex zoekt juridisch redactioneel stagiair voor juli 2025 t/m september 2025

 
IEF 22687
8 mei 2025
Uitspraak

Rechter heft beslag op Swisslac-producten op: Pharmalys handelde in strijd met artikel 21 Rv

 
IEF 22686
8 mei 2025
Artikel

IViR Summer Course on Copyright Law and Policy

 
IEF 12669

BGH: Framing of embedden is geen inbreuk, toch prejudiciële vragen

BGH 16 mei 2013, I ZR 46/12 (Framing) - dossier zaak C-348/13.
BGH stelt dat embedden geen inbreuk is, maar stelt toch prejudiciële vragen. Het Landesgerichtshof München heeft, zoals het BGH, juist aangenomen dat de loutere koppeling van inhoud op een derde website gehoste werken met hun eigen website via "framing" in beginsel geen publiekelijk toegankelijk maken is in de zin van § 19a van de Duitse Auteurswet, omdat alleen de houder van de derde website bepaald of het werk toegankelijk blijft voor het publiek.

Echter een zodanige link kan, bij lezing van artikel 3 lid 1 Richtlijn 2001/29/EG, een inbreuk op een onbenoemd exploitatierecht zijn. Het BGH heeft daarom prejudiciële vragen gesteld of het 'embedden' van een werk dat op een derde internetsite staat op een eigen internetsite een openbaarmaking is in de zin van artikel 3 lid 1 Richtlijn 2001/29/EG.

Uit't persbericht:

Das Berufungsgericht hat zwar - so der Bundesgerichtshof - mit Recht angenommen, dass die bloße Verknüpfung eines auf einer fremden Internetseite bereitgehaltenen Werkes mit der eigenen Internetseite im Wege des "Framing" grundsätzlich kein öffentliches Zugänglichmachen im Sinne des § 19a UrhG darstellt, weil allein der Inhaber der fremden Internetseite darüber entscheidet, ob das auf seiner Internetseite bereitgehaltene Werk der Öffentlichkeit zugänglich bleibt. Eine solche Verknüpfung könnte jedoch bei einer im Blick auf Art. 3 Abs. 1 der Richtlinie 2001/29/EG zur Harmonisierung bestimmter Aspekte des Urheberrechts und der verwandten Schutzrechte in der Informationsgesellschaft gebotenen richtlinienkonformen Auslegung des § 15 Abs. 2 UrhG ein unbenanntes Verwertungsrecht der öffentlichen Wiedergabe verletzen. Der Bundesgerichtshof hat dem Gerichtshof der Europäischen Union daher die - auch unter Berücksichtigung der Rechtsprechung des Gerichtshofs nicht zweifelsfrei zu beantwortende - Frage vorgelegt, ob bei der hier in Rede stehenden Einbettung eines auf einer fremden Internetseite öffentlich zugänglich gemachten fremden Werkes in eine eigene Internetseite eine öffentliche Wiedergabe im Sinne des Art. 3 Abs. 1 der Richtlinie 2001/29/EG vorliegt.

Gestelde vraag:

Stellt die Einbettung eines auf einer fremden Internetseite öffentlich zugänglich gemachten fremden Werkes in eine eigene Internetseite unter Umständen, wie sie im Ausgangsverfahren vorliegen, eine öffentliche Wiedergabe im Sinne des Art. 3 Abs. 1 der Richtlinie 2001/29/EG dar, auch wenn das fremde Werk damit nicht für ein neues Publikum wiedergegeben wird und die Wiedergabe nicht nach einem spezifischen technischen Verfahren erfolgt, das sich von demjenigen der ursprünglichen Wiedergabe unterscheidet?

Onofficiële Engelse vertaling:

Where a third-party’s copyright-protected work is made available to the public on a third-party’s internet site, does the work’s embedding into a person’s own website, in circumstances such as those in the present case, constitute a communication to the public within the meaning of Article 3(1) of Directive 2001/29/EC, even where the work is not communicated to a new public, and the communication is not the result of a specific technological process distinct from that of the original communication?

Lees de uitspraak: Arrest.

Op andere blogs:
EU Law Radar

IEF 12657

Gerecht EU week 20

Merkenrecht. We beperken ons tot een wekelijks overzicht van de (voortgezette oppositie)beslissingen van het Gerecht EU. Ditmaal over:
A) Visuele en fonetische overeenstemming tussen IKFLT KRASNIK en FLT
B) Zekere complementariteit voor beeldmerken die een kip weergeven
C) Sprake van verwarringsgevaar tussen CA' MARINA en MARINA ALTA
D) FLUEGE.DE is beschrijvend voor de litigieuze diensten
E - F) Loutere registratie van domeinnaam partitodellaliberta.it geen bewijs voor commercieel gebruik
G) Gevaar voor verwarring ongeacht onderscheiden vermogen van ouder merk RIVER WOODS
H) Verwarringsgevaar uitgesloten tussen VORTEX en VORTEX
I) Geen normaal gebruik aangetoond ten aanzien goederen ALARIS
J) Geen onderscheidend vermogen woordmerk EQUIPMENT
K) Gevaar voor verwarring te duchten tussen sigarettenmerken met woordelement TRADITION
L) Geen normaal gebruik aangetoond voor ouder merk W. Amadeus Mozart
M) Geen verwarringsgevaar tussen gemeenschapsmerken die een hond afbeelden
N) Geen verwarringsgevaar tussen beeldmerken die twee verstrengelde sikkelvormige tekens weergeven

Gerecht EU 14 mei 2013, zaak T-19/12 (Fabryka Lozysk Tocznych-Krasnik / OHMI - Impexmetal (IKFLT KRASNIK)) - dossier
A) Gemeenschapsmerk – Beroep door de aanvrager van het beeldmerk met de woordelementen „IKFLT KRASNIK” voor waren van klasse 7 ingesteld en strekkende tot vernietiging van beslissing R 2475/20101 van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) van 27 oktober 2011 houdende verwerping van het beroep tegen de weigering van de oppositieafdeling om dat merk in te schrijven in het kader van de oppositie ingesteld door de houder van onder meer het gemeenschapsbeeldmerk met het woordelement „FLT” voor waren van klasse 7.

Het beroep wordt verworpen, er is sprake van visuele en fonetische overeenstemming tussen de betrokken tekens, voornamelijk gebaseerd op de zeer vergelijkbare aard van de combinatie van de letterst 'FLT'. Ze wekken een vergelijkbare algemene indruk.

54 Il découle de l’ensemble des considérations qui précèdent que, dans le cadre de l’appréciation globale du risque de confusion, la chambre de recours pouvait légalement conclure, en substance, que, compte tenu de l’identité et/ou la similitude entre les produits concernés ainsi que des similitudes visuelle et phonétique entre les signes en conflit, fondées essentiellement sur le caractère très similaire de la combinaison de lettres « fłt » qui figure dans chacune des marques en conflit et constitue l’élément distinctif et dominant de la marque demandée, les différences entre elles n’étaient pas suffisantes pour pouvoir exclure tout risque de confusion (point 30 de la décision attaquée). Partant, la chambre de recours pouvait également considérer à bon droit que le public pertinent, même doté d’une attention plus élevée, était amené à croire que les signes desdites marques provenaient de la même entreprise ou d’entreprises liées économiquement, la marque demandée étant une ligne de produits ou la marque modernisée de cette entreprise ou de ces entreprises (point 31 de la décision attaquée). En tout état de cause, hormis sa contestation des considérations de la chambre de recours portant sur les similitudes visuelle et phonétique des signes en conflit, la requérante n’avance aucun argument spécifique visant à contester le bien-fondé de son appréciation globale du risque de confusion, y compris de l’interdépendance des différents éléments, tant dominants que négligeables, desdits signes dans leur impression d’ensemble.

Gerecht EU 14 mei 2013, zaak T-249/11 (Sanco / OHMI - Marsalman (Représentation d'un poulet)) - dossier

B) Gemeenschapsmerk – Beroep ingesteld door de houder van een nationaal beeldmerk dat een kip weergeeft voor waren van de klassen 29 en 31, en strekkende tot vernietiging van beslissing        
R 1073/2010-2 van de tweede kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) van 17 februari 2011 houdende verwerping van het beroep tegen de beslissing van de oppositieafdeling tot gedeeltelijke afwijzing van verzoeksters oppositie tegen de aanvraag tot inschrijving van het beeldmerk dat een kip weergeeft voor waren en diensten van de klassen 29, 35 en 39.

De beslissing van de tweede kamer van beroep wordt vernietigd en het beroep wordt verworpen. Er is sprake van zekere complementariteit. De kamer van beroep heeft ten onrechte vastgesteld dat de waren en diensten helemaal niet soortgelijk waren. Er is sprake van een geringe soortgelijkheid, hetgeen met zich meebrengt dat de kamer van beroep de overeenstemming van de betrokken merken had moeten onderzoeken en het verwarringsgevaar globaal had moeten beoordelen, wat zij niet heeft gedaan. Verzoekers vordering, waarmee zij vraagt om weigering van de inschrijving moet aldus worden afgewezen.

62 Bij de beoordeling van de soortgelijkheid van de betrokken waren of diensten, diende de kamer van beroep rekening te houden met alle relevante factoren die het verband tussen de betrokken waren en diensten kenmerken. Ondanks het verschil tussen kippenvlees en levende kippen enerzijds, en transport, opslag en distributie van kippen anderzijds, met betrekking tot de aard, de bestemming, het gebruik en het concurrerende karakter ervan, had de kamer van beroep dus moeten vaststellen dat er sprake was van een zekere complementariteit. Wanneer rekening wordt gehouden met alle relevante factoren voor de beoordeling van de soortgelijkheid van deze waren en diensten, blijkt dat de kamer van beroep ten onrechte heeft vastgesteld dat deze waren en diensten helemaal niet soortgelijk waren.

69 In casu is dit echter niet het geval. De methodologische vergissing bij de in de punten 29 en volgende uiteengezette beoordeling van de soortgelijkheid van de waren en diensten, doordat niet op passende wijze rekening is gehouden met de complementariteit ervan, heeft tot gevolg dat het Gerecht zou moeten overgaan tot een beoordeling waarover de kamer van beroep geen standpunt heeft ingenomen. Zoals blijkt uit de punten 43 en volgende moet bovendien een, zij het geringe, soortgelijkheid van bepaalde betrokken waren en diensten worden vastgesteld, hetgeen met zich meebrengt dat de kamer van beroep de overeenstemming van de betrokken merken had moeten onderzoeken en het verwarringsgevaar globaal had moeten beoordelen, hetgeen zij niet heeft gedaan.

Gerecht EU 14 mei 2013, zaak T-393/11 (Masottina / OHMI - Bodegas Cooperativas de Alicante (CA' MARINA)) - dossier

IEF 12668

Behoorlijke motivering nagelaten, opnieuw aanhouden

Rechtbank Den Haag 15 mei 2013, HAZA 11-1501 (zaak 1) en HAZA 11-2134 (zaak II) (New Jet System S.A.S. tegen AVO Anthurium Vogels B.V. c.s. / AVO Anthuriums B.V. c.s. tegen New Jet System S.A.S. c.s.)
Vervolg op IEF 11897 (zie deze zaak voor details). In 't kort: Octrooirecht. Merkrecht. Ontbinding exclusieve licentieovereenkomst en wanprestatie. In het tussenvonnis van 17 oktober 2012 heeft de rechtbank iedere verdere beslissing aangehouden.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft New Jet, ondanks voldoende gelegenheid daartoe, nagelaten de gestelde vordering op Avo Anthurium Vogels behoorlijk te motiveren en het onderzoek naar de gegrondheid van de vordering belemmerd. De rechtbank acht het in strijd met de goede procesorde New Jet nader gelegenheid te bieden dit verzuim te herstellen. De vordering in zaak I in conventie wordt als onvoldoende gemotiveerd afgewezen. De beslissing zal wederom worden aangehouden tot ook over de vorderingen in reconventie en in zaak II kan worden beslist.

2.7. Gezien de hiervoor geschetste gang van zaken heeft New Jet, ondanks voldoende gelegenheid daartoe, nagelaten de gestelde vordering op Avo Anthurium Vogels behoorlijk te motiveren en het onderzoek naar de gegrondheid van de vordering belemmerd. De rechtbank acht het strijdig met de goede procesorde New Jet nader gelegenheid te bieden dit verzuim te herstellen.

2.8. De vordering in zaak I in conventie dient derhalve als onvoldoende gemotiveerd te worden afgewezen met veroordeling van New Jet in de proceskosten. De beslissing zal worden aangehouden tot ook over de vorderingen in reconventie en in zaak II kan worden beslist.

IEF 12667

Aankondiging ALAI Congres 2013

link

Aankondiging van het ALAI Congres 2013, dat zal plaatsvinden op maandag 16 t/m woensdag 18 september 2013. Het congres wordt gehouden in Cartagena en staat in het teken van: Dissemination and Management of Works of Authorship on the Internet: In honor of José Maria Torres Caicedo.

IEF 12666

Definitieve programma wetenschappelijk deel VvA: Auteurscontractenrecht

Link
Definitieve programma van wetenschappelijke deel van de ledenvergadering van de Vereniging voor Auteursrecht op vrijdag 24 mei 2013, aanvang 14.00 uur. Deze zal worden gehouden in 'Het Bethaniënklooster' Amsterdam. Het onderwerp van deze ledenvergadering: Auteurscontractenrecht.

Programma
14.00 -14.15    In memoriam Rob Stuijt door Paul Solleveld
Auteurscontractenrecht
14.15-14.30   Inleiding Kees Holierhoek, voorzitter studiecommissie auteurscontractenrecht
Thema I: Mededinging en cultuurpolitiek
14.30-15.15   Collectief onderhandelen - Moet cultuurpolitiek zwaarder wegen dan het mededingingsrecht?
                  Debat tussen Berend Jan Drijber en Pim van Klink
Pauze
15.15-15.30   Pauze
Thema II: Geschillencommissie
15.30-16.15   Heeft een geschillencommissie voor auteurscontracten toegevoegde waarde?
                  Debat tussen Niek van Lingen en Erwin Angad Gaur
Thema III: Artikel 45d - filmwerken
16.15-17.00   Debat tussen Hugo Klaassen en Jochem Donker
Discussie
17.00-17.20   Discussie met de zaal
Stemming
17.20-17.30   Stemming rapport studiecommissie: 'Reactie op wetsvoorstel auteurscontractenrecht - 2012'
Borrel
17.30               Borrel

IEF 12665

KRO hoeft Ryanair ruwe beelden interviews niet te overhandigen

Een redactionele bijdrage van Christien Wildeman, Kennedy Van der Laan.
KRO’s Brandpunt Reporter besteedde op 28 december 2012 en 3 januari 2013 aandacht aan de bedrijfscultuur van Ryanair en de mogelijke invloed daarvan op de veiligheid. Ryanair startte daarop een bodemprocedure, omdat zij meent dat Ryanair er in de uitzendingen ten onrechte openlijk van wordt beschuldigd de vliegveiligheid in gevaar te brengen door haar brandstofbeleid en door piloten ook te laten vliegen als ze ziek zijn. In de uitzendingen werden diverse betrokkenen geïnterviewd, onder wie een aantal anonieme Ryanair-piloten. Ryanair wilde via de rechter de beschikking krijgen over al het ruwe beeldmateriaal van die interviews, naar eigen zeggen omdat zij vermoedde dat de uitspraken van de geïnterviewden door de KRO uit de context zouden zijn gehaald.

In een tussenvonnis van 15 mei 2013 wijst de rechtbank Amsterdam deze vordering (ex artikel 843a Rv) van Ryanair af. De rechtbank heeft nog niet beslist over de (on)rechtmatigheid van de uitzendingen, daarover wordt verder geprocedeerd, maar Ryanair heeft volgens de rechtbank geen recht op het ruwe beeldmateriaal.

Om te beginnen stelt de rechtbank vast dat toewijzing van Ryanair’s vordering “volgens vaste rechtspraak een inmenging in de uitoefening van de vrijheid van meningsuiting als bedoeld in artikel 10 EVRM”.

Vervolgens maakt de rechtbank onderscheid tussen de herkenbaar in beeld gebrachte geïnterviewden en de anonieme piloten. Over die eerste groep stelt de rechtbank vast dat het vermoeden van Ryanair dat hun uitspraken uit de context zijn gehaald, wordt tegengesproken door de KRO ingebrachte verklaringen van de geïnterviewden. Daarom gaat de rechtbank niet mee in dat vermoeden van Ryanair.

Over de groep anonieme piloten oordeelt de rechtbank dat “de vordering tot afgifte van het ruwe beeldmateriaal ook strekt tot openbaarmaking van die journalistieke bronnen van de KRO”. Ryanair zou mogelijk op grond van dat ruwe materiaal de identiteit van haar werknemers kunnen achterhalen. Daarom acht de rechtbank grote terughoudendheid op zijn plaats. Een inbreuk op het recht op bronbescherming (dat voortvloeit uit artikel 10 EVRM) is volgens “vaste rechtspraak slechts gerechtvaardigd als een algemeen (of publiek) belang dat vereist”. Ryanair heeft niets gesteld waaruit zo’n algemeen belang kan worden afgeleid en de rechtbank oordeelt expliciet dat “haar eigen belang bij de bescherming van haar imago bij het grote publiek, daar niet onder [valt]”.

Tot slot weegt de rechtbank ook nog mee dat Ryanair andere mogelijkheden heeft om haar vermoeden dat de uitspraken uit de context zijn gehaald te staven (denk aan het horen van getuigen), waarbij – anders dan bij deze vordering tot afgifte – geen inbreuk hoeft te worden gemaakt op artikel 10 EVRM.

Zie in contrast met dit vonnis de – evident onjuiste – uitspraak inzake Pretium/TROS als gevolg waarvan de TROS uiteindelijk genoodzaakt was het ruwe beeldmateriaal aan Pretium te overhandigen (omdat de uitspraak waarin werd geoordeeld dat wel aan artikel 10 EVRM had moeten worden getoetst om formele redenen na verloop van tijd niet meer in de weg stond aan de plicht het materiaal te overhandigen).

De KRO wordt in deze procedure bijgestaan door Jens van den Brink en Emiel Jurjens.

Christien Wildeman

Op andere blogs:
Media Report, KRO hoeft Ryanair ruwe beelden interviews niet te overhandigen

IEF 12664

Ex-model sleept makers van tv-serie Mad Men voor de rechter

Bas Kist, Ex-model sleept makers van tv-serie Mad Men voor de rechter, NRC 15 mei 2013.

Een bijdrage van Bas Kist, Chiever.
Het bedrijf Lionsgate, de producent van de populaire tv-serie Mad Men, is in de Verenigde Staten voor de rechter gesleept door ex-fotomodel Gita Hall May. Volgens de 79-jarige May maakt Lionsgate inbreuk op haar rechten door in de intro van Mad Men een foto van haar te tonen. May eist schadevergoeding en stopzetting van het gebruik van haar foto.

In de intro van Mad Men is te zien hoe een zakenman naar beneden valt langs gevels en gebouwen uit de jaren vijftig. Daarbij worden ook advertenties en billboards uit die jaren getoond, niet alleen van bekende merken als Pan Am, Heinz, Zippo, IBM en Smirnoff, maar ook een reclame voor de haarspray Revlon. Voor deze laatste advertentie poseerde May ruim veertig jaar geleden. May is in de intro net iets meer dan een seconde in beeld.

May stelt dat zij nooit toestemming heeft gegeven om deze foto uit de advertentie ‘te plukken’ en hem vervolgens commercieel te gebruiken in de aftiteling van een tv-serie.

„De makers van deze serie hoopten er miljoenen mee te verdienen. Het werden miljarden”, aldus de advocaten van May. Dat ook de intro met de foto van het ex-fotomodel een bijdrage heeft geleverd aan het succes van deze geldmachine, blijkt volgens de advocaten uit het feit dat de serie een Emmy Award heeft gekregen voor een ‘Outstanding Main Title Design’.

Lionsgate is echter niet bereid het ex-model ook maar een centimeter tegemoet te komen. Vorige maand diende het bedrijf zijn verweer in bij de rechtbank van Los Angeles. De producent beroept zich op zijn vrijheid van meningsuiting.

Met het gebruik van deze jarenvijftigadvertentie te midden van ruim veertig andere advertenties uit dezelfde tijd zegt Lionsgate uitdrukking te willen geven aan de sfeer van de serie Mad Men. Ook het feit dat de foto van May slechts een seconde in beeld is en bovendien enigszins is bewerkt, maakt dat dit gebruik is toegestaan onder het Amerikaanse recht, aldus Lionsgate. Het is niet bekend wanneer de rechter uitspraak doet.

IEF 12663

Ontbeert de vereiste 'samenhang' met de hoofdvordering

Rechtbank Overijssel 15 mei 2013, HZ ZA 11-900 (Trebs B.V./Nearbor Limited tegen Food & Fun B.V. c.s.)
Uitspraak ingezonden door Wim Maas en Eelco Bergsma, Deterink.

Zie ook IEF 10393 en IEF 10680. In 't kort: Uitleg distributie- en vaststellingsovereenkomst. Merkenrecht. Partijen hebben op 22 april 2011 een samenwerkingsovereenkomst gesloten. Trebs heeft het Trebs logo op de Pizzarette doos aangebracht, terwijl deze met toestemming van Food & Fun c.s. in het verkeer is gebracht. In eerder gewezen zaken heeft Food & Fun c.s. gesteld dat Trebs en Nearbor inbreuk plegen op haar merkrecht. Bij vonnis in kort geding van 12 juli 2011, heeft de rechtbank de vorderingen van Food & Fun c.s. afgewezen en hen verboden de Pizzarette pizzaoven en/of andere (nieuwe) door hen zelf of in samenwerking met Trebs of Nearbor ontwikkelde producten te verkopen, te leveren, te importeren, te exporteren of in voorraad te houden. Bij arrest van 13 december 2011 heeft het hof Food & Fun c.s. veroordeeld onder verbeurte van een dwangsom. Thans vorderen Trebs en Nearbor dat er een voorlopige voorziening (verhoging dwangsom) wordt getroffen.

De rechtbank wijst het gevorderde af. De verlangde verhoging van de dwangsom en het maximum daarvan voor de duur van de procedure ontbeert daarbij de vereiste 'samenhang' met de hoofdvordering als bedoeld in lid 2 van artikel 223 Rv.

4.3. Mede gelet op hetgeen in de hoofdzaak wordt gevorderd, waarbij eisers geen dwangsom hebben verbonden aan de vordering sub II - welke vordering overeenkomst met hetgeen reeds in kort geding, bekrachtigd in hoger beroep, is toegewezen -, betreft het gevorderde in het incident in zoverre hoe dan ook niet een voorlopige voorziening die strekt tot (bij wege van 'voorschot') toewijzing van hetgeen in de hoofdzaak wordt gevorderd of van een gedeelte daarvan. De door eisers verlangde verhoging van de dwangsom en het maximum daarvan voor de duur van de procedure ontbeert daarbij de vereiste 'samenhang' met de hoofdvordering als bedoeld in lid 2 van artikel 223 Rv.

4.4. Overigens heeft het hof in zijn uitspraak in het incidenteel appel de destijds gevorderde dwangsom gematigd en gemaximeerd, in voege als hiervoor geciteerd in rechtsoverweging 2.1.4, waarbij ervan uit dient te worden gegaan dat die matiging en maximering weloverwogen is geschied, zodat - behoudens bijzondere omstandigheden die zijn gesteld noch gebleken - terughoudendheid op haar plaats is bij het nadien verhogen van die dwangsommen en het maximum daarvan.

IEF 12662

Amerikaanse Supreme Court doet uitspraak in Monsanto v. Bowman

Annemieke Kooy, Amerikaanse Supreme Court doet uitspraak in Monsanto v. Bowman, IE-Forum.nl IEF 12662.
Een bijdrage van Annemieke Kooy, Axon advocaten

1. Inleidende samenvatting
In de zaak Monsanto v. Bowman concludeerde het Supreme Court van de Verenigde Staten van Amerika op 13 mei 2013 dat er sprake was van inbreuk op Monsanto’s octrooi op de zogenaamde ‘Roundup ready’ sojaplant. Het hoogste gerechtshof veroordeelde de Amerikaanse boer Bowman tot betaling van 84.000,00 dollar. De uitputtingsclausule binnen het Amerikaanse octrooirecht is niet van toepassing op het produceren van nieuwe producten die onder octrooi vallen en het planten en oogsten van zaden is precies dat: het creëren van nieuwe producten.

Dit artikel is sterk ingekort, lees de opgemaakte versie hier.

3.    procedure
Monsanto sprak Bowman aan wegens handelen in strijd met octrooirecht nu Bowman zonder toestemming nieuwe sojabonen had gecreëerd die onder Monsanto’s octrooi zouden vallen. Bowman bracht hier tegen in dat hij met legaal verkregen sojabonen zou mogen doen wat hij wilde: het octrooirecht van Monsanto zou zijn uitgeput.

5.     tot slot
Het Supreme Court besluit het arrest met de waarschuwing dat de beslissing “is limited” en slechts ziet op het onderliggende geval. De uitspraak ziet niet op elke procedure “involving a self-replicating product. We recognise that such inventions are becoming more and more prevalent, complex, and diverse”. In een andere zaak zou er wel degelijk sprake kunnen zijn van een zelfreproductie buiten controle van de ‘legale’ koper van een product dat onder octrooi valt.

IEF 12661

Geheel van tekening en foto geldt als een parodie

Hof van beroep Gent 13 mei 2013, 2012/AR/2900 (politieke organisatie Groen Dwars tegen Pieter Aspe en tweede geïntimeerde)
Vervolg IEF 11865. Auteursrecht. Parodie. Betreft een omstreden verkiezingscampagnefolder die een afbeelding van misdaadauteur Pieter Aspe in spiegelbeeld heeft afgedrukt en bewerkt met een koffer waarop 'geen idee' staat. De centrale vraag is of er sprake is van een parodie. De rechter in eerste aanleg gaat niet mee in het parodie-verweer van Groen Dwars en veroordeelt haar onder verbeurte van een dwangsom. Groen Dwars gaat in hoger beroep.

Het Hof van beroep is van oordeel dat het geheel van tekening en foto geldt als een parodie. De foto is door Groen Dwars in de parodie gebruikt in het kader van dezelfde gemeenteraadsverkiezingen als die waarin de heer Van Aspe openlijk zijn steun betuigd heeft. De oorspronkelijke foto en de parodie dienden politieke doeleinden. Het beroep wordt gegrond verklaart.

Auteursrechtinbreuk
(...)De foto gebruikt door Dwars Groen vormt een geheel met het getekende figuurtje er vlak naast en met de vraagtekens die er boven geplaatst zijn. Dit geheel is origineel in de zin van de Auteurswet en van de rechtspraak van het Europees Hof van Justitie. Er zijn vrije keuzes gemaakt in het gebruik van één van de drie foto’s van de kalender in spiegelbeeld in combinatie met het getekende mannetje, de vraagtekens en de toegevoegde woorden. De eerste voorwaarde voor een parodie is vervuld.

Hoewel humor verbonden is met de persoonlijke smaak, kan uit het geheel van de compositie afgeleid worden dat de maker gepoogd heeft zijn of haar boodschap op een humoristische manier te brengen. In combinatie met de titel boven de foto, de tekening en de begeleidende tekst ernaast “De toekomst van Blankenberge en Uitkerke. Hallo! Welke toekomst?” blijkt de bedoeling om ironie over te brengen. De tweede voorwaarde om van een parodie te kunnen spreken, is vervuld.

De gebruikte foto met het getekende figuurtje en de toegevoegde woorden leveren met beelden kritiek op het beleid en / of het voorgestelde beleid en / of de verkiezingspropaganda van Open VLD. De vervanging van de woorden “koffers vol ideeën” door “geen idee” onder de titel van het artikel, de twee vraagtekens en naast de woorden “schuld armoede zonder werk” tonen aan dat het om kritiek gaat. Minstens hebben zij die bedoeling. Ook de derde voorwaarde voor een parodie is voldaan.

De maker van de illustratie nam niet meer vormelementen over uit de foto van de kalender dan strikt nodig was om de parodie te creëren. Hij of zij beperkte zich tot de overname van de meest linkse foto op de kalenderfoto en nam het spiegelbeeld ervan. Hij voegde die ene foto samen met een tekening en plaatste het geheel in een context met een tekst en titel. De woorden op de koffer werden gewijzigd. Ook de vierde voorwaarde is vervuld. Het onderscheid met de oorspronkelijke foto is zeer duidelijk. Er is geen verwarring mogelijk tussen het gebruikte gedeelte van de foto door Dwars Groen en het origineel van de foto, zoals op de kalender van Open VLD weergegeven.

(...) Verder is de heer A een bekend figuur, vooral op basis van de boeken die hij geschreven heeft. Zijn boeken werden ook verfilmd, met gebruik van zijn pseudoniem. Het is in belangrijke mate omwille van zijn bekendheid dat hij op de kalender voorkomt. (...) Met zijn bekendheid heeft hij Open VLD en haar gedachtengoed willen steunen. De context van de gemeente- en provincieraadsverkiezingen van 14 oktober 2012 is essentieel in de beoordeling van deze zaak. De foto is door Dwars Groen in de parodie gebruikt in het kader van diezelfde gemeenteraadsverkiezingen als die waarin de heer A openlijk zijn steun aan Open VLD betuigd heeft. De oorspronkelijke foto en de parodie dienden dus politieke doeleinden, meer bepaald het duidelijk maken van een standpunt aan de burger in het kader van democratische verkiezingen.
(...)
Deze laatste elementen vormen de keerzijde van de vorige overwegingen en wegen er niet tegen op. In een democratische verkiezingsstrijd is, binnen zekere grenzen, een vergelijking van programma’s door gebruik en hergebruik van beelden geoorloofd. Het is niet aangetoond dat de foto opnieuw gebruikt is met het oogmerk de auteur of de afgebeelde persoon te schaden. Het was wel de bedoeling het eigen partijprogramma te promoten, ten koste van dat van Open VLD. De grenzen van humor of milde spot of de welvoeglijkheid zijn niet overschreden. Het opzet om de auteur van de foto of het originele werk te schaden is niet aangetoond.